Etaamb.openjustice.be
Programmawet van 01 juli 2016
gepubliceerd op 04 juli 2016

Programmawet

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2016021055
pub.
04/07/2016
prom.
01/07/2016
ELI
eli/wet/2016/07/01/2016021055/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

1 JULI 2016. - Programmawet(1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2. - Sociale bepalingen HOOFDSTUK 1. - Sociale Zaken Afdeling 1. - Financiering

Onderafdeling 1. - Vermindering van de alternatieve financiering 2016

Art. 2.In artikel 66 van de programmawet van 2 januari 2001, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3nonies, 1°, worden de woorden "verminderd met 5 048 666 duizend euro" vervangen door de woorden "verminderd met 4 850 131 duizend euro".2° in paragraaf 3nonies, 2°, worden de woorden "verminderd met 222 991 duizend euro" vervangen door de woorden "verminderd met 214 222 duizend euro". Onderafdeling 2. - Financiering van de gezondheidszorg

Art. 3.In artikel 24, § 1bis, dertiende lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2015, worden de woorden "vastgesteld op 19 925 021 duizend euro." vervangen door de woorden "vastgesteld op 19 821 516 duizend euro.".

Art. 4.Artikel 24, § 1quinquies, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2007, wordt aangevuld met een lid, luidende : "Het vorige lid is niet van toepassing voor de begrotingsoefening 2016.".

Art. 5.In artikel 6, § 1bis, achttiende lid, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2015, worden de woorden "vastgesteld op 1 970 290 duizend euro." vervangen door de woorden "vastgesteld op 1 960 055 duizend euro.".

Art. 6.Artikel 6, § 1quinquies, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2007, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De verhogingen bedoeld in de voorgaande leden zijn niet van toepassing voor de begrotingsoefening 2016.".

Onderafdeling 3. - Inwerkingtreding

Art. 7.Deze afdeling heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016. Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet betreffende de verplichte

verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 Onderafdeling 1. - Gerichte herbeoordeling

Art. 8.In artikel 82 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen inzake sociale zekerheid, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1°, worden de woorden "bij artikel 94" vervangen door de woorden "in de artikelen 90, tweede lid, en 94";2° in het tweede lid worden de woorden "de staat van invaliditeit" vervangen door de woorden "de staat van arbeidsongeschiktheid in uitvoering van het eerste lid, 1° ".

Art. 9.In artikel 90 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2013 houdende dringende diverse bepalingen inzake sociale wetgeving, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "De Geneeskundige Raad voor invaliditeit kan echter, vanaf de eerste dag van de zevende maand van het tijdvak van primaire ongeschiktheid, het einde van de arbeidsongeschiktheid vaststellen. In dat geval geeft hij van zijn beslissing kennis onder de voorwaarden en binnen de termijnen door de Koning vastgesteld.".

Art. 10.De artikelen 8 en 9 treden in werking op 1 juli 2016.

Onderafdeling 2. - Terugvordering van kennelijk onbetwiste en niet-verschuldigde bedragen

Art. 11.Artikel 164 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet houdende diverse bepalingen inzake gezondheid van 10 april 2014, wordt aangevuld met het volgende lid : "De Koning bepaalt de modaliteiten van de terugvordering van de prestaties, waarvan het onverschuldigd karakter het gevolg is van het overlijden van de sociaal verzekerde, bij de financiële instelling waar de rekening geopend is op dewelke de prestaties worden betaald.". HOOFDSTUK 2. - Zelfstandigen Afdeling 1. - Administratieve geldboeten in de regeling voor

zelfstandigen Onderafdeling 1. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen

Art. 12.In artikel 15, § 1, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 december 2009, worden de woorden "de door deze laatste verschuldigde bijdragen" vervangen door de woorden "de door deze laatste verschuldigde bijdragen en administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 17bis".

Art. 13.In artikel 16 van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 december 1984, worden de woorden "en van de administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 17bis" ingevoegd tussen de woorden "bijdragen" en ", zo nodig". 2° in § 2, vervangen door de wet van 22 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De invordering van de administratieve geldboete, bedoeld in artikel 17bis, verjaart na vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop er geen beroep meer kan worden aangetekend tegen de beslissing van de bevoegde administratie tot het opleggen van een administratieve geldboete."; 2° in het vroegere derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : "2° met een aangetekende brief waarbij het organisme, dat belast is met de invordering, de door de betrokkene verschuldigde bijdragen of administratieve geldboeten vordert;"; 3° in het vroegere vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden "of van de administratieve geldboeten" ingevoegd tussen de woorden "van de bijdragen" en de woorden "die verschuldigd zijn". 3° in § 3, laatst gewijzigd bij de wet van 22 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De vorderingen tot terugbetaling van ten onrechte betaalde bijdragen of administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 17bis, verjaren na vijf jaar te rekenen vanaf de 1ste januari van het jaar dat volgt op datgene waarin de onverschuldigde bijdragen of administratieve geldboeten werden betaald."; 2° het derde lid wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende : "3° met een aangetekende brief door de betrokkene gericht aan het organisme dat de administratieve geldboete heeft geïnd en waarbij hij de terugbetaling van de ten onrechte betaalde administratieve geldboete vordert.".

Art. 14.In artikel 17bis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij de wet van 23 december 2009 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2012 en 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1bis wordt vervangen als volgt : " § 1bis.Loopt een administratieve geldboete op gelijk aan tweemaal het bedrag van de voorlopige kwartaalbijdrage bedoeld in artikel 13bis, § 2, 1°, a), elke persoon die een attest van aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen vraagt om een verblijfstitel van langer dan 3 maanden te bekomen en voor wie wordt vastgesteld door een bevoegd ambtenaar van het Rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen of door een persoon bedoeld in artikel 23bis, dat hij zich bij dat fonds heeft aangesloten zonder een beroepsactiviteit aan te vatten.

Zijn hoofdelijk gehouden tot de betaling van die administratieve geldboete : 1° de natuurlijke persoon die valselijk verklaard heeft door de pleger van de inbreuk geholpen te worden, in de zin van artikel 6; 2° de rechtspersoon die valselijk verklaard heeft dat de pleger van de inbreuk in zijn schoot een zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent als werkend vennoot of als mandataris."; 2° in het vijfde lid van paragraaf 2 worden de woorden "één jaar" vervangen door de woorden "vijf jaar";3° in het zesde lid van paragraaf 2 worden de woorden "één jaar" vervangen door de woorden "vijf jaar".

Art. 15.In artikel 17ter van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij de wet van 23 december 2009 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2012 en 16 december 2015, wordt tussen het zesde en het zevende lid een lid ingevoegd, luidende : "Vanaf de datum waarop het fonds een administratieve geldboete vordert, wordt elke daaropvolgende betaling, in afwijking van de artikelen 1253 en 1256 van het Burgerlijk Wetboek, prioritair door het betrokken fonds aangewend voor de betaling van die administratieve geldboete.".

Art. 16.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 17quinquies ingevoegd, luidende : "

Art. 17quinquies.De administratieve geldboete, bedoeld in artikel 17bis, kan niet meer opgelegd worden vijf jaar na de feiten.

De daden van onderzoek of van vervolging, met inbegrip van de kennisgeving van de mogelijkheid tot het opleggen van de administratieve geldboete, waarbij betrokkene uitgenodigd werd zijn verweermiddelen in te dienen, verricht binnen de in het eerste lid gestelde termijn, stuiten evenwel de loop ervan. Met die daden vangt een nieuwe termijn van gelijke duur aan, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren.".

Onderafdeling 2. - Wijziging van de wet van 16 december 1851 betreffende de voorrechten en hypotheken, die titel XVIII van Boek III van het Burgerlijk Wetboek vormt

Art. 17.In artikel 19, 4° ter, derde lid, van de wet van 16 december 1851 betreffende de voorrechten en hypotheken, die titel XVIII van Boek III van het Burgerlijk Wetboek vormt, vervangen bij de wet van 3 juli 2005, worden de woorden "De bijdragen en bijdrageopslagen" vervangen door de woorden "De administratieve geldboeten, de bijdragen en bijdrageopslagen".

Art. 18.Deze afdeling is van toepassing op de beslissingen tot het opleggen van een administratieve geldboete die betekend worden vanaf 1 juli 2016, met uitzondering van artikel 16, 1°, dat van toepassing is op de aansluitingsverklaringen die worden ondertekend vanaf 1 juli 2016.

De niet in het eerste lid bedoelde gevallen worden geregeld overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van deze afdeling.

Art. 19.Deze afdeling treedt in werking op 1 juli 2016. Afdeling 2. - Moment van aansluiting voor een zelfstandige

beroepsactiviteit

Art. 20.In artikel 10, § 1, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, laatst gewijzigd bij de Programmawet van 23 december 2009, worden de woorden "uiterlijk op de dag van de aanvang" vervangen door de woorden "vóór de aanvang".

Art. 21.Deze afdeling treedt in werking op 1 juli 2016. Afdeling 3. - Deeleconomie

Art. 22.In het koninklijk besluit nr. 38 wordt een artikel 5ter ingevoegd, luidende : "

Art. 5ter.De personen die in België een activiteit uitoefenen die de inkomsten zoals bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 genereren, zijn niet onderworpen aan dit besluit voor de activiteit verbonden met die inkomsten, voor zover die inkomsten het bedrag zoals bedoeld in artikel 37bis, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, niet overschrijden.

Een aandeel van 25 % van de belasting zoals bedoeld in artikel 171, 3° bis, a) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen wordt aangewend voor het globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

De Koning bepaalt de modaliteiten van overdracht van dit aandeel voor het globaal financieel beheer.".

Art. 23.Deze afdeling treedt in werking op 1 juli 2016. HOOFDSTUK 3. - Strijd tegen de sociale fraude Reorganisatie van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

Art. 24.Artikel 6, § 3, 2° van het Sociaal Strafwetboek, vervangen bij de wet van 27 december 2012, wordt vervangen als volgt : "2° experten belast met de ondersteuning van de directeur bij het opstellen en opvolgen van het beleidsplan en het operationeel plan bedoeld in artikel 2;".

Art. 25.Artikel 8 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij wet van 27 december 2012, wordt vervangen als volgt : "

Art. 8.De functie van leidinggevende, genoemd de directeur van het Bureau, de voorwaarden voor zijn benoeming en zijn statuut De directeur van het Bureau moet een managementfunctie bekleden.

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de benoemingsvoorwaarden en het geldelijk en administratief statuut van de directeur.".

Art. 26.In artikel 9, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 december 2012, worden de woorden "stuurt het Bureau aan" vervangen door de woorden "oefent het dagelijks beheer van het Bureau uit".

Art. 27.Artikel 9/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2012, wordt opgeheven.

Art. 28.Artikel 24 treedt in werking op 1 juli 2016. De artikelen 25 tot 27 treden in werking op 1 januari 2017.

TITEL 3. - Financiën HOOFDSTUK 1. - Opheffing van de btw-vrijstelling voor online kans- en geldspelen andere dan loterijen

Art. 29.Artikel 1 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, wordt aangevuld met een paragraaf 14, luidende : " § 14. Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder : 1° "kans- en geldspelen" : a) de spelen, onder welke benaming ook, die gelegenheid geven tot mededinging naar prijzen of premies in geld of natura, waarbij de spelers noch bij het begin, noch in de loop of bij het einde van het spel kunnen tussenkomen en de winnaars uitsluitend door het lot of enig andere kansbepaling worden aangewezen;b) de spelen, onder welke benaming ook, die gelegenheid geven tot mededinging naar prijzen of premies in geld of natura, uitgeloofd aan de deelnemers van een prijskamp, van welke aard ook, tenzij de prijskamp de totstandbrenging van een contract tussen de winnaars en de organisator ervan tot gevolg heeft; 2° "loterijen" : elke gelegenheid om door middel van te kopen deelbewijzen van deelneming mee te dingen naar prijzen of premies in geld of in natura waarbij de winnaars door het lot of een andere kansbepaling waarop zij geen invloed kunnen uitoefenen worden aangewezen.".

Art. 30.In artikel 18, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, worden in de bepaling onder 16°, ingevoegd bij de wet van 22 april 2003 en gewijzigd bij de wet van 26 november 2009, de woorden "kans- of gokspelen" vervangen door de woorden "kans- en geldspelen".

Art. 31.In artikel 44, § 3, van hetzelfde Wetboek wordt de bepaling onder 13°, vervangen bij de wet van 28 december 1992, vervangen als volgt : "13° a) de loterijen; b) de andere kans- en geldspelen, met uitzondering van degene die langs elektronische weg worden verricht zoals bedoeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 16° ;".

Art. 32.In artikel 51bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 juni 2013, wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidende : " § 1bis. De medecontractant van de niet in België gevestigde schuldenaar van de belasting krachtens artikel 51, § 1, 1°, is met deze tegenover de Staat hoofdelijk gehouden tot voldoening van de belasting verschuldigd op de voor de medecontractant langs elektronische weg verrichte kans- en geldspelen bedoeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 16°, wanneer de schuldenaar niet beschikt over een btw-identificatienummer in België, desgevallend in toepassing van één van de bijzondere regelingen bedoeld in artikel 58ter en artikel 58quater, noch beschikt over een btw-identificatienummer toegekend door een andere lidstaat in toepassing van één van de bijzondere regelingen bedoeld in de artikelen 358bis tot en met 369duodecies van richtlijn 2006/112/EG.".

Art. 33.Het koninklijk besluit nr. 45 van 14 april 1993 met betrekking tot de vrijstelling op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van de kans- en geldspelen, wordt opgeheven.

Art. 34.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 juli 2016. HOOFDSTUK 2. - Deeleconomie Afdeling 1. - Inkomstenbelastingen

Art. 35.In artikel 37bis van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992, ingevoegd bij de wet van 15 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de huidige tekst wordt paragraaf 1;2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2.De in artikel 90, eerste lid, 1° bis, vermelde inkomsten worden, behoudens tegenbewijs, als beroeps-inkomsten aangemerkt wanneer het bruto bedrag van die inkomsten in het belastbare tijdperk of in het vorige belastbare tijdperk meer bedraagt dan 3 255 euro.".

Art. 36.In artikel 90 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1°, worden de woorden "in 8° en 10°, " vervangen door de woorden "in 1° bis, 8° en 10° ";2° in het eerste lid wordt een bepaling ingevoegd onder 1° bis, luidende : "1° bis winst of baten, die, buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, voortkomen uit diensten, andere dan diensten die inkomsten genereren die overeenkomstig de artikelen 7 of 17 of het 5° van dit lid aan de belasting worden onderworpen, die door de belastingplichtige zelf worden verleend aan derden, wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan : a) de diensten worden uitsluitend verleend aan natuurlijke personen die niet handelen in het kader van hun beroepswerkzaamheid;b) de diensten worden uitsluitend verleend in het kader van overeenkomsten die tot stand zijn gebracht door tussenkomst van een erkend elektronisch platform of een elektronisch platform dat door een overheid wordt georganiseerd; c) de vergoedingen met betrekking tot de diensten worden enkel door het in b) vermelde platform of door tussenkomst van dat platform aan de dienstverrichter betaald of toegekend.". 3° tussen het eerste en het tweede lid, dat het vierde lid wordt, worden twee leden ingevoegd, luidende : "De Koning erkent de in het eerste lid, 1° bis bedoelde platformen onder de voorwaarden die Hij bepaalt.Elk platform stelt bij het einde van elk jaar voor elke dienstverrichter een document op dat het bezorgt aan de betrokken dienstverrichter en aan de bevoegde administratie en waarin minstens de identiteit van de dienstverrichter, de omschrijving van de geleverde diensten, het bedrag van de vergoedingen en het bedrag en de aard van de ingehouden sommen worden vermeld. De Koning bepaalt de inhoud van het document, de termijn waarbinnen het moet worden bezorgd, evenals de manier waarop het bij de bevoegde administratie wordt ingediend.

Wanneer de in het eerste lid, 1° bis, bedoelde dienstverrichter één globale vergoeding vraagt zowel voor diensten die inkomsten genereren die overeenkomstig de artikelen 7 of 17 of het eerste lid, 5°, aan de belasting worden onderworpen, als voor diensten die inkomsten genereren die overeenkomstig het eerste lid, 1° bis, aan de belasting worden onderworpen, en in de overeenkomst geen afzonderlijke prijs voor de laatst vermelde diensten is bepaald, wordt 20 pct. van de globale vergoeding geacht betrekking te hebben op die laatst vermelde diensten.".

Art. 37.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 97/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 97/1.De in artikel 90, eerste lid, 1° bis, vermelde inkomsten worden naar het netto bedrag ervan in aanmerking genomen, dit is het bruto bedrag verminderd met 50 pct. forfaitaire kosten.

Het bruto bedrag omvat het bedrag dat door of door tussenkomst van het platform daadwerkelijk is betaald of toegekend, verhoogd met alle sommen die door het platform of door tussenkomst van het platform zijn ingehouden.".

Art. 38.In artikel 171 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1°, d, worden de woorden "2° quater, 3° bis en 4°, f," vervangen door de woorden "2° quater, 3° bis, b, en 4°, f,";2° de bepaling onder 3° bis wordt vervangen als volgt : "3° bis tegen een aanslagvoet van 20 pct; - de in artikel 90, eerste lid, 1° bis, vermelde diverse inkomsten; - kapitalen en afkoopwaarden als vermeld in 4°, f, in zover het kapitalen betreft die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en bij leven worden uitgekeerd : - aan de werknemer of de bedrijfsleider op de leeftijd van 60 jaar; - aan de werknemer naar aanleiding van de pensionering als bedoeld in artikel 27, § 3, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake Sociale Zekerheid, vóór het bereiken van de leeftijd van 61 jaar;"; 3° in de bepaling onder 4°, f, vierde streepje, worden de woorden "in 3° bis, tweede streepje" vervangen door de woorden "in 3° bis, b, tweede streepje".

Art. 39.De artikelen 35 tot 38 zijn van toepassing op de inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 1 juli 2016.

Voor het inkomstenjaar 2016 wordt in artikel 37bis, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 het bedrag van 3 255 euro vervangen door het bedrag van 1 627,50 euro. Afdeling 2. - Belasting over de toegevoegde waarde

Art. 40.Artikel 50 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij de wet van 26 december 2014 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 december 2015, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 1°, kent de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde geen btw-identificatienummer toe aan de belastingplichtige natuurlijke personen op wie de in artikel 56bis bedoelde regeling van toepassing is en die uitsluitend diensten verrichten, wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° de plaats van de diensten is in België;2° de diensten worden verricht voor andere doeleinden dan die van de economische activiteit van de belastingplichtige;3° de diensten worden uitsluitend verricht voor natuurlijke personen die ze bestemmen voor hun privé-gebruik of dat van andere personen;4° de diensten worden uitsluitend verricht in het kader van overeenkomsten die tot stand zijn gebracht door tussenkomst van een door de Koning erkend elektronisch platform krachtens artikel 90, eerste lid, 1° bis, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 of een platform dat door een overheid wordt georganiseerd;5° de vergoedingen met betrekking tot de diensten worden enkel door het in de bepaling onder 4° bedoelde platform of door tussenkomst van dat platform aan de dienstverrichter betaald of toegekend; 6° de omzet die bestaat uit de vergoedingen bedoeld in de bepaling onder 5°, met inbegrip van alle sommen die door dat platform of door tussenkomst van dat platform zijn ingehouden, bedraagt per kalenderjaar niet meer dan 3 255 euro, geïndexeerd overeenkomstig artikel 178, § 1 en § 3, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.".

Art. 41.Artikel 53quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, vervangen bij de wet van 26 november 2009 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De belastingplichtige op wie de in artikel 56bis bedoelde regeling van toepassing is en die geen enkele van de in het eerste lid bedoelde handelingen verricht, is niet gehouden de voornoemde administratie hiervan in kennis te stellen.".

Art. 42.Artikel 56bis, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2014 en gewijzigd bij de wet van 6 december 2015, wordt aangevuld met een derde lid, luidende : "De uitsluiting bedoeld in het tweede lid, 1°, is niet van toepassing voor de diensten verricht door belastingplichtige natuurlijke personen onder de voorwaarden bedoeld in artikel 50, § 4.".

Art. 43.Deze afdeling treedt in werking op 1 juli 2016. HOOFDSTUK 3. - Vestiging en invordering van de belastingen Afdeling 1. - Inkomstenbelastingen

Art. 44.In artikel 307, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2015 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin van het vijfde lid worden de woorden "aan personen gevestigd in een Staat" vervangen door de woorden "aan personen of vaste inrichtingen gevestigd of gelegen in een Staat, of aan bankrekeningen die worden beheerd door of aangehouden bij één van deze personen of vaste inrichtingen in een Staat, of aan bankrekeningen die worden beheerd door of aangehouden bij kredietinstellingen gevestigd of met een vaste inrichting in een Staat"; 2° in het vijfde lid wordt de bepaling onder a) vervangen als volgt : "a) ofwel op het ogenblik waarop de betaling heeft plaatsgevonden, door het Mondiaal Forum inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen in belastingaangelegenheden, werd aangemerkt als een Staat die niet effectief of substantieel de standaard op het gebied van de uitwisseling van inlichtingen op verzoek toepast;"; 3° het zesde lid wordt vervangen als volgt : "Voor de toepassing van het vijfde lid wordt onder Staat verstaan, een door de meerderheid van de leden van de Verenigde Naties erkende onafhankelijke Staat of een deel van deze Staat dat op autonome wijze bevoegd is om de grondslag of het tarief van de vennootschapsbelasting, geheel of gedeeltelijk, te bepalen en wordt onder een Staat zonder of met een lage belasting verstaan een Staat die geen deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte en : - die geen vennootschapsbelasting heft, op inkomsten van binnenlandse oorsprong of van buitenlandse oorsprong of; - waarvan het nominale tarief van de vennootschapsbelasting lager is dan 10 pct. of; - waarvan het tarief van de vennootschapsbelasting dat met de werkelijke belastingdruk op inkomsten van buitenlandse oorsprong overeenstemt lager is dan 15 pct.".

Art. 45.In artikel 315bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 6 juli 1994 en gewijzigd door de wet van 22 december 2008 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "een computersysteem" vervangen door "een informaticasysteem of elk ander elektronisch apparaat";2° in het vierde lid wordt het woord "computersystemen" vervangen door de woorden "informaticasystemen of elk ander elektronisch apparaat"; 3° er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende : "De in dit artikel vermelde verplichtingen gelden eveneens wanneer de gegevens waar de administratie om verzoekt, zich digitaal in België of in het buitenland bevinden.".

Art. 46.In artikel 323bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 6 juli 1994, wordt het woord "computersystemen" vervangen door de woorden "informaticasystemen of elk ander elektronisch apparaat".

Art. 47.In titel VII, hoofdstuk III, afdeling IV van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 333/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 333/2.Onverminderd de toepassing van artikel 333, kan de administratie binnen de aanslagtermijn van artikel 358, § 3, de in dit hoofdstuk bedoelde onderzoekingen verrichten voor de in artikel 358, § 1, 2°, vermelde jaren.".

Art. 48.In artikel 358 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : "2° ofwel het bekomen van inlichtingen uit het buitenland, waarvoor een rechtsgrond bestaat die het uitwisselen van inlichtingen regelt in verband met een belasting waarop die rechtsgrond van toepassing is, ofwel het in artikel 333/2 bedoelde onderzoek ten gevolge van het bekomen van dergelijke inlichtingen uitwijst dat belastbare inkomsten in België niet werden aangegeven : a) in de loop van één der vijf jaren vóór het jaar waarin de inlichtingen ter kennis van de Belgische administratie werden gebracht; b) ingeval van bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, in de loop van één der zeven jaren vóór het jaar waarin de inlichtingen ter kennis van de Belgische administratie werden gebracht;"; 2° in paragraaf 3 worden de woorden " de resultaten van de controle of het onderzoek bedoeld in § 1, 2°." vervangen door de woorden "de inlichtingen bedoeld in § 1, 2°. ".

Art. 49.Artikel 445 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 maart 2016 waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2. In afwijking van § 1, eerste lid, legt de door de bevoegde adviseur-generaal gemachtigde ambtenaar een geldboete op van 6 250 EUR wanneer niet voldaan is aan de in artikel 307, § 1, vierde, negende en tiende lid, bedoelde verplichting.

De voormelde geldboete wordt opgelegd per jaar en per niet gemelde juridische constructie.".

Art. 50.Artikel 49 treedt in werking op de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad. Afdeling 2. - Belasting over de toegevoegde waarde

Onderafdeling 1. - Cloud Computing

Art. 51.Artikel 61 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde vervangen bij de wet van 17 december 2012 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : " § 3. De in dit artikel vermelde verplichtingen gelden eveneens wanneer de gegevens waar de administratie om verzoekt, zich digitaal in België of in het buitenland bevinden.".

Onderafdeling 2. - Uitbreiding rechtsgronden bij het verkrijgen van buitenlandse inlichtingen voor de toepassing van de verjaringstermijn

Art. 52.In artikel 81bis, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 15 maart 1999 en vervangen bij de wet van 22 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het tweede lid wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° een inlichting, een onderzoek of een controle aantoont dat belastbare handelingen niet werden aangegeven in België, dat er handelingen ten onrechte werden vrijgesteld of dat er onrechtmachtige belastingaftrekken werden toegepast en de inlichting werd meegedeeld of verzocht of het onderzoek of de controle werd uitgevoerd of verzocht door, hetzij een andere lidstaat van de Europese Unie, overeenkomstig de regels daartoe bepaald in dit Wetboek of in de regelgeving van deze Unie, hetzij een bevoegde overheid van enig ander land waarmee België een overeenkomst heeft gesloten tot het vermijden van dubbele belasting of waarvoor een rechtsgrond bestaat die het uitwisselen van inlichtingen regelt, in verband met de belasting waarop die overeenkomst of die rechtsgrond van toepassing is;"; b) paragraaf 1 wordt aangevuld met een derde lid, luidende : "Voor de toepassing van het tweede lid mag de ontvangst van de inlichting afkomstig van het buitenland, de rechtsvordering, de kennisname van de bewijskrachtige elementen of van de aanwijzingen van belastingontduiking, respectievelijk bedoeld onder 1° tot 4° van dat lid zowel voor als na het verstrijken van de verjaringstermijn bedoeld in het eerste lid plaatsvinden.". Afdeling 3. - Verrekenprijzen

Art. 53.In titel VII, hoofdstuk III, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt na afdeling I een nieuwe afdeling I/1 ingevoegd, die de artikelen 321/1 - 321/6 omvat, met als opschrift : "Afdeling I/1 : Aanvullende rapporteringsverplichtingen inzake verrekenprijzen".

Art. 54.In afdeling I/1 van hoofdstuk III van titel VII van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij artikel 53, wordt een artikel 321/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 321/1.Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder : 1° de uitdrukking "groep" : een verzameling ondernemingen die door eigenaarschap of controle op zulkdanige manier verbonden zijn dat ze ofwel op grond van de geldende boekhoudkundige regels een geconsolideerde jaarrekening moet opmaken voor de financiële verslaggeving, ofwel dit zou moeten doen indien aandelenbelangen in een van de ondernemingen zouden verhandeld worden op een gereglementeerde markt; 2° de uitdrukking "onderneming" : elke vorm van bedrijfsuitoefening door elke persoon zoals die is bedoeld in artikel 338, paragraaf 2, 13°, b., c. en d.; 3° de uitdrukking "multinationale groep" : elke groep die twee of meer ondernemingen omvat die van een verschillend rechtsgebied inwoner zijn, of die een onderneming omvat die inwoner is van het ene rechtsgebied en in een ander rechtsgebied aan belasting onderworpen is ter zake van de werkzaamheden die met behulp van een vaste inrichting worden uitgeoefend;4° de uitdrukking "groepsentiteit" : a) elke afzonderlijke entiteit van een multinationale groep die opgenomen is in de geconsolideerde jaarrekening van de multinationale groep voor de financiële verslaggeving, of die in die jaarrekening zou opgenomen worden indien aandelenbelangen in dergelijke entiteit van een multinationale groep op een gereglementeerde markt zouden verhandeld worden;b) elke dergelijke entiteit die enkel op grond van omvang of materieel belang niet opgenomen is in de geconsolideerde jaarrekening van de multinationale groep;en c) elke vaste inrichting van elke afzonderlijke entiteit van de multinationale groep die onder punt a) of b) hierboven valt, op voorwaarde dat de entiteit voor die vaste inrichting een afzonderlijke jaarrekening opmaakt met het oog op de financiële verslaggeving, op het naleven van de reglementering, op het aangeven van de belastingen of op interne beheerscontrole;5° de uitdrukking "gereglementeerde markt" : een markt in de zin van artikel 2, laatst gewijzigd door de wet van 25 april 2014, 3°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;6° de uitdrukking "Belgische groepsentiteit" : elke groepsentiteit die fiscaal inwoner is van België;7° de uitdrukking "rapporterende entiteit" : de groepsentiteit die, in het rechtsgebied waarvan zij fiscaal inwoner is, namens de multinationale groep een landenrapport moet indienen.De rapporterende entiteit kan de uiteindelijke moederentiteit zijn, de surrogaatmoederentiteit, of elke andere entiteit die is omschreven in paragraaf 2 van artikel 321/2; 8° de uitdrukking "uiteindelijke moederentiteit" : een groepsentiteit van een multinationale groep die aan de volgende voorwaarden voldoet : a) ze bezit middellijk of onmiddellijk een belang in een of meer andere groepsentiteiten van die multinationale groep dat voldoende groot is om verplicht te zijn een geconsolideerde jaarrekening op te maken op grond van de boekhoudkundige regels die over het algemeen van toepassing zijn in het rechtsgebied waar die entiteit fiscaal inwoner is, of om verplicht te zijn dit te doen indien haar aandelenbelangen in het rechtsgebied waar ze haar fiscale woonplaats heeft, zouden verhandeld worden op een gereglementeerde markt, en b) geen andere groepsentiteit van die multinationale groep bezit middellijk of onmiddellijk een belang in de eerstgenoemde groepsentiteit zoals omschreven in alinea a) hierboven;9° de uitdrukking "surrogaatmoederentiteit" : een groepsentiteit van de multinationale groep die door die multinationale groep werd aangewezen als enige plaatsvervanger voor de uiteindelijke moederentiteit om namens die multinationale groep het landenrapport in te dienen, wanneer een of meer van de in artikel 321/2, § 2, eerste lid opgenoemde voorwaarden van toepassing zijn;10° de uitdrukking "rapporteringsperiode", gebruikt in verband met een multinationale groep : de periode waarvoor de uiteindelijke moederentiteit van de multinationale groep haar geconsolideerde jaarrekening opmaakt;11° de uitdrukking "internationaal akkoord" : de Multilaterale overeenkomst inzake wederzijdse administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden van 25 januari 1988, elk bilateraal of multilateraal belastingverdrag of elk akkoord inzake de uitwisseling van belastinggegevens waarbij België partij is en die voorziet in de uitwisseling van inlichtingen, daaronder begrepen de automatische uitwisseling van die gegevens;12° de uitdrukking "kwalificerend akkoord tussen bevoegde autoriteiten" : een akkoord : a) dat gesloten is tussen gemachtigde vertegenwoordigers van België en rechtsgebieden buiten de Europese Unie die partij zijn bij een internationaal akkoord, en b) dat de automatische uitwisseling vereist van landenrapporten tussen de rechtsgebieden die partij zijn;13° de uitdrukking "geconsolideerde jaarrekening" : de jaarrekening van een multinationale groep waarin de activa, passiva, de opbrengsten, de kosten en, in voorkomend geval, de kasstromen van de uiteindelijke moederentiteit en van de groepsentiteiten weergegeven zijn als die van een enkele economische entiteit;14° de uitdrukking "systematische nalatigheid", gebruikt in verband met een rechtsgebied : het feit dat een rechtsgebied een in werking zijnd kwalificerend akkoord tussen bevoegde autoriteiten heeft met België, maar dat dit rechtsgebied om andere redenen dan die welke in overeenstemming zijn met de bepalingen van dat akkoord, die automatische uitwisseling opgeschort heeft, dan wel anderszins stelselmatig nagelaten heeft om aan België automatisch de landenrapporten te bezorgen die het in zijn bezit heeft en die multinationale groepen betreffen die groepsentiteiten hebben in België;15° de uitdrukking "landenrapport" : een rapport dat de volgende elementen bevat : a) verzamelde informatie over het bedrag van de opbrengsten en van de winst of verlies vóór inkomstenbelasting, over de betaalde inkomstenbelasting, in de enkelvoudige jaarrekening opgenomen nog verschuldigde inkomstenbelasting, het gestorte kapitaal, de gereserveerde winst, het aantal personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, en alle activa met uitzondering van liquiditeiten, geldbeleggingen met een vervaldatum korter dan drie maanden dewelke niet onderhevig zijn aan significante waardeschommelingen, immateriële vaste activa en aandelen geboekt binnen de financiële vaste activa, en dit voor elk rechtsgebied waarin de multinationale groep actief is;b) een identificatie van elke groepsentiteit van de multinationale groep met vermelding van het rechtsgebied waarvan die groepsentiteit inwoner is, en indien verschillend, het rechtsgebied op grond van wiens wetgeving die groepsentiteit werd opgericht, en de aard van de voornaamste bedrijfsactiviteit of -activiteiten van die groepsentiteit; 16° de uitdrukking "bedrijfseenheid" : elk onderdeel, divisie, departement van de Belgische groepsentiteit gegroepeerd rond een bepaalde activiteit, productgroep of technologie.".

Art. 55.In dezelfde afdeling I/1, ingevoegd bij artikel 53, wordt een artikel 321/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 321/2.§ 1. Elke Belgische groepsentiteit die de uiteindelijke moederentiteit van een multinationale groep is, moet binnen 12 maanden na de laatste dag van de rapporteringsperiode bij de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen een landenrapport indienen dat betrekking heeft op die rapporteringsperiode. § 2. Een Belgische groepsentiteit die niet de uiteindelijke moederentiteit van een multinationale groep is, moet binnen 12 maanden na de laatste dag van de rapporteringsperiode bij de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen een landenrapport indienen, dat betrekking heeft op de laatst afgesloten rapporteringsperiode van de multinationale groep waarvan ze een groepsentiteit is, indien een van de volgende voorwaarden vervuld is : - de uiteindelijke moederentiteit van de multinationale groep is in het rechtsgebied waarvan zij fiscaal inwoner is niet verplicht om een landenrapport in te dienen; of - uiterlijk 12 maanden na de laatste dag van de rapporteringsperiode heeft het rechtsgebied waarvan de uiteindelijke moederentiteit fiscaal inwoner is geen in werking zijnd kwalificerend akkoord tussen bevoegde autoriteiten waarbij België partij is; of - de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen heeft aan de Belgische groepsentiteit laten weten dat er sprake geweest is van systematische nalatigheid vanwege het rechtsgebied waarvan de uiteindelijke moederentiteit fiscaal inwoner is.

De Belgische groepsentiteit zal aan haar ultieme moederentiteit verzoeken om haar al de nodige informatie te verschaffen teneinde te voldoen aan haar verplichtingen om een landenrapport in te dienen.

Indien een Belgische groepsentiteit desondanks niet alle vereiste informatie verkregen of verworven heeft om voor de multinationale groep te rapporteren, zal de Belgische groepsentiteit een landenrapport indienen met alle verkregen of verworven informatie waarover zij beschikt, en zal zij de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen ervan in kennis stellen dat de uiteindelijke moederentiteit geweigerd heeft om de vereiste informatie beschikbaar te stellen. De Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen zal alle lidstaten van de Europese Unie, alsook de Europese Commissie, op de hoogte brengen van die weigering.

Wanneer meerdere groepsentiteiten van dezelfde multinationale groep fiscaal inwoner zijn van de Europese Unie, en een of meer van de in het eerste lid uiteengezette voorwaarden vervuld zijn, mag de multinationale groep een van die groepsentiteiten aanwijzen om : - uiterlijk 12 maanden na de laatste dag van de rapporteringsperiode het landenrapport in te dienen dat betrekking heeft op de laatst afgesloten rapporteringsperiode, en - de belastingadministratie waar het landenrapport wordt ingediend kennis te geven van het feit dat die indiening gebeurt teneinde gevolg te geven aan de indieningsvereisten die gelden voor al de groepsentiteiten van die multinationale groep die fiscaal inwoner zijn van de Europese Unie.

Wanneer een groepsentiteit niet alle informatie kan verkrijgen of verwerven die vereist is voor het indienen van een landenrapport, zal die groepsentiteit niet in aanmerking komen om te worden aangewezen als rapporterende entiteit voor de multinationale groep zoals omschreven in het voorafgaande lid. Deze regel doet geen afbreuk aan de verplichting van de groepsentiteit om de lidstaat waarvan zij inwoner is in kennis te stellen van het feit dat de uiteindelijke moedermaatschappij geweigerd heeft om de vereiste informatie beschikbaar te stellen. § 3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2, is een Belgische groepsentiteit niet verplicht om bij de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen een landenrapport in te dienen dat betrekking heeft op enige rapporteringsperiode indien de multinationale groep waarvan ze een groepsentiteit is uiterlijk 12 maanden na de laatste dag van de rapporteringsperiode een landenrapport ter beschikking stelt, dat betrekking heeft op die rapporteringsperiode, via een surrogaatmoederentiteit die dat landenrapport indient bij de belastingautoriteit van het rechtsgebied waarvan zij inwoner is.

Hierbij moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn : 1. het rechtsgebied waarvan de surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is, verplicht het indienen van een landenrapport;2. uiterlijk 12 maanden na de laatste dag van de rapporteringsperiode waarvoor het landenrapport moet ingediend worden, heeft het rechtsgebied waarvan de surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is een in werking zijnd kwalificerend akkoord tussen bevoegde autoriteiten waarbij België partij is;3. het rechtsgebied waarvan de surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is, heeft de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen geen kennis gegeven van een systematische nalatigheid;4. het rechtsgebied waarvan de surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is, werd uiterlijk op de laatste dag van de rapporteringsperiode van die multinationale groep door de groepsentiteit die fiscaal inwoner is van dat rechtsgebied op de hoogte gebracht van het feit dat die groepsentiteit de surrogaatmoederentiteit is;en 5. er werd aan de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen een kennisgeving bezorgd in overeenstemming met artikel 321/3, § 2. § 4. De verplichtingen in voorgaande paragrafen gelden voor multinationale groepen die, voor de rapporteringsperiode die onmiddellijk voorafgaat aan de laatste afgesloten rapporteringsperiode, een totaal van 750 miljoen euro of meer geconsolideerde bruto-groepsopbrengsten behalen zoals dat tot uiting komt in de geconsolideerde jaarrekening van die groep voor die voorafgaande rapporteringsperiode. § 5. Het landenrapport wordt ingediend door middel van een formulier waarvan het model en de wijze van indiening door de Koning wordt vastgesteld.".

Art. 56.In dezelfde afdeling I/1, ingevoegd bij artikel 53, wordt een artikel 321/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 321/3.§ 1. Elke Belgische groepsentiteit van een multinationale groep, die overeenkomstig artikel 321/2, § 4 een landenrapport moet indienen, zal de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen laten weten of zij de uiteindelijke moederentiteit dan wel de surrogaatmoederentiteit of de groepsentiteit overeenkomstig artikel 321/2, § 2 is, en dit uiterlijk op de laatste dag van de rapporteringsperiode van die multinationale groep. § 2. Wanneer een Belgische groepsentiteit van een multinationale groep, die overeenkomstig artikel 321/2, § 4 een landenrapport moet indienen, noch de uiteindelijke moederentiteit noch de surrogaatmoederentiteit is noch de groepsentiteit overeenkomstig artikel 321/2, § 2 is, zal ze uiterlijk op de laatste dag van de rapporteringsperiode van de multinationale groep de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen op de hoogte brengen van de identiteit en de woonplaats van de rapporterende entiteit.".

Art. 57.In dezelfde afdeling I/1, ingevoegd bij artikel 53, wordt een artikel 321/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 321/4.§ 1. Een Belgische groepsentiteit moet binnen 12 maanden na de laatste dag van de rapporteringsperiode van de multinationale groep bij de Belgische administratie bevoegd voor de vestiging van de inkomstenbelastingen een groepsdossier indienen dat betrekking heeft op die laatst afgesloten rapporteringsperiode. § 2. In het groepsdossier wordt een overzicht gegeven van de multinationale groep, inclusief de aard van de bedrijfsactiviteiten, de immateriële vaste activa, de intra-groep financiële verrichtingen en de geconsolideerde financiële en fiscale positie van de multinationale groep, haar algehele verrekenprijspolitiek en haar wereldwijde allocatie van haar inkomsten en economische activiteiten om belastingadministraties te ondersteunen bij de beoordeling van de aanwezigheid van een verrekenprijsrisico. § 3. De verplichting in § 1 geldt voor elke Belgische groepsentiteit van een multinationale groep die, voor het boekjaar dat onmiddellijk voorafgaat aan het laatste afgesloten boekjaar, één van onderstaande criteria overschrijdt, zoals blijkt uit haar enkelvoudige jaarrekening : - een totaal van 50 miljoen euro aan bedrijfs- en financiële opbrengsten met uitsluiting van de niet-recurrente opbrengsten; - een balanstotaal van 1 miljard euro; - het jaargemiddelde van het personeelsbestand van 100 voltijdse equivalenten. § 4. Het groepsdossier wordt ingediend door middel van een formulier waarvan het model en de indieningsmodaliteiten door de Koning wordt vastgesteld.".

Art. 58.In dezelfde afdeling I/1, ingevoegd bij artikel 53, wordt een artikel 321/5 ingevoegd, luidende : "

Art. 321/5.§ 1. Een Belgische groepsentiteit, dient bij haar aangifte een lokaal dossier in met betrekking tot het boekjaar waarop die aangifte betrekking heeft. § 2. Het lokaal dossier bestaat uit een formulier waarin informatie opgenomen is met betrekking tot de lokale entiteit en een gedetailleerd inlichtingenformulier aangaande de verrekenprijsanalyse van de verrichtingen tussen de lokale entiteit en de buitenlandse entiteiten van de multinationale groep, in het bijzonder de relevante financiële informatie van deze verrichtingen, de vergelijkbaarheidsstudie en de selectie en de toepassing van de meest aangewezen verrekenprijsmethode. § 3. De verplichting in § 1 geldt voor elke Belgische groepsentiteit van een multinationale groep die, voor het boekjaar dat onmiddellijk voorafgaat aan het laatste afgesloten boekjaar, één van onderstaande criteria overschrijdt, zoals blijkt uit haar enkelvoudige jaarrekening : - een totaal van 50 miljoen euro aan bedrijfs- en financiële opbrengsten met uitsluiting van de niet-recurrente opbrengsten; - een balanstotaal van 1 miljard euro; - het jaargemiddelde van het personeelsbestand van 100 voltijdse equivalenten.

Het inlichtingenformulier bij het lokaal dossier dient slechts ingevuld te worden wanneer voor ten minste één van de bedrijfseenheden binnen de Belgische groepsentiteit de drempelwaarde van een totaal van 1 000 000 euro aan grensoverschrijdende transacties met groepsentiteiten werd overschreden in het laatste afgesloten boekjaar.

In dat geval moet het inlichtingenformulier ingevuld worden voor elke bedrijfseenheid die deze drempelwaarde overschrijdt. § 4. Het lokale dossier moet ingediend worden in een formulier waarvan het model door de Koning werd vastgesteld.".

Art. 59.In dezelfde afdeling I/1, ingevoegd bij artikel 53, wordt een artikel 321/6 ingevoegd, luidende : "

Art. 321/6.Het landenrapport zal gebruikt worden voor het beoordelen van grote verrekenprijsrisico's en van andere risico's die verband houden met de uitholling van de belastbare grondslag en met winstverschuiving, daaronder begrepen het risico dat leden van de multinationale groep waarvoor regels in verband met verrekenprijzen van toepassing zijn, die regels niet naleven en, waar aangewezen, ook voor het maken van een economische en statistische analyse.

Aanpassingen van de verrekenprijzen, mogen niet louter gebaseerd zijn op het landenrapport. Niettegenstaande het voorafgaande, is het niet verboden om het landenrapport als basis te gebruiken om in het kader van een controle verder onderzoek te verrichten naar de verrekenprijsafspraken van de multinationale groep of naar andere belastingaangelegenheden, van een groepsentiteit met als gevolg dat passende correcties mogen gemaakt worden aan het belastbaar inkomen van een groepsentiteit.".

Art. 60.In dezelfde afdeling I/1, ingevoegd bij artikel 53, wordt een artikel 321/7 ingevoegd, luidende : "

Art. 321/7.Voor de toepassing van deze afdeling en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsbesluiten kan de rapportage van de daarin bedoelde formulieren, naast de gebruikelijke landstalen, ook in het Engels gebeuren.

Voor elk ander gebruik van de formulieren dan de rapportage voorzien onder deze afdeling of een daaruit volgende controle, moet, indien vereist, een vertaling in een van de Belgische landstalen, al dan niet door een beëdigd vertaler, door de belastingplichtige ingediend worden.".

Art. 61.In artikel 358 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een 5° luidende : "5° er na een procedure van onderling overleg in toepassing van een internationale overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting of na een procedure in toepassing van het Verdrag ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (90/436/EEG) van 23 juli 1990, nog belastingen verschuldigd zijn."; 2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de inleidende zin worden de woorden "3° en 4° " vervangen door de woorden "3°, 4° en 5° "; b) er wordt een bepaling onder 4° ingevoegd luidende : "4° waarop de procedure bedoeld in § 1, 5°, is beëindigd.".

Art. 62.Artikel 376, § 3, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, wordt aangevuld met een bepaling onder 3° luidende : "3° van de teveel betaalde belasting die werd vastgesteld na een procedure van onderling overleg in toepassing van een internationale overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting of na een procedure in toepassing van het Verdrag ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (90/436/EEG) van 23 juli 1990.".

Art. 63.Artikel 445 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij deze wet, wordt aangevuld met een paragraaf 3 luidende : " § 3. In afwijking van § 1, eerste lid, kan de door de bevoegde adviseur-generaal gemachtigde ambtenaar voor een overtreding van de bepalingen van de artikelen 321/1 tot 321/6, evenals van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, een boete opleggen van 1 250 EUR tot 25 000 EUR vanaf de tweede overtreding.

De Koning legt de schaal van de administratieve geldboetes vast en regelt hun toepassingsmodaliteiten.".

Art. 64.Deze afdeling heeft uitwerking : 1° voor de artikelen 61, 62 en 63 vanaf aanslagjaar 2017;2° voor de overige artikelen voor rapporteringsperiodes van multinationale groepen of boekjaren die beginnen vanaf 1 januari 2016. Afdeling 4. - Invordering

Onderafdeling 1. - Schorsing van de invordering

Art. 65.In artikel 300 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt paragraaf 2 vervangen als volgt : " § 2. De termijnen van verzet, hoger beroep en cassatie, alsmede het verzet, het hoger beroep en de voorziening in cassatie schorsen de tenuitvoerlegging van de gerechtelijke beslissing met betrekking tot maatregelen welke er, zelfs gedeeltelijk, toe strekken de invordering van de belasting te verwezenlijken of te waarborgen, daarin begrepen alle opcentiemen, verhogingen en boetes, alsmede van de desbetreffende interesten en kosten.".

Onderafdeling 2. - Vereenvoudigd derdenbeslag

Art. 66.Artikel 85bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, ingevoegd bij de wet van 8 augustus 1980 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 1989 en 20 juli 2006, wordt vervangen als volgt : "

Art. 85bis.§ 1. Na de in artikel 85 bedoelde kennisgeving of betekening kan de bevoegde ontvanger, bij aangetekende brief, uitvoerend beslag onder derden leggen op de sommen en zaken die de bewaarnemer of schuldenaar aan de belastingschuldige verschuldigd is of moet teruggeven.

Dit beslag heeft uitwerking vanaf de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde. § 2. Vanaf de datum van de inwerkingtreding van het akkoord dat hiervoor tussen de derde-beslagene en de bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën wordt gesloten, kan de bevoegde ontvanger het in paragraaf 1 bedoelde beslag onder derden leggen door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken gebruikt worden.

Dit akkoord blijft van toepassing zolang de derde-beslagene het niet uitdrukkelijk bij aangetekende brief heeft opgezegd. De opzegging gaat in vanaf de eerste dag van de derde maand volgend op de ontvangst van de kennisgeving ervan door de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën.

In de gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid bedoeld in het eerste lid, heeft het beslag onder derden uitwerking vanaf de datum van ontvangstmelding van het beslag door de derde-beslagene.

Wanneer eenzelfde beslag onder derden achtereenvolgens wordt gelegd volgens de procedures bepaald respectievelijk in het eerste lid en paragraaf 1, eerste lid, zal het beslag gelegd overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid, slechts primeren indien de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde zoals bepaald in paragraaf 1, tweede lid, de datum van ontvangstmelding van het beslag door de derde-beslagene zoals bepaald in het derde lid voorafgaat.

De informatie opgenomen in de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde kennisgeving van het beslag, is dezelfde, ongeacht of ze wordt meegedeeld door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt of door een aangetekende brief.

De oorsprong en de integriteit van de inhoud van de kennisgeving van het beslag worden, in geval van verzending door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt, verzekerd door middel van aangepaste beveiligingstechnieken.

Opdat de kennisgeving van het beslag op geldige wijze als beslag onder derden zou gelden, moet een digitaal certificaat worden gebruikt.

Ongeacht de toegepaste techniek, wordt er gegarandeerd dat enkel de gerechtigde personen toegang hebben tot de middelen waarmee het digitaal certificaat wordt gecreëerd.

De gevolgde procedures moeten bovendien toelaten dat de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de verzending correct kan worden geïdentificeerd en dat het tijdstip van de verzending correct kan worden vastgesteld.

Met als enig doel de in deze paragraaf vermelde bepalingen uit te voeren, wordt de beslagen belastingschuldige geïdentificeerd ofwel door het identificatienummer van het Rijksregister of, bij gebrek daaraan, het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid wanneer het een natuurlijke persoon betreft, ofwel door het identificatienummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen wanneer het een rechtspersoon betreft. § 3. Het beslag onder derden wordt eveneens bij aangetekende brief aan de belastingschuldige aangezegd. Indien de belastingschuldige geen gekende woonplaats meer heeft, geschiedt de aanzegging van het beslag bij aangetekende brief aan de procureur des Konings te Brussel.

De belastingschuldige kan tegen het beslag onder derden bij aangetekende brief verzet aantekenen bij de bevoegde ontvanger binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de afgifte van de aanzegging van het beslag bij de aanbieder van de universele postdienst. De belastingschuldige moet binnen dezelfde termijn bij aangetekende brief de derde-beslagene inlichten.

Wanneer het beslag slaat op inkomsten bedoeld in de artikelen 1409, §§ 1 en 1bis, en 1410 van het Gerechtelijk Wetboek, bevat de aanzegging, op straffe van nietigheid, het aangifteformulier voor kind ten laste waarvan het model bepaald is door de minister van Justitie. § 4. Het in de paragrafen 1 en 2 bedoelde beslag onder derden geeft aanleiding tot het opmaken en het verzenden, door de bevoegde ontvanger, van een bericht van beslag zoals bedoeld in artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek. § 5. Onder voorbehoud van het bepaalde in de paragrafen 1, 2 en 3, zijn op dit beslag onder derden de bepalingen toepasselijk van de artikelen 1539, 1540, 1542, eerste lid, en 1543 van het Gerechtelijk Wetboek, met dien verstande dat : 1° de derde-beslagene zijn verklaring van de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag eveneens door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken gebruikt worden aan de betrokken ontvanger kan doen indien het beslag onder derden volgens de procedure voorzien in paragraaf 2, eerste lid, werd gelegd.In dit geval is de datum van de verklaring van de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag de datum van ontvangstmelding die door de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën wordt verzonden; 2° de derde-beslagene er overeenkomstig artikel 1543 van het Gerechtelijk Wetboek toe gehouden is op overlegging van een afschrift van de aanzegging van het beslag, afgifte te doen van het bedrag van het in paragraaf 3, eerste lid, bedoeld beslag.Wanneer het beslag onder derden wordt gelegd volgens de in paragraaf 2, eerste lid, voorziene procedure, wordt de overlegging van een afschrift van de aanzegging van het beslag geacht te zijn vervuld door de mededeling aan de derde-beslagene van de datum van de afgifte van de aanzegging van het beslag bij de aanbieder van de universele postdienst. In dat geval gebeurt de mededeling eveneens door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken gebruikt worden; 3° de afgifte van het bedrag van het beslag geschiedt in handen van de bevoegde ontvanger. Met als enig doel de in deze paragraaf vermelde bepalingen uit te voeren, wordt de beslagen belastingschuldige geïdentificeerd ofwel door het identificatienummer van het Rijksregister of, bij gebrek daaraan, het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid wanneer het een natuurlijke persoon betreft, ofwel door het identificatienummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen wanneer het een rechtspersoon betreft. § 6. De kosten voor de aangetekende brieven bedoeld in de paragrafen 1, 3 en 5 zijn ten laste van de belastingschuldige. § 7. De belastingschuldige wordt op de hoogte gebracht van de bestemming van de betalingen en van het saldo na de betalingen. § 8. Het uitvoerend beslag onder derden geschiedt door middel van een deurwaardersexploot op de wijze bepaald in de artikelen 1539 tot 1544 van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer blijkt : 1° dat de belastingschuldige zich verzet tegen het in de paragrafen 1 en 2 bedoelde beslag;2° dat de derde-beslagene zijn schuld tegenover de belastingschuldige betwist;3° dat de sommen en zaken het voorwerp zijn van een verzet of beslag onder derden vóór het in de paragrafen 1 en 2 bedoelde beslag gedaan door andere schuldeisers;4° dat de zaken te gelde moeten worden gemaakt. In deze gevallen blijft het door de ontvanger overeenkomstig de paragrafen 1 en 2 gelegde beslag zijn bewarend effect behouden wanneer een uitvoerend beslag onder derden bij deurwaardersexploot wordt gelegd als bepaald bij artikel 1539 van het Gerechtelijk Wetboek, binnen een maand na : 1° ofwel de afgifte bij de aanbieder van de universele postdienst van het verzet van de belastingschuldige als bepaald bij paragraaf 3, tweede lid, of van de verklaring als bepaald bij artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek;2° ofwel de ontvangstmelding van deze verklaring indien zij werd verzonden door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken gebruikt worden als bepaald bij paragraaf 5, eerste lid, 1°.". Afdeling 5. - Bankinlichtingen

Onderafdeling 1. - Belasting over de toegevoegde waarde

Art. 67.Artikel 62bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt aangevuld met drie leden, luidende : "De ambtenaren van de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde met de graad van adviseur-generaal hebben de machtiging in gevallen van fraude en op specifieke en gemotiveerde aanvraag de in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde beschikbare gegevens over een schuldenaar op te vragen bij het centraal aanspreekpunt van de Nationale Bank van België.

De in het vorige lid vermelde machtiging wordt slechts verleend als alle andere wettelijke middelen voor het bekomen van de gewenste inlichtingen of informatie uitgeput zijn en na de bevraging van de schuldenaar. Bij die bevraging wordt aan de schuldenaar meegedeeld dat bij gebreke aan antwoord het in het tweede lid bedoelde contactpunt zal worden geraadpleegd.

De raadpleging van het in het tweede lid bedoeld centraal aanspreekpunt gebeurt volgens de nadere regels in toepassing van artikel 322, § 3, derde lid, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.".

Art. 68.In artikel 63bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 29 maart 2012, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende : "De ontvangers bevoegd voor de invordering van de belasting over de toegevoegde waarde kunnen, teneinde de verschuldigde belasting in te vorderen, de in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde beschikbare gegevens met betrekking tot een belastingschuldige opvragen bij het centraal aanspreekpunt van de Nationale Bank van België zonder de beperkingen van artikel 322, §§ 2 tot 4, van hetzelfde Wetboek. De machtiging hiertoe wordt verleend door een ambtenaar met minimum de graad van adviseur-generaal.".

Onderafdeling 2. - Douane

Art. 69.Artikel 203 van de Algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen wordt aangevuld met een § 4 luidende : " § 4. Door middel van een met redenen omklede machtiging, uitgaande van de Administrateur-generaal kunnen de ambtenaren van de Algemene administratie van de douane en accijnzen in het kader van de onderzoeken gegevens opvragen uit het Centraal Aanspreekpunt zoals bedoeld in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 rekening houdend met de beperkingen van artikel 322, §§ 2 tot 4, van hetzelfde Wetboek.".

Art. 70.In dezelfde Algemene wet wordt een artikel 319bis ingevoegd, luidende : "

Art. 319bis.§ 1. De ontvangers bevoegd voor de douane en accijnzen kunnen teneinde de verschuldigde belasting in te vorderen de in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde beschikbare gegevens opvragen bij het centraal aanspreekpunt van de Nationale Bank van België zonder de beperkingen van artikel 322, §§ 2 tot 4, van hetzelfde Wetboek. De machtiging hiertoe wordt verleend door een ambtenaar met minimum de graad van adviseur-generaal. § 2. Dezelfde regeling wordt voorzien voor de regionale en centrale diensten bevoegd voor de invordering van douane- en accijnsschulden.

Deze machtiging wordt verleend door een ambtenaar met minimum de graad van adviseur-generaal bevoegd voor de Administratie Geschillen.".

Onderafdeling 3. - Registratie- en successierechten

Art. 71.Artikel 222 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, opgeheven bij de wet van 15 maart 1999, wordt hersteld als volgt : "

Art. 222.In geval van niet-betaling van een schuld voortvloeiende uit de toepassing van dit Wetboek, kan de ambtenaar die belast is met de inning van die schuld, bij het Centraal Aanspreekpunt van de Nationale Bank bedoeld in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de gegevens opvragen die ten aanzien van die schuldenaar beschikbaar zijn zonder de beperkingen van artikel 322, §§ 2 tot 4, van hetzelfde Wetboek. De machtiging hiertoe wordt verleend door een ambtenaar met minimum de graad van adviseur-generaal.".

Art. 72.Artikel 100 van het Wetboek der successierechten, vervangen bij de besluitwet van 4 mei 1940 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt aangevuld met twee leden, luidende : "De ambtenaren van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie kunnen zich eveneens, in het kader van het bankonderzoek, richten tot het Centraal Aanspreekpunt van de Nationale Bank zoals bepaald in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Deze toegang is voorzien mits machtiging van een ambtenaar met minimum de graad van adviseur-generaal.

Enkel in het kader van de aangiften van nalatenschap kunnen de ambtenaren van Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie het Centraal Aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België om informatie vragen na voorafgaande machtiging door een ambtenaar met minstens de graad van adviseur-generaal.".

Art. 73.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1421/1ingevoegd, luidende : "

Artikel 1421/1.In geval van niet-betaling van een schuld voortvloeiende uit de toepassing van dit Wetboek, kan de ambtenaar die belast is met de inning van die schuld, bij het Centraal Aanspreekpunt van de Nationale Bank bedoeld in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de gegevens opvragen die ten aanzien van die schuldenaar beschikbaar zijn zonder de beperkingen van artikel 322, §§ 2 tot 4, van hetzelfde Wetboek. De machtiging hiertoe wordt verleend door een ambtenaar met minstens de graad van adviseur-generaal.".

Onderafdeling 4 - Raadpleging van het Centraal Aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank door ontvangers bevoegd voor de invordering van de penale boeten

Art. 74.De ontvangers bevoegd voor de invordering van de penale boeten, verbeurdverklaring van geldsommen, gerechtskosten en bijdragen kunnen de in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde beschikbare gegevens opvragen bij het centraal aanspreekpunt van de Nationale Bank zonder de beperkingen van artikel 322, §§ 2 en 4, van hetzelfde Wetboek. De machtiging hiertoe wordt verleend door een ambtenaar met minstens de graad van adviseur-generaal. HOOFDSTUK 4. - Niet-fiscale invordering Afdeling 1 - Wijziging van de domaniale wet van 22 december 1949

Art. 75.Artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949, gewijzigd bij wet van 5 juli 1963, wordt vervangen als volgt : "

Art. 3.§ 1. Onverminderd het treffen van bewarende maatregelen overeenkomstig het gemeen recht, wordt iedere som, verschuldigd aan de Staat of aan Staatsorganismen, waarvan de invordering wordt verzekerd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen, ingevorderd op basis van een uitvoerbaar verklaard bijzonder kohier, een administratieve uitvoerbare titel of een in kracht van gewijsde getreden rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van deze som.

Voor de toepassing van de hiernavolgende bepalingen verstaat men onder "niet-fiscale schuldvordering" elke som van niet-fiscale aard verschuldigd aan de Staat of aan Staatsorganismen, in hoofdsom, interesten en bijbehoren, waarvan de invordering wordt verzekerd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen. § 2. Tenzij de niet-fiscale schuldvordering het voorwerp uitmaakt van een administratieve uitvoerbare titel of van een in kracht van gewijsde getreden rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling ervan, wordt de niet-fiscale schuldvordering, in geval van niet-betaling, in een bijzonder kohier opgenomen.

De niet-fiscale schuldvordering kan het voorwerp uitmaken van verbeterende bijzondere kohieren in het geval van latere wijzigingen, om welke reden dan ook, van de bedragen opgenomen in het bijzonder kohier overeenkomstig het eerste lid.

De bijzondere kohieren worden opgemaakt en uitvoerbaar verklaard door de bevoegde adviseur-generaal van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen of door een door hem aangewezen ambtenaar.".

Art. 76.Artikel 4 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 6 juli 1989, wordt vervangen als volgt : "

Art. 4.§ 1. Een aanmaning tot betaling, die een uittreksel bevat uit het bijzonder kohier of uit de administratieve uitvoerbare titel met vermelding van de datum van uitvoerbaarverklaring van dit bijzonder kohier of van deze administratieve uitvoerbare titel, of die een afschrift van de uitgifte van de rechterlijke beslissing bevat, wordt bij aangetekende brief aan de schuldenaar verzonden. De afgifte van het stuk bij de aanbieder van de universele postdienst geldt als kennisgeving vanaf de derde daaropvolgende werkdag.

Indien de schuldenaar geen gekende woonplaats in België of in het buitenland heeft, wordt deze aanmaning tot betaling aangetekend verstuurd naar de procureur des Konings te Brussel. § 2. De niet-fiscale schuldvordering kan niet worden ingevorderd door uitvoeringsmaatregelen dan na het verstrijken van een termijn van acht dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van de aanmaning tot betaling bedoeld in paragraaf 1, behalve indien de rechten van de Schatkist in het gedrang komen, in welk geval zij kan worden ingevorderd door middel van uitvoeringsmaatregelen te rekenen vanaf de voormelde kennisgeving. § 3. Deze kennisgeving van de aanmaning tot betaling : - stuit de verjaringstermijn voor de invordering van de niet-fiscale schuldvordering; - geldt als ingebrekestelling en doet de moratoire interesten lopen, behalve wanneer een specifieke wettelijke of reglementaire bepaling of de in kracht van gewijsde getreden rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van de niet-fiscale schuldvordering ze eerder deed lopen. De moratoire interesten zijn verschuldigd tegen het tarief vastgelegd in burgerlijke zaken en volgens de regels in dezelfde aangelegenheid, tenzij een specifieke wettelijke of reglementaire bepaling anders bepaalt.".

Art. 77.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 5, luidende : "

Art. 5.§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van deze wet, gebeurt de tenuitvoerlegging van het uitvoerbaar verklaard bijzonder kohier, de administratieve uitvoerbare titel of de in kracht van gewijsde getreden rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van de niet-fiscale schuldvordering in overeenstemming met de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, Deel V, Titel III, over de gedwongen tenuitvoerlegging.

De overhandiging door de ontvanger aan de gerechtsdeurwaarder van een uittreksel uit het bijzondere kohier of uit de administratieve uitvoerbare titel met vermelding van de datum van uitvoerbaarverklaring van dat bijzonder kohier of van deze administratieve uitvoerbare titel, of van de uitgifte van de rechterlijke beslissing overeenkomstig artikel 1393 van het Gerechtelijk Wetboek, geldt als volmacht voor alle tenuitvoerleggingen.

Wanneer de ontvanger een bevel tot betaling laat betekenen, moet dit bovenaan een uittreksel uit het bijzonder kohier of van de administratieve uitvoerbare titel bevatten met vermelding van de datum van uitvoerbaarverklaring van dit bijzonder kohier of van deze administratieve uitvoerbare titel. § 2. De tenuitvoerlegging van het uitvoerbaar verklaard bijzonder kohier of de administratieve uitvoerbare titel kan slechts worden gestuit door een rechtsvordering voor de rechtbank van eerste aanleg, tenzij een specifieke wettelijke of reglementaire bepaling anders bepaalt. § 3. Het bijzonder kohier en de administratieve uitvoerbare titel zijn uitvoerbaar tegen de personen die er niet zijn in opgenomen in de mate dat zij gehouden zijn tot betaling van de niet-fiscale schuldvordering krachtens het gemeen recht of krachtens specifieke wettelijke of reglementaire bepalingen.

Voor de toepassing van de hiernavolgende bepalingen, worden deze personen aangeduid als medeschuldenaars.

De niet-fiscale schuldvordering kan evenwel slechts lastens de medeschuldenaars worden ingevorderd door uitvoeringsmaatregelen : 1° wanneer hen bij aangetekende brief een aanmaning tot betaling werd verstuurd, die een uittreksel bevat uit het bijzonder kohier of uit de administratieve uitvoerbare titel met vermelding van de datum van uitvoerbaarverklaring van dat bijzonder kohier of van deze algemene lijst.De afgifte van het stuk aan de aanbieder van de universele postdienst geldt als kennisgeving vanaf de derde daaropvolgende werkdag.

Indien de medeschuldenaar geen gekende woonplaats heeft in België of in het buitenland heeft, wordt deze aanmaning tot betaling aangetekend verstuurd naar de procureur des Konings te Brussel. 2° na het verstrijken van een termijn van acht dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van de aanmaning tot betaling bedoeld onder 1°, behalve indien de rechten van de Schatkist in het gedrang komen.".

Art. 78.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 6, luidende : "

Art. 6.§ 1. De ontvanger kan, bij aangetekende brief, uitvoerend beslag onder derden leggen op de aan de schuldenaar of aan de medeschuldenaar verschuldigde of toebehorende sommen en zaken, tot beloop van het bedrag van de niet-fiscale schuldvordering, geheel of gedeeltelijk, dat door de schuldenaar verschuldigd is of tot betaling van hetgeen waartoe de medeschuldenaar gehouden is.

Dit beslag heeft uitwerking vanaf de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde. § 2. Vanaf de datum van inwerkingtreding van het akkoord dat hiervoor tussen de derde-beslagene en de bevoegde diensten van de Federale Overheidsdienst Financiën wordt gesloten, kan de ontvanger het in paragraaf 1 bedoelde beslag onder derden leggen door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken gebruikt worden.

Dit akkoord blijft van toepassing zolang de derde-beslagene het niet uitdrukkelijk bij aangetekende brief heeft opgezegd. De opzegging gaat in vanaf de eerste dag van de derde maand volgend op de ontvangst van de kennisgeving ervan door de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën.

In de gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid bedoeld in het eerste lid, heeft het beslag onder derden uitwerking vanaf de datum van ontvangstmelding van het beslag door de derde-beslagene.

Wanneer eenzelfde beslag onder derden achtereenvolgens wordt gelegd volgens de procedures voorzien respectievelijk in het eerste lid en paragraaf 1, eerste lid, zal het beslag gelegd overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid, slechts primeren indien de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde zoals bepaald in paragraaf 1, tweede lid, de datum van ontvangstmelding van het beslag door de derde-beslagene zoals bepaald in het derde lid, voorafgaat.

De informatie opgenomen in de kennisgeving van het beslag bedoeld in deze paragraaf en in paragraaf 1 is dezelfde, ongeacht of ze wordt meegedeeld door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt of door een aangetekende brief.

In geval van verzending door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt, worden de oorsprong en de integriteit van de inhoud van de kennisgeving van het beslag verzekerd door middel van aangepaste beveiligingstechnieken.

Opdat de kennisgeving van het beslag op geldige wijze als beslag onder derden zou gelden, wordt een digitaal certificaat gebruikt.

Ongeacht de toegepaste techniek, wordt er gegarandeerd dat enkel de gerechtigde personen toegang hebben tot de middelen waarmee het digitaal certificaat wordt gecreëerd.

De gevolgde procedures laten toe dat de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de verzending kan worden geïdentificeerd en dat het tijdstip van de verzending kan worden vastgesteld.

Met als enig doel de in deze paragraaf vermelde bepalingen uit te voeren, wordt de beslagen schuldenaar of de beslagen medeschuldenaar geïdentificeerd ofwel door het identificatienummer van het Rijksregister of, bij gebrek daaraan, het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, wanneer het een natuurlijke persoon betreft, ofwel door het identificatienummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen wanneer het een rechtspersoon betreft. § 3. Het beslag onder derden wordt eveneens bij aangetekende brief aan de schuldenaar of medeschuldenaar aangezegd. Indien de schuldenaar of medeschuldenaar geen gekende woonplaats heeft, geschiedt de aanzegging van het beslag bij aangetekende brief aan de procureur des Konings te Brussel.

De schuldenaar of medeschuldenaar kan tegen het beslag onder derden bij aangetekende brief verzet aantekenen bij de ontvanger binnen vijftien dagen te rekenen vanaf de afgifte bij de aanbieder van de universele postdienst van de aanzegging van het beslag. De schuldenaar of medeschuldenaar licht binnen dezelfde termijn bij aangetekende brief de derde-beslagene in.

Wanneer het beslag slaat op inkomsten bedoeld in de artikelen 1409, §§ 1 en 1bis, en 1410 van het Gerechtelijk Wetboek, bevat de aanzegging, op straffe van nietigheid, het aangifteformulier voor kind ten laste waarvan het model bepaald is door de minister van Justitie. § 4. Het in de paragrafen 1 en 2 bedoelde beslag onder derden geeft aanleiding tot het opmaken en het verzenden, door de ontvanger, van een bericht van beslag zoals bedoeld in artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek. § 5. Onder voorbehoud van het bepaalde in de paragrafen 1, 2 en 3, zijn op dit beslag onder derden de bepalingen toepasselijk van de artikelen 1539, 1540, 1542, eerste en tweede lid, en 1543 van het Gerechtelijk Wetboek, met dien verstande dat : 1° de derde-beslagene zijn verklaring van de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag eveneens door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken gebruikt worden aan de ontvanger kan doen wanneer het beslag onder derden volgens de procedure voorzien in paragraaf 2, eerste lid, werd gelegd;in dit geval is de datum van de verklaring van de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag de datum van ontvangstmelding die door de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Financiën wordt meegedeeld; 2° de derde-beslagene er overeenkomstig artikel 1543 van het Gerechtelijk Wetboek toe gehouden is op overlegging van een afschrift van de aanzegging van het beslag, afgifte te doen van het in paragraaf 3, eerste lid, bedoelde beslag.Wanneer het beslag onder derden wordt gelegd volgens de in paragraaf 2, eerste lid, voorziene procedure, wordt de overlegging van een afschrift van de aanzegging van het beslag geacht te zijn vervuld door de mededeling aan de derde-beslagene van de datum van afgifte bij de aanbieder van de universele postdienst van de aanzegging van het beslag; in dat geval gebeurt de mededeling eveneens door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt; 3° de afgifte van het bedrag van het beslag geschiedt in handen van de ontvanger. Met als enig doel de in deze paragraaf vermelde bepalingen uit te voeren, wordt de beslagen schuldenaar of de beslagen medeschuldenaar geïdentificeerd ofwel door het identificatienummer van het Rijksregister of, bij gebrek daaraan, het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, wanneer het een natuurlijke persoon betreft, ofwel door het identificatienummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen wanneer het een rechtspersoon betreft. § 6. De kosten voor de aangetekende brieven beoogd in de paragrafen 1, 3 en 5 zijn ten laste van de schuldenaar of medeschuldenaar. § 7. De schuldenaar of medeschuldenaar wordt op de hoogte gebracht van de bestemming van de betalingen en van het saldo na de betalingen. § 8. Het uitvoerend beslag onder derden geschiedt door middel van een deurwaardersexploot op de wijze bepaald in de artikelen 1539 tot 1544 van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer blijkt : 1° dat de schuldenaar of medeschuldenaar zich verzet tegen het in de paragrafen 1 en 2 bedoelde beslag;2° dat de derde-beslagene zijn schuld tegenover de schuldenaar of medeschuldenaar betwist;3° dat de sommen en zaken het voorwerp zijn van een verzet of beslag onder derden vóór het in de paragrafen 1 en 2 bedoelde beslag gedaan door andere schuldeisers;4° dat de zaken te gelde moeten worden gemaakt. In deze gevallen blijft het door de ontvanger overeenkomstig de paragrafen 1 en 2 gelegd beslag zijn bewarend effect behouden wanneer een uitvoerend beslag onder derden bij deurwaardersexploot wordt gelegd als bepaald bij artikel 1539 van het Gerechtelijk Wetboek, binnen een maand na : 1° ofwel de afgifte bij de aanbieder van de universele postdienst van het verzet van de schuldenaar of medeschuldenaar als bepaald in paragraaf 3, tweede lid, of van de verklaring als bepaald in artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek;2° ofwel de ontvangstmelding van deze verklaring indien zij werd verzonden door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken gebruikt worden als bepaald bij paragraaf 5, eerste lid, 1°.".

Art. 79.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 7, luidende : "

Art. 7.De termijnen van verzet, hoger beroep en cassatie, alsmede het verzet, het hoger beroep en de voorziening in cassatie schorsen de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing, met betrekking tot de maatregelen welke er, zelfs gedeeltelijk, toe strekken de invordering van de niet-fiscale schuldvordering te verwezenlijken of te waarborgen.".

Art. 80.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 8, luidende : "

Art. 8.§ 1. De verjaringstermijn voor de invordering van de niet-fiscale schuldvordering wordt gestuit : 1° op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, met uitsluiting van artikel 2244, § 2;2° door afstand te doen van de op verjaring verlopen termijn;3° door de verzending, bij aangetekende brief, van een aanmaning tot betaling die een uittreksel bevat uit het bijzonder kohier of uit de administratieve uitvoerbare titel, met vermelding van de datum van de uitvoerbaarverklaring van dat bijzonder kohier of van deze administratieve uitvoerbare titel, of een afschrift van de uitgifte van de rechterlijke beslissing bevat.De afgifte van het stuk bij de aanbieder van de universele postdienst geldt als kennisgeving te rekenen vanaf de derde daaropvolgende werkdag. Indien de schuldenaar of de medeschuldenaar geen gekende woonplaats heeft in België of in het buitenland, wordt deze aanmaning tot betaling aangetekend verstuurd naar de procureur des Konings te Brussel. De kosten voor de aangetekende verzending zijn ten laste van de schuldenaar of medeschuldenaar. § 2. Elk rechtsgeding met betrekking tot de invordering van de niet-fiscale schuldvordering dat wordt ingesteld door de Belgische Staat, door de schuldenaar of door elke medeschuldenaar, schorst de verjaring.

De schorsing vangt aan met de inleidende vordering en eindigt wanneer de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is getreden.".

Art. 81.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 9, luidende : "

Art. 9.§ 1. De niet-fiscale schuldvordering in hoofdsom, interesten en bijbehoren wordt gewaarborgd door een wettelijke hypotheek op alle in België gelegen en voor hypotheek vatbare goederen van de schuldenaar en de medeschuldenaar.

De wettelijke hypotheek neemt rang vanaf de dag van de inschrijving die is gebeurd op verzoek van de ontvanger. § 2. De inschrijving van de wettelijke hypotheek kan gevorderd worden na de kennisgeving van de aanmaning tot betaling bedoeld in artikel 4, § 1, of in artikel 5, § 3, derde lid, 1°.

In afwijking van de vorige alinea mag, wanneer de rechten van de Schatkist in het gedrang komen, de inschrijving gevorderd worden vanaf de datum van uitvoerbaarverklaring van het bijzonder kohier of de administratieve uitvoerbare titel, of vanaf het moment waarop de rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van de niet-fiscale schuldvordering in kracht van gewijsde is getreden.

Artikel 19, tweede lid, van de faillissementswet van 8 augustus 1997 is niet van toepassing op de wettelijke hypotheek wat betreft de niet-fiscale schuldvordering die is opgenomen in een bijzonder kohier of in een administratieve uitvoerbare titel die vóór het vonnis van faillietverklaring uitvoerbaar werd verklaard, of die het voorwerp uitmaakt van een rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling hiervan die vóór het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is getreden. § 3. De inschrijving van de wettelijke hypotheek heeft plaats, niettegenstaande verzet, betwisting of beroep, op voorlegging van een uittreksel uit het bijzonder kohier of uit de administratieve uitvoerbare titel met vermelding van de datum van de uitvoerbaarverklaring van dat bijzonder kohier of van deze administratieve uitvoerbare titel, of van een afschrift van de uitgifte van de rechterlijke beslissing houdende veroordeling tot betaling van de niet-fiscale schuldvordering gewaarborgd door de wettelijke hypotheek van de Schatkist. § 4. Onverminderd de toepassing van artikel 87 van de hypotheekwet van 16 december 1851, kan de inschrijving van de wettelijke hypotheek worden gevorderd voor een door de ontvanger in het borderel te bepalen bedrag, dat al de interesten en bijbehoren die voor de vereffening van de niet-fiscale schuldvordering in hoofdsom zouden kunnen verschuldigd zijn, vertegenwoordigt. § 5. De kosten van de hypothecaire formaliteiten in verband met de wettelijke hypotheek zijn ten laste van de schuldenaar of de medeschuldenaar. § 6. De ontvanger verleent handlichting in de administratieve vorm zonder dat hij, tegenover de hypotheekbewaarder, gehouden is verantwoording van de betaling van de verschuldigde sommen te verstrekken.".

Art. 82.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 10, luidende : "

Art. 10.§ 1. De bestuursdiensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, de besturen van de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten en de gemeenten evenals de openbare instellingen en inrichtingen, zijn gehouden, wanneer zij daartoe worden aangezocht door een ambtenaar belast met de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen, hem alle in hun bezit zijnde inlichtingen te verstrekken, hem, zonder verplaatsing, van alle in hun bezit zijnde akten, stukken, registers en om het even welke bescheiden inzage te verlenen, en hem alle inlichtingen, afschriften of uittreksels te laten nemen, welke de bedoelde ambtenaar nodig acht om de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen te verzekeren.

Onder "openbare instellingen of inrichtingen" verstaat men de instellingen, maatschappijen, verenigingen, inrichtingen en diensten welke de Staat, een Gemeenschap of een Gewest mede beheert, waaraan de Staat, een Gemeenschap of een Gewest een waarborg verstrekt, op de werkzaamheden waarvan de Staat, een Gemeenschap of een Gewest toezicht uitoefent of waarvan het bestuurspersoneel wordt aangewezen door de federale regering of een Gemeenschaps- of Gewestregering, op haar voordracht of met haar goedkeuring.

Van de akten, stukken, registers, bescheiden of inlichtingen in verband met gerechtelijke procedures mag evenwel geen inzage of afschrift worden verleend zonder uitdrukkelijke toelating van het openbaar ministerie. § 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de Federale Overheidsdienst Economie, noch op de Gemeenschappen en Gewesten voor de bevoegdheden die voorheen waren toegekend aan het Economisch en Sociaal Instituut voor de middenstand en die werden overgedragen aan de Gemeenschappen en Gewesten wat de individueel verkregen inlichtingen betreft.".

Art. 83.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 11, luidende : "

Art. 11.Alle administraties die ressorteren onder de Federale Overheidsdienst Financiën zijn gehouden aan de ambtenaren belast met de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen alle in hun bezit zijnde toereikende, ter zake dienende en niet overmatige inlichtingen ter beschikking te stellen, die bijdragen tot de vervulling van de opdracht van die ambtenaren om de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen te verzekeren.".

Art. 84.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 12, luidende : "

Art. 12.Onverminderd het recht van de ambtenaren belast met de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen om mondeling inlichtingen te vragen, is iedere persoon verplicht deze ambtenaren op hun verzoek, binnen de termijn vermeld op de schriftelijke vraag, welke termijn wegens wettige redenen kan worden verlengd, schriftelijk alle toereikende, ter zake dienende en niet overmatige inlichtingen te verstekken die van hem worden gevorderd, teneinde zijn vermogenssituatie of die van derden te bepalen met het oog op het invorderen van de niet-fiscale schuldvorderingen lastens hem of lastens derden.

De ontvanger bevoegd voor de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen kan de in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde beschikbare gegevens opvragen bij het Centraal Aanspreekpunt van de Nationale Bank van België zonder de beperkingen van artikel 322, §§ 2 tot 4, van hetzelfde Wetboek. De machtiging hiertoe wordt verleend door een ambtenaar met minstens de graad van adviseur-generaal.".

Art. 85.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 13, luidende : "

Art. 13.De gegevens en documenten die in het kader van de toepassing van deze wet worden ontvangen, opgesteld of verzonden, en die door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën die belast is met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen worden geregistreerd, bewaard of weergegeven volgens een fotografische, optische, elektronische of volgens elke andere informatica- of telegeleidingstechniek, alsook de weergave ervan op een leesbare drager, hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.".

Art. 86.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 14, luidende : "

Art. 14.Hij die, in welke hoedanigheid ook, optreedt bij de toepassing van deze wet of die toegang heeft tot de ambtsvertrekken van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën die belast is met de inning en invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen, is, buiten de uitoefening van zijn functie, verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding over alles waarvan hij kennis heeft gekregen bij de uitvoering van zijn opdracht.

De ambtenaren van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën die belast is met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen oefenen hun ambt uit wanneer zij aan andere administratieve diensten van de Staat, daaronder begrepen de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtsmachten, en van de Gemeenschappen en de Gewesten, evenals aan de in artikel 10, § 1, tweede lid, bedoelde openbare instellingen of inrichtingen, inlichtingen verstrekken welke voor die administratieve diensten, administraties, openbare instellingen of inrichtingen nodig zijn om de uitvoering van de hun opgedragen wettelijke of reglementaire bepalingen te verzekeren.

De ambtenaren van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën die belast is met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen oefenen eveneens hun ambt uit wanneer zij met betrekking tot de niet-fiscale schuldvordering van een schuldenaar een vraag om raadpleging, uitleg of mededeling van een medeschuldenaar inwilligen.

Personen die deel uitmaken van de diensten waaraan de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën die belast is met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen inlichtingen heeft verstrekt ingevolge het tweede lid, zijn tot dezelfde geheimhouding verplicht en mogen de bekomen inlichtingen niet gebruiken buiten het kader van de wettelijke of reglementaire bepalingen voor de uitvoering waarvan zij zijn verstrekt.".

Art. 87.Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 15, luidende : "

Art. 15.Met het oog op de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën die belast is met de inning en de invordering van deze schulden, kan de bevoegde adviseur-generaal van deze administratie of de door hem gedelegeerde ambtenaar, onder de door hem in elk specifiek geval te bepalen voorwaarden, gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de interestschuld verlenen en ermee instemmen dat de gedeeltelijke betalingen eerst op het kapitaal worden toegerekend.

In het geval waarin de toestand van de schuldenaar te goeder trouw dat wettigt, gaat hij met hem dadingen aan indien de schuldeiser daarin toestemt.". Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting

van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën

Art. 88.Artikel 13 van de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, wordt vervangen als volgt : "

Art. 13.Ten vroegste één maand na de kennisgeving bedoeld in artikel 10, gaat de Dienst voor alimentatievorderingen over tot de invordering van de verschuldigde bedragen door middel van een dwangbevel.

Het dwangbevel wordt uitgevaardigd door de Dienst voor alimentatievorderingen; het wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de adviseur-generaal bevoegd voor de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën waaronder de Dienst voor alimentatievorderingen ressorteert, of door een door hem aangewezen ambtenaar.

Het wordt ter kennis gebracht bij aangetekende brief. De afgifte van het stuk bij de aanbieder van de universele postdienst geldt als kennisgeving vanaf de derde daaropvolgende werkdag.

Het dwangbevel mag eveneens worden betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling.".

Art. 89.In artikel 14, § 1, van dezelfde wet, worden de woorden "de kennisgeving of" ingevoegd tussen het woord "Na" en de woorden "de betekening van het in artikel 13 bedoelde dwangbevel".

Art. 90.In artikel 18, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, worden de woorden "artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949" vervangen door de woorden "artikel 13, tweede tot vierde lid".

Art. 91.In artikel 19 van dezelfde wet, worden de woorden "de kennisgeving of" ingevoegd tussen de woorden "te rekenen vanaf" en de woorden "de betekening van het dwangbevel". Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 3 augustus 2012 houdende

bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van zijn opdrachten

Art. 92.In artikel 6, § 3, van de wet van 3 augustus 2012 houdende bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de Federale Overheidsdienst Financiën in het kader van zijn opdrachten, worden de woorden ", van artikel 14 van de domaniale wet van 22 december 1949" ingevoegd tussen de woorden "diverse rechten en taksen" en de woorden "en van artikel 320". Afdeling 4. - Wijzigingen aan het Gerechtelijk Wetboek en aan diverse

bepalingen

Art. 93.In artikel 669 van het Gerechtelijk Wetboek worden de woorden "ontvanger der registratie" vervangen door de woorden "bevoegde ontvanger van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen".

Art. 94.In artikel 684, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "het kantoor van de ontvanger der registratie" vervangen door de woorden "de bevoegde ontvanger van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen".

Art. 95.In artikel 693, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden "het bestuur van registratie en domeinen" vervangen door de woorden "de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen".

Art. 96.Artikel 694 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "

Art. 694.Indien de tegenpartij van diegene die rechtsbijstand geniet, in de kosten wordt veroordeeld, doet de griffier binnen een maand aan de bevoegde ontvanger van de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen een uittreksel uit het vonnis toekomen.

In geval van dading zijn de partijen ertoe gehouden bij een aangetekende brief aan de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen mee te delen dat het geschil beëindigd is. Deze mededeling moet geschieden binnen zestig dagen nadat de overeenkomst getroffen is. Bij gebreke daarvan wordt aan elke partij een administratieve geldboete van ten minste vijftig euro opgelegd, welke kan worden gebracht op het dubbele van de gerechtskosten, door de administratie voorgeschoten.".

Art. 97.In artikel 695 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen verhaalt de eraan verschuldigde gelden overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949."; 2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 98.In artikel 697 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "het bestuur der registratie de betaling heeft gedaan, wanneer het voorschotten van dit bestuur betreft" vervangen door de woorden "de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen de betaling heeft gedaan, wanneer het voorschotten van deze administratie betreft".

Art. 99.Het opschrift van de wet van 18 december 1986 houdende bevoegdverklaring van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen tot het uitvoeren van bepaalde vermogensrechtelijke verrichtingen voor rekening van de gemeenschaps- en gewestinstellingen, wordt vervangen als volgt : "Wet houdende bevoegdverklaring van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen tot invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor rekening van de Gemeenschappen, de Gewesten en de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen".

Art. 100.Artikel 1 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 1.De administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen kan, op aanvraag, in naam en voor rekening van de Gemeenschappen, de Gewesten en de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen, de invordering van hun niet-fiscale schuldvorderingen vervolgen.".

Art. 101.Artikel 2 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 2.De niet-fiscale schuldvorderingen bedoeld in artikel 1 worden ingevorderd overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949.

Bij het uitoefenen van de bevoegdheden die haar krachtens deze wet worden opgedragen voegt de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen zich naar de onderrichtingen van de overheid die op haar diensten een beroep doet.".

Art. 102.Artikel 15 van de wet van 9 januari 2007 houdende toekenning van een toelage voor het aanschaffen van huisbrandolie, van propaangas in bulk, van lamppetroleum en van aardgas bestemd voor de verwarming van een privéwoning, wordt vervangen als volgt : "

Art. 15.De invordering van de bedragen die bij toepassing van deze wet aan de Staat verschuldigd zijn, wordt vervolgd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949.".

Art. 103.In artikel 13, tweede lid, van de wet van 8 december 2006 tot vaststelling van een heffing ter bestrijding van het niet benutten van een site voor de productie van elektriciteit door een producent, worden de woorden "bij dwangbevel, overeenkomstig de bepalingen van artikel 94 van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit" vervangen door de woorden "door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949".

Art. 104.Artikel 14 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 105.In artikel 40, § 2, van de wet van 15 december 2013 met betrekking tot medische hulpmiddelen, wordt het eerste lid vervangen als volgt : "Indien geen betaling volgt binnen de in paragraaf 1 bedoelde termijn, verstuurt de ambtenaar de definitieve beslissing met het te betalen bedrag naar de bevoegde ontvanger van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van de niet-fiscale schuldvorderingen, en worden de verschuldigde gelden ingevorderd overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949.".

Art. 106.Artikel 41 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, wordt opgeheven. Afdeling 5. - Diverse en overgangsbepalingen

Art. 107.Telkens wanneer een wettelijke of reglementaire bepaling stelt dat een aan de Staat of aan een Staatsorganisme niet-fiscale schuldvordering wordt ingevorderd hetzij overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949, hetzij door de voormalige administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, door een van zijn rechtsvoorgangers of rechtsopvolgers of door een van zijn ambtenaren, moet dit gelezen worden met weglating van de termen "bij dwangbevel", "door middel van aanmaning-dwangbevel" of "door middel van een dwangbevel" of van soortgelijke termen die verwijzen naar het dwangbevel.

Telkens wanneer een wettelijke of reglementaire bepaling stelt dat een niet-fiscale schuldvordering wordt ingevorderd door de voormalige administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, door een van zijn rechtsvoorgangers of rechtsopvolgers of door een van zijn ambtenaren "op dezelfde wijze als voor het invorderen van de registratierechten", "overeenkomstig de bepalingen van artikel 94 van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit" of "overeenkomstig artikel 94 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991", moet dit gelezen worden als "overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949".

Art. 108.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het dwangbevel dat werd betekend voor de datum van zijn inwerkingtreding. Afdeling 6 - Inwerkingtreding

Art. 109.Dit hoofdstuk treedt in werking op de datum bepaald door de Koning en uiterlijk op 1 januari 2017. HOOFDSTUK 5. - Accijnzen Afdeling 1. - Wijzigingen van de wet van 3 april 1997 betreffende het

fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak

Art. 110.In artikel 3 van de wet van 3 april 1997 betreffende het fiscaal stelsel van gefabriceerde tabak, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.Voor de sigaretten mag het totaal van de accijnzen en van de bijzondere accijnzen, geheven overeenkomstig § 1, 2°, en § 2, a), in geen geval minder bedragen dan 161,9645 euro per 1 000 stuks"; 2° paragraaf 4, eerste lid, wordt vervangen als volgt : "Voor de rooktabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en andere soorten rooktabak mag het totaal van de accijnzen en van de bijzondere accijnzen, geheven overeenkomstig § 1, 3°, en § 2, b), in geen geval minder bedragen dan 61,0747 euro per kilogram". Afdeling 2. - Wijzigingen van de programmawet van 27 december 2004

Art. 111.In artikel 419 van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016 tot wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken en tot opheffing van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder e), i), wordt vervangen door : "e) gasolie van de GN-codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49 met een zwavelgehalte van meer dan 10 mg/kg : i) gebruikt als motorbrandstof : accijns : 198,3148 euro per 1 000 liter bij 15 ° C; bijzondere accijns : 266,7814 euro per 1 000 liter bij 15 ° C; bijdrage op de energie : 14,8736 euro per 1 000 liter bij 15 ° C;"; 2° de bepaling onder f), i), wordt vervangen door : "f) gasolie van de GN-code 2710 19 41 met een zwavelgehalte van niet meer dan 10 mg/kg : i) gebruikt als motorbrandstof : accijns : 198,3148 euro per 1 000 liter bij 15 ° C; bijzondere accijns : 251,6461 euro per 1 000 liter bij 15 ° C; bijdrage op de energie : 14,8736 euro per 1 000 liter bij 15 ° C;".

Art. 112.In artikel 420, § 3, 1°, van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016 tot wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken en tot opheffing van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "1 november 2015" worden vervangen door de woorden "1 juli 2016";2° de woorden "33,29 euro per 1 000 liter bij 15 ° C" worden vervangen door de woorden "32,0849 euro per 1 000 liter bij 15 ° C";3° de woorden "34,60 euro per 1 000 liter bij 15 ° C" worden vervangen door de woorden "22,3197 euro per 1 000 liter bij 15 ° C";4° de woorden "50,00 euro per 1 000 liter bij 15 ° C" worden vervangen door de woorden "54,5197 euro per 1 000 liter bij 15 ° C".

Art. 113.In artikel 420, § 3, 2°, van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016 tot wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken en tot opheffing van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken, worden de woorden "1 november 2015" vervangen door de woorden "1 juli 2016".

Art. 114.In artikel 420, § 3, 2°, i), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016 tot wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken en tot opheffing van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken, worden de woorden "26,09 euro per 1 000 liter bij 15 ° C" vervangen door de woorden "29,15 euro per 1 000 liter bij 15 ° C".

Art. 115.In artikel 420, § 3, 2°, ii), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016 tot wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken en tot opheffing van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken, worden de woorden "27,40 euro per 1 000 liter bij 15 ° C" vervangen door de woorden "16,45 euro per 1 000 liter bij 15 ° C".

Art. 116.In artikel 420, § 3, 2°, iii), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016 tot wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken en tot opheffing van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken, worden de woorden "42,80 euro per 1 000 liter bij 15 ° C" vervangen door de woorden "48,65 euro per 1 000 liter bij 15 ° C".

Art. 117.In artikel 420, § 3, 2°, iv), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016 tot wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken en tot opheffing van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken, worden de woorden "3,17 keer" vervangen door de woorden "3,09 keer".

Art. 118.In artikel 429, § 5, 1), van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016 tot wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken en tot opheffing van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de programmawet van 27 december 2004 en van het koninklijk besluit van 26 oktober 2015 tot voorlopige wijziging van de wet van 7 januari 1998 betreffende de structuur en de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin worden de woorden "79,0017 euro per 1 000 liter bij 15° C" vervangen door de woorden "112,2917 euro per 1 000 liter bij 15 ° C";2° in de tweede zin worden de woorden "zoals voorzien in artikel 420, § 3" opgeheven.

Art. 119.De tarieven voorzien in artikel 419, a), b) en c), van de programmawet van 27 december 2004 van gelode benzine van de GN-codes 2710 11 31, 2710 11 51 en 2710 11 59 en van ongelode benzine van de GN-codes 2710 11 41, 2710 11 45 en 2710 11 49 en deze voorzien in artikel 419, e), i), en f), i), van de programmawet van 27 december 2004, voor gasolie van de GN-codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49, zoals van toepassing op 31 december 2016 en op 31 december 2017 worden respectievelijk op 1 januari 2017 en op 1 januari 2018 geïndexeerd.

Het indexpercentage dat wordt toegepast op 1 januari 2017 en 1 januari 2018 bedraagt het verschil tussen de index van de consumptieprijzen respectievelijk van juni 2016 en juni 2015 en van juni 2017 en juni 2016.

Dit percentage wordt toegepast op het totale bedrag aan accijnzen. Het resultaat van deze berekening wordt omgevormd naar een verhoging van de bijzondere accijns.

De minister bevoegd voor Financiën publiceert een officieel bericht in het Belgisch Staatsblad met vermelding van de tarieven die respectievelijk op 1 januari 2017 en 1 januari 2018 in werking treden. Afdeling 3 - Inwerkingtreding

Art. 120.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 juli 2016. HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting

Art. 121.In de tabel "III. Rechtbanken van eerste aanleg" gevoegd bij wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, vervangen bij de wet van 1 december 2013, die gewijzigd is bij de wetten van 6 januari 2014 en 25 april 2014, worden in de kolom met als opschrift "Kader Parket Substituten" de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het cijfer "94" dat voorkomt tegenover "Antwerpen" wordt vervangen door het cijfer "95";2° het cijfer "19" dat voorkomt tegenover "Brussel Nederlandstalig" wordt vervangen door het cijfer "21";3° het cijfer "95" dat voorkomt tegenover "Brussel Franstalig" wordt vervangen door het cijfer "98";4° het cijfer "85" dat voorkomt tegenover "Oost-Vlaanderen" wordt vervangen door het cijfer "86";5° het cijfer "69" dat voorkomt tegenover "Luik" wordt vervangen door het cijfer "70";6° het cijfer "44" dat voorkomt tegenover "Henegouwen - zetel Bergen" wordt vervangen door het cijfer "45".

Art. 122.In de tabel "Aantal substituut-procureurs des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden in de rechtbank van eerste aanleg" gevoegd bij dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, worden in de kolom met als opschrift "Aantal substituut-procureurs des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden (begrepen in het aantal substituut-procureurs des Konings)" de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het cijfer "4" dat voorkomt tegenover "Antwerpen" wordt vervangen door het cijfer "5";2° het cijfer "5" dat voorkomt tegenover "Brussel" wordt vervangen door het cijfer "10";3° het cijfer "4" dat voorkomt tegenover "Gent" wordt vervangen door het cijfer "5";4° het cijfer "4" dat voorkomt tegenover "Luik" wordt vervangen door het cijfer "5";5° het cijfer "4" dat voorkomt tegenover "Bergen" wordt vervangen door het cijfer "5". HOOFDSTUK 7. - Bevraging van het Centraal Aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België zoals bedoeld in artikel 322, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Afdeling 1 - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering

Art. 123.Artikel 46quater, § 1, van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd door de wet van 6 januari 2003 en gewijzigd door de wet van 27 december 2005, wordt aangevuld met een lid, luidende : "Om de in het eerste lid bedoelde maatregelen mogelijk te maken, kan de procureur des Konings in geval van misdrijven bedoeld in de artikelen 137 tot 141 of 505, eerste lid, 2° tot 4°, van het Strafwetboek, of in het kader van fiscale fraude zoals bedoeld in de artikelen 449 en 450 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, in de artikelen 73 en 73bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, in de artikelen 133 en 133bis van het Wetboek der successierechten, in de artikelen 206 en 206bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, in de artikelen 207 en 207bis van het Wetboek diverse rechten en taksen, in de artikelen 220, § 2, 259 en 260 van de Algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen, in de artikelen 3.15.3.0.1. en 3.15.3.0.2. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 en in de artikelen 68 en 68ter van het Wetboek van met inkomsten gelijkgestelde belastingen, alsook in geval van het misdrijf bedoeld in artikel 5, § 3, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, op specifiek en met redenen omkleed verzoek, het Centraal Aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België zoals bedoeld in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, om informatie vragen.".

Art. 124.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 56ter ingevoegd, luidende : "

Art. 56ter.Teneinde de maatregelen bedoeld in artikel 46quater, § 1, eerste lid, mogelijk te maken, kan de onderzoeksrechter op specifiek en met redenen omkleed verzoek het Centraal Aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België zoals bedoeld in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, om informatie vragen.".

Art. 125.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 158sexies ingevoegd, luidende : "

Art. 158sexies.De rechtbank kan, om de waarheid aan het licht te brengen, de procureur des Konings ambtshalve uitnodigen om door middel van een specifiek en met redenen omkleed verzoek informatie te vragen aan het Centraal Aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België zoals bedoeld in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.".

Art. 126.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 190quinquies ingevoegd, luidende : "

Art. 190quinquies.De rechtbank kan, om de waarheid aan het licht te brengen, de procureur des Konings ambtshalve uitnodigen om door middel van een specifiek en met redenen omkleed verzoek informatie te vragen aan het Centraal Aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België zoals bedoeld in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.". Afdeling 2 - Wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming

van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme

Art. 127.In de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, zoals laatst gewijzigd bij de wet van 13 maart 2016, wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd, dat het artikel 36bis bevat, luidende : "HOOFDSTUK IVbis. - Bevraging van het Centraal Aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België

Art. 36bis.Voor de uitvoering van haar wettelijke opdracht en onverminderd de bevoegdheden van de gerechtelijke overheden kan de Cel, op specifiek en met redenen omkleed verzoek, het Centraal Aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België zoals bedoeld in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, om informatie vragen.". Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het

notarisambt

Art. 128.In de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt wordt een artikel 118 ingevoegd, luidende : "

Art. 118.Enkel in het kader van aangiften van nalatenschap kan de notaris, op specifiek en met redenen omkleed verzoek, het Centraal Aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België zoals bedoeld in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, om informatie vragen.". HOOFDSTUK 8. - CFI

Art. 129.In hoofdstuk IV van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, wordt een artikel 27/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 27/1.De in artikel 2, § 1, 1° tot en met 18°, beoogde ondernemingen of personen stellen de CFI, op de door haar bepaalde wijze, automatisch en periodiek in kennis van alle verrichtingen met de fiscale paradijzen zoals bepaald in de lijst op basis van artikel 307, § 1, zesde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992.

De wijze en de periodiciteit van de kennisgevingen, worden bepaald door de Koning.

Indien uit de analyse van de inlichtingen die haar zijn meegedeeld krachtens het eerste lid een verband blijkt met een melding ontvangen overeenkomstig artikel 23 en volgende, oefent de CFI haar bevoegdheden uit overeenkomstig artikel 33 en volgende.".

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 1 juli 2016.

FILIP Van Koningswege : De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. M. DE BLOCK De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT De Minister van Middenstand, Zelfstandigen en KMO's, W. BORSUS De Staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Ph. DE BACKER Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 54-1875 Integraal verslag : 30 juni 2016.

^