Etaamb.openjustice.be
Wet van 01 juli 2006
gepubliceerd op 02 augustus 2006

Wet tot invoeging in de wet van 29 maart 2004 betreffende de samenwerking met het Internationaal Strafgerechtshof en de internationale straftribunalen van een nieuwe titel VI betreffende kamers belast met de vervolging van de misdaden gepleegd onder het regime van democratisch Kampuchea

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2006009559
pub.
02/08/2006
prom.
01/07/2006
ELI
eli/wet/2006/07/01/2006009559/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 JULI 2006. - Wet tot invoeging in de wet van 29 maart 2004 betreffende de samenwerking met het Internationaal Strafgerechtshof en de internationale straftribunalen van een nieuwe titel VI betreffende kamers belast met de vervolging van de misdaden gepleegd onder het regime van democratisch Kampuchea (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De wet van 29 maart 2004 betreffende de samenwerking met het Internationaal Strafgerechtshof en de internationale straftribunalen wordt aangevuld met een titel VI, die de artikelen 64 tot 69 omvat, met als opschrift : « Titel VI. - Samenwerking met de bijzondere kamers belast met de vervolging van de misdaden gepleegd onder het regime van democratisch Kampuchea. »

Art. 3.In de nieuwe titel VI van dezelfde wet wordt een hoofdstuk I ingevoegd, dat de nieuwe artikelen 64 tot 67 omvat, met als opschrift : « Hoofdstuk I. - Algemeen ».

Art. 4.In hoofdstuk I van de nieuwe titel VI van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 64 ingevoegd, luidende : «

Art. 64.- Voor de toepassing van titel VI van deze wet wordt verstaan onder : - « Bijzondere kamers » : de bijzondere kamers opgericht bij de Cambodjaanse wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van de bijzondere kamers belast met de vervolging van de misdaden gepleegd onder het regime van democratisch Kampuchea, zoals gewijzigd bij de Cambodjaanse wet van 27 oktober 2004 tot bekrachtiging van de internationale overeenkomst van 17 maart 2003 gesloten tussen de Verenigde Naties en de Regering van het Koninkrijk Cambodja; - « Statuut » : de Cambodjaanse wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van de bijzondere kamers belast met de vervolging van de misdaden gepleegd onder het regime van democratisch Kampuchea, zoals gewijzigd bij de Cambodjaanse wet van 27 oktober 2004 tot bekrachtiging van de internationale overeenkomst van 17 maart 2003 gesloten tussen de Verenigde Naties en de Regering van het Koninkrijk Cambodja; - « Onderzoeksrechter » : de onderzoeksrechters belast met het onderzoek alsmede eenieder die door hen is gemachtigd of onder hun gezag werkt in het kader van de functie die zij op grond van het Statuut uitoefenen; - « Aanklager » : de aanklagers belast met de vervolgingen alsmede eenieder die door hen is gemachtigd of onder hun gezag werkt in het kader van de functie die zij op grond van het Statuut uitoefenen. ».

Art. 5.In hoofdstuk I van de nieuwe titel VI van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 65 ingevoegd, luidende : «

Art. 65.- België kan overeenkomstig de bepalingen van deze wet gevolg geven aan de verzoeken om samenwerking van de bijzondere kamers. ».

Art. 6.In hoofdstuk I van de nieuwe titel VI van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 66 ingevoegd, luidende : «

Art. 66.- De Minister van Justitie is de centrale autoriteit die bevoegd is om verzoeken om gerechtelijke samenwerking uitgaande van de bijzondere kamers in ontvangst te nemen en de follow-up ervan te verzekeren. »

Art. 7.In hoofdstuk I van de nieuwe titel VI van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 67 ingevoegd, luidende : «

Art. 67.- De bevoegde autoriteiten verlenen aan de bijzondere kamers hun volledige gerechtelijke samenwerking in alle procedures die voortvloeien uit een verzoek van de bijzondere kamers om samenwerking, waaraan de centrale autoriteit beslist heeft gevolg te geven. »

Art. 8.In de nieuwe titel VI van dezelfde wet wordt een hoofdstuk II ingevoegd, dat de artikelen 68 to t 69 omvat, met als opschrift : « Hoofdstuk II. - Wederzijdse rechtshulp ».

Art. 9.In hoofdstuk II van de nieuwe titel VI van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 68 ingevoegd, luidende : «

Art. 68.- § 1. De verzoeken van de aanklager of de onderzoeksrechter, of de beschikkingen van de bijzondere kamers die gericht zijn op de uitvoering van maatregelen inzake inzameling en overlegging van gegevens die inzonderheid betrekking hebben op het vaststellen van de identiteit en het opsporen van personen, het verzamelen van getuigenissen, het overleggen van bewijzen en het toezenden van stukken die noodzakelijk zijn voor het onderzoek of voor het goede verloop van het proces, worden ten uitvoer gelegd volgens de procedure bepaald in de Belgische wetgeving en op de wijze omschreven in het verzoek, tenzij voornoemde wetgeving zulks verbiedt. § 2. Het verzoek van de aanklager of de onderzoeksrechter, of de beschikking van de bijzondere kamers die betrekking heeft op een dwangmaatregel, wordt ten uitvoer gelegd door de onderzoeksrechter van de plaats waar de maatregel moet worden uitgevoerd, of door de bevoegde procureur des Konings. § 3. Onverminderd de rechten van derden te goeder trouw legt België de maatregelen houdende verbeurdverklaring ten uitvoer die de bijzondere kamers hebben bevolen. Wanneer de bijzondere kamers België verzoeken een beslissing tot verbeurdverklaring ten uitvoer te leggen, verklaart de correctionele rechtbank van de plaats waar de goederen gelegen zijn waarop de verbeurdverklaring betrekking heeft die beslissing uitvoerbaar, na het openbaar ministerie en de veroordeelde persoon of zijn raadsman te hebben gehoord. Indien het onmogelijk is gevolg te geven aan het bevel tot verbeurdverklaring, kan de correctionele rechtbank van de plaats waar de goederen gelegen zijn waarop de verbeurdverklaring betrekking heeft gelijkwaardige maatregelen bevelen zoals bedoeld in artikel 43bis, tweede lid, van het Strafwetboek, zulks onverminderd de rechten van derden te goeder trouw. De goederen of de opbrengst uit de verkoop van onroerende goederen of, in voorkomend geval, van andere goederen verkregen ingevolge de tenuitvoerlegging van een arrest van de bijzondere kamers, worden door de centrale autoriteit overgedragen aan de bijzondere kamers. § 4. Wanneer de onderzoeksrechter, de aanklager of de bijzondere kamers een persoon het statuut van beschermde getuige verlenen en België vragen om de nodige beschermingsmaatregelen te nemen, dan beslist de centrale autoriteit, na overleg met de voorzitter van de getuigenbeschermingscommissie opgericht bij artikel 103 van het Wetboek van strafvordering, welke maatregelen als bedoeld in artikel 104 van hetzelfde Wetboek ten aanzien van deze persoon moeten worden genomen. Los van de maatregelen die ten aanzien van de beschermde getuige zijn genomen, kan de centrale autoriteit, wanneer zij dat nodig acht, ook beschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 104 nemen ten aanzien van de verwanten van deze persoon. Deze maatregelen worden uitgevoerd op dezelfde wijze als de maatregelen die zijn genomen ten aanzien van een bedreigde getuige, een gezinslid of een andere bloedverwant bedoeld in artikel 102 van hetzelfde Wetboek.

Wanneer de onderzoeksrechter, de aanklager of de bijzondere kamers de in het vorige lid bedoelde persoon het statuut van beschermde getuige ontnemen, beslist de centrale autoriteit of de maatregelen ten aanzien van die persoon of ten aanzien van andere personen, moeten worden behouden. »

Art. 10.In hoofdstuk II van de nieuwe titel VI van dezelfde wet wordt een nieuw artikel 69 ingevoegd, luidende : «

Art. 69.- De bevoegde gerechtelijke autoriteit waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, stelt de bijzondere kamers in kennis van de datum en de plaats van tenuitvoerlegging van de gevorderde maatregel.

De aanklager of de vorderende rechter is gemachtigd de tenuitvoerlegging bij te wonen. »

Art. 11.De huidige titel VI van de wet wordt titel VII.

Art. 12.Artikel 64 van dezelfde wet wordt artikel 70.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 1 juli 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : Doc.51 : 2306 2005-2006) : 001 : Wetsontwerp. 002 : Verslag. 003 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 20 april 2006.

Stukken van de Senaat : 3-1662 - 2005/2006 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Nr. 2 : Amendementen.

Nr. 3 : Verslag.

Nr. 4 : Tekst gemaendeerd door de commissie.

Nr. 5 : Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer vna volksvertegenwoordigers.

Handelingen van de Senaat : 11 mei 2006.

Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : Doc. 51 2306 (2005/2006) : 004 : Ontwerp geamendeerd door de Senaat. (zonder verslag) 005 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Integraal verslag : 8 juni 2006.

^