Etaamb.openjustice.be
Programmadecreet van 17 december 1997
gepubliceerd op 24 januari 1998

Programmadecreet houdende verschillende maatregelen inzake sociale actie en sportinfrastructuren

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
1998027026
pub.
24/01/1998
prom.
17/12/1997
ELI
eli/decreet/1997/12/17/1998027026/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 DECEMBER 1997. Programmadecreet houdende verschillende maatregelen inzake sociale actie en sportinfrastructuren (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Bepalingen betreffende de sociale actie HOOFDSTUK I. - Bepalingen betreffende de opvangcentra voor volwassenen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : - "administratie" : de diensten van de Waalse Regering; - "opvangcentra" : de natuurlijke of rechtspersonen die doorgaans begunstigden opvangen, bij wijze van overgangsmaatregel huisvesten en een aan hun moeilijkheden beantwoordende hulp verlenen, met uitzondering van de diensten, inrichtingen of instellingen die goedgekeurd of erkend zijn in het kader van een specifieke reglementering; - "begunstigden" : de personen van meer dan 18 jaar, die momenteel in de psychologische of materiële onmogelijkheid verkeren autonoom te leven en die een aanvraag tot huisvesting hebben ingediend bij een opvangcentrum, alsook hun kinderen ten laste die hen begeleiden; - "opvoedingsploeg" : het geheel van de personeelsleden van een opvangcentrum; - "inschakelings- en begeleidingsproject" : het geheel van de doelstellingen en van de middelen bepaald door een opvangcentrum om, in alle omstandigheden, de begunstigden te verwelkomen, hun kost en woning te verlenen en een aan hun toestand aangepaste maatschappelijke en psychologische begeleiding te verlenen, om ze te helpen met hun persoonlijke ontplooiing, hun economische en maatschappelijke inschakeling en hun autonomie. Dit project houdt in dat er samengewerkt moet worden (ook in partnership) met iedere andere privé- of overheidsdienst die aan de behoeften van de begunstigden zou kunnen beantwoorden. Afdeling 2. - Algemene erkenningsvoorwaarden

Artikel 2.Ieder opvangcentrum moet door de Regering erkend worden. De erkenning wordt voor een periode van één tot drie jaar verleend.

Art. 3.Alleen de natuurlijke of rechtspersonen die de volgende voorwaarden vervullen, kunnen erkend worden : 1° beschikken over lokalen die aan de door de Regering bepaalde voorschriften voldoen;2° de begunstigden opvangen en huisvesten zonder onderscheid van nationaliteit, geloof of overtuiging;3° het bewijs leveren dat het centrum in staat is medische en psychologische hulp te verlenen als die nodig is;4° zich aan het administratieve toezicht onderwerpen;5° de bijdrage van de begunstigden in hun onderhoudskosten mag niet hoger zijn dan twee derde van hun inkomsten; 6° de administratie jaarlijks in april een activiteitenverslag laten geworden, met o.a. : - een evaluatie van hun activiteit; - het aantal begunstigden voor het jaar; - het aantal huisvestingsaanvragen die in de loop van het jaar werden ingediend; - de duur van de huisvesting van de begunstigden. Afdeling 3. - Algemene subsidiëringsvoorwaarden

Art. 4.Met het oog op hun subsidiëring kunnen de erkende centra in vijf categorieën ingedeeld worden : - categorie I : van 2 tot 10 bedden; - categorie II : van 11 tot 15 bedden; - categorie III : van 16 tot 20 bedden; - categorie IV : van 21 tot 30 bedden; - categorie V : meer dan 30 bedden.

Art. 5.Om gesubsidieerd te worden moeten de erkende opvangcentra voor volwassenen de volgende voorwaarden vervullen : 1° deelnemen aan een inschakelings- en begeleidingsproject.Wanneer het opvangcentrum zich ten doel stelt doorgaans personen te huisvesten die begeleid zijn door één of meer kinderen of jongeren van minder dan 18 jaar, moet het inschakelings- en begeleidingsproject bovendien een specifiek deel bevatten met het opvoedingsproject en de nadere voorwaarden voor de begeleiding van de kinderen; 2° voor categorie III, 24 uur op 24 een telefoonwacht waarnemen en voor de categorieën IV en V, 24 uur op 24 een opvang door een personeelslid verzekeren;3° een regelmatige boekhouding voeren.Vanaf categorie III moet deze boekhouding gevoerd worden in overeenstemming met de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel of, als het om een openbare dienst gaat, in overeenstemming met de boekhoudingsregels die er van toepassing op zijn voor zover de ontvangsten en uitgaven van het opvangcentrum daardoor geïsoleerd kunnen worden; 4° bij de aankomst van iedere begunstigde een dossier aanleggen met de administratieve en sociale gegevens die hem aanbelangen, het op hem toegepaste inschakelings- en begeleidingsprogramma en de stukken die betrekking hebben op zijn evolutie alsook, indien het centrum het nodig acht, een dossier met de medische inlichtingen die hem betreffen;de gegevens die in deze dossiers voorkomen, worden behandeld met inachtneming van de bepalingen betreffende de bescherming van het privé-leven; 5° ten minste zes begunstigden huisvesten;6° minstens over het volgende personeel beschikken : - in categorie I : een voltijdse maatschappelijk assistent of maatschappelijk verpleger en een halftijdse opvoeder met minstens een diploma A2; - in categorie II : een voltijdse maatschappelijk assistent of maatschappelijk verpleger, een voltijdse directeur die houder is van een diploma van het hoger onderwijs op het gebied van de humane en/of economische wetenschappen of, bij gebreke hiervan, die het bewijs kan leveren van een ervaring van vijf jaar in een gelijkwaardig ambt op maatschappelijk gebied en twee opvoeders met minstens een diploma A2, één voltijdse en één halftijdse; - in categorie III : een voltijdse directeur die houder is van een diploma van het hoger onderwijs op het gebied van de humane en/of economische wetenschappen of, bij gebreke hiervan, die het bewijs kan leveren van een ervaring van vijf jaar in een gelijkwaardig ambt op maatschappelijk gebied, een voltijdse maatschappelijk assistent of maatschappelijk verpleger en twee voltijdse opvoeders met minstens een diploma A2; - in categorie IV : een voltijdse directeur die houder is van een diploma van het hoger onderwijs op het gebied van de humane en/of economische wetenschappen of, bij gebreke hiervan, die het bewijs kan leveren van een ervaring van vijf jaar in een gelijkwaardig ambt op maatschappelijk gebied, een voltijdse maatschappelijk assistent of maatschappelijk verpleger en drie voltijdse opvoeders met minstens een diploma A2; - in categorie V : een voltijdse directeur die houder is van een diploma van het hoger onderwijs op het gebied van de humane en/of economische wetenschappen of, bij gebreke hiervan, die het bewijs kan leveren van een ervaring van vijf jaar in een gelijkwaardig ambt op maatschappelijk gebied, een voltijdse maatschappelijk assistent of maatschappelijk verpleger en vier voltijdse opvoeders met minstens een diploma A2.

De Regering mag deze drempels nochtans verlagen indien de beschikbare begrotingskredieten zulks vereisen; 7° samengesteld zijn in de vorm van een vzw ofwel ingesteld of beheerd zijn door een openbare dienst.

Art. 6.Na advies van de erkennings- en adviescommissie kan de Regering, per schijf van tien bijkomende bedden vanaf het veertigste, één halftijdse opvoeder met minstens een diploma A2 toevoegen aan het basispersoneelsbestand van de centra van categorie V die erom vragen.

Het centrum moet zijn aanvraag indienen overeenkomstig artikel 12 en de verhoging van het begeleidingspersoneel verantwoorden t.o.v. het inschakelings- en begeleidingsproject.

Art. 7.§ 1. De erkende en gesubsidieerde centra mogen de begunstigden slechts huisvesten voor een periode van maximum 180 dagen over twaalf maanden. § 2. Op basis van een met redenen omklede aanvraag die minstens één maand voor het verstrijken van de in § 1 bedoelde termijn ingediend werd, kan de Regering de in § 1 bedoelde maximale termijn van 180 dagen verlengen indien behoorlijk vastgestelde buitengewone omstandigheden het verantwoorden.

Art. 8.De leden van de opvoedingsploeg moeten om de twee jaar een opleiding van minstens dertig uren per jaar volgen die in verband staat met het inschakelings- en begeleidingsproject van het opvangcentrum. De gekozen opleidingen moeten eerst door de Regering erkend worden.

Art. 9.De erkende en gesubsidieerde opvangcentra bezorgen de administratie jaarlijks in april de volgende gegevens m.b.t. het afgelopen kalenderjaar : 1° een evaluatieverslag van hun activiteiten, waarin o.a. melding wordt gemaakt van de bestaande of recente medewerkingen of partnerships; 2° een opgave met : - het aantal en de identiteit van de gehuisveste begunstigden; - het aantal huisvestingsaanvragen; - de duur van de huisvesting; 3° de exacte opgave van de in dienst zijnde personeelsleden, hun kwalificaties en hun wedde;4° de ontvangsten- en uitgavenrekeningen en de balans.

Art. 10.De erkende opvangcentra die aan de erkenningsvoorwaarden voldoen, kunnen door het Waalse Gewest gesubsidieerd worden volgens de door de Regering vastgestelde regels en binnen de perken van de begrotingskredieten.

De subsidies worden driemaandelijks en vooruit betaald.

De opvangcentra mogen niet in aanmerking komen voor andere openbare subsidies, die toegekend zouden worden voor dezelfde werkings- of personeelskosten als die welke gedekt worden door de op basis van dit hoofdstuk verleende subsidies.

De centra worden gesubsidieerd naar gelang van de categorie waarin ze ingedeeld zijn. Afdeling 4. - Goedkeurings- en erkenningsprocedure

Art. 11.De aanvraag om erkenning en, in voorkomend geval, om subsidiëring, moet bij aangetekende brief aan de Regering gericht worden.

Art. 12.Bij deze aanvraag dienen te worden gevoegd : 1° voor een erkennings- en subsidiëringsaanvraag : a) het inschakelings- en begeleidingsproject van het opvangcentrum;b) als de aanvraag een vzw betreft, een exemplaar van de statuten van het opvangcentrum en hun mogelijke wijzigingen, zoals verschenen in het Belgisch Staatsblad;c) een plan van de inrichting met de bestemming van de plaats;d) het aantal bedden per kamer;e) de naam en bevoegdheden van de leden van de opvoedingsploeg, alsook een beschrijving van hun functies en een afschrift van hun diploma's of van gelijkwaardige documenten;f) de naam van de verantwoordelijke van de inrichting, alsook een eensluidend afschrift van zijn diploma's en een getuigschrift van goed zedelijk gedrag;g) een verslag van de bevoegde dienst als bewijs dat het centrum voldoet aan de wetgeving inzake brandbestrijding;h) indien het centrum reeds gewerkt heeft, de in artikel 9 bedoelde documenten voor het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar van de aanvraag; i) een afschrift van de door het centrum gesloten verzekeringscontracten m.b.t. brand en burgerlijke aansprakelijkheid; j) indien het centrum reeds gewerkt heeft, een afschrift van het erkenningsbesluit;2° voor een erkenningsaanvraag alleen, de in de punten 1° c, d, e, f, g, i bedoelde documenten.

Art. 13.Voor elke aanvraag wordt een ontvangbewijs afgegeven. Indien de aanvraag onvolledig is, wordt de aanvrager binnen de maand verwittigd.

Het volledige dossier wordt voor inspectie naar de Administratie doorgezonden.

Het inspectieverslag moet binnen twee maanden na het ontvangbewijs naar de Regering en de secretaris van de erkennings- en adviescommissie gezonden worden.

Art. 14.Binnen drie maanden na de verzending van het inspectieverslag naar de secretaris van de erkennings- en adviescommissie, geeft deze commissie een met redenen omkleed advies aan de Regering over de conformiteit van het opvangcentrum met de voorwaarden van dit hoofdstuk en, in geval van subsidiëringsaanvraag, over de kwaliteit van het inschakelings- en begeleidingsproject.

Art. 15.Binnen de maand na de ontvangst van dat advies, deelt de Regering haar beslissing mee aan het betrokken opvangcentrum. Ze brengt de secretaris van de erkenningscommissie op de hoogte daarvan.

Art. 16.§ 1. Op verzoek van het opvangcentrum kunnen de erkenning en, in voorkomend geval, de subsidiëring verlengd worden. § 2. Het opvangcentrum moet haar aanvraag om verlenging minstens zes maanden vóór het verstrijken van de erkennings- of subsidiëringsperiode bij aangetekende brief indienen.

Het opvangcentrum behoudt zijn erkenning en blijft in voorkomend geval in aanmerking komen voor subsidies tot over de nieuwe aanvraag wordt beslist. § 3. Bij de verlenging van de erkenning kan het opvangcentrum op eigen verzoek door de Regering in een hogere of lagere categorie ingedeeld worden. § 4. De artikelen 5, 13 en 14 van dit decreet zijn, mutatis mutandis, van toepassing op elke aanvraag om verlenging van een erkenning. § 5. Het centrum dat, tijdens de duur van zijn erkenning die loopt tot de datum van indiening van de verlengingsaanvraag, een jaarlijks gemiddeld bezettingspercentage van 80 % van het minimum aantal bedden niet heeft bereikt in de categorie waarin het ingedeeld is, wordt ingedeeld in de categorie die overeenstemt met het jaarlijkse gemiddelde aantal huisvestingen per nacht tijdens deze periode. Afdeling 5. - Intrekking van de erkenning of de subsidiëring

Art. 17.De erkenning of de subsidiëring van het opvangcentrum kan na advies van de erkennings- en adviescommissie ingetrokken worden, indien één van de voorwaarden die respectievelijk voor de erkenning en de subsidiëring bepaald zijn, niet meer vervuld wordt, na een ingebrekestelling die de Regering aan het opvangcentrum meedeelt, en waarbij na overleg met hem wordt bepaald binnen welke termijn alle voorwaarden vervuld moeten worden.

Het voorstel wordt door de Regering aanhangig gemaakt bij de erkennings- en adviescommissie en moet haar binnen veertien dagen na het verstrijken van bovenbedoelde termijn een met redenen omkleed advies geven.

Bij de aanvraag om advies dient een uitvoerig verslag van de Administratie te worden gevoegd over de niet-naleving door het opvangcentrum van de in dit hoofdstuk bepaalde voorwaarden.

Art. 18.De beslissing van de Regering tot intrekking van de erkenning of de subsidiëring wordt bij aangetekende brief aan de verantwoordelijke van het opvangcentrum meegedeeld en ter informatie aan de voorzitter van de erkennings- en adviescommissie gezonden. Afdeling 6. - Erkennings- en adviescommissie

Art. 19.Er wordt een erkennings- en adviescommissie opgericht die een met redenen omkleed advies moet uitbrengen over iedere aanvraag om erkenning of om verlenging van een erkenning en, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, over iedere aangelegenheid i.v.m. dit hoofdstuk.

In juni bezorgt zij de Regering en de Waalse Gewestraad een verslag met o.a. een evaluatie van de sector van de opvangcentra, een lijst van de problemen die zich in de praktijk voordoen, en oplossingsvoorstellen.

Art. 20.De Regering benoemt de leden van de erkenningscommissie voor een vernieuwbare termijn van vier jaar. De commissie bestaat uit : 1° drie vertegenwoordigers van de Regering;2° een adviseur van Hulpverlening aan de Jeugd;3° zes vertegenwoordigers van de opvangcentra;4° een vertegenwoordiger van de Unie van de steden en gemeenten;5° een vertegenwoordiger van de moedertehuizen. Bovendien houden twee vertegenwoordigers van de administratie zitting met raadgevende stem.

De Regering wijst de voorzitter van de commissie onder haar leden aan.

Het secretariaat wordt waargenomen door één van de vertegenwoordigers van de administratie.

De commissie maakt een huishoudelijk reglement op dat door de Regering goedgekeurd moet worden.

Art. 21.De Regering bepaalt de vergoedingen die aan de leden van de commissie toegekend worden. Onverminderd de statutaire bepalingen die op hen toepasselijk zijn, hebben de vertegenwoordigers van de Regering en van de administratie krachtens dit hoofdstuk geen recht op een vergoeding.

Art. 22.Na de aanwijzing van de gewone leden benoemt de Regering de plaatsvervangende leden. Ieder plaatsvervangend lid mag slechts zitting hebben bij verhindering van een gewoon lid.

Art. 23.Indien een lid tijdens zijn mandaat de hoedanigheid verliest waarin hij aangewezen is, wordt hij vervangen. Het aldus aangewezen lid beëindigt het mandaat van de persoon die hij vervangt.

Art. 24.De commissie kan een beroep doen op deskundigen met raadgevende stem.

De ambtenaar die het inspectieverslag heeft opgesteld m.b.t. het opvangcentrum dat bij de dagorde betrokken is, moet gehoord worden als een advies over dit centrum moet worden uitgebracht. Afdeling 7. - Diverse bepalingen

Art. 25.Iedere persoon die een opvangcentrum leidt of organiseert dat huisvesting verleent aan begunstigden zonder een vergunning te hebben verkregen krachtens dit hoofdstuk, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en met een boete van F 1 000 tot F 3 000, of slechts met één van die straffen.

Art. 26.De Regering kan het in artikel 4 bedoelde aantal categorieën en het in artikel 5, 6°, bedoelde minimumpersoneel wijzigen, alsook de lijst van de in artikel 12 bedoelde documenten en het in artikel 16, § 5, bedoelde minimale bezettingspercentage.

Art. 27.De centra die op 1 oktober 1997 in aanmerking kwamen voor een door de Franse Gemeenschap verleende erkenning worden van rechtswege door het Waalse Gewest erkend onverminderd een verdere beslissing tot intrekking van erkenning in geval van niet-naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk.

Het vorige lid is op elk centrum van toepassing tot zijn door de Franse Gemeenschap verleende erkenning vervalt.

Art. 28.Het decreet van de Raad van de Franse Gemeenschap van 27 oktober 1994 betreffende de opvangcentra voor volwassenen wordt opgeheven. HOOFDSTUK II. - Speciaal Onderstandsfonds

Art. 29.De wet van 27 juni 1956 betreffende het Speciaal Onderstandsfonds, gewijzigd bij de wet van 3 april 1965, het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 en het decreet van 21 december 1992 houdende diverse maatregelen inzake cultuur, sociale zaken, onderwijs en begroting, wordt op 1 januari 1998 opgeheven.

Deze wet blijft echter van toepassing op de onderhouds- en behandelingskosten van de behoeftigen voor wie vóór 1 januari 1998 begrotingsmiddelen werden uitgetrokken.

De artikelen 11, 12 en 13 van voormelde wet zijn steeds van toepassing op de door het Speciaal Onderstandsfonds verleende tegemoetkomingen.

De woorden "ten behoeve van het Speciaal Onderstandsfonds" worden evenwel geschrapt in artikel 13 van voormelde wet.

TITEL II. - Bepalingen betreffende de sportinfrastructuren

Art. 30.Artikel 3 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 december 1976 tot regeling van de toekenning van toelagen voor bepaalde werken aan sportinstallaties, gewijzigd bij het decreet van de Franse Gemeenschap van 5 november 1986, wordt als volgt aangevuld : « Wat de door de gemeenten ingediende dossiers betreft, wordt dit bedrag verhoogd tot 85 % van de kosten van de gesubsidieerde werken aan sportinstallaties die in het kader van een buurtwerkproject voor iedereen toegankelijk zijn. » TITEL III. - Slotbepalingen

Art. 31.Dit decreet regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 127, § 1, en 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 32.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 1998.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 17 december 1997.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer, M. LEBRUN De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, B. ANSELME De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX De Minister van Onderzoek, Technologische Ontwikkeling, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^