Etaamb.openjustice.be
Samenwerkingsakkoord
gepubliceerd op 19 april 2002

Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de Gewesten betreffende de uitvoering van het specifiek toezicht ingesteld bij de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst,(...) De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken, en het Waals G(...)

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2002000285
pub.
19/04/2002
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de Gewesten betreffende de uitvoering van het specifiek toezicht ingesteld bij de wet van 7 december 1998 (Belgisch Staatsblad van 5 januari 1999) tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Binnenlandse Zaken, en het Waals Gewest, vertegenwoordigd door zijn regering, en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door zijn regering, en het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door zijn regering.

Hun bevoegdheden gezamenlijk uitgeoefend, zijn overeengekomen hetgeen volgt : Aanhef Gelet op artikel 162 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid de artikelen 66 en 84;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de bijzondere wetten op 8 augustus 1998 en 16 juli 1993, inzonderheid de artikelen 7 en 92bis ;

Gelet op het decreet van de Waalse Gewestraad van 1 april 1999 houdende organisatie van het toezicht op de gemeenten, de provincies en de intercommunales van het Waals Gewest;

Gelet op het decreet van de Vlaamse Gewestraad van 28 april 1993 houdende regeling, voor het Vlaams Gewest, van het administratief toezicht op de gemeenten;

Gelet op de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 19 juli 2001 houdende regeling van het administratief toezicht op de politiezones van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het besluit van 19 juli 2001 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de overlegging aan de regering van de akten van de meergemeentezones van de politieoverheden met het oog op de uitoefening van het administratief toezicht;

Gelet op de nieuwe gemeentewet, gecodificeerd door het koninklijk besluit van 24 juni 1988, bekrachtigd door de wet van 26 mei 1989;

Overwegende dat artikel 162 van de Grondwet oplegt dat akten uitgaande van gemeentelijke instellingen verplicht worden onderworpen aan het toezicht inzake wettelijkheid en respect voor het algemeen belang;

Overwegende dat, krachtens artikel 7 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, de Gewesten bevoegd zijn voor de organisatie en de uitoefening van het administratief toezicht op de gemeenten, evenwel met uitzondering van het toezicht op de akten betreffende federale of gemeenschapsmateries waarvoor de wet of het decreet een specifiek toezicht regelt;

Overwegende dat de wet van 7 december 1998 een specifiek toezicht regelt op de akten betreffende de politie, genomen door de gemeentelijke overheden of de politieraden en het politiecollege;

Dat dit specifiek toezicht zich beperkt tot die materies waarvoor de federale wetgever bevoegd is; dit betreft het respect van de bepalingen van voornoemde wet van 7 december 1998 en diens uitvoeringsbesluiten;

Overwegende dat de federale Staat en de Gewesten bij de uitoefening van hun bevoegdheden inzake toezicht eventuele conflicten dienen te voorkomen;

Overwegende dat de memorie van toelichting van de wet van 7 december 998 stelt dat de Gewesten betrokken worden bij het toezicht op budgettaire beslissingen en dat dit zou kunnen gebeuren via een samenwerkingsakkoord dat de modaliteiten ervan vastlegt;

Overwegende dat het aangewezen is om een overleg te organiseren voor al de materies onderworpen aan het specifiek toezicht ingesteld bij de artikelen 66 tot en met 84 van de voormelde wet van 7 december 1998. HOOFDSTUK I. - Doelstellingen

Artikel 1.Onderhavig samenwerkingsakkoord beoogt de mechanismen te creëren die een effectieve dialoog mogelijk maken tussen de verschillende overheden bevoegd voor de uitoefening van het toezicht op de beslissingen van de overheden van politiezones bestaande uit één of meerdere gemeenten. HOOFDSTUK II. - Samenwerkingsmechanismen

Art. 2.Zullen genieten van de samenwerkingsmechanismen die beslissingen van gemeentelijke overheden of van overheden van politiezones bestaande uit meerdere gemeenten, en die besluiten van voogdijoverheden met betrekking tot de volgende materies : de beslissingen betreffende het operationele organieke kader en dat van het administratief en logistiek personeel van de lokale politie; de begroting en de wijzigingen die erin worden aangebracht; in een meergemeentezone, de bijdrage aan de politieraad en de wijzigingen die erin worden aangebracht; de rekening en de eindrekening van de ontvanger; de beslissingen betreffende de herschikking van financiële lasten van leningen opgenomen voor de financiëring van de lokale politie.

Art. 3.De bevoegde voogdijoverheid op gewestelijk niveau en de bevoegde voogdijoverheid op federaal niveau brengen elkaar automatisch en systematisch op de hoogte van al hun beslissingen bedoeld in artikel 2.

Elke informatie verstrekt ter uitvoering van het eerste lid moet, voor zover het een voor de politiezone of de gemeente negatieve beslissing betreft, vergezeld zijn van een motiverende toelichting, indien deze motivering niet reeds vervat is in de beslissingsakte zelf, zodat de geïnformeerde overheid meteen beschikt over de elementen essentieel voor een goed begrip van de genomen beslissing.

Art. 4.Er worden elf coördinatiecomités opgericht, één per per provincie en één voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze comités worden ingericht zodra onderhavig akkoord ondertekend wordt.

Elk coördinatiecomité bestaat uit : een gouverneur of diens vertegenwoordiger; een vertegenwoordiger van de federale overheid, aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken; een vertegenwoordiger van de betrokken gewestminister bevoegd voor het toezicht op de lokale besturen; een vertegenwoordiger van de Minister-President van het betrokken Gewest.

Art. 5.Het coördinatiecomité, bedoeld in artikel 4, wordt steeds samengeroepen voor de beslissingen die : een discrepantie kunnen teweegbrengen tussen de handelingen van beide voogdijoverheden; en/of die uitoefening van de wettelijk toegekende bevoegdheden van de voogdijoverheid met concurrerende bevoegdheden in het gedrang kunnen brengen; en/of die de werking kunnen blokkeren van hetzij een ééngemeentezone, hetzij een meergemeentezone, hetzij één van de gemeenten die deel uitmaken van een meergemeentezone.

Het initiatief tot de samenroeping kan uitgaan van eender welke betrokken voogdijoverheid.

Art. 6.De voogdijoverheid die een beslissing overweegt die aanleiding kan geven tot één van de gevolgen bedoeld in artikel 5, 1e lid, kan het initiatief nemen om het coördinatiecomité bedoeld in artikel 4 samen te roepen.

Art. 7.De coördinatiecomités worden tevens belast met het formuleren van aanbevelingen en concrete voorstellen ter verbetering van de werking van de conflictpreventiemechanismen omvat in het onderhavig akkoord; deze aanbevelingen zullen gericht zijn tot de Minister van Binnenlandse Zaken en tot de gewestministers bevoegd voor het toezicht op de lokale besturen.

Art. 8.Indien er geen overeenstemming bereikt wordt in het betrokken coördinatiecomité, wordt het desbetreffende onderwerp aanhangig gemaakt bij het overlegcomité bedoeld in artikel 31 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. HOOFDSTUK III. - Wederzijdse steun

Art. 9.Onderhavig samenwerkingsakkoord zal worden uitgevoerd in een geest van samenwerking en loyaliteit die zal bijdragen tot het succes van de installatie en to de levensvatbaarheid van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, belast met het verzekeren van eenieders veiligheid, in het algemeen belang.

De gewestregeringen verbinden zich ertoe hun steun te verlenen aan de federale ambtenaren belast met de toepassing van de in onderhavig akkoord bedoelde materies.

De federale Staat verbindt zich ertoe zijn steun te verlenen aan de gewestelijke ambtenaren, overeenkomstig de algemene richtlijnen vastgelegd in het onderhavig akkoord. HOOFDSTUK IV. - Geschillen

Art. 10.De geschillen die met betrekking tot de uitlegging of de uitvoering van onderhavig samenwerkingsakkoord rijzen, worden beslecht door het rechtscollege bedoeld in artikel 92bis , §§ 5 en 6 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding

Art. 11.Onderhavig samenwerkingsakkoord zal in werking treden op 1 april 2001.

Opgemaakt te Brussel, in zoveel exemplaren als er partijen zijn bij onderhavig akkoord.

Voor het Vlaams Gewest, De Minister-President, P. DEWAEL De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN Voor het Waals Gewest, De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, belast met Ambtenarenzaken en Begroting, Ch. MICHEL Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, De Minister-President, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. de DONNEA Voor de federale Staat, De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^