Etaamb.openjustice.be
Programmawet van 12 december 1997
gepubliceerd op 18 december 1997

Programmawet houdende diverse bepalingen

bron
diensten van de eerste minister
numac
1997021410
pub.
18/12/1997
prom.
12/12/1997
ELI
eli/wet/1997/12/12/1997021410/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 DECEMBER 1997. - Programmawet houdende diverse bepalingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II. - Diverse bepalingen HOOFDSTUK I Toekenning van toelagen aan de Collectieve Onderzoekscentra

Art. 2.Binnen de grenzen gesteld door artikel 6bis, §§ 2 en 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, ingevoegd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988, en gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993, wordt de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, hierna « de Minister » genoemd, ertoe gemachtigd toelagen toe te kennen en te beheren met het oog op de financiële aanmoediging van het wetenschappelijk en technisch onderzoek, ten laste van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken.

Art. 3.De toegekende toelage vormt een niet-terugvorderbare subsidie van de onderzoeksuitgaven. Ze mag geen 50 % van de onderzoekskosten overschrijden. Ze kan naar maximum 75 % worden gebracht in de gevallen door de Koning bepaald.

De Koning bepaalt de wijze en de voorwaarden tot toekenning van de toelage.

Art. 4.De Koning richt, bij in Ministerraad overlegd besluit, een adviescommissie op en legt de werkingsregels en de samenstelling ervan vast, met inachtname van een vertegenwoordiging van de industriële, economische en sociale milieu's. Haar leden worden aangewezen door de Minister.

Alvorens een toelage toe te kennen, wint de Minister het advies in van de in het eerste lid bedoelde commissie, met betrekking tot de wetenschappelijke en technische verdiensten en betreffende het industrieel en economisch belang van de onderzoeksprojecten die hem worden voorgelegd.

Art. 5.De toekenning van een toelage door de Minister geeft aanleiding tot de opmaak van een overeenkomst tussen de Staat en de begunstigde.

Art. 6.De bepalingen van dit hoofdstuk hebben uitwerking met ingang van 1 juli 1997, met uitzondering van artikel 4, tweede lid, dat in werking treedt op 1 januari 1998. HOOFDSTUK II. - Wijziging aan de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen

Art. 7.§ 1. Artikel 2, § 3, 6°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, wordt vervangen door volgende bepaling : « 6° de voorzorgsinstellingen opgericht onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk of van een onderlinge verzekeringsvereniging, wier hoofdbedrijvigheid erin bestaat een pensioen op te bouwen voor het personeel of de bestuurders van één of meerdere private ondernemingen met hetzelfde pensioenreglement, of van één of meerdere publiekrechtelijke rechtspersonen, en de voorzorgsinstellingen die met datzelfde doel zijn opgericht binnen een private onderneming of in de schoot van een publiekrechtelijke rechtspersoon, onderworpen aan de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen.

De Koning bepaalt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de nadere regelen inzake het beheer en de werking van de voorzorgsinstellingen die werden opgericht door meerdere private ondernemingen of meerdere publiekrechtelijke rechtspersonen. ». § 2. De Koning bepaalt de datum waarop dit artikel in werking treedt.

Art. 8.Artikel 9, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, wordt vervangen door volgende bepaling : « De binnen een private onderneming of een publiekrechtelijke rechtspersoon, onderworpen aan de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen, opgerichte voorzorgsinstellingen zullen, vanaf de bekendmaking van het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 2, § 3, 6°, laatste lid, over een termijn van één jaar beschikken om hun rechtsvorm aan te passen. ». HOOFDSTUK III. - Nationale Instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen. - Inventaris van het nucleair passief

Art. 9.§ 1. In artikel 179, § 2, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de begrotingsvoorstellen 1979-1980, vervangen door de wet van 11 januari 1991, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 2° worden de woorden « , het opstellen van een inventaris van alle nucleaire installaties en alle terreinen die radioactieve stoffen bevatten, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor nucleaire controle, » ingevoegd tussen de woorden « herkomst het ook zij » en « evenals »;2° een 5° wordt ingevoegd tussen het 4° en 5°, luidend als volgt : « 5° Deze wet is van toepassing onverminderd de specifieke bevoegdheden van de veiligheidsautoriteiten voor wat betreft de bescherming van de bevolking en het leefmilieu tegen de gevaren voortspruitend uit ioniserende stralingen, in het bijzonder het Federaal Agentschap voor nucleaire controle en zijn voogdijminister. »; 3° een 6° wordt ingevoegd tussen het 5° en het 6°, luidend als volgt : « 6° De opdracht met betrekking tot de inventaris omvat het opstellen van een repertorium van de lokalisatie en de staat van alle nucleaire installaties en alle plaatsen die radioactieve stoffen bevatten, de raming van de kost van hun ontmanteling en sanering, de evaluatie van het bestaan en de toereikendheid van provisies voor de financiering van deze operaties, toekomstig of lopend, en de vijfjaarlijkse bijwerking van deze inventaris. De uitbaters van de nucleaire installaties en de houders van radioactieve stoffen, of, bij ontstentenis, hun eigenaars, zijn gehouden aan de Instelling, onder hun verantwoordelijkheid en op eenvoudige vraag, de gegevens te bezorgen om haar toe te laten de inventaris op te maken op basis van een door haar uitgewerkte procedure die de vorm en de inhoud van deze gegevens definieert.

De Instelling kan elke uitbater van nucleaire installaties en elke houder van radioactieve stoffen, of, bij ontstentenis, hun eigenaars, verplichten om, binnen een gegeven termijn, alle noodzakelijke gegevens voor de opmaak van de inventaris te bezorgen. Haar afgevaardigden of opdrachthouders zullen, op werkdagen van acht tot zeventien uur, beschikken over het recht tot toegang tot deze installaties en terreinen, alsook tot elk technisch of boekhoudkundig document dat nodig is voor de opmaak en de bijwerking van de inventaris.

Zij die de gevraagde gegevens niet of laattijdig bezorgen, zij die onvolledige of onjuiste gegevens bezorgen, zij die de toegang tot hun installaties en terreinen of tot elk technisch en boekhoudkundig document, nodig voor de opmaak of de bijwerking van de inventaris, weigeren, en, in het algemeen, zij die hun medewerking weigeren of de uitvoering van de opdrachten van de Instelling verhinderen, worden bestraft met een geldboete van 1 000 tot 10 000 frank.

De Instelling maakt deze inventaris over aan haar voogdijminister die, in voorkomend geval, elke uitbater van nucleaire installaties of houder van radioactieve stoffen, of, bij ontstentenis, hun eigenaars, verplicht corrigerende maatregelen te nemen.

Zij die zich niet schikken naar de uitdrukkelijke bevelen van de minister worden bestraft met een geldboete van 1 000 tot 1 000 000 frank. »; 4° in het 9° worden de woorden « maar met uitzondering van de kosten die gebonden zijn aan de activiteiten gedurende de twee eerste jaren van de inventarisatie » ingevoegd tussen de woorden « op lange termijn inbegrepen » en « zullen worden ten laste gelegd »;5° hetzelfde 9° wordt aangevuld als volgt : « De kosten met betrekking tot de activiteiten van de Instelling bij het opmaken van de inventaris, worden gedragen door een bijdrage die, behalve voor de twee eerste jaren van de opmaak van de inventaris, ten laste zal gelegd worden van de uitbaters van nucleaire installaties en van de houders van radioactieve stoffen, of, bij ontstentenis, van hun eigenaars. De Koning stelt, bij in Ministerraad overlegd besluit, het tarief en de betalingswijze vast, na raadpleging van de Instelling.

De kosten met betrekking tot het opmaken van de inventaris, voor de eerste twee jaren, zullen gedragen worden door het Fonds voor de technische veiligheid van de nucleaire installaties van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en het Fonds voor de bescherming tegen ioniserende stralingen van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. ». § 2. De 5° tot 12° van dezelfde paragraaf worden de 6° tot 14°. HOOFDSTUK IV Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie Overdracht van de Dienst kijk- en luistergeld

Art. 10.In afwijking van artikel 75 van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, wordt het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie gemachtigd het personeel, dat overgedragen is krachtens het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen betreffende de overdracht van sommige statutaire personeelsleden van Belgacom aan de Federale Overheid, met toepassing van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, tegen vergoeding ter beschikking te stellen van de Gemeenschappen om de inning van het kijk- en luistergeld te verzekeren, en alle ontvangsten en uitgaven te doen die op deze terbeschikkingstelling betrekking hebben.

Zolang de Gemeenschappen het beheer van het kijk- en luistergeld niet volledig hebben overgenomen, wordt het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, in afwijking van artikel 75 van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, en met instemming van de Gemeenschappen, gemachtigd, via een begroting voor orde, het kijk- en luistergeld te innen voor rekening van de Gemeenschappen, hiermee alle daaraan verbonden noodzakelijke uitgaven te doen en het saldo aan de Gemeenschappen te storten.

Art. 11.Artikel 10 heeft uitwerking met ingang van 1 april 1997. HOOFDSTUK V. - Federaal Agentschap voor nucleaire controle

Art. 12.Artikel 31, tweede lid, van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor nucleaire controle, wordt vervangen door volgende bepaling : « De opbrengst van de retributies, geheven met toepassing van artikel 3bis van de wet van 29 maart 1958 betreffende de bescherming van de bevolking tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren, toegekend aan de diensten bevoegd op nucleair gebied die verbonden zijn aan het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en aan het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, wordt overgedragen naar de rekening van het Agentschap, volgens een kalender die wordt vastgesteld in akkoord tussen de minister van Begroting en de voogdijminister van het Agentschap. ».

Art. 13.Artikel 44, laatste lid, van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 14.Artikel 45 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 45.§ 1. De statutaire en contractuele personeelsleden van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Economische Zaken, en het Ministerie van Justitie, verbonden aan de diensten bevoegd voor de nucleaire sector, alsook het wetenschappelijk personeel van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur, met opdrachten in de nucleaire sector, kunnen naar het Agentschap overgeplaatst worden, na selectie door zijn Raad van bestuur. Deze overplaatsing gebeurt minstens met behoud van hun arbeidsvoorwaarden. § 2. De Koning bepaalt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de modaliteiten van de overdracht aan het Agentschap van personeelsleden van instellingen van openbaar nut met opdrachten in de nucleaire sector. § 3. Het Agentschap kan het geldelijk en administratief statuut van de overgedragen personeelsleden aanpassen, ter harmonisering van de verschillende statuten van toepassing op het personeel van het Agentschap, overeenkomstig de bepalingen van artikel 44. ». HOOFDSTUK VI. - Eindejaarstoelage

Art. 15.Dit hoofdstuk is van toepassing op de personeelsleden van de volgende overheidsdiensten : 1° de federale ministeries en de andere diensten van de ministeries;2° de volgende instellingen van openbaar nut : a) instellingen van categorie A : - het Hulp- en Informatiebureau voor gezinnen van militairen; - de Regie der gebouwen; - het Instituut voor veterinaire keuring; - de Dienst voor regeling van de binnenvaart; - het Federaal Planbureau; - het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie; b) instellingen van categorie C : - de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen; - de Controledienst der verzekeringen; - de Nationale Loterij; 3° de volgende overheidsdiensten : - de Krijgsmacht; - de Rijkswacht; - de Rechterlijke Orde; - de Raad van State; 4° de andere volgende overheidsdiensten : - de secretarie van de Nationale Arbeidsraad; - de secretarie van de Centrale Raad voor het bedrijfsleven; - de secretarie van de Hoge Raad voor de middenstand; 5° het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racisme bestrijding;6° - de provinciegouverneurs, de gouverneur en vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, de adjunct-gouverneur van de provincie Vlaams Brabant; - de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen; - de gewestelijke ontvangers.

Art. 16.De eindejaarstoelage, toegekend aan de in het vorig artikel vermelde personeelsleden, wordt vereffend en uitbetaald samen met de wedde van de maand december van het in aanmerking genomen jaar. HOOFDSTUK VII Wijzigingen aan de wet op de postdienst van 26 december 1956

Art. 17.Artikel l9bis van de wet van 26 december 1956 op de postdienst, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 437 van 5 augustus 1986, wordt opgeheven.

Art. 18.In artikel 20, eerste lid, van de wet van 26 december 1956 op de postdienst, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 437 van 5 augustus 1986, worden de woorden « in de artikelen 19 en 19bis, eerste lid » vervangen door de woorden « in artikel 19 ». HOOFDSTUK VIII. - Interpretatieve bepaling

Art. 19.In artikel 23, tweede lid, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1983, worden de woorden « syndicale raadpleging » derwijze geïnterpreteerd dat zij de procedure voorgeschreven bij het koninklijk besluit van 20 juni 1955 houdende syndicaal statuut van het personeel der openbare diensten bedoelen.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 12 december 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^