Etaamb.openjustice.be
Overeenkomst van 18 januari 2006
gepubliceerd op 29 maart 2006

Verordening tot wijziging van de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, 5° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2006022263
pub.
29/03/2006
prom.
18/01/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 JANUARI 2006. - Verordening tot wijziging van de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, 5° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994


Het Beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, Gelet op de wet van 24 februari 2003 betreffende de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid en betreffende de elektronische communicatie tussen ondernemingen en de federale overheid, gewijzigd door de wet van 22 december 2003, inzonderheid op artikel 4, § 2;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 80, 5°;

Gelet op de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, 5° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 1, 10, gewijzigd bij de verordeningen van 18 september 2002 en 15 september 2004, 18, gewijzigd bij de verordening van 15 september 2004, 30, § 2, 48, gewijzigd bij de verordening van 15 september 2004, 49, gewijzigd bij de verordening van 15 september 2004, 51, 52ter, ingevoegd bij de verordening van 18 september 2002, 52quater, ingevoegd bij de verordening van 18 september 2002, 52sexies, ingevoegd bij de verordening van 18 september 2002 en gewijzigd bij de verordening van 15 september 2004, en op de bijlage III, gewijzigd door de verordeningen van 18 september 2002, 16 april 2003 en 15 september 2004, de bijlage IV, gewijzigd door de verordening van 18 september 2002, de bijlage VIII en de bijlage XI, ingevoegd bij de verordening van 18 september 2002;

Na erover beraadslaagd te hebben tijdens de zittingen van 15 juni 2005, 16 november 2005 en 18 januari 2006, Besluit :

Artikel 1.Artikel 1, vierde lid, 1°, van de verordening van 16 april 1997 tot uitvoering van artikel 80, 5° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt vervangen door de volgende tekst : « 1° voor de gerechtigde die tijdens de kalendermaand die onmiddellijk voorafgaat aan deze gedurende dewelke de arbeidsongeschiktheid een aanvang heeft genomen, gedurende ten minste dertien werkdagen gecontroleerd onvrijwillig werkloze of erkend werkloze is geweest.

Voor de gerechtigde die aan die voorwaarde niet kan voldoen doordat ze zich vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid in een tijdvak van moederschapsbescherming bevond, wordt er geen carenstijd toegepast als ze tijdens de kalendermaand die onmiddellijk voorafgaat aan deze gedurende dewelke dat tijdvak een aanvang heeft genomen, gedurende ten minste dertien werkdagen gecontroleerd onvrijwillig werkloze of erkend werkloze is geweest; »

Art. 2.Artikel 10 van dezelfde verordening, gewijzigd bij de verordeningen van 18 september 2002 en 15 september 2004, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 10 § 1. Zodra de verzekeringsinstelling op de hoogte is van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid vraagt zij bij de werkgever de gegevens op die toelaten na te gaan of de voorwaarden nodig voor de toekenning van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn vervuld, en dit aan de hand van het inlichtingsblad waarvan het model conform is met het model in bijlage III en/of bij de uitbetalingsinstelling van de werkloosheidsuitkeringen via een elektronisch bericht waarvan de inhoud door het Beheerscomité is goedgekeurd.

In afwijking van het vorige lid moeten de ondernemingen die voor het inlichtingsblad vereenvoudigde modellen wensen te gebruiken, hiertoe een aanvraag indienen bij de leidend ambtenaar van de Dienst voor uitkeringen of bij de door hem aangestelde ambtenaar, die een beslissing zal nemen na onderzoek van elk voorstel. Het vereenvoudigd model mag niet afwijken van de inhoud, noch van de nummering en de chronologische volgorde van de rubrieken van het model, opgenomen in de bijlage III. De afwijkingen toegestaan voor modellen van het inlichtingsblad die golden vóór 1 januari 2006 nemen een einde op deze datum.

De werkgever stuurt de gegevens die vermeld staan op het inlichtingsblad bedoeld in het eerste lid door langs elektronische weg, volgens de voorwaarden bepaald bij de wet van 24 februari 2003 betreffende de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid en betreffende de elektronische communicatie tussen ondernemingen en de federale overheid, indien hij voor de elektronische drager heeft gekozen.

De werkgever en de uitbetalingsinstelling van de werkloosheidsuitkeringen sturen de gegevens door op vraag van de verzekeringsinstelling en dit vanaf de ontvangst van deze vraag; de werkgever kan de gegevens ook op eigen initiatief doorsturen. Indien de werknemer aanspraak kan maken op betaling van het gewaarborgd loon, worden de gegevens ten laatste bij het verstrijken van de periode gedekt door het gewaarborgd loon, doorgestuurd.

Indien de werkgever voor de elektronische drager heeft gekozen, wordt de aanvraag hem op dezelfde wijze bezorgd. Zo niet wordt het inlichtingsblad hem met de post toegestuurd. Indien de verzekeringsinstelling de identiteit van de werkgever niet kent, stuurt zij het inlichtingsblad naar de gerechtigde, die het daarna aan de werkgever bezorgt. § 2. De verzekeringsinstelling vraagt evenwel enkel om mededeling van de gegevens die moeten toelaten na te gaan of voldaan is aan de verzekeringsvoorwaarden voor de toekenning van de uitkeringen, indien die gegevens haar nog niet werden overgemaakt.

Het bewijs dat vereist is voor de toepassing van de artikelen 128 tot 131 van de gecoördineerde wet, kan volgen uit de loon- en arbeidstijdgegevens die voorkomen in de kwartaalaangiften bestemd voor de Rijksdienst voor sociale zekerheid of de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, of uit de gegevens die de werkgever aan de hand van het inlichtingsblad of de uitbetalingsinstelling van de werkloosheidsuitkeringen aan de hand van het in het eerste lid bedoelde elektronisch bericht hebben meegedeeld.

Dit bewijs kan ook volgen uit de gegevens die elektronisch door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening of de debiteur van de arbeidsongevallen- of beroepsziektenvergoedingen naar het netwerk van de sociale zekerheid worden doorgestuurd of uit de gegevens vermeld in de verklaring betreffende de in het kader van de sector uitkeringen van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gestelde voorwaarden van verzekering. § 3. Zodra zij op de hoogte is van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, bezorgt de verzekeringsinstelling de gerechtigde het luik gerechtigde van het inlichtingsblad, alsook een bewijs van arbeidshervatting conform het model in bijlage VIII. De gerechtigde stuurt het inlichtingsblad, dat hij naar behoren heeft ingevuld en ondertekend, zo snel mogelijk terug naar de verzekeringsinstelling. »

Art. 3.Artikel 18 van dezelfde verordening, gewijzigd bij de verordening van 15 september 2004, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 18.De gerechtigde bezorgt zijn verzekeringsinstelling binnen de acht dagen volgend op het einde van elke arbeidsongeschiktheid een bewijs conform het model in bijlage VIII, dat is ingevuld, gedateerd en ondertekend door zijn werkgever en waarin de datum is vermeld waarop de betrokkene de arbeid heeft hervat.

De werkgever kan de verzekeringsinstelling binnen dezelfde termijn de gegevens die vermeld staan op het bewijs van arbeidshervatting, elektronisch doorsturen volgens de voorwaarden bepaald bij de wet van 24 februari 2003 betreffende de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid en betreffende de elektronische communicatie tussen ondernemingen en de federale overheid.

Het bewijs kan eveneens op vraag van de verzekeringsinstelling worden doorgestuurd; in dat geval wordt de aanvraag via elektronische weg naar de werkgever verzonden, indien hij voor deze drager heeft gekozen; zo niet wordt het papieren formulier hem door de verzekeringsinstelling opgestuurd of door de gerechtigde bezorgd indien de verzekeringsinstelling de identiteit van de werkgever niet kent. Het bewijs wordt via dezelfde drager als de aanvraag verstuurd.

Indien de gerechtigde het werk heeft hervat vóór het einde van de periode tijdens dewelke hij het gewaarborgd loon ontvangt, verstuurt de werkgever ook een bewijs van arbeidshervatting op papieren of elektronische drager, als antwoord op een aanvraag voor een inlichtingsblad uitgaande van de verzekeringsinstelling of de gerechtigde.

Indien de gerechtigde de hoedanigheid van gecontroleerd werkloze heeft, deelt de uitbetalingsinstelling van de werkloos-heidsuitkeringen, op initiatief van de gerechtigde, aan de verzekeringsinstelling de datum van hervatting van de gecontroleerde werkloosheid mee, binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, aan de hand van een door het Beheerscomité goedgekeurd elektronisch bericht.

Gaat het om een spontane werkhervatting, dan verwittigt de administratieve dienst van de verzekeringsinstelling de adviserend geneesheer hiervan. Deze verwittigt de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle wanneer het gaat om een hervatting in het tijdvak van primaire ongeschiktheid. Hetzelfde geldt bij overlijden of pensionering van de gerechtigde. »

Art. 4.Artikel 30, § 3, a), van dezelfde verordening wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3. a) Voor de gerechtigde die bij toepassing van artikel 103 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 uitkeringen geniet over halve dagen, wordt het in § 1 of § 2 bedoelde gederfde loon vermenigvuldigd met een breuk met als teller het aantal halve werkloosheidsuitkeringen per week die werden toegekend of toegekend zouden zijn op basis van de theoretische wekelijkse uitkeringsregeling en met als noemer 12. »

Art. 5.In artikel 39, eerste lid, van dezelfde verordening worden de woorden « in toepassing van de artikelen 48 en 50 » vervangen door de woorden « in toepassing van artikel 48 ».

Art. 6.Artikel 48 van dezelfde verordening, gewijzigd bij de verordening van 15 september 2004, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 48.De formaliteiten die vervuld moeten worden voor het bekomen van de moederschapsuitkering bedoeld in artikel 114 van de gecoördineerde wet zijn deze vermeld in artikel 10. »

Art. 7.In artikel 49 van dezelfde verordening, gewijzigd bij de verordening van 15 september 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, tweede lid, wordt vervangen door het volgende lid : « De bepalingen van artikel 18 zijn van toepassing bij het einde van het tijdvak van moederschapsbescherming bedoeld in artikel 114 van de gecoördineerde wet.» 2° § 2, derde lid, wordt vervangen door het volgende lid : « De bepalingen van artikel 18 zijn van toepassing bij het einde van het alzo verlengde tijdvak van moederschapsbescherming.»

Art. 8.Artikel 51 van dezelfde verordening wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 51.De bepalingen van artikel 10 zijn eveneens van toepassing voor de gerechtigde die aanspraak wenst te maken op moederschapsuitkeringen tijdens het tijdvak van moederschapsbescherming bedoeld in artikel 114bis van de gecoördineerde wet, voor zover die betrekking hebben op die situatie.

De bepalingen van artikel 18 zijn van toepassing bij het einde van het voormelde tijdvak van moederschapsbescherming. »

Art. 9.In de titel van de afdelingen V en VI van hoofdstuk II van dezelfde verordening worden de woorden « vierde lid » vervangen door de woorden « vijfde lid ».

Art. 10.Artikel 52ter van dezelfde verordening, ingevoegd bij de verordening van 18 september 2002, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 52ter.De formaliteiten die vervuld moeten worden voor het bekomen van de uitkering voor vaderschapsverlof bedoeld in artikel 114, vijfde lid, van de gecoördineerde wet zijn deze vermeld in artikel 10.

De bepalingen van artikel 18 zijn van toepassing bij het einde van het voormelde tijdvak van vaderschapsverlof.

In de situatie, bedoeld in artikel 222 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996, moet de gerechtigde bij het einde van het vaderschapsverlof aan de verzekeringsinstelling een bewijsstuk van de verplegingsinstelling bezorgen waarin de datum wordt vermeld waarop de hospitalisatie van de moeder een einde heeft genomen. »

Art. 11.Artikel 52quater van dezelfde verordening, ingevoegd bij de verordening van 18 september 2002, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De werkgever bezorgt de betrokkene uiterlijk op de datum van uitbetaling van het loon een attest overeenkomstig het model in bijlage XI, dat het aantal halve uren borstvoedingspauze vermeldt toegekend aan de gerechtigde tijdens de verstreken periode, en het bedrag van het bruto-uurloon dat de betrokkene niet heeft ontvangen ingevolge de borstvoedingspauzes. De werkgever bevestigt met dit attest dat de betrokkene de bewijsstukken heeft overgemaakt die nodig zijn voor de toekenning van de voormelde pauzes.

De gerechtigde bezorgt dit attest, dat tevens als een aanvraag geldt voor uitbetaling, aan haar ziekenfonds.

De werkgever kan de gegevens van bijlage XI langs elektronische weg doorsturen, volgens de voorwaarden bepaald bij de wet van 24 februari 2003 betreffende de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid en betreffende de elektronische communicatie tussen ondernemingen en de federale overheid.

Het ziekenfonds doet de nodige verificaties en gaat over tot uitbetaling binnen de dertig dagen na de ontvangst van het attest. »

Art. 12.Artikel 52sexies van dezelfde verordening, ingevoegd bij de verordening van 18 september 2002 en gewijzigd bij de verordening van 15 september 2004 wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 52sexies.§ 1. De werknemer die aanspraak wenst te maken op de uitkering voor vaderschapsverlof, bedoeld in artikel 223bis van het koninklijk besluit van 3 juli 1996, moet hiertoe een aanvraag indienen bij zijn verzekeringsinstelling. Bij die aanvraag moet een uittreksel van de geboorteakte van het kind worden gevoegd.

De bepalingen van artikel 10 zijn ook van toepassing op de werknemer die aanspraak wenst te maken op de uitkering voor het voormelde vaderschapsverlof, voor zover die betrekking hebben op die situatie.

De vereiste gegevens moeten overgemaakt worden bij het einde van het vaderschapsverlof. § 2. De werknemer die aanspraak wenst te maken op de uitkering voor adoptieverlof bedoeld in artikel 223ter van het koninklijk besluit van 3 juli 1996, moet hiertoe een aanvraag indienen bij zijn verzekeringsinstelling. Opdat die aanvraag in aanmerking kan worden genomen, moet het kind deel uitmaken van het gezin van de werknemer.

Dit bewijs volgt uit de informatie, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, of bij gebrek daaraan, uit een document dat de inschrijving van het kind aantoont in het bevolkingsregister of in het vreemdelingen-register van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van zijn gezin.

De bepalingen van artikel 10 zijn ook van toepassing op de werknemer die aanspraak wenst te maken op de uitkering voor het voormelde adoptieverlof, voor zover die betrekking hebben op die situatie.

De bepalingen van artikel 18, eerste en derde lid zijn van toepassing bij het einde van de periode van voormeld adoptieverlof. »

Art. 13.De bijlage III, gewijzigd door de verordeningen van 18 september 2002, 16 april 2003 en 15 september 2004, de bijlage IV, gewijzigd door de verordening van 18 september 2002 en de bijlage VIII worden vervangen door de bijgevoegde bijlagen III, IV en VIII. De bijlage XI, ingevoegd bij de verordening van 18 september 2002, wordt vervangen door de bijgevoegde bijlage XI.

Art. 14.Deze verordening heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006, met uitzondering van de artikelen 11 en 13, tweede lid, die in werking treden op 1 april 2006 en de artikelen 2, 3, 6, 7, 8 en 10 die, waar ze betrekking hebben op de mededeling door de uitbetalingsinstelling van de werkloosheidsuitkeringen aan de hand van een elektronisch bericht, van de gegevens nodig voor de toekenning van de uitkeringen, van het bewijs vereist voor de toepassing van de artikelen 128 tot 131 van de gecoördineerde wet, evenals van de datum van hervatting van de gecontroleerde werkloosheid, in werking treden op de datum van effectieve inproduktiestelling van de voormelde elektronische berichten en ten laatste op 1 juli 2006.

In de tussenliggende periode blijven de bepalingen van de artikelen 10, 18, 48, 49, 51 en 52ter van de verordening van 16 april 1997, zoals zij van kracht waren vóór 1 januari 2006, verder van toepassing op de mededeling van de in het vorige lid bedoelde gegevens door de uitbetalingsinstelling van de werkloosheidsuitkeringen, aan de hand van de modellen hernomen in de bijlagen III, IV en VIII van deze verordening, die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2006.

De voorzitter, I. Van Damme.

De leidend ambtenaar, P. De Milt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij de verordening van 18 januari 2006.

De voorzitter, I. Van Damme.

De leidend ambtenaar, P. De Milt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij de verordening van 18 januari 2006.

De voorzitter, I. Van Damme.

De leidend ambtenaar, P. De Milt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij de verordening van 18 januari 2006.

De voorzitter, I. Van Damme.

De leidend ambtenaar, P. De Milt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij de verordening van 18 januari 2006.

De voorzitter, I. Van Damme.

De leidend ambtenaar, P. De Milt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij de verordening van 18 januari 2006.

De voorzitter, I. Van Damme.

De leidend ambtenaar, P. De Milt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij de verordening van 18 januari 2006.

De voorzitter, I. Van Damme.

De leidend ambtenaar, P. De Milt.

^