Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 08 mei 2006

Uittreksel uit arrest nr. 59/2006 van 26 april 2006 Rolnummers 3699 en 3700 In zake : de beroepen tot vernietiging van de artikelen 230 en 232 van de programmawet van 27 december 2004 Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Mart(...)

bron
arbitragehof
numac
2006201502
pub.
08/05/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 59/2006 van 26 april 2006 Rolnummers 3699 en 3700 In zake : de beroepen tot vernietiging van de artikelen 230 en 232 van de programmawet van 27 december 2004 (federale bijdrage ter compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ten gevolge van de liberalisering van de elektriciteitsmarkt) en van de bijzondere wet van 13 september 2004 tot wijziging van artikel 6, § 1, VIII, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (toewijzing van de opbrengst van voormelde federale bijdrage), ingesteld door de VZW UNIZO en anderen.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 6 mei 2005 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 9 mei 2005, zijn beroepen tot vernietiging ingesteld van de artikelen 230 en 232 van de programmawet van 27 december 2004 (federale bijdrage ter compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ten gevolge van de liberalisering van de elektriciteitsmarkt), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2004, en van de bijzondere wet van 13 september 2004 tot wijziging van artikel 6, § 1, VIII, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (toewijzing van de opbrengst van voormelde federale bijdrage), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 9 november 2004, door de VZW Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO), met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Spastraat 8, de VZW Voka - Vlaams Economisch Verbond, met maatschappelijke zetel te 2000 Antwerpen, Brouwersvliet 5, de feitelijke vereniging Boerenbond, met zetel te 3000 Leuven, Minderbroedersstraat 8, de NV GFE Energy Management, met maatschappelijke zetel te 8790 Waregem, Holstraat 61-A1, de VZW Fevia Vlaanderen, met maatschappelijke zetel te 1040 Brussel, Kunstlaan 43, de VZW Febelhout, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Stuiversstraat 8, de VZW Agoria, met maatschappelijke zetel te 1030 Brussel, A. Reyerslaan 80, de NV Ardo, met maatschappelijke zetel te 8850 Ardooie, Wezestraat 61, de NV Bels, met maatschappelijke zetel te 3800 Sint-Truiden, Brustem Dorp 8, de NV Imperial Meat Products, met maatschappelijke zetel te 9920 Lovendegem, Grote Baan 200, de NV Kronos Europe, met maatschappelijke zetel te 9000 Gent, Langerbruggekaai 10, de BVBA Maes Bruggeman, met maatschappelijke zetel te 8770 Ingelmunster, Heirweg Zuid 68A, de NV Pfizer Manufacturing Belgium, met maatschappelijke zetel te 2870 Puurs, Rijksweg 12, de NV Pluma, met maatschappelijke zetel te 2160 Wommelgem, A. Van Der Pluymstraat 1, de NV Ter Beke Vleeswarenproduktie, met maatschappelijke zetel te 9950 Waarschoot, Beke 1, de NV Unifrost, met maatschappelijke zetel te 8851 Ardooie-Koolskamp, Zwevezeelsestraat 142, G. Bastiaens, wonende te 3210 Linden, Prinsendreef 22, en M. Cocquyt, wonende te 9800 Deinze, Meerskant 4.

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 3699 en 3700 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) De bestreden bepalingen B.1. De verzoekers vorderen de vernietiging van de artikelen 2 en 3 van de bijzondere wet van 13 september 2004 tot wijziging van artikel 6, § 1, VIII, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, die luiden : «

Art. 2.In artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, vervangen door de bijzondere wet van 13 juli 2001, wordt een 9°bis ingevoegd, luidende : ' 9°bis. de federale overheid kan jaarlijks aan de gemeenten van elk Gewest, na voorafgaand eensluidend advies van de betrokken Gewestregering, de opbrengst toewijzen van de federale bijdrage ter compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt, die gelokaliseerd is in het betrokken Gewest en voorzover die toewijzing het bedrag van de in het Gewest gelokaliseerde opbrengst niet overschrijdt.

Met het oog op die toewijzing wordt de opbrengst geacht te zijn gelokaliseerd op de plaats waar de kWh door de eindafnemer voor eigen gebruik wordt verbruikt.

De Gewesten zijn bevoegd om, bij besluit van hun Regering, na voorafgaand overleg met de federale overheid, in functie van de plaats waar de kWh door de eindafnemer voor eigen gebruik wordt verbruikt, gehele of gedeeltelijke vrijstellingen te verlenen ten aanzien van de federale bijdrage ter compensatie van de inkomstenderving ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt.

Het besluit bedoeld in het vorige lid wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad indien het niet bij decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel is bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van zijn inwerkingtreding; '.

Art. 3.Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2004 ».

B.2. De verzoekers vorderen tevens de vernietiging van de artikelen 230 en 232 van de programmawet van 27 december 2004, die luiden : «

Art. 230.Na artikel 22 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, wordt de volgende tekst ingevoegd : ' Hoofdstuk Vbis. - Federale bijdrage die strekt tot de compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt

Art. 22bis.- § 1. Er wordt een federale bijdrage ingesteld tot compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt die jaarlijks wordt geheven op de volgende grondslag : de eerste 25.000 MWh/jaar die per afnamepunt afgenomen wordt door eindafnemers aangesloten op het distributienet. § 2. Op de in § 1 vermelde grondslag wordt een aanslagvoet ingesteld ten bedrage van : 1° 4,91 euro/MWh tot 1 juli 2007;2° 2,50 euro/MWh tot 1 juli 2010;3° 0 euro/MWh vanaf 1 juli 2010. § 3. De in § 2, 2° en 3°, vermelde data en aanslagvoeten kunnen bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, aangepast worden.

Het besluit bedoeld in het eerste lid houdt op uitwerking te hebben indien het niet binnen de twaalf maanden na zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bij wet is bekrachtigd. § 4. De in de vorige paragrafen bedoelde verschuldigde bijdrage wordt geïnd door de beheerders van het distributienet.

De beheerders van het distributienet kunnen de federale bijdrage die strekt tot de compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt, onder de vorm van een toeslag op de tarieven voor de aansluiting van het betrokken distributienet toegepast op de belastingsplichtigen in functie van het afnamepunt, doorrekenen aan hun klanten, die ze op hun beurt kunnen factureren aan hun klanten totdat de toeslag uiteindelijk gefactureerd wordt aan degene die de MWh voor eigen gebruik verbruikt heeft. § 5. Er wordt in de schoot van de CREG een Fonds opgericht dat beheerd wordt door de CREG en dat bestemd is voor de financiering van de compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt. § 6. Uiterlijk op 15 april, 15 juli, 15 oktober van het jaar t en 15 januari van het jaar t+1, stort de beheerder van het distributienet telkens een voorschot gelijk aan één vierde van de federale bijdrage die strekt tot dekking van de compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt in het Fonds bedoeld in § 5.

Voor het jaar 2004 stort de beheerder van het distributienet uiterlijk op 25 december 2004 de federale bijdrage die strekt tot dekking van de compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt in het Fonds bedoeld in § 5. § 7. Uiterlijk op 30 juni van het jaar t+1, overhandigt de beheerder van het distributienet aan het Fonds het door zijn revisor gecertificeerde overzicht van de gegevens, bedoeld in de eerste paragraaf en van de federale bijdrage die strekt tot de compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt voor het jaar t-1.

Indien de uiteindelijke verschuldigde federale bijdrage die strekt tot de compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt voor het jaar t, groter is dan de som van de vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 6, wordt het overschot door de beheerder van het distributienet uiterlijk op 30 september van het jaar t+1 aan het Fonds gestort. Indien de door de revisor bij de netbeheerder gecertificeerde opbrengst lager is dan de som van de vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 5, betaalt het Fonds aan de beheerder van het distributienet het overschot terug uiterlijk op 30 september van het jaar t+1. § 8. Na eensluidend advies van de regering van het betrokken Gewest bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de toewijzing van de opbrengst van de bijdrage bedoeld in de eerste paragraaf. § 9. De CREG wordt belast met het beheer en het doorstorten aan de gemeenten van de sommen bestemd voor de compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt.

De CREG maakt jaarlijks, vóór 1 mei, een verslag in verband met het beheer van het Fonds over aan de bevoegde minister.

Uiterlijk op 15 mei, 15 augustus, 15 november van het jaar t en 15 februari van het jaar t+1, stort de CREG telkens een voorschot gelijk aan één vierde van de federale bijdrage die strekt tot dekking van de compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt, rechtstreeks door aan de gemeenten.

Voor het jaar 2004 stort de CREG, uiterlijk op 15 februari 2005, aan de gemeenten de federale bijdrage die strekt tot dekking van de compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt. § 10. Voor het toepassen van de grondslag van de federale bijdrage zoals vastgelegd in § 1, worden de beheerders van spoorwegnetten als één enkel afnamepunt beschouwd in ieder Gewest '. [...]

Art. 232.De bepalingen van dit hoofdstuk hebben uitwerking met ingang van 1 mei 2004 ».

De ontvankelijkheid van de beroepen tot vernietiging B.3.1. De Ministerraad betwist de ontvankelijkheid van de beide beroepen doordat de verzoekers niet zouden doen blijken van het rechtens vereiste belang.

B.3.2. Het beroep in de zaak nr. 3699 strekt tot vernietiging van de artikelen 230 en 232 van de programmawet van 27 december 2004 waarbij, met ingang van 1 mei 2004, een jaarlijkse federale heffing op de elektriciteitsafname wordt ingesteld, die strekt tot compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ten gevolge van de liberalisering van de elektriciteitsmarkt.

B.3.3. De achtste tot en met de achttiende verzoeker kunnen hetzij als individu, hetzij als onderneming, rechtstreeks en ongunstig worden geraakt door de bestreden bepaling doordat zij als eindverbruikers kunnen zijn gehouden tot de betaling van de federale heffing op het elektriciteitsverbruik.

B.3.4. Nu verscheidene verzoekende partijen doen blijken van een voldoende belang bij hun beroep, is het niet nodig na te gaan of de andere verzoekende partijen, die opkomen ter verdediging van de belangen van bepaalde beroepsgroepen, het beroep op ontvankelijke wijze hebben ingediend.

B.4. Het beroep in de zaak nr. 3699 is ontvankelijk.

B.5.1. Het beroep in de zaak nr. 3700 beoogt de vernietiging van de artikelen 2 en 3 van de bijzondere wet van 13 september 2004, waarbij met ingang van 1 mei 2004 een 9°bis wordt ingevoegd in artikel 6, § 1, VIII, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Uit de uiteenzetting van de middelen blijkt dat, wat het bestreden artikel 2 betreft, de bezwaren van de verzoekers enkel betrekking hebben op het eerste en het tweede lid van het nieuwe artikel 6, § 1, VIII, 9°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, zodat het Hof zijn onderzoek daartoe beperkt.

B.5.2. De bestreden bepalingen kennen de federale overheid de mogelijkheid toe om jaarlijks aan de gemeenten van elk gewest de opbrengst toe te wijzen van de federale bijdrage ter compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ten gevolge van de liberalisering van de elektriciteitsmarkt.

Vermits de financiering van de gemeenten op grond van artikel 6, § 1, VIII, 9°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot de bevoegdheid van de gewesten behoort, was een wijziging van de bijzondere wet noodzakelijk om de federale maatregelen een bevoegdheidsrechtelijke grondslag te verlenen.

B.5.3. De verzoekers kunnen niet rechtstreeks en ongunstig worden geraakt door de bestreden bepalingen die bevoegdheidverdelende regels zijn en die hun geen enkele last opleggen en daartoe evenmin de grondslag kunnen vormen, doch enkel de financiering van de gemeenten betreffen.

Het belang van de verzoekers verschilt niet van het belang dat iedere persoon erbij heeft dat de wet in alle omstandigheden in acht wordt genomen. De ontvankelijkheid van hun beroep aannemen zou neerkomen op een actio popularis, wat de Grondwetgever niet heeft gewild.

B.6. Het beroep in de zaak nr. 3700 is niet ontvankelijk.

Ten gronde B.7.1. Het eerste middel in de zaak nr. 3699 is afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 171 van de Grondwet, dat luidt : « Over de belastingen ten behoeve van de Staat, de gemeenschap en het gewest wordt jaarlijks gestemd.

De regelen die zij invoeren, zijn slechts een jaar van kracht indien zij niet worden vernieuwd ».

B.7.2. Doordat de bestreden bepalingen een federale heffing instellen op het elektriciteitsverbruik, zonder beperking in de tijd, doen zij volgens de verzoekers ten aanzien van de categorie van personen die de heffing verschuldigd zijn, afbreuk aan de waarborgen vervat in die grondwetsbepaling.

B.7.3. De bestreden federale bijdrage, verschuldigd door de eindverbruikers van elektriciteit, is ingevoerd met ingang van 1 mei 2004 en dooft volgens artikel 22bis, § 2, 3°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, in beginsel, uit op 1 juli 2010.

B.7.4. Artikel 171 van de Grondwet stelt een toezicht en een controle in van de wetgevende macht op de uitvoerende macht. Het beginsel van de annualiteit van de belastingen houdt enkel in dat de uitvoerende macht tot het innen van de door of krachtens de wet geregelde belastingen niet kan overgaan dan nadat zij daartoe van de wetgevende macht, in de begrotingswet of de financiewet, machtiging heeft gekregen. Vanwege de eenjarigheid van de rijksmiddelenbegroting geldt die machtiging voor één jaar en moet ze jaarlijks worden vernieuwd.

B.7.5. Artikel 171 van de Grondwet belet evenwel geenszins dat de belastingwetten voor langer dan een jaar of zelfs voor onbeperkte duur worden ingevoerd.

B.8. Het middel is niet gegrond.

B.9.1. Het tweede middel in de zaak nr. 3699 beoogt de vernietiging van artikel 232 van de programmawet van 27 december 2004 volgens hetwelk het bij die wet ingevoegde artikel 22bis in de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in werking treedt op 1 mei 2004.

Volgens de verzoekers zou die bepaling een schending inhouden van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het niet-retroactiviteitsbeginsel, doordat met terugwerkende kracht een regeling wordt ingevoerd die het mogelijk maakt de eindafnemers van elektriciteit de bedoelde bijdrage te laten betalen.

B.9.2. In de beleidsverklaring van 8 oktober 2002 maakte de federale overheid het voornemen bekend om de gemeenten te compenseren voor het inkomensverlies dat zij lijden ten gevolge van de vrijmaking van de energiemarkt (Hand., Kamer, 2002-2003, 8 oktober 2002).

Nadat een eerste wettelijke regeling, ingevoerd bij artikel 431 van de federale programmawet van 24 december 2002, geen uitvoering had gekregen, engageerde de federale Regering zich in het regeerakkoord van 12 juli 2003 ertoe samen met de gewesten een oplossing uit te werken.

De totstandkoming van een wettelijke regeling liep evenwel aanzienlijke vertraging op, onder meer omdat een wijziging noodzakelijk was van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, teneinde de federale overheid de bevoegdheid te verlenen om financiële middelen toe te kennen aan de gemeenten. Die wijziging werd, zoals aangegeven in B.5.2, doorgevoerd bij de bijzondere wet van 13 september 2004.

Op grond van door de federale overheid gedane toezeggingen had de Vlaamse Regering de gemeenten de toestemming gegeven om bij het vaststellen van de gemeentebegrotingen voor 2004 een bedrag inzake de bedoelde heffing in te schrijven ten belope van twee derden van het verlies van de elektriciteitsdividenden zoals meegedeeld door hun energiecommunale (omzendbrief BA 2003/10 van 5 december 2003). Om die toezeggingen te kunnen honoreren, achtte de federale wetgever het noodzakelijk en gerechtvaardigd om de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt te wijzigen met ingang van 1 mei 2004 (Parl. St., Senaat, 2003-2004, nr. 3-659/3, p. 24).

B.9.3. Artikel 22bis, § 1, van de wet van 29 april 1999 stelt een federale bijdrage in die wordt geheven op de eerste 25.000 MWh/jaar die per afnamepunt wordt afgenomen door eindafnemers op het distributienet, waarop volgens paragraaf 2 een aanslagvoet geldt van : 1° 4,91 euro/MWh tot 1 juli 2007;2° 2,50 euro/MWh tot 1 juli 2010;3° 0 euro/MWh vanaf 1 juli 2010. De in 2° en 3° vermelde data en aanslagvoeten kunnen worden aangepast bij een koninklijk besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad.

Dat besluit houdt op uitwerking te hebben indien het niet binnen twaalf maanden na zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bij wet is bevestigd (§ 3).

B.9.4. Artikel 22bis, § 6, van de bestreden wet voorziet erin dat voor het jaar 2004, de beheerder van het distributienet uiterlijk op 25 december 2004 de verschuldigde bijdrage moet storten. Die bijdrage geldt als voorfinanciering van het bedrag dat uiteindelijk aan de eindverbruiker zal worden aangerekend.

De bestreden wet bepaalt evenwel niet wanneer de eindverbruikers tot een eerste betaling gehouden zijn, zodat niet blijkt dat ze met terugwerkende kracht een bijdrage oplegt.

B.9.5. De beheerders van het distributienet kunnen op grond van artikel 22bis, § 4, de federale bijdrage doorrekenen aan hun klanten, die ze op hun beurt kunnen factureren aan hun klanten, totdat de toeslag uiteindelijk wordt gefactureerd aan diegene die MWh voor eigen gebruik heeft verbruikt.

De wet regelt niet op welke wijze en vanaf wanneer de door de distributienetbeheerder verschuldigde bedragen zullen worden aangerekend aan de leveranciers, noch op welke wijze en wanneer deze laatsten de bijdragen zullen kunnen aanrekenen aan de eindafnemers.

Die modaliteiten dienen te worden geregeld door de uitvoerende macht, die daarbij rekening dient te houden met artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek, volgens hetwelk de wet, ook in fiscale zaken, alleen beschikt voor het toekomende en geen terugwerkende kracht heeft, en met artikel 108 van de wet van 4 augustus 1986 houdende fiscale bepalingen, dat ten aanzien van de ter uitvoering van de belastingwetten genomen besluiten terugwerkende kracht verbiedt.

Het Hof is evenwel niet bevoegd om zich uit te spreken over de uitvoeringsbesluiten van de bestreden wet.

B.10. Het middel kan niet worden aangenomen.

Om die redenen, het Hof verwerpt de beroepen.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 26 april 2006.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^