Etaamb.openjustice.be
Wet van 03 mei 2003
gepubliceerd op 01 juli 2003

Wet tot wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000526
pub.
01/07/2003
prom.
03/05/2003
ELI
eli/wet/2003/05/03/2003000526/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 MEI 2003. - Wet tot wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten

Art. 2.In artikel 9, tweede lid, van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten vervalt het woord « interne ».

Art. 3.In artikel 10 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) vóór het eerste lid wordt het volgende lid toegevoegd : « Het Vast Comité P behandelt de klachten en aangiften die het ontvangt betreffende de werking, het optreden, het handelen of het nalaten te handelen van de politiediensten en hun personeelsleden bedoeld in artikel 3.»; b) het tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt vervangen als volgt : « Het Vast Comité P kan besluiten, wanneer het van oordeel is dat de gegevens van de klacht of de aangifte niet wijzen op een organisatorische disfunctie of op een ernstige individuele disfunctie, nalatigheid of fout, de bevoegdheid om de klacht of aangifte af te handelen over te dragen, naar gelang van het geval, aan de commissaris-generaal van de federale politie, aan de korpschef van de lokale politie, aan het hoofd van de andere politiediensten bedoeld in artikel 3 voor wat betreft hun diensten en personeelsleden.»; c) het derde lid, ingevoegd bij de wet van 1 april 1999 en dat het vierde lid wordt, wordt aangevuld als volgt : « en de bevoegdheid om de klacht of aangifte af te handelen over te dragen aan de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie »;d) het artikel wordt aangevuld met de volgende leden : « Het besluit van het Vast Comité P om geen gevolg te geven aan een klacht of aangifte, om de bevoegdheid om de klacht of aangifte te behandelen over te dragen en om het onderzoek af te sluiten, wordt gemotiveerd en schriftelijk ter kennis gebracht van de partij die de klacht heeft ingediend of de aangifte heeft gedaan. In geval van overdracht van bevoegdheid wordt in deze kennisgeving vermeld dat, indien de partij die de klacht heeft ingediend of de aangifte heeft gedaan bij de mededeling van het afsluiten van het onderzoek niet kan instemmen met de resultaten van het onderzoek, zij het Vast Comité P schriftelijk en gemotiveerd kan verzoeken haar klacht of aangifte opnieuw te behandelen.

In geval van afsluiten van het onderzoek wordt in de kennisgeving het resultaat van het onderzoek in algemene bewoordingen meegedeeld.

Het Vast Comité P brengt de besluiten van het onderzoek naar gelang van het geval ter kennis van de commissaris-generaal van de federale politie of van de korpschef van de lokale politie of van de leiding van de politiediensten bedoeld in artikel 3.

De politiedienst aan wie de bevoegdheid om de klacht of de aangifte te behandelen werd overgedragen, licht bij het afsluiten van het onderzoek het Vast Comité P in over de besluiten ervan en over de maatregelen die werden genomen. »

Art. 4.In artikel 11 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in 1°, vervangen bij de wet van 20 juli 2000, worden de woorden « 15 april » vervangen door de woorden « 1 juni »;b) er wordt een 1°bis ingevoegd, luidende : « 1°bis telkens wanneer het dit nuttig acht of op verzoek van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat, door een tussentijds activiteitenverslag dat, indien nodig, algemene conclusies en voorstellen kan bevatten betreffende een welbepaald onderzoeksdossier. Dat verslag wordt overgezonden aan de voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat alsmede aan de bevoegde ministers; ».

Art. 5.In artikel 14bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid wordt de derde volzin vervangen als volgt : « De commissaris-generaal van de federale politie, de algemene inspectie van de federale en van de lokale politie en de korpschefs van de lokale politie sturen aan het Vast Comité P ambtshalve een kopie van de klachten en aangiften die zij betreffende de politiediensten hebben ontvangen en bij het afsluiten van het onderzoek een korte samenvatting van het resultaat ervan.»; b) het artikel wordt aangevuld met de volgende leden : « Deze gegevens kunnen door het Vast Comité P opgeslagen en verwerkt worden ten behoeve van zijn wettelijke opdrachten van toezicht op de politiediensten en teneinde een analyse te maken van het algemeen en globaal functioneren van de politiediensten en van de individuele politieambtenaren alsook teneinde aan de overheden voorstellen te formuleren om de werking van de politiediensten te verbeteren. De individuele gegevens kunnen enkel worden medegedeeld aan de politiediensten voor wat hun personeelsleden betreft en aan de algemene inspectie van de federale en de lokale politie. ».

Art. 6.In dezelfde wet wordt een artikel 14ter ingevoegd, luidende : «

Art. 14ter.De commissaris-generaal van de federale politie, de korpschefs van de lokale politie, de inspecteur-generaal van de federale en de lokale politie en de leiding van de politiediensten bedoeld in artikel 3, die een jaarverslag of een ander algemeen verslag over hun werking opstellen, sturen binnen twee weken een exemplaar hiervan aan de voorzitter van het Vast Comité P. »

Art. 7.In dezelfde wet wordt in de plaats van artikel 20bis, dat artikel 20ter wordt, een nieuw artikel 20bis ingevoegd, luidende : «

Art. 20bis.§ 1. Het Vast Comité P oefent ten opzichte van de leden van de federale en van de lokale politie die naar zijn Dienst Enquêtes gedetacheerd zijn, de bevoegdheden uit bedoeld in de artikelen 19, 1° en 2°, en 20, 1° en 2°, van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten. § 2. Wanneer een personeelslid van de federale politie of van de lokale politie, op het ogenblik van de feiten die het ten laste worden gelegd, lid was van de Dienst Enquêtes van het Vast Comité P, blijft het voor deze feiten onderworpen aan de tuchtrechtelijke autoriteit van het Vast Comité P. § 3. In de gevallen bedoeld in de §§ 1 en 2, houdt een lid van het Vast Comité P zitting als bijzitter in de tuchtraad in de plaats van de bijzitter bedoeld in artikel 40, eerste lid, 2°, van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten. »

Art. 8.In artikel 20bis, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 april 1999, dat artikel 20ter, tweede lid, wordt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord « minder » wordt vervangen door het woord « meer »;2° de woorden « en niet meer dan twee derde ervan » vervallen.

Art. 9.Artikel 24, § 1, eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « De leden van de politiediensten zijn gehouden gevolg te geven aan elke schriftelijke oproeping. »

Art. 10.Hoofdstuk II, afdeling 3, van dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 27bis, luidende : «

Art. 27bis.Het Vast Comité P en de directeur-generaal van de Dienst Enquêtes kunnen dwingende antwoordtermijnen opleggen aan de diensten of aan de leden van de federale of van de lokale politie, waaraan ze vragen richten in de uitvoering van hun opdrachten. »

Art. 11.In artikel 66bis, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 1 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het tweede lid worden de woorden « 11, 2° en 3° » vervangen door de woorden « 11, 1°bis, 2° en 3° »;b) in het derde lid worden de woorden « 11, 2° en 3° » vervangen door de woorden « 11, 1°bis, 2° en 3° ».

Art. 12.In dezelfde wet worden in de artikelen 10, eerste lid, dat het tweede lid geworden is, 15, eerste en tweede lid, 17, eerste lid, tweede lid, derde lid, vijfde lid en zesde lid, 18, eerste lid, vierde lid en vijfde lid, 19, eerste lid, 20, eerste en derde lid, 20bis, dat artikel 20ter is geworden, eerste en tweede lid, 21, 22, eerste en tweede lid, 23 en 26 de woorden « hoofd », « het hoofd », « adjunct-hoofd », « het adjunct-hoofd », de « adjunct-hoofden » en « adjunct-hoofden » vervangen door respectievelijk de woorden « directeur-generaal », « de directeur-generaal », « adjunct-directeur-generaal », « de adjunct-directeur-generaal », « de adjunct-directeurs-generaal » en « adjunct-directeurs-generaal ».

Art. 13.In artikel 18, vijfde lid, van dezelfde wet worden de woorden « het andere adjunct-hoofd » en vervangen door de woorden « de andere adjunct-directeur-generaal » en wordt het woord « 20bis » vervangen door het woord « 20ter ».

Art. 14.In dezelfde wet worden in de artikelen 57, tweede lid, en 58, derde lid, de woorden « de hoofden van de Diensten Enquêtes » en « Elk hoofd van de Dienst Enquêtes » telkens vervangen door de woorden « de directeur-generaal van de Dienst Enquêtes P en het hoofd van de Dienst Enquêtes I ».

Art. 15.In artikel 59 van dezelfde wet worden de woorden « van het hoofd en van de leden van de Dienst Enquêtes » vervangen door de woorden « van de directeur-generaal van de Dienst Enquêtes P, het hoofd van de Dienst Enquêtes I en de leden van deze diensten ».

Art. 16.In artikel 65, § 2, eerste en derde lid, van dezelfde wet, als gewijzigd door de wet van 1 april 1999, worden de woorden « tot hoofd van een Dienst Enquêtes van een van deze Vaste Comités » en « tot hoofd van een Dienst Enquêtes » vervangen door de woorden « tot directeur-generaal van de Dienst Enquêtes P of tot hoofd van de Dienst Enquêtes I ». HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt

Art. 17.In artikel 44/1, derde lid, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, ingevoegd bij de wet 2 april 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « de Dienst Enquêtes van het Vast Comité P, de Dienst Enquêtes van het Vast Comité I, » worden ingevoegd tussen de woorden « politiediensten, » en de woorden « de algemene inspectie »;b) de woorden « bij het Vast Comité P en bij het Vast Comité I » worden ingevoegd tussen de woorden « de inlichtingen- en veiligheidsdiensten » en de woorden « die ze nodig hebben ». HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding

Art. 18.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 3 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Zitting 2001-2002. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementair stuk. - Wetsvoorstel van de heren Coveliers, Bacquelaine, Detremmerie, Larcier, Mevr. Pelzer-Salandra, de heren Vandenhove, Van Hoorebeke en Van Parys nr. 50-1790/1.

Zitting 2002-2003.

Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken. - Verslag nr. 50-1790/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat nr. 50-1790/3.

Integraal verslag : 27 februari 2003.

Senaat : Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers nr. 2-1518/1. - Amendementen nr. 2-1518/2. - Verslag nr. 2-1518/3. - Tekst verbeterd door de commissie nr. 2-1518/4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd nr. 2-1518/5.

Handelingen : 27 maart 2003.

^