Etaamb.openjustice.be
Samenwerkingsakkoord van 28 april 1999
gepubliceerd op 07 september 1999

Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de deelname van België aan de Wereldtentoonstelling van Hannover in 2000

bron
ministerie van economische zaken, van de vlaamse gemeenschap, van de franse gemeenschap, van de duitstalige gemeenschap, van het waalse gewest en van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1999021374
pub.
07/09/1999
prom.
28/04/1999
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 APRIL 1999. - Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de deelname van België aan de Wereldtentoonstelling van Hannover in 2000


Gelet op de wet van 16 februari 1931 houdende goedkeuring van de Conventie inzake de Internationale Tentoonstellingen, ondertekend te Parijs op 22 november 1928;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 92bis, § 1, ingevoegd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 42;

Gelet op de beslissing van de Federale Regering op 27 juni 1997 om deel te nemen aan de Wereldtentoonstelling van Hannover in 2000 en de uitnodiging gericht tot de Gemeenschappen en de Gewesten om eveneens deel te nemen;

Overwegende dat de Wereldtentoonstelling van Hannover 2000 zal lopen van 1 juni 2000 tot 31 oktober 2000;

Overwegende dat België een Federale Staat is en dat de thema's van de Wereldtentoonstelling een eigen inbreng van de Gemeenschappen en de Gewesten rechtvaardigen, weliswaar in het kader van een overleg;

Overwegende dat voor de realisatie van het Belgisch paviljoen een procedure voor beperkte offerteaanvraag werd gevoerd en dit op basis van een bestek dat na overleg met de deelnemende partijen tot stand kwam;

Overwegende dat het past door middel van een Samenwerkingsakkoord de manier te regelen waarop de Federale Overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten zullen deelnemen aan de Wereldtentoonstelling van Hannover in 2000;

De Federale Regering, vertegenwoordigd door de Minister van Economie;

De Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van haar Minister-President en Minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie;

De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van de Minister-President en in de persoon van de Minister van Internationale Betrekkingen;

De Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van haar Minister-President en Minister van Internationale Betrekkingen;

Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van haar Minister-President en Minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie;

Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister-President en in de persoon van de Minister van Internationale Betrekkingen;

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister-Voorzitter en van de Minister van Externe Betrekkingen, HUN EIGEN BEVOEGDHEDEN GEZAMENLIJK UITOEFENEND, ZIJN OVEREENGEKOMEN HETGEEN VOLGT :

Artikel 1.§ 1. De partijen bij dit akkoord verbinden zich ertoe op een kwalitatief hoogstaande manier samen deel te nemen aan de Wereldtentoonstelling van HANNOVER 2000 onder het thema "Ruimte om te leven en te ondernemen". Het paviljoen van België zal bestaan uit een gemeenschappelijke basisstructuur, waaraan de partijen gezamenlijk zullen bijdragen voor een maximumbedrag van 332 miljoen frank, evenals uit aan de Federale Overheid en aan de Gemeenschappen en Gewesten toegewezen tentoonstellingsruimten.

Evenwel kan de algemene begroting worden opgetrokken tot een bedrag hoger dan 332 miljoen frank zo dit bedrag volledig wordt verkregen door sponsoring in geld, bovenop de bedragen die worden ingebracht door de Federale Overheid zoals bedoeld in artikel 2, § 1, of in natura.

De algemene begroting wordt geraamd op 157 miljoen frank voor de huur van het gebouw; 105 miljoen frank voor de binnen- en buiteninrichting; 70 miljoen frank voor de beheers- en werkingskosten van het paviljoen.

In functie van de noodwendigheden kunnen nochtans aanpassingen worden aangebracht aan de onderverdeling in begrotingsposten met het akkoord van de deelnemende partijen. Ter informatie wordt de algemene begroting gespecifieerd in bijlage 1 van dit samenwerkingsakkoord.

Deze bijlage maakt integrerend deel uit van het akkoord.

Elke deelnemende partij verbindt zich ertoe bij te dragen in de kosten van de gemeenschappelijke ruimten a rato van haar financiële deelneming. § 2. De functionele netto-oppervlakten van het Belgisch paviljoen beslaan 2.580 m2.

De toewijzing van de beschikbare oppervlakten aan de deelnemende partijen gebeurt volgens de volgende verdeelsleutel : - Federale Overheid : 20/60 - Vlaamse Gemeenschap en Vlaams Gewest : 20/60 - Waals Gewest : 10/60 - Franse Gemeenschap : 5/60 - Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 4/60 - Duitstalige Gemeenschap : 1/60 Voor de goede schikking van het paviljoen, kan hiervan afgeweken worden ten belope van maximaal 5 % van het aandeel dat aan een deelnemende partij wordt toegewezen. § 3. Rekening houdend met de bepalingen voorzien in artikel 1, § 1, 3e lid en in artikel 2, § 1, eerste lid, is iedere deelnemende partij verantwoordelijk voor de aankleding van de eigen tentoon-stellingsruimte en voor de organisatie van de activiteiten die er georganiseerd worden. Alle kosten hiervan vallen ten laste van de betrokken partij. § 4. Wanneer de partijen hun eigen personeel inzetten in hun tentoonstellingsruimte en voor hun programma, vallen deze bijkomende kosten ten laste van de betrokken partij.

Art. 2.§ 1. De Federale Overheid verbindt zich ertoe, voor een bedrag van 132 miljoen frank waarvan maximum 75 miljoen ten laste van de algemene uitgavenbegroting en waarvan minimum 57 miljoen frank ten laste zijn van publiek of privé sponsoring, enerzijds samen met de Gemeenschappen en de Gewesten bij te dragen tot de financiering van de huurkosten, van de algemene binneninrichtingkosten en van de uitbatingskosten van het paviljoen, en anderzijds tot het te zijnen laste nemen van de kosten voor de installatie en de inrichting van de tentoonstellingsruimte waarin de Federale Overheid de algemene voorstelling van België zal verzekeren.

Dit bedrag voorziet al de kosten zoals voorzien in artikel 1, § 1, derde lid.

De kosten voor de algemene binneninrichting worden gespecifieerd in bijlage twee bij dit samenwerkingsakkoord. Deze bijlage maakt integrerend deel uit van het akkoord.

Daarenboven mag het Commissariaat-generaal de opbrengsten voortkomend uit de exploitatie van het restaurant, de cafetaria, de verhuur van het business center en eventuele andere inkomstenbronnen aanwenden voor de goede werking van het Belgisch Paviljoen. § 2. De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest verbinden zich ertoe deel te nemen voor een maximumbedrag van 100 miljoen frank, als tussenkomst in de kosten vermeld in artikel 1, § 1, 3e lid, overeenkomstig de beslissing van de Vlaamse Regering, genomen op 27 april 1999. § 3. De Franse Gemeenschap verbindt zich ertoe deel te nemen voor een maximumbedrag van 25 miljoen frank, als tussenkomst in de kosten vermeld in artikel 1, § 1, 3e lid, overeenkomstig de beslissing van de Regering van de Franse Gemeenschap, genomen op 30 maart 1998. § 4. De Duitstalige Gemeenschap verbindt zich ertoe deel te nemen voor een maximumbedrag van 5 miljoen frank, als tussenkomst in de kosten vermeld in artikel 1, § 1, 3e lid, overeenkomstig de beslissing van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, genomen op 18 maart 1998. § 5. Het Waalse Gewest verbindt zich ertoe deel te nemen voor een maximumbedrag van 50 miljoen frank, als tussenkomst in de kosten vermeld in artikel 1, § 1, 3e lid, overeenkomstig de beslissing van de Regering van het Waalse Gewest, genomen op 26 maart 1998. § 6. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verbindt zich ertoe deel te nemen voor een maximumbedrag van 20 miljoen frank, als tussenkomst in de kosten vermeld in artikel 1, § 1, 3e lid, overeenkomstig de beslissing van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, genomen op 4 juni 1998. § 7. De deelname van Gemeenschappen en de Gewesten kan eveneens privé-sponsoring bevatten. § 8. De eventuele overschotten die zouden gekoppeld zijn aan de kosten bedoeld in artikel 1, § 1, tweede lid zullen het voorwerp uitmaken van een verdeling a rato van de financiële deelname van de deelnemende partijen. Bij gebrek aan een akkoord binnen de schoot van het Begeleidingscomité, bedoeld in artikel 5, § 1, zal de vraag aan het Overlegcomité Federale Regering Gemeenschaps- en Gewestregeringen.

Art. 3.§ 1. Om de verplichtingen te dekken, beoogd in artikel 2, § 1, verbindt de Federale Overheid zich ertoe in de algemene uitgavenbegroting (programma 32.62/2) in te schrijven : - 15 miljoen frank in 1998; - 30 miljoen frank in 1999; - 30 miljoen frank in 2000.

De kredieten van de publiek of privé-sponsoring zullen ingeschreven worden ten laste van de variabele kredieten. § 2. Om de verplichting te dekken, beoogd in artikel 2, §§ 2 tot 6, verbinden de Gemeenschappen en de Gewesten zich ertoe, elk wat hem betreft, hun bijdrage te storten aan het Fonds voor de Organisatie van Internationale Tentoonstellingen, ingeschreven op het programma 32.62/2 van de algemene uitgavenbegroting. § 3. Wat betreft de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, zullen de stortingen geschieden volgens volgende kalender : - een eerste schijf van 20 miljoen frank ten laatste op 31 juli 1999; - een tweede schijf van 70 miljoen frank ten laatste op 31 maart 2000; - een derde schijf van 10 miljoen frank ten laatste op 30 september 2000. § 4. Wat betreft de Franse Gemeenschap, zullen de stortingen geschieden volgens volgende kalender : - een eerste schijf van 8,4 miljoen frank ten laatste op 31 augustus 1999; - een tweede schijf van 8,4 miljoen frank ten laatste op 31 maart 2000; - een derde schijf van 8,2 miljoen frank ten laatste op 30 september 2000. § 5. Wat betreft de Duitstalige Gemeenschap, zullen de stortingen geschieden volgens volgende kalender : - een eerste schijf van 1 miljoen frank ten laatste op 31 augustus 1999; - een tweede schijf van 2 miljoen frank ten laatste op 31 maart 2000; - een derde schijf van 2 miljoen frank ten laatste op 30 september 2000. § 6. Wat betreft het Waalse Gewest, zullen de stortingen geschieden volgens volgende kalender : - een eerste schijf van 15 miljoen frank ten laatste op 31 maart 1999; - een tweede schijf van 18 miljoen frank ten laatste op 31 augustus 1999; - een derde schijf van 17 miljoen frank ten laatste op 30 september 2000. § 7. Wat betreft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zullen de stortingen geschieden volgens volgende kalender : - een eerste schijf van 15 miljoen frank ten laatste op 31 augustus 1999; - een tweede schijf van 5 miljoen frank ten laatste op 31 maart 2000. § 8. De Commissaris-generaal zal een gedetailleerd driemaandelijks verslag betreffende de stand van zaken van de uitgaven aan de deelnemende partijen bezorgen.

Art. 4.Het Commissariaat-generaal zal elke deelnemende partij optimaal bijstaan bij de verwezenlijking en de organisatie van haar tentoonstelling en haar activiteiten in het Belgisch paviljoen, op de Expo en in de stad Hannover.

Art. 5.§ 1. Een Begeleidingscomité wordt opgericht samengesteld uit de afgevaardigden van de Ministers, die elk van de deelnemende partijen aan dit akkoord vertegenwoordigen, een afgevaardigde van de Federale Minister van Begroting, van de Commissaris-generaal en van de Adjunct-commissaris-generaal en voorgezeten door de afgevaardigde van de Federale Minister van Economie.

Dit comité is belast met de algemene, financiële en budgettaire coördinatie van dit project. § 2. Een Technisch Comité, samengesteld uit experten afgevaardigd door de Ministers die elk aan de deelnemende partijen aan dit akkoord vertegenwoordigen, de Commissaris-generaal en de Adjunct-commissaris-generaal en de experten van de betrokken Federale, Gemeenschaps- en Gewestbesturen, en voorgezeten door de Commissaris-generaal, wordt opgericht.

Dit comité is belast met de voorbereiding, de opvolging van bouwen, de uitrusting, evenals met de technische coördinatie van het Belgisch paviljoen en de Belgische aanwezigheid in haar geheel op Expo 2000.

Art. 6.Op voorstel van het Commissariaat-generaal, zullen de deelnemende partijen bij dit akkoord een gezamenlijk protocol afsluiten dat door het Begeleidingscomité zal worden uitgewerkt, rekening houdend met de financiële inbreng van elke partij. Het zal onder meer volgende elementen bevatten : - de regeling voor het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten (business center, restaurant, enz.); - de regeling voor de organisatie van het paviljoen, met inbegrip van de prestaties van het personeel dat door het Commissariaat-generaal is aangeworven; - de organisatie van de promotie; - de regeling voor het toezicht op het gebouw en op de algemene uitrusting van het paviljoen; - de regeling voor de activiteitenkalender in het paviljoen; - de dienstverlening van het Commissariaat-generaal; - het opzoeken en de aanwending van de sponsoring.

Art. 7.De geschillen tussen de contracterende partijen, die voortspruiten uit de interpretatie of uit de uitvoering van dit akkoord, worden beslecht door het Begeleidingscomité. Bij gebrek aan akkoord zullen ze gebracht worden voor het Overlegcomité Federale Regering - Gemeenschaps- en Gewestregeringen. Kan hier nog geen akkoord bereikt worden, dan worden de geschillen voorgelegd aan de rechtbanken van Brussel.

Opgemaakt te Brussel op 28 april 1999 in acht originele exemplaren (in het Nederlands, het Frans en het Duits).

Voor de Federale Regering, De Minister van Economie Elio DI RUPO Voor de Vlaamse Gemeenschap, De Minister-President van de Vlaamse Regering, Vlaams Minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie L. VAN DEN BRANDE Voor de Franse Gemeenschap, De Minister-President van de Franse Gemeenschapsregering Mevr. L. ONKELINX De Minister van Internationale Betrekkingen W. ANCION Voor de Duitstalige Gemeenschap, De Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Internationale Betrekkingen J. MARAITE Voor het Vlaamse Gewest, De Minister-President van de Vlaamse Regering, Vlaams Minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie.

L. VAN DEN BRANDE Voor het Waalse Gewest, De Minister-President van de Waalse Regering R. COLLIGNON De Minister van Internationale Betrekkingen W. ANCION Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering Ch. PICQUE De Minister van Externe Betrekkingen J. CHABERT

Bijlage 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld BIJLAGE 2 I. Zijn niet begrepen onder de algemene binneninrichtingskosten, de kosten bepaald in artikel 2, § 1, 2e lid en in het bijzonder de kosten voor : - de funderingen; - de structuur; - het dak; - de aankleding en de elementen van gevels; - het buitentimmerwerk en het sluitingstimmerwerk van de gevels; - de thermische isolatie van het paviljoen; - de productie-eenheden voor warmte, verse lucht, warm en koud water; - de elektrische transformator- en verdeeleenheden; - de liften; - de inrichting van de tentoonstellingsruimten van de deelstaten; - de uitrusting eigen aan de inrichting voor het goed doen uitkomen van de tentoongestelde onderwerpen.

II. De algemene binneninrichtingskosten van het paviljoen hebben betrekking op : - de niet-dragende wanden die de verschillende ruimten van het paviljoen scheiden; - het binnentimmerwerk; - de valse zolderingen van het paviljoen met uitzondering van deze die slechts noodzakelijk zouden zijn voor de inrichting van de tentoonstellingsruimte van de deelstaten; - de technische vloeren of de valse vloeren van het paviljoen met uitzondering van deze die slechts noodzakelijk zouden zijn voor de inrichting van de tentoonstellingsruimte van de deelstaten; - de grond-, muur- en zolderingbekleding van het paviljoen met uitzondering van deze die slechts noodzakelijk zouden zijn voor de inrichting van de tentoonstellingsruimte van de deelstaten; - het vast en mobiel meubilair voor de kantoren, de keuken, het VIP Center en het restaurant; - het bureauticamateriaal behalve het specifieke materiaal van de tentoonstellingsruimten van de deelstaten; - de apparaten, apparaturen en vaatwerk voor de keuken; - de sanitaire uitrustingen (distributie en uitrustingen); - de algemene telecommunicatie-installatie (daarbij inbegrepen de eindapparatuur); - de verwarmings- en ventilatie-installatie (distributie en uitrustingen); - de elektrische installatie (distributie en uitrustingen met inbegrip van de verlichtingstoestellen en met uitzondering van deze die noodzakelijk zouden zijn voor de inrichting van de tentoonstellingsruimte van één of meerdere deelstaten - inrichting van de directe omgeving - uitrustingen voor de brand- en inbraakveiligheid (gedeeltelijk)).

III. De specifieke binneninrichtingskosten voor de eigen tentoonstellingsgedeelten hebben meer bepaald betrekking op : - de specifieke uitrustingen betreffende de inrichting en het goed doen uitkomen van de tentoongestelde onderwerpoen : sokkels en tentoonstellingsuitstalkasten, specifiek materiaal (datamateriaal, audiovisueel materiaal, enz.),...; - de technische vloeren en de valse vloeren die voorbehouden zouden zijn voor de inrichting van de tentoonstellingsruimte van de deelstaten; - de grond-, muur- en zolderingbekleding, valse zolderingen die voorbehouden zouden zijn voor de inrichting van de tentoonstellingsruimte van de deelstaten; - de elektrische installatie en de bijzondere verlichtingen die voorbehouden zouden zijn voor de inrichting van de tentoonstellingsruimte van één of meerdere deelstaten.

De noodzakelijke inrichtingen naast de gezamenlijke inrichtingen voor het paviljoen maken deel uit van de inrichtingskost van de eigen tentoonstellingsruimten.

^