Etaamb.openjustice.be
Programmadecreet van 23 februari 2006
gepubliceerd op 07 maart 2006

Programmadecreet betreffende de prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2006200752
pub.
07/03/2006
prom.
23/02/2006
ELI
eli/decreet/2006/02/23/2006200752/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 FEBRUARI 2006. - Programmadecreet betreffende de prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Agentschap voor economische stimulering en plaatselijke coördinatiestructuren

Artikel 1.§ 1. Er wordt een publiekrechtelijke vennootschap opgericht met als benaming "Agentschap voor economische stimulering", afgekort : "A.E.S.". § 2. Zonder haar burgerlijk karakter te verliezen wordt het "A.E.S." in de vorm van een naamloze vennootschap opgericht. Ze is onderworpen aan de wetgevingen en reglementeringen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen voor alles wat niet anders uitdrukkelijk voorzien is bij of krachtens dit decreet.

De faillissementswet van 8 augustus 1997, de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk concordaat en de artikelen 633, 634 en 645 van het Wetboek van vennootschappen zijn niet toepasselijk op het "A.E.S.". § 3. Het "A.E.S." heeft een minimaal maatschappelijk kapitaal van vijfhonderd duizend euro. Het is volledig volgestort. § 4. Het merendeel van het maatschappelijk kapitaal van het "A.E.S." is in handen van het Gewest.

Onverminderd de statutaire bepalingen of een andersluidende beslissing van het "A.E.S." mag elke rechtspersoon participaties nemen in het kapitaal van het "A.E.S". De participatie in het kapitaal behoeft de goedkeuring van de Regering. § 5. De maatschappelijke zetel van het "A.E.S." is gevestigd in Luik. § 6. De statuten van het "A.E.S." en de wijzingen ervan worden onderworpen aan de goedkeuring van de Regering.

Art. 2.§ 1. Het "A.E.S." is belast met de uitbouw van het beleid voor economische stimulering in het Waalse Gewest.

Onder beleid voor economische stimulering wordt verstaan het geheel van de acties die de overheid onderneemt voor de valorisatie en de ontwikkeling van de gebiedseigen potentialiteiten van een territoriaal bestuur zowel op economisch als industrieel gebied. § 2. In het kader van de uitoefening van het door de Regering bepaalde beleid voor economische stimulering vervult het "A.E.S." de volgende opdrachten : 1° een meerjarig programma uitwerken, voorstellen en uitvoeren voor de begeestering en de begeleiding van de vennootschappen;2° de meerjarige programma's voor de economische stimulering coördineren, die krachtens artikel 13 door de plaatselijke coördinatiestructuren overgemaakt zijn 3° een meerjarig programma uitwerken, voorstellen en uitvoeren voor het gevoelig maken voor het ondernemerschap en voor de oprichting van ondernemingen;4° de door het Gewest gesubsidieerde operatoren inzake de begeestering en de begeleiding van vennootschappen in een netwerk bijeenbrengen;5° voorlichtings-, bijstands- en coördinatie-acties ondernemen inzake de schepping van activiteiten en de differentiëring, met name pre-startpremies en consulting-premies;6° overgaan tot de evaluatie van de acties voor de begeestering en de begeleiding van de vennootschappen die gevoerd zijn in het kader van het beleid voor economische stimulering, met name via tevredenheidsonderzoeken bij de rechthebbende vennootschappen;7° overeenkomstig artikel 13 advies uitbrengen aan de Regering over elke aanvraag om erkenning als plaatselijke coördinatiestructuur;8° het toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden van de plaatselijke coördinatiestructuren verrichten;9° adviezen uitbrengen en aanbevelingen doen aan de Regering over elke kwestie betreffende de economische stimulering;10° elke andere opdracht gebonden aan de economische stimulering aannemen, die door de Regering toevertrouwd is en die de economische ontwikkeling van het Waalse Gewest als doel heeft. De Regering is ertoe gemachtigd om de uitvoeringsmodaliteiten van het deel of een gedeelte van de in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde opdrachten nader te bepalen. § 3. Een protocol zal de samenwerking regelen die tussen het "A.E.S." en de diensten van de Regering belast met de uitvoering van het economische beleid van het Waalse Gewest zal ontstaan. § 4. Het "A.E.S." voert de opdrachten uit die haar ten opzichte van haar maatschappelijk doel bij decreet of door de Regering overgedragen zijn op de wijze bepaald door deze laatste.

De verrichtingen van het "A.E.S." betreffende deze gemachtigde opdrachten worden afzonderlijk in haar rekeningen vermeld.

Art. 3.§ 1. De raad van bestuur van het "A.E.S." bestaat uit leden die door de Regering worden benoemd en die als volgt verdeeld worden : 1° zes bestuurders die rechtstreeks door de Regering worden benoemd wegens hun bevoegdheden inzake economie en economische stimulering;2° vier bestuurders benoemd op gezamenlijk voorstel van de Regering en van de representatieve werkgeversorganisaties zoals bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 25 mei 1983 wijzigende, wat betreft de Regionale Economische Raad voor Wallonië, de kader-wet van 15 juli 1970 houdende organisatie van de planificatie en de economische decentralisatie en een Economische en Sociale Raad voor het Waalse Gewest invoerende;3° een bestuurder benoemd op voorstel van de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Wallonie-Développement";4° een bestuurder benoemd op voorstel van het economisch samenwerkingsverband van de ondernemings- en innovatiecentra. § 2. Elke aandeelhouder die minstens 5 % van het maatschappelijk kapitaal van het "A.E.S." bezit, kan een bijkomende bestuurder voordragen.

Art. 4.De voorzitter van de raad van bestuur wordt op eensluidend advies van de Regering aangewezen onder de leden bedoeld in artikel 3, § 1, 1°.

De ondervoorzitter van de raad van bestuur wordt op eensluidend advies van de Regering aangewezen onder de leden bedoeld in artikel 3, § 1, 2°.

Art. 5.Het mandaat van de bestuurder loopt vijf jaar.

Als een mandaat van bestuurder openstaat, wordt het voleindigd door zijn vervanger.

Art. 6.§ 1. Het dagelijkse beheer van het "A.E.S." alsmede haar vertegenwoordiging in het kader van dit beheer worden waargenomen door een directeur.

Bij tijdelijke ontstentis wordt de directeur vervangen door een door hem aangewezen adjunct. § 2. De functie van directeur is onverenigbaar met die van bestuurder van het "A.E.S.".

Art. 7.De directeur van het "A.E.S." en de directeur van het Agentschap voor technologische stimulering hebben zitting met raadgevende stem binnen de raad van bestuur.

Het secretariaat van de raad van bestuur wordt door de directeur van het "A.E.S." waargenomen.

Art. 8.De statuten moeten voorzien in de organisatie van een oriëntatiecomité bestaande uit de vertegenwoordigers van de vakbondsorganisaties vertegenwoordigd in het bureau van de "Conseil économique et social de la Région Wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest), van de voorzitter van de raad van bestuur en van de directeur.

Art. 9.De financiële bronnen van de "A.E.S" zijn afkomstig van : 1° toelagen ten laste van de begroting van het Waalse Gewest;2° toelagen van publiekrechtelijke rechtspersonen;3° de opbrengst van haar activiteiten en van haar vermogen;4. giften en legaten.

Art. 10.Het "A.E.S." is onderworpen aan de controle van de Regering door bemiddeling van twee Regeringscommissarissen.

De Regering bepaalt de toelage die hun wordt toegekend. Deze toelage is ten laste van het "A.E.S." .

Art. 11.Het toezicht op de financiële toestand, op de jaarrekeningen en op de regelmatigheid ten opzichte van het Wetboek der venootschappen en van de statuten van het "A.E.S." wordt toevertrouwd aan verschillende commissarissen die lid zijn van het instituut der bedrijfsrevisoren.

Art. 12.De band tussen het "A.E.S." en de leden van haar personeel is van contractuele aard.

Art. 13.§ 1. Een plaatselijke coördinatiestructuur die de bestaande openbare en particuliere diensten voor economische stimulering omvat, wordt na advies van het "A.E.S." door de Regering erkend in elke van de geografische gebieden bepaald in § 2 van dit artikel.

De Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure voor de erkenning van de plaatselijke coördinatiestructuren.

De plaatselijke coördinatiestructuren zijn de gesprekspartners en de bevoorrechte plaatselijke bemiddelaars van de Regering en van het "A.E.S." wat betreft de uitvoering en de ontwikkeling van het beleid voor economische stimulering van het Gewest. Ze voeren de opdrachten uit inzake de informatieverstrekking aan, de begeestering van en de buurtbegeleiding bij de vennootschappen die van hen afhangen. In dat kader voeren ze de acties uit die onder het toepassingsgebied van de bepaling van economische stimulering zoals bepaald in artikel 2, § 1, vallen.

Om in aanmerking te komen voor de openbare financiering in de uitvoering van die opdrachten maken de plaatselijke coördinatiestructuren het "A.E.S." een meerjarig programma voor economische stimulering van de vennootschappen die van hen afhangen, over, waarin de onderkende behoeften en de verstrekte antwoorden op het vlak van acties, operatoren en begrotingen, omschreven worden.

De regering keurt na advies van het "A.E.S." de meerjarige programma's voor economische stimulering goed. § 2. Een plaatselijke coördinatiestructuur wordt erkend in elke van de provincies Waals-Brabant, Luik, Namen en Luxemburg.

Twee plaatselijke coördinatiestructuren worden in de provincie Henegouwen erkend. De Regering bepaalt er de respectievelijke omtrek van. HOOFDSTUK II. - Agentschap voor technologische stimulering

Art. 14.§ 1. Er wordt een vennootschap van publiek recht opgericht met als benaming "Agence de stimulation économique (Agentschap voor technologische stimulering)", afgekort : "A.T.S.". § 2. Zonder zijn burgerlijk karakter te verliezen wordt het "A.T.S." in de vorm van een naamloze vennootschap opgericht. Deze vennootschap is onderworpen aan de wetgevingen en reglementeringen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen voor alles wat niet anders uitdrukkelijk voorzien is bij of krachtens dit decreet.

De faillissementswet van 8 augustus 1997, de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk concordaat en de artikelen 633, 634 en 645 van het Wetboek der vennootschappen zijn niet toepasselijk op het "A.T.S". § 3. Het "A.T.S." heeft een minimaal maatschappelijk kapitaal van vijfhonderdduizend euro. Het is volledig volgestort. § 4. Het merendeel van het maatschappelijk kapitaal van het "A.T.S." is in handen van het Gewest.

Onverminderd de statutaire bepalingen of een andersluidende beslissing van het "A.T.S." mag elke rechtspersoon participaties in het kapitaal van het "A.T.S" nemen. De participatie in het kapitaal behoeft de goedkeuring van de Regering. § 5. De maatschappelijke zetel van het "A.T.S." is gevestigd in Luik. § 6. De statuten van het "A.T.S." en de wijzigingen ervan worden aan de goedkeuring van de Regering onderworpen.

Art. 15.In het kader van de uitoefening van het door de Regering bepaalde beleid voor technologische stimulering vervult het "A.T.S." de volgende opdrachten : 1° de structurering van het Waals landschap inzake bemiddeling;2° het voorstel van het programma van technologische stimulering voor het Waalse Gewest;3° de coördinatie en de tenuitvoerlegging van het programma van technologische stimulering voor het Waalse Gewest goedgekeurd door de Regering;4° de technologische bemiddeling inzake "initiatie van activiteiten", namelijk de samenwerking met het Agentschap voor economische stimulering;5° het organiseren van een netwerk voor de drie grote operatorengroepen, namelijk de universitaire valorisatoren, de technologische begeleiders in de onderzoekscentra en de technologische adviseurs;6° het opmaken van overeenkomsten voor de operatorengroepen en, desgevallend, de afsluiting ervan;7° de opvolging en de evaluatie van de overeenkomsten bedoeld in 6°;8° het opstellen van de hulpmiddelen voor de interne werking van het netwerk;9° de oriëntatie en de opvolging van de externe aanvragen naar de operatoren;10° de organisatie en de verspreiding van informatie over het bemiddelingsaanbod in het Waalse Gewest;11° de definitie van de criteria voor de erkenning van operatoren in het kader van de bemiddeling en de erkenning ervan;12° het op peil brengen van de operatoren bedoeld in 5° en hun begeleiding; 13°de omschrijving van het profiel van de operatoren bedoeld in 5°; 14° elke door de Regering toevertrouwde opdracht in verband met technologische stimulering en die de technologische ontwikkeling van het Waalse Gewest als doel heeft;15° adviezen uitbrengen en aanbevelingen doen aan de Regering over elke kwestie betreffende de technologische innovatie. Het "A.T.S." mag elke handeling uitvoeren in verband met die opdrachten.

Het "A.T.S." ontwikkelt elke vorm van samenwerking met openbare of particuliere partners in verband met zijn opdrachten.

Een protocol zal de samenwerking regelen tussen het "A.T.S." en de diensten van de Regering belast met technologieën en onderzoek.

Art. 16.§ 1. Het "A.T.S." wordt bestuurd door een raad van bestuur bestaande uit leden die door de Regering worden benoemd en die als volgt verdeeld worden : 1° zes overheidsbestuurders die rechtstreeks door de Regering worden benoemd wegens hun bevoegdheden inzake technologische stimulering;2° drie personen ter vertegenwoordiging van verschillende industriële sectoren benoemd op gezamenlijke voordracht van de Regering en van de representatieve werkgeversorganisaties zoals bedoeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 25 mei 1983 wijzigende, wat betreft de Regionale Economische Raad voor Wallonië, de kaderwet van 15 juli 1970 houdende organisatie van de planificatie en de economische decentralisatie en een Economische en Sociale Raad voor het Waalse Gewest invoerende;3° een persoon ter vertegenwoordiging van de erkende collectieve onderzoekscentra overeenkomstig artikel 4bis van het decreet van 5 juli 1990 over steun en bijdrage van het Waalse Gewest voor onderzoek en technologie;4° een persoon ter vertegenwoordiging van het netwerk "Liaison Entreprises Universités" (samenwerking bedrijven universiteiten);5° een persoon ter vertegenwoordiging van de sector technologisch advies. § 2. Elke aandeelhouder die minstens 5 % van het kapitaal in handen heeft, mag een bijkomende bestuurder voordragen. § 3. De voorzitter van de raad van bestuur wordt op eensluidend advies van de Regering aangewezen onder de leden bedoeld in paragraaf 1, 1°.

De vice-voorzitter van de raad van bestuur wordt op eensluidend advies van de Regering aangewezen onder de leden bedoeld in paragraaf 1, 2°.

Art. 17.Het mandaat van de bestuurder loopt vijf jaar.

Als een mandaat van bestuurder openstaat, wordt het voleindigd door zijn vervanger.

Art. 18.§ 1. Het dagelijkse beheer van het "A.T.S." alsmede de vertegenwoordiging ervan in het kader van dit beheer worden waargenomen door een directeur.

Bij tijdelijke ontstentenis wordt de directeur vervangen door een door hem aangewezen adjunct. § 2. De functie van directeur is onverenigbaar met die van bestuurder van het "A.T.S.".

Art. 19.De vergaderingen van de raad van bestuur van het "A.T.S." worden met raadgevende stem bijgewoond door : 1° de directeur van het "A.T.S."; 2° twee personeelsleden van de diensten van de Regering die belast zijn met onderzoek en economie, aangewezen door de Regering; 3° de directeur van het "A.E.S.".

Het secretariaat van de raad van bestuur wordt door de directeur van het "A.T.S." waargenomen.

Art. 20.De raad van bestuur richt een stuurcomité op en stelt de leden van dit comité aan. Hij kan dit comité met name verzoeken om een advies uit te brengen over wetenschappelijke en technische beslissingen die genomen moeten worden.

Art. 21.De statuten moeten voorzien in de organisatie van een oriëntatiecomité bestaande uit de vertegenwoordigers van de vakbondsorganisaties vertegenwoordigd in het bureau van de "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest), van de voorzitter van de raad van bestuur en van de directeur.

Art. 22.De financiële bronnen van het "A.T.S" zijn afkomstig van : 1° toelagen ten laste van de begroting van het Waalse Gewest;2° toelagen van publiekrechtelijke rechtspersonen;3° de opbrengst van haar activiteiten en van haar vermogen;4° giften en legaten.

Art. 23.Het "A.T.S." is onderworpen aan de controle van de Regering door bemiddeling van twee Regeringscommissarissen.

De Regering bepaalt de toelage die hen wordt toegekend. Deze toelage is ten laste van het "A.T.S.".

Art. 24.Het toezicht op de financiële toestand, op de jaarrekeningenen en op de regelmatigheid ten opzichte van het Wetboek der venootschappen en van de statuten van het "A.T.S." wordt toevertrouwd aan verschillende commissarissen-revisors die lid zijn van het instituut der bedrijfsrevisoren.

Art. 25.De band tussen het "A.T.S." en de leden van zijn personeel is van contractuele aard. HOOFDSTUK III. - Bepalingen gemeen aan de hoofdstukken I en II

Art. 26.Artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder wordt aangevuld als volgt : « 34° het Agentschap voor economische stimulering; "35° het Agentschap voor technologische stimulering. »

Art. 27.Artikel 3, § 1, van het decreet van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissarissen wordt aangevuld als volgt : « 33° het Agentschap voor economische stimulering; 34° het Agentschap voor technologische stimulering.»

Art. 28.Het Agentschap voor economische stimulering en het Agentschap voor technologische stimulering voeren hun opdrachten uit overeenkomstig de regels, de prioritaire doelstellingen, richtlijnen en evaluatiemodaliteiten die vastliggen in de met de Regering gesloten beheersovereenkomst.

De modaliteiten inzake het afsluiten van deze respectievelijke beheersovereenkomsten en de essentiële regels die er betrekking op hebben, worden bepaald door de Regering.

Art. 29.In artikel 1, § 2, van het decreet van 19 december 2002 houdende invoering van een financiële centralisatie van de thesaurieën van de Waalse instellingen van openbaar nut, gewijzigd bij de decreten van 18 december 2003 en 1 april 2004 wordt een lid toegevoegd luidend als volgt : « Voor het Agentschap voor economische stimulering en het Agentschap voor technologische stimulering is dit artikel toepasselijk op de financiële middelen voortvloeiend uit toelagen ten laste van de begroting van het Waalse Gewest. »

Art. 30.De raden van bestuur van het Agentschap voor economische stimulering en van het Agentschap voor technologische stimulering stellen jaarlijks, in de loop van het eerste semester, elk binnen zijn bevoegdheid, een activiteitenverslag van het vorig jaar op. Dit verslag wordt door hen aan de "Conseil économique et social de la Région wallonne " voorgelegd. Laatstgenoemde kan zijn opmerkingen binnen dertig dagen overmaken. Het verslag wordt, in voorkomend geval samen met de opmerkingen van de "Conseil", aan de Regering overgemaakt. De Regering stuurt het verslag naar de Waalse Gewestraad binnen een maand na ontvangst ervan. HOOFDSTUK IV. - Vrijstelling van de onroerende voorheffing op het materiaal en het gereedschap

Art. 31.Artikel 253 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992,vervangen bij de wet van 6 juli 1992, vervangen bij de wet van 6 juli 1994 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, alsmede bij de decreten van 6 december 2001, 22 oktober 2003, 18 december 2003 en 3 februari 2005 wordt gewijzigd als volgt : 1.het eerste lid van 3°bis wordt vervangen door volgende tekst : « 3°bis. Onverminderd de bepalingen van 3°ter, nieuwe investeringen in materiaal en gereedschap bedoeld in artikel 471, § 3, verkregen of in nieuwe staat tot stand gebracht op het grondgebied van het Waalse Gewest vanaf 1 januari 2005, en volgens het volgende verschil : »; 2. er wordt een punt 3°ter ingevoegd, luidend als volgt : « 3°ter.Nieuwe investeringen in materiaal en gereedschap bedoeld in artikel 471, § 3, verkregen of in nieuwe staat tot stand gebracht op het grondgebied van het Waalse Gewest vanaf 1 januari 2006; »; 3. in 4° worden de woorden "3°ter " ingevoegd tussen de woorden "niet hoger is" en de woorden "3°bis ". HOOFDSTUK VI. - Afschaffing van de provinciale oppervlaktebelasting, belasting op de drijfkracht en compenserende industriebelasting

Art. 32.§ 1. In de zin van dit hoofdstuk wordt : 1° als een provinciale oppervlaktebelasting beschouwd, een belasting geheven door een provincie ten laste van elke natuurlijke of rechtspersoon die een industriële, handels-, ambachtelijke, financiële, land- of bosbouwbedrijf beheert, of een vrij beroep of een ambt, of ook elke zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent waarvan het bedrag wordt berekend in functie van het geheel van de al dan niet bebouwde oppervlakte van het goed waarop deze persoon is gevestigd op het grondgebied van de provincie;2° een belasting geheven door een provincie op de motoren als provinciebelasting op de drijfkracht beschouwd, ongeacht de vloeistof of de energiebron waarmee ze worden aangedreven, ten laste van elke natuurlijke of rechtspersoon die een industriële, handels-, ambachtelijke, financiële, land- of bosbouwactiviteit, een vrij beroep of een ambt uitoefent en waarvan het bedrag wordt berekend in functie van het vermogen van deze motoren;3° als een provinciale compenserende industriebelasting beschouwd, een belasting geheven door een provincie op de verkoopwaarde op 1 januari 1975 van de al dan niet bebouwde gebouwen waarin een industriële, handels-, financiële, landbouw-, ambachtelijke of andere activiteit plaatsvindt, en op de gebruikswaarde op 1 januari 1975 van het materiaal en gereedschap ten laste van de belastingplichtige van de onroerende voorheffing en dit, ter compensatie voor deze goederen van de minderwaarde van de onroerende voorheffing voortvloeiend uit de niet-toepassing op deze goederen van de kadastrale perequatie aangenomen voor gewone goederen op 1 januari 1975. § 2. De provinciale oppervlaktebelasting wordt vanaf begrotingsjaar 2006 afgeschaft. § 3. De provinciale belasting op de drijfkracht en compenserende industriebelasting wordt vanaf 2006 afgeschaft op een degressieve wijze met 25 % per jaar. § 4. De provinciale belasting op de drijfkracht wordt vanaf 1 januari 2006 afgeschaft voor elke nieuwe investering verkregen of in nieuwe staat tot stand gebracht.

Art. 33.§ 1. De impact van de afschaffing van de Henegouwse oppervlaktebelasting bedoeld in artikel 32, § 2, wordt van 2006 tot 2009 door het Gewest gecompenseerd d.m.v. het impulsfonds (reconversiegebieden) volgens de hiernavermelde modaliteiten : 100 % in 2006, 90 % in 2007, 85 % in 2008 en 75 % in 2009. § 2. De impact van de afschaffing van de provinciale belasting op de drijfkracht bedoeld in artikel 32, § 4, wordt door het Gewest gecompenseerd.

De verliezen voor de provincie Henegouwen worden tegen 80 % gecompenseerd; de andere betrokken provincies (Luik, Luxemburg en Namen) komen in aanmerking voor een compensatiepercentage van 85 %.

Art. 34.Artikel L2233-3 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie wordt vervangen als volgt : « Art. L2233-3. Het bedrag van het provinciefonds wordt zodanig verdeeld dat het aandeel voor elke provincie wordt vastgesteld op : 1° 8,37 % voor Waals-Brabant;2° 43,87 % voor Henegouwen;3° 24,18 % voor Luik;4° 8,6 % voor Luxemburg;5° 14,98 % voor Namen. in afwijking van het eerste lid, wordt dit aandeel voorlopig vastgesteld als volgt : in 2006 : 1° 9,53 % voor Waals-Brabant;2° 40,49 % voor Henegouwen;3° 25,04 % voor Luik;4° 9,26 % voor Luxemburg;5° 15,68 % voor Namen; in 2007 : 1° 9,14 % voor Waals-Brabant;2° 41,63 % voor Henegouwen;3° 24,75 % voor Luik;4° 9,03 % voor Luxemburg;5° 15,45 % voor Namen; in 2008 : 1° 8,74 % voor Waals-Brabant;2° 42,77 % voor Henegouwen;3° 24,47 % voor Luik;4° 8,81 % voor Luxemburg;5° 15,21 % voor Namen.

Art. 35.Artikel L2233-4, lid 1, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie wordt vervangen als volgt : « Art. L2233-4. In 2006 wordt 16,41 % van het aandeel bedoeld in artikel L2233-3 bestemd voor de financiering van een partnerschap met het Gewest. Vanaf 2007 zal de regering de bedragen vaststellen die bestemd zullen worden voor de samenwerkingsverbanden.

Het partnerschap wordt geregeld door een overeenkomst tussen het Gewest en de provincie, waarin deze zich ertoe verbindt acties tot stand te brengen in gewestelijke aangelegenheden, in het kader waaromtrent beide partijen zijn overeengekomen. De provincie verbindt zich ertoe dit aandeel te gebruiken op een gecoördineerde wijze die niet concurrerend is met de gewestelijke acties.

De partnerschapsovereenkomst heeft een duur van drie jaar die ingaat op 1 januari van het eerste of vierde jaar dat volgt op de verkiezing van de provincieraad.

De overeenkomst bepaalt : 1° de doelstellingen toegewezen aan de partijen, met inbegrip van de tussendoelstellingen verbonden met de in artikelen L2233-6 tot L2233-8 bedoelde evaluaties;2° de termijnen voor de uitvoering van die doelstellingen;3° de te gebruiken middelen om die doelstellingen te halen;4° de evaluatiecriteria betreffende de uitvoering van de overeenkomst. » HOOFDSTUK VI. - Afschaffing van de gemeentebelasting op drijfkracht

Art. 36.§ 1. In de zin van dit hoofdstuk wordt als gemeentebelasting op drijfkracht beschouwd een belasting die op de motoren geheven wordt door een gemeente, ongeacht de vloeistof of de energiebron waarmee ze worden aangedreven, ten laste van elke natuurlijke of rechtspersoon die een industriële, handels-, ambachts-, landbouw- of bosbouwonderneming uitbaat of een vrij beroep of een ambt uitoefent, en waarvan het bedrag berekend wordt op de motorkracht. § 2. De gemeentebelasting op de drijfkracht wordt vanaf 1 januari 2006 afgeschaft voor elke nieuwe investering die nieuw aangekocht of samengesteld wordt vanaf 1 januari 2006.

Art. 37.De impact van de afschaffing van de gemeentebelasting op de drijfkracht bepaald in artikel 36, § 2, wordt volledig door het Gewest gecompenseerd. HOOFDSTUK VII. - Stedelijke en landelijke vrijzones

Art. 38.§ 1. De Regering bakent de volgende gebieden af : 1° stedelijke vrijzones, ook "gebieden die in aanmerking komen voor het impulsfonds ten gunste van de omschakelings- of bijzonder achtergestelde gebieden" genoemd;2° landelijke vrijzones, ook "gebieden die in aanmerking komen voor het impulsfonds ten gunste van de landelijke economische ontwikkeling" genoemd. § 2. De vrijzones bedoeld in § 1 zijn gebieden die krachtens dit decreet of enige andere wets- of regelgevende bepaling in aanmerking komen voor een positieve discriminatieregeling met het oog op hun heropleving. § 3. De stedelijke vrijzones bedoeld in § 1 kunnen betrekking hebben op gemeentelijke grondgebieden van drieërlei soort : a. gemeentelijke grondgebieden waarvan de regering vindt dat ze op economisch vlak onder structurele moeilijkheden lijden en die in door de regering bepaalde bestuurlijke arrondissementen gelegen zijn;b. gemeentelijke grondgebieden waarvan de regering vindt dat ze het slachtoffer zijn van een economische schok die ernstige gevolgen kan hebben op de plaatselijke economie;c. bedrijfsruimten die grenzen aan een gewestelijke luchthaven. § 4. De landelijke vrijzones bedoeld in § 1 zijn gemeentelijke grondgebieden die de regering heeft bepaald en waarvan de regering vindt dat ze problemen ondervinden vanwege hun afgelegen karakter en sociaal-economische moeilijkheden en die op grond van gegevens van het Nationaal Instituut voor de Statistiek een bevolkingsdichtheid vertonen die resoluut onder de honderdvijftig inwoners per vierkante kilometer ligt. § 5. De regering hanteert evaluatie-instrumenten om de doeltreffendheid van de positieve discriminatiemaatregelen bedoeld in § 2 in te schatten en laatstgenoemden te beëindigen zodra de sociaal-economische ongelijkheid die bestreden wordt, verdwenen is. HOOFDSTUK VIII. - Financiering van ontsluitingsinfrastructuren voor economische activiteiten en andere economische ontwikkelingsprojecten in de stedelijke en landelijke vrijzones Afdeling I. - Bepalingen gemeen aan het impulsfonds ten gunste van de

omschakelings- of bijzonder achtergestelde gebieden en aan het impulsfonds voor de landelijke economische ontwikkeling

Art. 39.§ 1. De bepalingen van deze afdeling gelden voor de financiering van projecten gelegen in de gebieden die in aanmerking komen voor het impulsfonds ten gunste van de omschakelings- of bijzonder achtergestelde gebieden en in de gebieden die in aanmerking komen voor het impulsfonds voor de landelijke economische ontwikkeling. § 2. Artikel 1 van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid wordt gewijzigd als volgt : 1° in punt 5° worden de woorden "in de door de regering erkende omtrek" vervangen door de woorden "in de omtrek van erkenning vastgesteld door de regering;de omtrek bevat de wegen, de gronden die bij de wegen worden ingedeeld en de onroerende goeden waarop economische activiteiten gelokaliseerd zullen worden, die tot de vestiging en bereikbaarheid ervan bijdragen en die de uitbreiding van de vestiging mogelijk en de bestaande activiteiten bereikbaar maken; 2° in punt 7° worden tussen "pand" en "dat" de woorden "al dan niet gelegen in de omtrek van erkenning" ingevoegd;3° artikel 1 van hetzelfde decreet wordt aangevuld als volgt : "10° "werkplaats voor gedeeld werk" : het doorgangsgebouw waarin meerdere ondernemingen of hun personeel over gemeenschappelijke ondersteunende productie-instrumenten en uitrustingen beschikken die hun creatie, vestiging en totstandkoming dienen te begunstigen;11° "het ondernemingencentrum" : het gebouw bestaande uit kantoren of werkplaatsen die tijdelijk ter beschikking worden gesteld van ten minste zes jonge ondernemingen waar deze beschikken over gemeenschappelijke diensten en uitrustingen.» § 3. In artikel 16 van hetzelfde decreet wordt een § 4 ingevoegd, luidend als volgt : « § 4. De Regering bepaalt de omtrek van erkenning.

De doorgangsgebouwen, de werkplaatsen voor gedeeld werk of de ondernemingencentra kunnen buiten een omtrek van erkenning gelegen zijn.

Er zal altijd worden geëist dat de subsidies terug worden betaald indien het ontrekken aan hun bestemming van een doorgangsgebouw, een werkplaats voor gedeeld werk of een ondernemingencentrum die buiten een omtrek van erkenning gelegen zijn, een inkomstenbron uitmaken voor de subsidiegerechtigde. Dat zal meer bepaald het geval zijn wanneer de rechtstreekse of onrechtstreekse overdracht van een recht van opstal- of erfpacht op het goed onder bezwarende titel gebeurt of wanneer de overdracht om niet voor de subsidiegerechtigde een bron van inkomsten is.

Totale terugbetaling geschiedt indien de inkomsten hoger zijn dan of gelijk zijn aan de subsidies en ten belope van de bedragen van de inkomsten indien deze lager zijn. » § 4. In artikel 18, § 1, lid 1, van hetzelfde decreet worden na het woord "doorgangsgebouwen" de woorden ",werkplaats voor gedeeld werk, ondernemingencentrum" ingevoegd. § 5. In artikel 18, § 2, van hetzelfde decreet wordt tussen het woord "incubatoren" en het woord "doorgangsgebouwen" het woord "dienstencentrum" ingevoegd.

Art. 40.Mits inachtneming van de begrotingsperken van het impulsfonds ten gunste van de omschakelings- of de bijzonder achtergestelde gebieden en van het impulsfonds voor de landelijke economische ontwikkeling en mits inachtneming van de Europese bepalingen kan het percentage van de bestaande subsidies bedoeld bij het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid en de uitvoeringsbesluiten ervan zoals omschreven in artikel 1, 7° tot en met 11°, van hetzelfde decreet, verhoogd worden in de stedelijke en de landelijke vrijzones met 10 % van de kostprijs van de investering.

De kostprijs van de investering is die, welke in de aanvankelijke subsidieaanvraag wordt vermeld.

De verhoging van het subsidiebedrag wordt toegewezen zonder rekening te houden met de eventuele maximumbedragen opgenomen in de wet- of regelgeving krachtens welke de aanvankelijke subsidie wordt verleend. Afdeling 2. - Bepalingen eigen aan het impulsfonds voor de landelijke

economische ontwikkeling

Art. 41.Voor de creatie en de ontwikkeling van economische activiteiten in de landelijke vrijzones bedoeld in artikel 38 kan de regering de bestaande subsidies verhogen overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling onder gebruikmaking van de begrotingsmiddelen van het impulsfonds voor de landelijke economische ontwikkeling.

Art. 42.§ 1. Mits inachtneming van de begrotingsperken van het impulsfonds voor de landelijke economische ontwikkeling en mits inachtneming van de Europese bepalingen kan het bedrag van de bestaande subsidies verhoogd worden met 25 % van de kostprijs van de investering zonder dat het aldus verhoogde percentage evenwel meer mag bedragen dan 90 % van die kostprijs.

De kostprijs van de investering is die, welke in de aanvankelijke subsidieaanvraag wordt vermeld.

In afwijking van lid 1 kan het bedrag van de subsidies toegekend aan de werkplaatsen voor gedeeld werk zoals omschreven in artikel 1, 10°, van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid verhoogd worden met 40 % van de kostprijs van de investering zonder dat het aldus verhoogde bedrag meer mag bedragen dan 90 % van die kostprijs.

De verhoging van het subsidiebedrag wordt toegewezen zonder rekening te houden met de eventuele maximumbedragen opgenomen in de wet- of regelgeving krachtens welke de aanvankelijke subsidie wordt verleend. § 2. De in aanmerking komende investeringen betreffen volgende projecten : 1° de werkplaatsen voor gedeeld werk zoals omschreven in artikel 1, 10°, van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid;2° de onroerende investeringen betreffende coöperatieve vennootschappen voor het gebruik van landbouwmateriaal bedoeld bij artikel 1, 9°, van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende de steun aan de Landbouw;3° de projecten voor de diversifiëring van de agrovoeding ter begunstiging van de productie, de verwerking en de verhandeling zoals aangevat door een landbouwer in de zin van artikel 1, 6°, van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende steun aan de landbouw, alsmede de projecten die tot stand komen in het kader van het decreet van 6 juni 1991 betreffende de plattelandsontwikkeling en het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de kleine en middelgrote ondernemingen en het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de grote ondernemingen;4° de incubatoren, de ondersteunende dienstencentra, de doorgangsgebouwen en de ondernemingencentra zoals omschreven in artikel 1 van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor de economische bedrijvigheid;5° de ontwikkelingsprojecten ter zake van hernieuwbare energie zoals bedoeld in de aanhef van het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector, in het decreet van 11 maart 2004 betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen. § 3. Om in aanmerking te komen voor een verhoging van de subsidie zoals bepaald in § 1 moeten de investeringen in aanmerking komen voor een subsidie krachtens volgende bepalingen en hun uitvoeringsbesluiten : 1° het decreet van 6 juni 1991 betreffende de afvalstoffen;2° het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt;3° het decreet van 19 december 2002 betreffende de organisatie van de gewestelijke gasmarkt;4° het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen;5° het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid;6° het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen en het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de grote ondernemingen;7° het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende steun aan de landbouw, voorzover die enkel verleend wordt voor projecten die vallen onder het toepassingsgebied van het impulsfonds voor de landelijke economische ontwikkeling zoals omschreven in artikel 42, § 2;8° het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector. § 4. De regering is gemachtigd om de verdeelsleutel van de begrotingsmiddelen vermeld in het impulsfonds voor de landelijke economische ontwikkeling vast te stellen op grond van het type operatoren naar gelang zij publiek dan wel privé zijn, en van het type projecten zoals opgenomen in de lijst van § 2, en van het type wetgeving zoals opgenomen in de lijst van § 3. § 5. De investeringen betreffende § 2, 1°, die niet in aanmerking komen in het kader van de bepalingen opgenomen in § 3, worden gesubsidieerd voor maximum 90 % met een maximumbedrag van 100.000 euro per subsidiegerechtigde over een periode van drie jaar, volgens een procedure voor de oproep tot de indiening van projecten waarvan de regering de toekenningsvoorwaarden en -wijze vastlegt. HOOFDSTUK IX. - De afschaffing van de scheepvaartrechten

Art. 43.§ 1. In het koninklijk besluit van 15 oktober 1935 tot invoering van het algemeen reglement der scheepvaartwegen van het Koninkrijk, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 mei 1975, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 april 1981, wordt artikel 79 aangevuld met een paragraaf 4, luidend als volgt : « § 4. De in deze bepaling bedoelde rechten worden echter teruggebracht tot 0 euro per tonkilometer op alle door het Waalse Gewest beheerde bevaarbare waterlopen. » § 2. In hetzelfde koninklijk besluit wordt artikel 80 aangevuld met een § 3, luidend als volgt : « § 3. De in deze bepaling bedoelde rechten worden echter teruggebracht tot 0 euro per schip op alle door het Waalse Gewest beheerde bevaarbare waterlopen. » § 3. In hetzelfde koninklijk besluit wordt artikel 83 aangevuld met een § 5, luidend als volgt : « § 5. De in deze bepaling bedoelde rechten worden echter teruggebracht tot : - 0 euro per paardekrachtkilometer voor de toepassing van § 1; - 0 euro per sleep- of duwboot voor de toepassing van § 2 op alle door het Waalse Gewest beheerde bevaarbare waterlopen. » § 4. In hetzelfde koninklijk besluit wordt artikel 84 aangevuld met een § 4, luidend als volgt : « § 4. De in deze bepaling bedoelde rechten worden echter teruggebracht tot : - 0 % van de bruto-ontvangst voor de toepassing van § 1; - 0 euro per persoon voor de toepassing van § 3 op alle door het Waalse Gewest beheerde bevaarbare waterlopen. » § 5. In hetzelfde koninklijk besluit wordt artikel 87 aangevuld met een § 4, luidend als volgt : « § 4. Deze bepaling is niet meer van toepassing op de in het Waalse Gewest gelegen bevaarbare waterlopen. » § 6. In hetzelfde koninklijk besluit, aan het einde van het opschrift van Titel II - Inschrijven, meten en slopen der vaartuigen - scheepvaartrechten, wordt het woord "-vaarvergunning" toegevoegd.

In deze titel II wordt een hoofdstuk III "Afgifte van de vaarvergunning" ingevoegd, bevattend het volgende artikel : «

Art. 88bis.§ 1. Elke schipper moet de noodzakelijke gegevens voor de afgifte van de vergunning aan de beheerder overmaken, die daarvan de lijst opmaakt. § 2. Het afgeven gebeurt hetzij vóór, hetzij tijdens de reis.

In het eerste geval gebeurt het hetzij door het kantoor dat het dichtst bij het afvaartpunt van het schip ligt, hetzij d.m.v. een gelijkwaardig systeem. In het tweede geval gebeurt het op het eerste kantoor dat het schip onderweg tegenkomt.

De lijst van de kantoren die de vaarvergunning verstrekken en het of de gelijkwaardige systemen worden opgemaakt door de beheerder. § 3. De vergunning wordt geacht gehouden te zijn door de schipper zodra hij het door het kantoor toegekende officiële reisnummer heeft ontvangen. § 4. Elke schipper is verplicht de beheerder, d.m.v. door laatstgenoemde vastgestelde middelen, elke wijziging mee te delen van de gegevens die staan vermeld op de in § 1 bedoelde lijst. § 5. Het cognossement en de meetbrief alsook het meegedeelde officiële reisnummer moeten voorgelegd worden bij elke aanzegging van het door de beheerder aangewezen toezichtspersoneel. » § 7. In artikel 2 van het decreet van 10 maart 1994 betreffende de oprichting van de "Société wallonne de Financement complémentaire des Infrastructures" (Waalse Maatschappij voor de aanvullende Financiering van de Infrastructuren), gewijzigd bij artikel 1 van het decreet van 4 februari 1999 en bij artikel 1 van het decreet van 27 november 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, derde lid, worden de volgende woorden geschrapt : « - het "Canal du Centre"; - de vierde sluis van Lanaye; »; 2° in § 2 worden de woorden "en de binnenwaterwegen" geschrapt;3° er wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : " § 3.De maatschappij is ook belast, onder bezwarende titel, met het beheer van de werking van de rivierinfrastructuren van gewestelijk belang waarvoor zij de financiering, de oprichting, het onderhoud en de uitbating op zich neemt.

Onder werkingsbeheer wordt verstaan de uitvoering van materiële diensten die bestaan uit het beheer van de werking van de infrastructuren, met inbegrip van de voor die werking en voor het gebruik van die infrastructuren noodzakelijke diensten met het oog op de verlening door het Waalse Gewest van de openbare diensten verbonden met de bevaarbare waterwegen en het optimaal gebruik van genoemde waterwegen in het Waalse Gewest, alsook de verantwoordelijkheid over die werking en de toekenning van het gebruiksrecht op die infrastructuren.

Onder rivierinfrastructuren van gewestelijk belang wordt verstaan : - het "Canal du Centre"; - de vierde sluis van Lanaye.

De in het derde lid bedoelde lijst kan door de Regering worden aangevuld om er infrastructuren aan toe te voegen die aansluiten op een Trans-Europees communicatienetwerk.

Onder die infrastructuren bepaalt de Regering die welke door de maatschappij uitgevoerd worden.

De financiële programmering van de werken wordt beslist door de raad van bestuur van de maatschappij en behoeft de goedkeuring van de Regering. » § 8. In artikel 8bis van hetzelfde decreet, ingevoegd bij artikel 6 van het decreet van 4 februari 1999 en gewijzigd bij artikel 7 van het decreet van 27 november 2003, wordt § 4, tweede lid, opgeheven. § 9. In artikel 11 van hetzelfde decreet, vervangen bij artikel 7 van het decreet van 4 februari 1999 en gewijzigd bij artikel 10 van het decreet van 27 november 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1°, worden de woorden "en in § 3" ingevoegd na de woorden "alsook die bedoeld in § 2";2° er wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3.De maatschappij ontvangt inkomsten als tegenprestatie voor haar beheersdiensten m.b.t. de werking van de rivierinfrastructuren van gewestelijk belang waarvoor voor de financiering, de oprichting, het onderhoud en de uitbating op zich neemt.

Wanneer voornoemde rechten worden geheven ten laste van het Gewest, wordt een overeenkomst gesloten tussen de Regering en de maatschappij.

Die overeenkomst bepaalt het bedrag van de in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde inkomsten volgens elk economisch criterium dat vastgesteld is op grond van de aard van de aan de maatschappij toevertrouwde infrastructuren, met name de verkeersdichtheid en de gebruiksgraad van die infrastructuren, de last die het vervoermiddel waarvoor die infrastructuren werkelijk vereist zijn, met zich meebrengt en de totaalduur van hun werking. » § 10. Artikel 8 van het decreet van 4 februari 1999 tot wijziging van het decreet van 10 maart 1994 betreffende de oprichting van de "Société wallonne de Financement complémentaire des Infrastructures" wordt geschrapt. HOOFDSTUK X. - Wijzigingen in het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium van 27 mei 2004 waarbij een belasting op afgedankte bedrijfsruimten wordt ingevoerd, in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en in het decreet van 1 april 2004 betreffende de sanering van verontreinigde bodems en te herontwikkelen bedrijfsruimten Afdeling I. - Bepalingen tot wijziging van het Waalse Wetboek van

Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium

Art. 44.Het eerste lid van artikel 25 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium wordt gewijzigd als volgt : « Het gewestplan bestaat uit gebieden die voor bebouwing bestemd zijn en uit gebieden die niet voor bebouwing bestemd zijn. »

Art. 45.Artikel 34bis van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 46.In artikel 49, tweede lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "of de ontsluiting van een herontwikkelingsgebied met het oog op de bestemming ervan als gemengde of industriële bedrijfsruimte" geschrapt.

Art. 47.Artikelen 167 tot 169 van hetzelfde Wetboek worden gewijzigd als volgt : « HOOFDSTUK I. - Te herontwikkelen bedrijfsruimten

Art. 167.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° "bedrijfsruimte" : een onroerend goed of een geheel van onroerende goederen dat bestemd was voor een andere activiteit dan huisvesting en waarvan het behoud in zijn huidige toestand strijdig is met de goede inrichting van de plaats of een destructurering van het stadsweefsel uitmaakt;de activiteit van elke natuurlijke of rechtspersoon die niet voldoet aan de wettelijke bepalingen die de uitoefening van zijn activiteit regelen wordt geacht niet uitgeoefend te zijn; de bedrijfsruimte wordt afgebakend door een omtrek die het geheel van bovenbedoelde onroerende goederen omvat; de omtrek kan ook het volgende bevatten : a. één of meerdere onroerende goederen of delen ervan die nog bestemd zijn voor een activiteit, op voorwaarde dat de herinrichting van de bedrijfsruimte de voortzetting ervan toelaat;b. één of meerdere onroerende goederen of delen ervan gebruikt als zetel van een activiteit maar waarvan de bestemming herroepbaar is;c. één of meerdere onroerende goederen of gedeelten ervan die gebruikt worden of bestemd zijn voor huisvesting;2° "herinrichting van een bedrijfsruimte" : de uitvoering van herontwikkelings - of saneringshandelingen en - werken in de zin van artikel 2, 10°, sub artikel 26 van het decreet van 1 april 2004 betreffende de sanering van verontreinigde bodems en te herontwikkelen bedrijfsruimten, van renovatiewerken- en handelingen op de in punt 1° bedoelde bedrijfsruimte alsook van bouw- of herbouwwerken en -handelingen op genoemde bedrijfsruimte met inbegrip van de desbetreffende onderzoeken;de Regering kan de lijst van de handelingen en werken vaststellen.

Art. 168.De in artikel 167 bedoelde omtrek maakt het voorwerp uit van een verslag over de milieueffecten, dat het volgende bevat : 1° de verantwoording van de herinrichting van de bedrijfsruimte ten aanzien van artikel 1, § 1;2° de menselijke en milieukenmerken van de bedrijfsruimte en van diens mogelijkheden, evenals de vermoedelijke ontwikkeling van de milieutoestand indien de bedrijfsruimte niet wordt heringericht;3° de in het kader van de herinrichting van de bedrijfsruimte uit te voeren maatregelen ter voorkoming of beperking van de negatieve effecten die de bedrijfsruimte kenmerken;4° de relevante doelstellingen ter zake van de milieubescherming en de wijze waarop zij in overweging worden genomen in het kader van de herinrichting van de bedrijfsruimte;5° het voorstellen van mogelijke herinrichtingsalternatieven en de verantwoording ervan al naar gelang van de punten 1° tot en met 4°;6° een omschrijving van de gekozen evaluatiemethode en van de ontstane problemen;7° de maatregelen die in acht worden genomen om de opvolging van de herinrichting van de bedrijfsruimte te waarborgen;8° een niet-technische samenvatting van bovenbedoelde informaties. Wanneer de herinrichting van de bedrijfsruimte geen niet te verwaarlozen effecten zou kunnen hebben op het milieu of zij betrekking heeft op een klein gebied op plaatselijk vlak, beslist de Regering, na raadpleging van de gemeentelijke commissie zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, 3° of, bij ontstentenis, van de gewestelijke commissie en van de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" (Waalse Raad voor Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling), dat over genoemde herinrichting geen milieueffectenverslag moet worden opgesteld.

Art. 169.§ 1. De Regering kan besluiten tot de herinrichting van een site waarvan zij de omtrek vastlegt, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een gemeente, een intercommunale met ruimtelijke ordening of huisvesting als maatschappelijk doel, een vereniging van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een gemeentebedrijf, de "Société wallonne du Logement" (Waalse Huisvestingsmaatschappij) en de door haar erkende openbare vastgoedmaatschappijen, de "Société publique d'Aide à la Qualité de l'Environnement" (Openbare maatschappij voor hulpverlening inzake de verbetering van het leefmilieu) bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, één of meer eigenaars of houders van een zakelijk recht. § 2. De Regering geeft per post kennis van het besluit bedoeld in § 1 en legt het, desgevallend samen met het milieueffectrapport, voor advies over : 1° aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente(n) van de plaats waar het onroerend goed gelegen is;2° op grond van de kadastrale gegevens, aan de betrokken eigenaars;3° aan de commissie bedoeld in artikel 5;4° aan de commissie bedoeld in artikel 7 indien ze bestaat;5° als de omtrek het voorwerp is van een milieueffectrapport, aan de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" (Waalse Milieuraad voor de Duurzame Ontwikkeling);6° aan elke persoon, instantie of dienst waarvan zij het advies nuttig acht. § 3. Binnen vijftien dagen na de kennisgeving bedoeld in § 2 is (zijn) de eigenaar(s) verplicht haar mee te delen aan elke houder van een zakelijk recht, aan elke huurder of bezetter van bedoeld onroerend goed, alsook aan elke persoon die hij (zij) met de uitvoering van werkzaamheden op bedoeld goed belast of daartoe gemachtigd zou(den) hebben. Deze verplichting staat vermeld in de kennisgeving die aan elke eigenaar gezonden wordt.

De bestemmelingen van de kennisgeving bedoeld in § 2 richten hun adviezen schriftelijk aan de Regering binnen dertig dagen na de kennisgeving. Zo niet wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Binnen vijf dagen na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in § 2 laat het college van burgemeester en schepenen overeenkomstig artikel 4 gedurende vijftien dagen een openbaar onderzoek uitvoeren. § 4. De Regering legt de omtrek van de herin te richten site definitief vast binnen zestig dagen na de kennisgeving bedoeld in § 2.

Het besluit wordt bij bericht bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Het wordt per post meegedeeld aan de bestemmelingen bedoeld in § 2 en overgeschreven op het hypotheekkantoor. Dat besluit vervangt het besluit bedoeld in § 1. § 5. Binnen vijftien dagen na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in § 4, geeft (geven) de eigenaar(s) kennis ervan aan elke houder van een zakelijk recht, aan elke huurder of bezetter van bedoeld onroerend goed, op straffe hoofdelijk verantwoordelijk te worden gesteld voor het herstel van de plaats bevolen door de rechtbank overeenkomstig artikel 155.

Deze verplichting staat vermeld in de kennisgeving die aan elke eigenaar gezonden wordt. § 6. De omtrek bedoeld in artikel 167 kan door de Regering gewijzigd worden. De bepalingen die de vastlegging van de in artikel 167 bedoelde omtrek regelen zijn toepasselijk op de herziening ervan. § 7. Na herinrichting van de site wordt de in artikel 167 bedoelde omtrek bij besluit van de Regering opgeheven. Het besluit wordt bekengemaakt in het Belgisch Staatsblad . Het wordt per post meegedeeld aan de bestemmelingen bedoeld in § 2 en overgeschreven op het hypotheekkantoor. Dat besluit vervangt het besluit bedoeld in § 4. § 8. De Regering kan uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vastleggen. »

Art. 48.In artikel 171 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "in artikel 169, § 1, tot aan het einde van de werken, dat vastgesteld wordt op de door de Regering bepaalde wijze," vervangen door de woorden "in artikel 169, § 2, tot aan de inwerkingtreding van het besluit bedoeld in artikel 169, § 7";2° in hetzelfde lid worden de woorden "te vernieuwen" vervangen door de woorden "herin te richten"; 3° in § 3 worden de woorden "van 500 tot 5.000 frank" vervangen door de woorden "van 12,5 tot 125 euro"; 4° § 4 wordt geschrapt.

Art. 49.In artikel 175 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "gelegen zijn in een gebied waarvan de bestemming nog niet vaststaat" vervangen door de woorden "gelegen zijn in een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen";2° in hetzelfde lid worden de woorden "afgedankte bedrijfsruimte" vervangen door de woorden "herin te richten site".

Art. 50.Het eerste lid van artikel 181 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende leden : "De Regering kan besluiten tot de onteigening ten algemenen nutte van onroerende goederen die gelegen zijn : 1° in de omtrek van een herin te richten site bedoeld in artikel 167;2° in een bevoorrecht initiatiefgebied;3° in een omtrek van stadsheropleving;4° in een omtrek van stadsvernieuwing. Als onteigenende macht mogen optreden het Gewest, de gemeenten, de autonome gemeentebedrijven, de intercommunales met ruimtelijke ordening of huisvesting als maatschappelijk doel en de openbare instellingen en organen die krachtens de wet of het decreet bevoegd zijn om ten algemenen nutte te onteigenen. »

Art. 51.Het opschrift van hoofdstuk III van titel II van boek II van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met de woorden "van gewestelijk belang en instandhouding van de schoonheid van de landschappen".

Art. 52.In artikel 182 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "afgedankte bedrijfs-" geschrapt;2° in hetzelfde lid worden de woorden "van gewestelijk belang en" tussen de woorden "de sanering is" en het woord "prioritair" ingevoegd;3° in het tweede lid van dezelfde paragraaf worden de woorden "afgedankt is en" geschrapt;4° in het derde lid van dezelfde paragraaf worden de woorden "of subsidieert" tussen de woorden "à sa charge" en de woorden "son acquisition" ingevoegd.5° in § 2, eerste lid, worden de woorden "afgedankte bedrijfsruimte" vervangen door de woorden "herin te richten site";6° in het tweede lid van dezelfde paragraaf worden de woorden "publique d'aide à la qualité de l'environnement" bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen ingevoegd tussen de woorden "van de "société'" en de woorden", van een intercommunale";7° in § 4 worden de woorden de woorden "De werken" vervangen door de woorden "De saneringswerken".

Art. 53.In het opschrift van hoofdstuk IV van titel II van boek II van hetzelfde Wetboek worden de woorden "te renoveren afgedankte bedrijfsruimten en van de sites voor de prioritaire landschappelijke sanering" vervangen door de woorden "herin te richten sites en sites voor landschappelijke en milieusanering".

Art. 54.In artikel 183bis van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "voor de sanering van de te renoveren afgedankte bedrijfsruimten" vervangen door de woorden "van de herin te richten sites";2° in het tweede lid, 2°, van dezelfde paragraaf worden de woorden "afgedankte bedrijfsruimten" vervangen door de woorden "herin te richten sites";3° in § 2, 1°, worden de woorden "ter sanering van de te renoveren afgedankte bedrijfsruimten" vervangen door de woorden "van de herin te richten sites";4° in punt 2° van dezelfde paragraaf worden de woorden "ter sanering en renovatie van de te renoveren afgedankte bedrijfsruimten" vervangen door de woorden "van de herin te richten sites";5° in punt 3° van dezelfde paragraaf worden de woorden "aan de openbare ondernemingen met het oog op de sanering en de renovatie van de te renoveren afgedankte bedrijfsruimten" vervangen door de woorden "ten gunste van de herin te richten sites".

Art. 55.In artikel 184 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2° worden de woorden "met het oog op hetzij de sanering en de vernieuwing van onroerende goederen die gelegen zijn binnen het gebied bedoeld in artikel 168, § 4, hetzij de uiterlijke vernieuwing en verfraaiing van woongebouwen." vervangen door de woorden "die betrekking hebben op de herinrichting van sites bedoeld in de artikelen 167 en 82 of op de uiterlijke verfraaiing van de woongebouwen"; 2° er wordt een punt 3° ingevoegd, luidend als volgt : « 3° van één euro aan één of meer privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen die het overeenkomen en die drie euro investeren in handelingen en werken betreffende één of meer onroerende goederen gelegen in de omtrek van de sites bedoeld in de artikelen 167 en 182, waarvan minstens twee euro dienen voor de inrichting of de verwezenlijking van woningen, met inbegrip van de handelingen en werken voor de herinrichting van bedoeld(e) onroerend goed(eren).»

Art. 56.Elke site die op de datum van inwerkingtreding van dit decreet als afgedankte bedrijfsruimte erkend is, heeft de hoedanigheid van herin te richten site in de zin van artikel 169, eerste lid, 2°, sub, artikel 47.

Het onderzoek van elke aanvraag tot herkenning van de omtrek van een site dat vóór de inwerkingtreding van dit decreet opgestart werd, mag voortgezet worden op basis van dit decreet.

Elk gebied voor landschappelijk en milieuherstel dat voorkomt op de lijst bedoeld in artikel 182 van het Wetboek en vastgelegd door de Regering vóór de inwerkingtreding van dit decreet heeft de hoedanigheid van gebied voor landschappelijk en milieuherstel in de zin van artikel 182 van het bij dit decreet gewijzigde Wetboek. Afdeling 2. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 27 mei 2004

tot invoering van een belasting op de afgedankte bedrijfsruimten

Art. 57.In artikel 9 van het decreet van 27 mei 2004 tot invoering van een belasting op de afgedankte bedrijfsruimten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door volgende bepaling : « § 1.de opeisbaarheid van de belasting alsmede de looptijd van de verjaring van de invordering ervan worden opgeschort wat betreft de te herinrichten sites die het voorwerp zijn van het besluit bedoeld in artikel 169, § 4, van het Waalse Wetboek voor Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium. Die opschorting begint te lopen vanaf het jaar van dat besluit. »; 2° § 3 wordt opgeheven; 3° § 4 wordt § 3 en in die paragraaf worden de woorden "de vernieuwing voltooid is" vervangen door de woorden "de herinrichting van de site vastgesteld wordt bij het besluit bedoeld in artikel 169, § 7, van het Waalse Wetboek voor Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium."; 4° § 5 wordt vervangen als volgt : « § 4.wanneer de site het voorwerp is van de onteigeningsprocedure bedoeld in de artikelen 181 of 182 van het Waalse wetboek voor ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium, worden de in paragraaf 2 bedoelde belastingen opeisbaar en begint de verjaring opnieuw te lopen vanaf de datum van de aanvankelijke opschorting bedoeld in § 1. »; 5° § 6 wordt § 5 en in die paragraaf worden de woorden "in de §§ 3 en 5" vervangen door de woorden "in § 4.» Afdeling 3. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 1 april

2004 betreffende de sanering van verontreinigde bodems en te herontwikkelen bedrijfsruimten

Art. 58.In het decreet van 1 april 2004 betreffende de sanering van verontreinigde bodems en te herontwikkelen bedrijfsruimten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de artikelen 7 tot 10, artikel 11, zoals het artikel 169 van het Waalse Wetboek voor Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium vervangen heeft en er de artikelen 169 en 169/1 tot 169/11, de artikelen 12 tot 14, artikel 16 en artikel 17, vervangen bij het programma-decreet van 3 februari 2005, heeft ingevoegd, worden opgeheven;2° artikel 20 wordt opgeheven;3° in artikel 59ter sub artikel 21, § 2, 2° et 3°, worden de woorden "een saneringsplan in de zin van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium" geschrapt;4° artikel 20 wordt opgeheven;5° in artikel 14, tweede lid, sub artikel 26 : a.in punt 5° worden de woorden "de te herontwikkelen bedrijfsruimten" vervangen door de woorden "de herin te richten sites"; b. in punt 9° worden de woorden "of een saneringsplan in de zin van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium" geschrapt;6° in artikel 31 worden de woorden "169 et 168 sub artikel 11" geschrapt. HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen

Art. 59.Voor de uitvoering van de prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië die de Waalse regering heeft aangenomen op 30 augustus 2005, kan de Regering de "S.R.I.W. » (Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Wallonië) bij decreet of bij besluit met opdrachten belasten.

De bepalingen van de artikelen 28 en 29, § 1, tweede lid, en § 2, van de wet van 2 april 1962 tot oprichting van een Nationale Investeringsmaatschappij en van gewestelijke investeringsmaatschappijen zijn van toepassing op de aldus gedelegeerde opdrachten.

Art. 60.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006, met uitzondering van artikel 43, dat in werking treedt op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 23 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting, Financiën, Uitrusting en Patrimonium, M. DAERDEN De Minister van Vorming, Mevr. M. ARENA De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Economie en Tewerkstelling, J.-C. MARCOURT De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Mevr. Ch. VIENNE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN _______ Nota (1) Zitting 2005-2006. Stukken van de Raad 296 (2005-2006), nrs. 1, 1bis tot 19.

Volledig verslag, openbare vergadering van 22 februari 2006.

Bespreking. Stemming.

^