Etaamb.openjustice.be
Wet van 04 april 2014
gepubliceerd op 30 april 2014

Wet betreffende de verzekeringen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2014011239
pub.
30/04/2014
prom.
04/04/2014
ELI
eli/wet/2014/04/04/2014011239/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

4 APRIL 2014. - Wet betreffende de verzekeringen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : DEEL 1. - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Deze wet betreft een gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II).

Doel

Art. 3.Deze wet heeft tot doel de rechten te beschermen van de verzekeringnemers, de verzekerden, de begunstigden en van de derden die belang hebben bij de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten en daartoe : - voorwaarden en regels vast te stellen die een loyale, billijke en professionele behandeling van de belanghebbende partijen moeten waarborgen en waaraan de activiteit van de verzekeraars onderworpen is; - informatieregels vast te leggen bij het aanbieden en het sluiten van een verzekeringsovereenkomst en gedurende de looptijd ervan; - regels vast te leggen met betrekking tot de publiciteit en de informatieplichten in het geval van commercialisatie in België; - informatie en andere regels op te leggen in verband met tarifering, segmentatie en winstdeling; - gelet op het beginsel van uitvoering van overeenkomsten te goeder trouw, voorwaarden en regels vast te stellen die de contractuele relatie tussen de verzekeraar, de verzekeringnemer en desgevallend de verzekerde en/of de begunstigde organiseren; - de voorwaarden betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheid van verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling, de distributie van verzekeringen, alsook de regels betreffende de informatie aan het publiek in dit verband vast te stellen, en - het toezicht op de naleving van deze regels te organiseren.

Toepassingsgebied

Art. 4.§ 1. De verplichtingen die overeenkomstig deze wet van toepassing zijn voor verzekeraars, zijn, overeenkomstig artikel 3 en onverminderd de in de wet zelf vastgestelde beperkingen aan het toepassingsgebied, van toepassing op de volgende entiteiten : - de Belgische verzekeraars; - de buitenlandse verzekeraars die een vestiging hebben in België; en - de buitenlandse verzekeraars die in België verzekeringsactiviteiten uitoefenen zonder er gevestigd te zijn.

Op de ondernemingen die enkel aan herverzekeringen doen zonder eveneens, zelf dan wel via een vestiging, aan rechtstreekse verzekeringen te doen, zijn enkel artikel 262, § 2, artikel 263, tweede lid en artikel 270, § 4, 2°, laatste lid, van toepassing, met inbegrip van de regels inzake het toezicht en de sanctiebepalingen, vastgesteld in respectievelijk deel 7 en deel 8. § 2. De verplichtingen die overeenkomstig deze wet van toepassing zijn voor de verzekeringstussenpersonen en/of herverzekeringstussenpersonen zijn van toepassing op de verzekeringstussenpersonen en de herverzekeringstussenpersonen met België als lidstaat van herkomst of die in België werkzaam zijn.

België wordt geacht de lidstaat van herkomst van een verzekerings- of een herverzekeringstussenpersoon te zijn indien a) de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die een natuurlijke persoon is zijn woonplaats heeft in België en er zijn werkzaamheden uitoefent;b) de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die een rechtspersoon is, zijn maatschappelijke zetel heeft in België. § 3. Met het oog op de uitvoering van verplichtingen die voor België uit internationale verdragen of overeenkomsten voortvloeien, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministeraad, de buitenlandse verzekeraars of verzekeringstussenpersonen van de verplichtingen uit deze wet of van een gedeelte ervan ontslaan; in dat geval kan de Koning, na advies van de FSMA, de regels en voorwaarden vaststellen waaraan deze personen onderworpen zijn. § 4. Om rekening te houden met de bijzondere kenmerken van deze verzekeringsvorm, kan de Koning, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de FSMA en de CDZ, de maatschappijen van onderlinge bijstand, bedoeld in artikelen 43bis, § 5 en 70, §§ 6, 7 en 8 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen vrijstellen van de toepassing van een of meerdere bepalingen van deze wet en aangeven welke bepalingen in plaats daarvan van toepassing zijn. § 5. Deze wet is van toepassing op de onderlinge verzekeringsverenigingen. Om rekening te houden met de bijzondere kenmerken van deze verzekeringsvorm, kan de Koning evenwel, na advies van de FSMA, de bepalingen van deze wet aangeven die niet op de onderlinge verzekeringsverenigingen van toepassing zijn en de wijze bepalen waarop andere bepalingen dat wel zijn. De Koning stelt dan, na advies van de FSMA, de bijzondere regels en modaliteiten vast waaraan deze verenigingen onderworpen zijn. § 6. De Koning kan, na advies van de FSMA, de coöperatieve vennootschappen die hun verzekeringsbedrijvigheid beperken tot de gemeente waar hun maatschappelijke zetel is gevestigd of tot die gemeente en de omliggende gemeenten, en die voldoen aan de bijkomende voorwaarden die Hij bepaalt, vrijstellen van de gehele of gedeeltelijke toepassing van deze wet. De Koning stelt, na advies van de FSMA, de bijzondere regels en modaliteiten vast waaraan deze vennootschappen onderworpen zijn. § 7. Deze wet is niet van toepassing op de volgende ondernemingen : 1° de maatschappijen van onderlinge bijstand die zijn erkend overeenkomstig de wet van 23 juni 1894 en niet onder de voormelde wet van 6 augustus 1990 vallen;2° de ziekenfondsen, de landsbonden van ziekenfondsen en de maatschappijen van onderlinge bijstand als bedoeld in de voormelde wet van 6 augustus 1990, die geen verzekeringen mogen aanbieden en waarvan de diensten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en c), van die wet, voldoen aan alle in artikel 67, eerste lid, van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) gestelde voorwaarden;3° de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening zoals bedoeld in de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen;4° de gemeenschappelijke fondsen, private ondernemingen met vaste premies, openbare instellingen, wat betreft de verrichtingen bedoeld bij de wetten betreffende de rust- en overlevingspensioenen van arbeiders, bedienden, mijnwerkers, zeelieden en zelfstandigen;5° voor zover zij niet aan deze wet onderworpen zijn voor andere verrichtingen, de ondernemingen die een hulpverleningsactiviteit uitoefenen die aan de volgende voorwaarden voldoet : a) de hulp wordt verleend bij een ongeval met of defect aan een wegvoertuig dat zich voordoet op het grondgebied van de lidstaat of het land van herkomst van de onderneming die dekking verleent;b) de verplichting tot hulpverlening blijft beperkt tot de volgende verrichtingen : i.technische hulp ter plaatse, waarvoor de onderneming in de meeste gevallen eigen personeel en uitrusting gebruiken; ii. het vervoer van het voertuig naar de plaats van reparatie die het dichtst bij is of het meest geschikt is voor het uitvoeren van de reparatie, alsmede het eventuele vervoer van bestuurder en passagiers, normaliter met hetzelfde hulpmiddel, naar de dichtstbijzijnde plaats van waaruit zij hun reis met andere middelen kunnen voortzetten;

In de in 5°, onder b), in de punten i. en ii. bedoelde gevallen is de voorwaarde dat het ongeval of defect zich heeft voorgedaan op het grondgebied van de lidstaat of het land van herkomst van de onderneming die dekking verleent, niet van toepassing wanneer de onderneming een organisatie is waarvan de belanghebbende lid is en de hulpverlening of het vervoer van het voertuig enkel op vertoon van de lidmaatschapskaart, zonder betaling van een extra premie, wordt uitgevoerd door een soortgelijke organisatie van het betrokken land op grond van een reciprociteitsovereenkomst. § 8. In afwijking van hetgeen bepaald is in paragraaf 7, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministeraad, genomen na advies van de FSMA, de entiteiten bedoeld in paragraaf 7, punten 1°, 3°, 4° en 5°, onderwerpen aan de gehele of gedeeltelijke toepassing van deze wet. § 9. De bepalingen van deze wet zijn, binnen de perken van de bijzondere regels en modaliteiten door de Koning, na advies van de FSMA, vast te stellen, van toepassing op de openbare instellingen die verzekeringsactiviteiten verrichten. § 10. De Koning kan de verzekeraars vrijstellen van de gehele of gedeeltelijke toepassing van deze wet, wat de volgende verzekeringsverrichtingen betreft : 1° de verzekeringen betreffende het vervoer of de industriële of commerciële risico's;2° de verzekeringen betreffende bijzondere of uitzonderlijke risico's die Hij bepaalt;3° de verrichtingen van herverzekering en medeverzekering die Hij bepaalt. De Koning kan, na advies van de FSMA, bijzondere regels vaststellen betreffende de verplichtingen van en de controle op die verzekeraars.

Definities

Art. 5.Tenzij hiervan uitdrukkelijk wordt afgeweken, wordt voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen verstaan onder : 1° "Verzekeraar" : elke persoon of onderneming die als contractspartij verzekeringsovereenkomst(en) aanbiedt, ongeacht de beroepshoedanigheid van deze persoon en ongeacht of bij het afsluiten van de overeenkomst gebruik wordt gemaakt van actuariële technieken;2° "Belgische verzekeraar" : elke persoon of onderneming die beantwoordt aan de definitie van een verzekeraar en waarvan het hoofdkantoor in België is gelegen;3° "EER verzekeraar" : elke persoon of onderneming die beantwoordt aan de definitie van een verzekeraar en waarvan het hoofdkantoor in een lidstaat van de EER, andere dan België, is gelegen;4° "Buitenlandse verzekeraar" : elke persoon of onderneming die beantwoordt aan de definitie van een verzekeraar en waarvan het hoofdkantoor buiten België is gelegen;5° "Verzekeraar van een derde land" : elke persoon of onderneming die beantwoordt aan de definitie van een verzekeraar en waarvan het hoofdkantoor buiten de EER is gelegen;6° "Belgische verzekeringsonderneming" : een verzekeringsonderneming waarvan het hoofdkantoor in België ligt en die een vergunning heeft verkregen van de Bank om verzekeringsactiviteiten te verrichten, of die, op grond van het in uitvoering van artikel 4 van de Richtlijn 2009/138/EG in België geldende regime, toegelaten is om zonder vergunning verzekeringsactiviteiten te verrichten in België;7° "EER verzekeringsonderneming" : een verzekeringsonderneming waarvan het hoofdkantoor in een lidstaat van de EER, andere dan België, is gevestigd en die overeenkomstig de wetgeving van haar lidstaat van herkomst een vergunning heeft gekregen om verzekeringsactiviteiten te verrichten;8° "Buitenlandse verzekeringsonderneming" : een verzekeringsonderneming waarvan het hoofdkantoor buiten België gevestigd is;9° "Verzekeringsonderneming van derde land" : een verzekeringsonderneming waarvan het hoofdkantoor buiten de EER is gevestigd;10° "Vergunning" : de overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat van herkomst door de bevoegde autoriteiten verleende vergunning om verzekeringsactiviteiten uit te oefenen in de zin van artikel 14 van de Richtlijn 2009/138/EG;11° "Verzekeringen uit de groep activiteiten "niet-leven"" : alle verrichtingen met betrekking tot de risico's die behoren tot de groep van activiteiten "niet-leven" zoals bepaald in Bijlage I bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, dan wel tot de schadeverzekeringstakken zoals bepaald in de Bijlage, punt A van de Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan of in Bijlage I, deel A bij de Richtlijn 2009/138/EG;12° "Verzekeringen uit de groep activiteiten "leven"" : alle verrichtingen met betrekking tot de risico's die behoren tot de groep van activiteiten "leven" zoals bepaald in Bijlage I bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, dan wel tot de levensverzekeringstakken zoals bepaald in Bijlage I bij de Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de levensverzekering of in Bijlage II bij de Richtlijn 2009/138/EG;13° "Kapitalisatieverrichting" : een verrichting gebaseerd op een actuariële techniek, waarbij een partij, de verzekeraar, tegen betaling van van tevoren vastgestelde enige of periodieke stortingen, tegenover een andere partij, die de kapitalisatieverrichting sluit, verplichtingen aangaat die, voor wat betreft hun duur en hun bedrag, bepaald zijn en die onafhankelijk zijn van om het even welke toevallige gebeurtenis;14° "Verzekeringsovereenkomst" : een overeenkomst, waarbij een partij, de verzekeraar, zich er tegen betaling van een vaste of veranderlijke premie tegenover een andere partij, de verzekeringnemer, toe verbindt een in de overeenkomst bepaalde prestatie te leveren in het geval zich een onzekere gebeurtenis voordoet waarbij, naargelang van het geval, de verzekerde of de begunstigde belang heeft dat die zich niet voordoet.Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen worden overeenkomsten met betrekking tot kapitalisatieverrichtingen tevens beschouwd als verzekeringsovereenkomsten. Voor deze verrichtingen wordt onder verzekeringnemer verstaan diegene die een kapitalisatieverrichting sluit; 15° "Schadeverzekering" : verzekering waarbij de verzekeringsprestatie afhankelijk is van een onzeker voorval dat schade veroorzaakt aan iemands vermogen;16° "Persoonsverzekering" : verzekering waarbij de verzekeringsprestatie of de premie afhankelijk is van een onzeker voorval dat iemands leven, fysieke integriteit of gezinstoestand aantast.Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen worden kapitalisatieverrichtingen tevens als persoonsverzekeringen beschouwd. Gelet op de afwezigheid van een verzekerd risico bij zulke verrichtingen, zijn de artikelen 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, § 2, 6°, en § 3, 69, 70, 71, 72, 74, 75, 76, 79, 80, 81, 84, § 2, 86, 87, 159 en 200 en hoofdstuk 3 van titel II van deel 4 echter niet van toepassing op de kapitalisatieverrichting; 17° "Verzekerde" : a) bij schadeverzekering : degene die door de verzekering is gedekt tegen vermogensschade;b) bij persoonsverzekering : degene in wiens persoon het risico van het zich voordoen van het verzekerde voorval gelegen is.Bij een kapitalisatieverrichting is er geen verzekerde; 18° "Begunstigde" : degene in wiens voordeel verzekeringsprestaties bedongen zijn;19° "Premie" : iedere vorm van vergoeding door de verzekeraar gevraagd als tegenprestatie voor zijn verbintenissen;20° "Verzekeringstussenpersoon" : elke rechtspersoon of elke natuurlijke persoon werkzaam als zelfstandige in de zin van de sociale wetgeving, die activiteiten van verzekeringsbemiddeling uitoefent, zelfs occasioneel, of die er toegang toe heeft;21° "Herverzekeringstussenpersoon" : elke rechtspersoon of elke natuurlijke persoon werkzaam als zelfstandige in de zin van de sociale wetgeving, die activiteiten van herverzekeringsbemiddeling uitoefent, zelfs occasioneel, of die er toegang toe heeft;22° "Vestiging" : het hoofdkantoor of bijkantoor van een onderneming of een persoon.23° "Hoofdkantoor" : in het geval van een rechtspersoon, dan wel een natuurlijke persoon, respectievelijk de werkelijke zetel, dan wel het centrum van de zakelijke belangen;24° "Bijkantoor" : ieder agentschap of bijkantoor van een onderneming in een ander land dan haar land van herkomst.Met een bijkantoor wordt gelijkgesteld, elke permanente aanwezigheid van een onderneming, zelfs indien die aanwezigheid niet de vorm heeft van een bijkantoor of een agentschap, maar bestaat uit een gewoon bureau dat door het eigen personeel van de onderneming wordt beheerd of door een zelfstandig persoon die evenwel gemachtigd is om voor de onderneming duurzaam op te treden zoals een agentschap zou doen; 25° "de EER" : de Europese Economische Ruimte;26° "Lidstaat" : een staat die lid is van de EER;27° "Derde land" : een staat die geen lid is van de EER;28° "Vrije dienstverrichting" : de activiteit waarbij een EER verzekeringsonderneming vanuit haar hoofdkantoor of vanuit een bijkantoor gelegen in een andere lidstaat, in een andere lidstaat gelegen risico's dekt of verbintenissen aangaat.Voor zover dit in overeenstemming met de Belgische wetgeving ter zake is, wordt hieronder tevens verstaan de activiteit waarbij een verzekeringsonderneming van een derde land vanuit haar hoofdkantoor of vanuit een bijkantoor gelegen in een ander land, in België gelegen risico's dekt of verbintenissen aangaat; 29° "Lidstaat van herkomst" : een van de volgende lidstaten : a) bij verzekeringen uit de groep activiteiten "niet-leven" : de lidstaat waar het hoofdkantoor is gevestigd van de verzekeraar die het risico dekt;b) bij verzekeringen uit de groep activiteiten "leven" : de lidstaat waar het hoofdkantoor is gevestigd van de verzekeraar die de verbintenis aangaat;30° "Land van herkomst" een van de volgende landen : a) bij verzekeringen uit de groep activiteiten "niet-leven" : het land waar het hoofdkantoor is gevestigd van de verzekeraar die het risico dekt;b) bij verzekeringen uit de groep activiteiten "leven" : het land waar het hoofdkantoor is gevestigd van de verzekeraar die de verbintenis aangaat;31° "Lidstaat van ontvangst" : de lidstaat waar een verzekeraar een bijkantoor heeft of diensten verricht en die niet het land of de lidstaat van herkomst is;in het geval van verzekeringen uit de groep activiteiten "leven" of "niet leven" wordt onder lidstaat van dienstverrichting verstaan, respectievelijk de lidstaat van de verbintenis en de lidstaat waar het risico is gelegen; de verbintenis of het risico wordt gedekt door een verzekeraar of een bijkantoor in een andere lidstaat; 32° "Lidstaat van het risico" : een van de volgende lidstaten : a) de lidstaat waar de goederen zich bevinden, wanneer de verzekering betrekking heeft hetzij op onroerend goed, hetzij op onroerend goed en op de inhoud daarvan, voor zover deze door dezelfde verzekeringsovereenkomst wordt gedekt;b) de lidstaat van registratie, wanneer de verzekering betrekking heeft op voer- en vaartuigen van om het even welk type;c) de lidstaat waar de verzekeringnemer de overeenkomst heeft gesloten, indien het overeenkomsten betreft met een looptijd van vier maanden of minder die betrekking hebben op tijdens een reis of vakantie gelopen risico's, ongeacht de tak; d) in alle gevallen die niet uitdrukkelijk zijn genoemd onder a., b. of c. : de lidstaat waarin zich een van het volgende bevindt : i. de gewone verblijfsplaats van de verzekeringnemer;of ii. indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is : de vestiging van die verzekeringnemer waarop de overeenkomst betrekking heeft; 33° "Lidstaat van de verbintenis" : de lidstaat waarin zich een van het volgende bevindt : a) de gewone verblijfplaats van de verzekeringnemer;b) indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is : de vestiging van die verzekeringnemer waarop de overeenkomst betrekking heeft;34° "Bevoegde autoriteiten" : de nationale autoriteiten die krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen toezicht uitoefenen op verzekeringsondernemingen en/of op de activiteit van de verzekeraars in het licht van de bescherming van de verzekeringnemers, de verzekerden, de begunstigden en de derden die belang hebben bij de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst;35° "de minister" : de minister die de verzekeringen onder zijn bevoegdheden heeft;36° "de Bank" : de Nationale Bank van België, bedoeld in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.Voor de maatschappijen van onderlinge bijstand, zoals bedoeld in artikel 43bis, § 5, en 70, §§ 6, 7 en 8, van de wet 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, dienen de woorden "de Bank" in de artikel 5, punt 6°, en de artikelen 17 en 41 te worden gelezen als "de CDZ"; 37° "de FSMA" : de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;38° "de CDZ" : de controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen bedoeld in artikel 49 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;39° "Grote risico's" : a) de risico's die behoren tot de in punt 4, 5, 6, 7, 11 en 12 van Bijlage I bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, dan wel in punt A, 4, 5, 6, 7, 11 en 12 van de Bijlage van de Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan, of in deel A, 4, 5, 6, 7, 11 en 12, van Bijlage I, deel A bij de Richtlijn 2009/138/EG, vermelde takken;b) de risico's die behoren tot de in punt 14 en 15 van Bijlage I bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, dan wel in punt A, 14 en 15 van de Bijlage van de Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan, of in deel A, 14 en 15, van Bijlage I, deel A bij de Richtlijn 2009/138/EG, vermelde takken wanneer de verzekeringnemer in het kader van een bedrijf of beroep een industriële of commerciële activiteit dan wel een vrij beroep uitoefent en het risico daarop betrekking heeft;c) de risico's die behoren tot de in punt 3, 8, 9, 10, 13 en 16 van Bijlage I bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, dan wel in punt A, 3, 8, 9, 10, 13 en 16, van de Bijlage van de Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan, of in deel A, 3, 8, 9, 10, 13 en 16, van Bijlage I, deel A bij de Richtlijn 2009/138/EG, vermelde takken, voor zover de verzekeringnemer ten minste twee van de drie volgende criteria overschrijdt : i.balanstotaal : 6.200.000 euro; ii. netto-omzet in de zin van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van de Raad van25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen : 12.800 000 euro; iii. gemiddeld personeelsbestand gedurende het boekjaar : 250.

Wanneer de verzekeringnemer deel uitmaakt van een groep ondernemingen waarvan de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig Richtlijn 83/349/EEG wordt opgesteld, worden de in het eerste lid, onder c), vermelde criteria op basis van de geconsolideerde rekening toegepast. 40° "Herverzekeringsonderneming" : een onderneming als gedefinieerd in artikel 82, 3°, van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf;41° "Wet van 2 augustus 2002" : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;42° "Wet van 9 juli 1975" : de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;43° "Richtlijn 2002/92/EG" : Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling;44° "Richtlijn 2009/138/EG" : Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II);45° "Richtlijn 2009/65/EG" : Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's);46° "Verzekeringsbemiddeling" : de werkzaamheden die bestaan in het adviseren over verzekeringsovereenkomsten, het aanbieden, het voorstellen, het verrichten van voorbereidend werk tot het sluiten van verzekeringsovereenkomsten of het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering ervan; worden niet als verzekeringsbemiddeling beschouwd : - werkzaamheden uitgeoefend door een verzekeringsonderneming of door een werknemer van een verzekeringsonderneming onder de verantwoordelijkheid van deze laatste; - werkzaamheden bestaande uit incidentele informatieverstrekking in het kader van een andere beroepswerkzaamheid, mits het doel van deze werkzaamheden niet bestaat in het assisteren van de cliënt bij de sluiting of uitvoering van een verzekeringsovereenkomst, in het beroepshalve verrichten van schadebeheer voor een verzekeringsonderneming of in schaderegeling en schade-expertise; 47° "Advies" : het verstrekken van gepersonaliseerde aanbevelingen aan een cliënt, hetzij op zijn verzoek, hetzij op initiatief van de verzekeringstussenpersoon, met betrekking tot een of meer verzekeringsovereenkomsten;48° "Gepersonaliseerde aanbeveling" : een aanbeveling met betrekking tot een of meer verzekeringsovereenkomsten, die wordt voorgesteld als een aanbeveling die geschikt is voor de persoon in kwestie, of berust op een afweging van zijn persoonlijke omstandigheden. Een aanbeveling is geen gepersonaliseerde aanbeveling als deze uitsluitend via distributiekanalen, in de zin van artikel 2, eerste lid, 26°, van de wet van 2 augustus 2002, of aan het publiek wordt gedaan; 49° "Herverzekeringsbemiddeling" : de werkzaamheden die bestaan in het aanbieden, het voorstellen, het verrichten van voorbereidend werk tot het sluiten van herverzekeringsovereenkomsten of het sluiten van herverzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering ervan; worden niet als herverzekeringsbemiddeling beschouwd : - werkzaamheden uitgeoefend door een herverzekeringsonderneming of door een werknemer van een herverzekeringsonderneming onder de verantwoordelijkheid van deze laatste; - werkzaamheden bestaande uit incidentele informatieverstrekking in het kader van een andere beroepswerkzaamheid, mits het doel van deze werkzaamheden niet bestaat in het assisteren van de cliënt bij de sluiting of uitvoering van een herverzekeringsovereenkomst, in het beroepshalve verrichten van schadebeheer voor een herverzekeringsonderneming of in schaderegeling en schade-expertise; 50° "Niet-professionele cliënt" : de niet-professionele cliënt in de zin van artikel 2, eerste lid, 29°, van de wet van 2 augustus 2002.

Art. 6.§ 1. Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen bij verzekeringen uit de groep activiteiten "niet leven", wordt het risico geacht in België te liggen als : a) de goederen zich in België bevinden, wanneer de verzekering betrekking heeft hetzij op onroerend goed, hetzij op onroerend goed en op de inhoud daarvan, voor zover deze door dezelfde verzekeringsovereenkomst wordt gedekt;b) de registratie in België gebeurt, wanneer de verzekering betrekking heeft op voer- en vaartuigen van om het even welk type;c) de verzekeringnemer de overeenkomst in België heeft gesloten, indien het overeenkomsten betreft met een looptijd van vier maanden of minder die betrekking hebben op tijdens een reis of vakantie gelopen risico's, ongeacht de tak;d) in alle gevallen die niet uitdrukkelijk zijn genoemd onder a), b) of c) indien een van het volgende zich in België bevindt : i.de gewone verblijfsplaats van de verzekeringnemer; of ii. indien de verzekeringnemer een rechtspersoon is, de vestiging van die verzekeringnemer waarop de overeenkomst betrekking heeft. § 2. Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en- reglementen bij verzekeringen uit de groep activiteiten "leven", wordt de verbintenis geacht in België te liggen als : a) België de gewone verblijfplaats is van de verzekeringnemer;b) de vestiging van de verzekeringnemer die een rechtspersoon is en waarop de overeenkomst betrekking heeft in België ligt. § 3. Voor de toepassing van deze wet wordt de "verzekeringnemer" gelezen als de "kandidaat-verzekeringnemer" indien het precontractuele verplichtingen betreft. § 4. Voor de toepassing van deze wet wordt onder een "verzekeringsonderneming"verstaan, elk van de volgende ondernemingen : - een Belgische verzekeringsonderneming; - een EER verzekeringsonderneming; - een buitenlandse verzekeringsonderneming die geen EER verzekeringsonderneming is en die van de Bank de wettelijk vereiste toelating heeft gekregen om in België via een bijkantoor verzekeringsactiviteiten uit te oefenen; - een verzekeringsonderneming van een derde land die alle wettelijke voorwaarden om in België via vrije dienstverrichting activiteiten uit te oefenen heeft vervuld. § 5. Voor de toepassing van deze wet wordt onder een "krachtens de wet voor de uitoefening van verzekeringsactiviteit in België toegelaten verzekeraar" verstaan, elk van de volgende verzekeraars : - hetzij een Belgische verzekeringsonderneming; - hetzij een EER verzekeringsonderneming; - hetzij een buitenlandse verzekeringsonderneming die geen EER verzekeringsonderneming is en die van de Bank de wettelijk vereiste toelating heeft gekregen om in België via een bijkantoor verzekeringsactiviteiten uit te oefenen; - hetzij een verzekeringsonderneming van een derde land die alle wettelijke voorwaarden om in België via vrije dienstverrichting activiteiten uit te oefenen heeft vervuld; - hetzij een verzekeraar, andere dan de voorgaande, die desgevallend, op basis van de op hem toepasselijke wetgeving, de wettelijk vereiste modaliteiten heeft vervuld om in België verzekeringsactiviteiten uit te oefenen.

DEEL 2. - SPECIFIEKE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE BEDRIJFSVOERING TITEL I. - Algemene bepalingen

Art. 7.Dit deel doet geen afbreuk aan de verplichtingen die voor de verzekeringsondernemingen voortvloeien uit de wet van 9 juli 1975, de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector.

Art. 8.De verzekeringsovereenkomsten die door een niet krachtens de wet voor de uitoefening van verzekeringsactiviteiten in België toegelaten verzekeraar zijn gesloten, zijn nietig. Voor buitenlandse verzekeraars is deze nietigheidssanctie beperkt tot die overeenkomsten die betrekking hebben op in België gelegen risico's of verbintenissen.

De verzekeraar is echter gehouden tot het nakomen van de verplichtingen die hij heeft aangegaan indien de verzekeringnemer de overeenkomst te goeder trouw heeft gesloten. De verzekeraar is tevens, niettegenstaande elk andersluidend beding in het nadeel van de verzekeringnemer, de verzekerde, en/of de begunstigde, gehouden tot vergoeding van de schade veroorzaakt door de nietigheid van de betrokken overeenkomst in hoofde van de verzekeringnemer, de verzekerde, dan wel de begunstigde. De schade wordt op onweerlegbare wijze geacht het gevolg te zijn van de illegale afsluiting van de verzekeringsovereenkomst door een niet krachtens de wet voor de uitoefening van verzekeringsactiviteiten in België toegelaten verzekeraar.

Art. 9.De Belgische verzekeraars moeten uit hun statuten elke bepaling weren die nadelig is voor de verzekeringnemers, de verzekerden, de begunstigden en derden die belang hebben bij de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst.

Art. 10.De statuten van de Belgische onderlinge verzekeringsverenigingen moeten op straffe van nietigheid vermelden : - de voorwaarden en de wijze van toelating, ontslag en uitsluiting van de vennoten; - de wijze van vaststelling en inning van de bijdragen of de premies, evenals van de eventuele supplementen tot afwikkeling van de schadegevallen; - de procedure in geval van wijzigingen in de statuten of van vereffening van de vereniging, onverminderd de bepalingen van dit deel.

Art. 11.Inzake de ledenrekeningen bepalen de statuten van de Belgische onderlinge verzekeringsverenigingen dat : a) er vanaf deze rekeningen alleen betalingen aan leden mogen worden verricht als zulks geen daling van de reglementaire elementen van het eigen vermogen tot onder het vereiste niveau veroorzaakt, of, na ontbinding van de onderneming, als alle andere schulden zijn voldaan;b) dat de Bank ten minste een maand van tevoren in kennis moet worden gesteld van elke betaling voor andere doeleinden dan de individuele opzegging van het lidmaatschap en dat zij gedurende deze termijn de voorgenomen betaling kan verbieden.

Art. 12.§ 1. Ten minste drie weken vóór het samenkomen van de algemene vergadering of bij ontstentenis ervan, van het beslissingsorgaan van de onderneming, stellen de Belgische verzekeringsondernemingen de FSMA in kennis van de ontwerpen van wijzigingen aan de statuten en de ontwerpen van de beslissingen die zij van plan zijn tijdens die vergadering te nemen en die een weerslag zouden kunnen hebben op de rechten en de verplichtingen van de verzekeringnemers, verzekerden, de begunstigden en derden die belang hebben bij de uitvoering van de verzekeringsovereenkomsten.

De FSMA kan eisen dat de door haar geformuleerde opmerkingen betreffende die ontwerpen op de wijze die zij voorschrijft ter kennis worden gebracht van de algemene vergadering of, bij ontstentenis ervan, van het beslissingsorgaan van de onderneming. Die opmerkingen en de antwoorden moeten in de notulen worden opgenomen. § 2. De bepalingen in de statuten van de Belgische onderlinge verzekeringsverenigingen betreffende de criteria bedoeld in artikel 11 kunnen pas worden gewijzigd wanneer de FSMA verklaard heeft geen bezwaar tegen deze wijziging te hebben.

Art. 13.Binnen de maand die volgt op hun goedkeuring door de algemene vergadering of, bij ontstentenis ervan, door het beslissingsorgaan, stellen de Belgische verzekeraars en de buitenlandse verzekeraars die geen EER verzekeringsonderneming zijn, de FSMA in kennis van de wijzigingen aan de statuten en van de beslissingen die een weerslag zouden kunnen hebben op de rechten en de verplichtingen van de verzekeringnemers, verzekerden, begunstigden en derden die belang hebben bij de uitvoering van de verzekeringsovereenkomsten.

Binnen een termijn van ten hoogste één maand, te rekenen van de datum af waarop zij er kennis van gekregen heeft, verzet de FSMA zich tegen de toepassing in België van elk der door het vorige lid bedoelde wijzigingen of beslissingen die strijdig zijn met de bepalingen van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen.

Art. 14.De Belgische verzekeraars moeten alle documenten in verband met de door hen gesloten verzekeringsovereenkomsten bewaren. De buitenlandse verzekeraars die geen EER verzekeringsonderneming zijn, moeten alle documenten betreffende de overeenkomsten die door hun Belgische vestiging zijn gesloten, dan wel betreffende de overeenkomsten waarvan het risico of de verbintenis in België is gelegen, bewaren.

De Belgische verzekeraars bewaren deze documenten in hun hoofdkantoor, de buitenlandse verzekeraars in de Belgische zetel van hun bijkantoren, hetzij op enige andere plaats die vooraf toegelaten is door de FSMA en de Bank.

De fotografische, microfotografische, magnetische, elektronische of optische afschriften van de documenten van de Belgische verzekeraars en de buitenlandse verzekeraars die geen EER verzekeringsonderneming zijn bewijskrachtig zoals de originele stukken waarvan zij, behoudens bewijs van het tegendeel, worden verondersteld een afschrift te zijn indien zij werden opgesteld door één van deze verzekeraars of onder haar toezicht. De Koning kan, na advies van de FSMA, de voorwaarden en modaliteiten vaststellen om deze afschriften op te stellen.

Onverminderd andere wettelijke bepalingen, kunnen de FSMA en de Bank bij reglement de termijn bepalen gedurende welke deze documenten bewaard moeten worden.

Art. 15.De verzekeraars die in België verzekeringsactiviteiten uitoefenen, moeten de in België op de verzekeraars en hun verrichtingen van toepassing zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen van algemeen belang naleven.

Art. 16.De Belgische verzekeringsondernemingen en de buitenlandse verzekeringsondernemingen die anders dan in vrije dienstverrichting verzekeringsactiviteiten verrichten in België, treffen de noodzakelijke organisatorische maatregelen inzake hun beleidsstructuur, hun administratieve en boekhoudkundige organisatie, hun controle- en beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de elektronische informatieverwerking, en hun interne controle met het oog op de naleving van de regels die een loyale, billijke en professionele behandeling van de belanghebbende partijen moeten waarborgen.

TITEL II. - Overdrachten van verzekeringsovereenkomsten

Art. 17.De overdrachten van de rechten en de verplichtingen die voortvloeien uit overeenkomsten betreffende risico's of verbintenissen gelegen in België, zijn tegenstelbaar aan de verzekeringnemers, de verzekerden, de begunstigden en alle derden die belang hebben bij de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst wanneer ze werden toegestaan door de Bank of door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat.

Onverminderd de toepassing van de artikelen 34 en 36, heeft die tegenstelbaarheid uitwerking vanaf de dag van de in artikel 78 van de wet van 9 juli 1975 bedoelde publicatie.

Art. 18.§ 1. De verzekeringnemers hebben de mogelijkheid hun overeenkomst volgens de in artikel 84, § 1 voorgeschreven wijzen op te zeggen binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de publicatie bedoeld in artikel 78 van de wet van 9 juli 1975. Die opzegging gaat in na het verstrijken van een termijn van een maand, te rekenen van de dag volgend op de betekening van het deurwaardersexploot, de dag volgend op de datum van het ontvangstbewijs of de dag volgend op de afgifte van de aangetekende brief, of op de jaarlijkse premievervaldag indien die vroeger valt. § 2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing op fusies en splitsingen van verzekeringsondernemingen, noch op overdrachten uitgevoerd in het kader van een inbreng van de algemeenheid van goederen of van een tak van werkzaamheid, noch op andere overdrachten tussen verzekeringsondernemingen die deel uitmaken van eenzelfde geconsolideerd geheel.

TITEL III. - Bijzondere regels met betrekking tot verzekeringen uit de groep activiteiten "leven" verbonden met beleggingsfondsen

Art. 19.§ 1. Bij verzekeringsovereenkomsten waarbij het beleggingsrisico rechtstreeks of onrechtstreeks wordt gedragen door de verzekeringnemer, mogen de verzekeringsuitkeringen slechts verbonden zijn, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks, met activa en instrumenten waarvan de verzekeraar de risico's goed kan inschatten.

De verzekeraar licht de verzekeringnemer voor het sluiten van de overeenkomst in duidelijke bewoordingen in over het door hem gedragen risico. § 2. De overeenkomst mag enkel een waarborg van een minimumrendement bevatten als die waarborg het voorwerp uitmaakt van een dekking door een in de Europese Unie daarvoor toegelaten onderneming.

Art. 20.§ 1. Voor zover de verzekeringnemer een niet-professionele cliënt is en de verbintenis in België is gelegen, mogen de verzekeringsprestaties, rechtstreeks of onrechtstreeks, slechts verbonden zijn met : a) rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die zijn ingeschreven op de lijst bedoeld bij artikel 33 of artikel 149 de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, b) rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten zoals bedoeld in Richtlijn 2009/65/EG, c) activa uit de categorieën van beleggingen die openstaan voor de instellingen voor collectieve belegging in effecten naar Belgisch recht voor zover de regels van de hoofdstukken VII en X van de Richtlijn 2009/65/EG worden nageleefd;d) activa uit de categorieën van beleggingen die openstaan voor openbare instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht voor zover de regels inzake het beleggingsbeleid van het intern of extern beleggingsfonds niet afwijken van de geldende regels voor de overeenstemmende categorie van beleggingen die openstaat voor instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht. § 2. Op voorwaarde dat alle documenten die worden gebruikt ter commercialisering van de verzekeringsovereenkomst duidelijk het kredietrisico van dergelijke financiële instrumenten vermelden, kan in afwijking van de eerste paragraaf meer dan 20 % van de waarde van de eigen activa belegd worden in deposito's bij één en dezelfde kredietinstelling zoals bedoeld in Titel II tot en met V van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, waarvan de maatschappelijke zetel in een lidstaat van de EER is gevestigd en die een vergunning heeft gekregen van de daartoe bevoegde toezichthoudende overheid. De documenten die worden gebruikt ter commercialisering van de verzekeringsovereenkomst mogen geen melding maken van een gehele of gedeeltelijke kapitaalgarantie.

Er mag slechts melding worden gemaakt van kapitaalbescherming op eindvervaldag, indien de onderliggende finaciële structuur op de eindvervaldag deze bescherming biedt. § 3. Op voorwaarde dat alle documenten die worden gebruikt ter commercialisering van de verzekeringsovereenkomst duidelijk het kredietrisico van dergelijke financiële instrumenten vermelden, kan in afwijking van de eerste paragraaf meer dan 20 % van de waarde van de eigen activa belegd worden in niet achtergestelde, niet omwisselbare en niet converteerbare obligaties of andere vastrentende financiële producten, uitgegeven door de Bank of door één en dezelfde kredietinstelling zoals bedoeld in Titel II tot en met V van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, waarvan de maatschappelijke zetel in een lidstaat van de EER is gevestigd en die een vergunning heeft gekregen van de daartoe bevoegde toezichthoudende overheid. De looptijd van deze financiële instrumenten moet samenvallen met de looptijd van de verzekeringsovereenkomst. De documenten die worden gebruikt ter commercialisering van de verzekeringsovereenkomst mogen geen melding maken van een gehele of gedeeltelijke kapitaalgarantie. Er mag slechts melding worden gemaakt van kapitaalbescherming op eindvervaldag, indien de onderliggende finaciële structuur op de eindvervaldag deze bescherming biedt. § 4. Op voorwaarde dat alle documenten die worden gebruikt ter commercialisering van de verzekeringsovereenkomst duidelijk het kredietrisico van dergelijke financiële instrumenten vermelden, kan in afwijking van de eerste paragraaf meer dan 20 % van de waarde van de eigen activa belegd worden in effecten die zijn toegelaten tot verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, 5° of 6° van de wet van 2 augustus 2002, voor zover deze effecten worden uitgegeven door of gewaarborgd door een centrale, regionale of plaatselijke overheid van een lidstaat van de EER, dan wel door een internationale publiekrechtelijke instelling waarin één of meerdere lidstaten van de EER deelnemen, en/of in geldmarktinstrumenten die (i) worden uitgegeven door of gewaarborgd door een centrale, regionale of plaatselijke overheid van een lidstaat van de EER, dan wel door een internationale publiekrechtelijke instelling waarin één of meerdere lidstaten van de EER deelnemen, en (ii) waarvan de emissie of de emittent, voor zover deze geldmarktinstrumenten niet zijn toegelaten tot verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, 5° of 6° van de wet van 2 augustus 2002, zelf aan regelgeving is onderworpen met het oog op de bescherming van beleggers en spaargelden. De documenten die worden gebruikt ter commercialisering van de verzekeringsovereenkomst mogen geen melding maken van een gehele of gedeeltelijke kapitaalgarantie. § 5. In afwijking van de eerste paragraaf kan de FSMA, op de door haar gestelde voorwaarden, aanvaarden dat voor de toepassing van paragraaf 1, c. en d., de rechtstreekse posities worden gecombineerd met de posities van de beleggingsinstellingen waarin wordt belegd. Hiertoe voorziet de verzekeraar in controleprocedures die de opvolging garanderen van de gecombineerde posities.

De regels met betrekking tot de vaststelling en de inning van provisies en kosten die rechtstreeks of onrechtstreeks ten laste van de verzekeringnemers vallen, moeten duidelijk en nauwkeurig zijn.

De commissaris van de verzekeraar stelt jaarlijks een verslag op waarin hij attesteert dat de bepalingen van het eerste lid worden nageleefd, de organisatiestructuur de belangen van de verzekeringnemers niet schaadt noch leidt tot hogere lopende kosten ten nadele van de verzekeringnemers. § 6. De Koning kan de regels bepaald in de paragrafen 1 tot en met 5 nader preciseren bij besluit genomen na advies van de FSMA en de Bank.

De Koning kan via een in de Ministerraad overlegd besluit desgevallend begeleidende maatregelen treffen om voor de verzekeringsnemers een waarschuwingsbepaling te voorzien in de reclame en andere documenten en berichten en/of in de precontractuele informatie.

DEEL 3. - HET AANBIEDEN EN SLUITEN VAN OVEREENKOMSTEN : INFORMATIE, PUBLICITEIT, TARIFERING, SEGMENTATIE EN WINSTDELING TITEL I. - Algemene bepalingen

Art. 21.Bij het opstellen van alle documenten die betrekking hebben op het sluiten en het uitvoeren van de verzekeringsovereenkomsten, zijn de verzekeraars en de verzekeringstussenpersonen gehouden zich te gedragen naar de regels die krachtens deze wet door de Koning worden vastgesteld, na advies van de FSMA.

Art. 22.§ 1. De algemene, bijzondere en speciale voorwaarden, de verzekeringsovereenkomsten in hun geheel, evenals alle clausules afzonderlijk, die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van deel 2 en deel 3 en hun uitvoeringsbesluiten en -reglementen, of met de bepalingen van de wet van 9 juli 1975 en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen, worden vanaf het sluiten van de overeenkomst geacht te zijn opgesteld in overeenstemming met, al naargelang het geval, de bepalingen van deel 2 en deel 3 en hun uitvoeringsbesluiten en -reglementen, dan wel met de bepalingen van de wet van 9 juli 1975 en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen. § 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de tarieven.

Art. 23.§ 1. De algemene, bijzondere en speciale voorwaarden, de verzekeringsovereenkomsten in hun geheel, evenals alle clausules afzonderlijk, moeten in duidelijke en nauwkeurige bewoordingen worden opgesteld. Ze mogen geen enkele clausule bevatten die een inbreuk uitmaakt op de gelijkwaardigheid tussen de verbintenissen van de verzekeraar en die van de verzekeringnemer. § 2. In geval van twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert in alle gevallen de voor de verzekeringnemer meest gunstige interpretatie. Indien de verzekeringnemer en de verzekerde niet één en dezelfde persoon zijn, prevaleert de voor de verzekerde meest gunstige interpretatie.

Het eerste lid is niet van toepassing op verzekeringsovereenkomsten met betrekking tot grote risico's, met uitzondering van de risico's omschreven in artikel 5, 39°, punt b) voor zover de verzekeringsnemer een vrij beroep uitoefent en het risico daarop betrekking heeft.

Art. 24.Onverminderd de toepassing van internationale verdragen of overeenkomsten, zijn nietig alle clausules en overeenkomsten die, met uitsluiting van de Belgische rechter, aan de buitenlandse rechtbanken de bevoegdheid toewijzen om kennis te nemen van alle geschillen die betrekking hebben op de verzekeringsovereenkomsten.

Art. 25.De overeenkomsten die bestemd zijn om te voldoen aan een door de Belgische wetgeving opgelegde verzekeringsplicht worden beheerst door het Belgische recht.

Wanneer een verzekeringsovereenkomst dekking verleent in verscheidene lidstaten waarvan minstens één een verplichting tot verzekering oplegt, wordt de overeenkomst voor de toepassing van dit artikel beschouwd als bestaande uit verscheidene overeenkomsten waarvan elk betrekking heeft op één lidstaat.

Art. 26.§ 1. De verzekeraars die in België verplicht gestelde verzekeringen uit de groep activiteiten "niet-leven" aanbieden, moeten dit aan de FSMA meedelen. § 2. De FSMA kan aan de verzekeraars uit paragraaf 1 opleggen dat zij de algemene en de speciale voorwaarden van deze in België verplicht gestelde verzekeringen uit de groep activiteiten "niet-leven" aan de FSMA en de Bank meedelen voordat er gebruik van wordt gemaakt. § 3. De in de eerste en tweede paragraaf bedoelde inlichtingen en documenten dienen minstens in de taal te worden gesteld die bij wet of decreet wordt opgelegd.

Art. 27.Wanneer de verzekeraar, bij toepassing van de Belgische wetgeving die de verplichting tot verzekeren oplegt, het beëindigen van de waarborg aan de autoriteiten moet melden, kan die beëindiging aan de benadeelde derden slechts worden tegengeworpen onder de door de Belgische wetgeving voorziene voorwaarden.

TITEL II. - Transparantievoorschriften HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen inzake reclame en andere documenten en berichten

Art. 28.§ 1. Ieder document dat door de verzekeraars of de verzekeringstussenpersonen in België ter algemene kennis wordt gebracht, moet de door de Koning, na advies van de FSMA, bepaalde vermeldingen bevatten. § 2. De Koning kan na advies van de FSMA regels vaststellen aangaande de inhoud en de voorstellingswijze van de berichten, de reclame en andere op de commercialisering gerichte documenten die betrekking hebben op de verzekeringsovereenkomsten die een verzekeraar of een verzekeringstussenpersoon in België aanbiedt en/of commercialiseert. § 3. De berichten, de reclame en andere documenten die betrekking hebben op de verzekeringsovereenkomsten die een verzekeraar of een verzekeringstussenpersoon in België aanbiedt en/of commercialiseert moeten minstens voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de erin vervatte informatie mag niet onjuist of misleidend zijn;2° de erin vervatte gegevens stemmen overeen met de andere wettelijk verplichte aan de kandidaat-verzekeringnemer over te maken informatie. Reclame moet duidelijk herkenbaar zijn als zodanig. § 4. Voor de doeleinden van dit artikel wordt onder commercialisering verstaan het voorstellen van een verzekeringsovereenkomst, ongeacht de wijze waarop dit gebeurt, om de verzekeringnemer of de potentiële verzekeringnemer aan te zetten tot het sluiten van een verzekeringsovereenkomst. § 5. Zolang de verjaringstermijn voor vorderingen jegens de verzekeraar, dan wel de tussenpersoon, niet verstreken is en gedurende een periode van ten minste twee jaar na het verstrijken van de laatste verzekeringsovereenkomst waarop deze berichten, reclame en andere documenten betrekking hebben, houden de verzekeraars en de tussenpersonen een kopie bij van de berichten, de reclame en andere documenten bedoeld in paragraaf 3. § 6. De fotografische, microfotografische, magnetische, elektronische of optische afschriften van berichten, reclame en andere documenten zijn bewijskrachtig zoals de originele stukken waarvan zij, behoudens bewijs van het tegendeel, worden verondersteld een afschrift te zijn indien zij werden opgesteld door de verzekeraars en/of de verzekeringstussenpersonen of onder hun toezicht. De Koning kan, na advies van de FSMA, de voorwaarden en modaliteiten vaststellen om deze afschriften op te stellen. HOOFDSTUK 2. - Informatie

Art. 29.De bepalingen van dit hoofdstuk hebben betrekking op de verzekeringsovereenkomsten waarvan het risico dan wel de verbintenis in België is gelegen.

Art. 30.Alle documenten die bestemd zijn voor de verzekeringnemer, de verzekerde, de begunstigde en alle derden die belang hebben bij de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst moeten de door de Koning bepaalde vermeldingen bevatten. Dit besluit wordt genomen na advies van de FSMA.

Art. 31.Indien de Belgische wet een bewijs verlangt dat een verplichte verzekering werd afgesloten, moet de verzekeraar de verzekerde een verklaring bezorgen waaruit blijkt dat de verplichte verzekeringsovereenkomst werd afgesloten.

De Koning bepaalt, in een besluit genomen na advies van de FSMA, welke gegevens moeten worden opgenomen in deze verklaring.

Art. 32.Voor de verzekeringen uit de groep activiteiten "niet-leven" moet de verzekeraar voor het sluiten van de overeenkomst de verzekeringnemer die een natuurlijke persoon is minstens : a) informatie verschaffen over het op de overeenkomst toepasselijke recht, als volgt : i.wanneer de partijen geen vrijheid van rechtskeuze hebben, het recht dat op de overeenkomst van toepassing is; ii. wanneer de partijen wel vrijheid van rechtskeuze hebben : - het feit dat de partijen het toepasselijk recht vrij kunnen kiezen, - de keuze die de verzekeraar desgevallend voorstelt, en - het recht dat volgens de relevante wetgeving van toepassing zal zijn bij gebrek aan akkoord tussen of een uitdrukkelijke keuze door partijen; en b) in kennis stellen van de regelingen voor het behandelen van klachten van verzekeringnemers over de overeenkomst, met inbegrip van het bestaan van de ombudsdienst inzake verzekeringen, zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid voor de verzekeringnemer een gerechtelijke procedure aan te spannen.

Art. 33.§ 1. Wanneer een verzekering uit de groep activiteiten "niet-leven" wordt aangeboden door een buitenlandse verzekeraar, wordt aan de verzekeringnemer vóór het aangaan van enige verbintenis meegedeeld in welk land het hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het bijkantoor waarmee de overeenkomst wordt gesloten, is gevestigd.

Wanneer aan de verzekeringnemer documenten worden verstrekt, wordt daarin de in het eerste lid bedoelde informatie vermeld.

In het geval de buitenlandse verzekeraar een EER verzekeringsonderneming is, gelden de in het eerste en de tweede lid bedoelde verplichtingen niet voor grote risico's. § 2. In de overeenkomst of andere documenten waarbij de dekking wordt verleend, alsmede in het verzekeringsvoorstel wanneer de verzekeringnemer daardoor wordt gebonden, wordt de naam en het adres vermeld van het hoofdkantoor en, in voorkomend geval, van het bijkantoor van de verzekeraar die de dekking verleent.

In de in het eerste lid bedoelde documenten wordt ook de naam en het adres van de vertegenwoordiger van de verzekeraar zoals bedoeld in artikel 68 van de wet van 9 juli 1975, vermeld.

Art. 34.Bij verzekeringen uit de groep activiteiten "niet-leven", licht de verzekeraar de verzekeringnemer gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst in over elke wijziging van de volgende gegevens : a) naam en adres van het hoofdkantoor en, in voorkomend geval, van het bijkantoor van de verzekeraar die de dekking verleent;b) de naam en het adres van de vertegenwoordiger van de verzekeraar zoals bedoeld in artikel 68 van de wet van 9 juli 1975. De verzekeraar bezorgt de FSMA een afschrift van deze mededelingen.

Art. 35.§ 1. Voor de verzekeringen uit de groep activiteiten "leven" moet de verzekeraar voor het sluiten van de overeenkomst de verzekeringnemer minstens de gegevens uit de paragrafen 2 en 3 meedelen. § 2. Onverminderd andere wettelijke verplichtingen, worden de volgende inlichtingen betreffende de verzekeraar medegedeeld : a) naam of firmanaam, rechtsvorm;b) naam van het land waar het hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het bijkantoor waarmee de overeenkomst zal worden gesloten, is gevestigd;c) adres van het hoofdkantoor en, in voorkomend geval, van het bijkantoor waarmee de overeenkomst zal worden gesloten;d) een concrete verwijzing naar het in artikel 51 van de Richtlijn 2009/138/EG bedoelde rapport over de solvabiliteit en financiële positie, zodat de verzekeringnemer gemakkelijk kennis kan nemen van deze informatie. § 3. Onverminderd andere wettelijke verplichtingen, worden de volgende inlichtingen betreffende de verbintenis medegedeeld : a) omschrijving van elke verzekeringsdekking en keuzemogelijkheid;b) de looptijd van de overeenkomst;c) de wijze van beëindiging van de overeenkomst;d) de wijze en duur van betaling van de premies;e) wijze van berekening en toewijzing van winstdelingen;f) gegevens over de afkoop- en reductiewaarden en in hoeverre deze zijn gegarandeerd;g) inlichtingen over de premies voor iedere verzekeringsdekking, zowel de hoofddekking als de aanvullende dekkingen, indien zulke inlichtingen dienstig blijken;h) opsomming van de gebruikte referentiewaarden (rekeneenheden) in verzekeringen verbonden met beleggingsfondsen;i) gegevens over de aard van de activa die tegenover de verzekeringen verbonden met beleggingsfondsen staan;j) wijze van uitoefening van het recht van opzegging;k) algemene informatie betreffende de op het type overeenkomst toepasselijke belastingregeling, met inbegrip van informatie betreffende de fiscale behandeling van prestaties op de eindvervaldag van de overeenkomst en in geval van vervroegde afkoop;l) regelingen voor het behandelen van klachten van verzekeringnemers, verzekerden of begunstigden over de overeenkomst, met inbegrip van het bestaan van de ombudsdienst inzake verzekeringen, onverminderd de mogelijkheid een gerechtelijke procedure aan te spannen;m) informatie over het op de overeenkomst toepasselijke recht, als volgt : i.wanneer de partijen geen vrijheid van rechtskeuze hebben, het recht dat op de overeenkomst van toepassing is; ii. wanneer de partijen wel vrijheid van rechtskeuze hebben : - het feit dat de partijen het toepasselijk recht vrij kunnen kiezen, - de keuze die de verzekeraar desgevallend voorstelt, en - het recht dat volgens de relevante wetgeving van toepassing zal zijn bij gebrek aan akkoord tussen of een uitdrukkelijke keuze door partijen;

Bovendien wordt specifieke informatie verstrekt om ervoor te zorgen dat de verzekeringnemer goed begrijpt welke risico's hij loopt door de overeenkomst te sluiten.

Art. 36.Bij verzekeringen uit de groep activiteiten "leven", licht de verzekeraar de verzekeringnemer gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst in over elke wijziging van de volgende gegevens : a) de algemene, speciale en bijzondere voorwaarden;b) de naam of firmanaam, de rechtsvorm en het adres van het hoofdkantoor van de verzekeraar en, in voorkomend geval, van het bijkantoor waarmede de overeenkomst is gesloten;c) alle in artikel 35, § 3, onder d) tot en met j), bedoelde inlichtingen zowel indien de wijziging het gevolg is van een addendum aan de overeenkomst dan wel van een op de overeenkomst van toepassing zijnde wetswijziging;d) elk jaar inlichtingen betreffende de situatie van de winstdeling. De verzekeraar bezorgt de FSMA een afschrift van deze mededelingen.

Art. 37.De in de artikelen 35 en 36 bedoelde inlichtingen worden duidelijk, nauwkeurig, en schriftelijk verstrekt in één van de officiële Belgische landstalen.

Deze inlichtingen mogen evenwel ook in een andere taal aan de verzekeringnemer worden verstrekt indien de verzekeringnemer daarom verzoekt, dan wel indien de verzekeringnemer vrij het toepasselijke recht kan kiezen.

Art. 38.De Koning kan, na advies van de FSMA, de vereiste inlichtingen uit de artikelen 32 tot en met 36 verder uitwerken en bijkomende inlichtingen bepalen die de verzekeraars en/of de tussenpersonen aan de verzekeringnemer moeten meedelen vóór het sluiten van de overeenkomst en gedurende de looptijd ervan, en de wijze waarop dit moet gebeuren.

TITEL III. - Tarifering, voorwaarden en segmentatie HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 39.Wat de buitenlandse verzekeraars betreft, hebben de bepalingen van dit hoofdstuk slechts betrekking op de verzekeringsovereenkomsten waarvan het risico dan wel de verbintenis in België is gelegen.

Art. 40.§ 1. Voor het vaststellen en toepassen van hun tarieven en voorwaarden, zijn de verzekeraars gehouden zich te gedragen naar de regels die door de Koning worden vastgesteld, na advies van de FSMA en de Bank. § 2. In afwijking van paragraaf 1, moeten de EER verzekeringsondernemingen zich voor het vaststellen en toepassen van hun tarieven gedragen naar de wetgeving van hun lidstaat van herkomst.

Het eerste lid doet echter geen afbreuk aan de verplichting van de EER verzekeringsondernemingen om zich te houden aan de Belgische dwingende regels van algemeen belang die een technisch kader voor de tariefontwikkeling instellen waarbinnen de verzekeringsondernemingen hun premies moeten berekenen.

Art. 41.Indien de Bank maatregelen neemt overeenkomstig artikel 21octies, § 2, eerste en tweede lid, van de wet van 9 juli 1975, wordt de tariefverhoging toegepast op de overeenkomsten die worden gesloten vanaf de kennisgeving van de beslissing van de Bank en, onverminderd het opzeggingrecht van de verzekeringnemer, wordt ze eveneens toegepast op de premies en bijdragen van de lopende overeenkomsten, die vervallen vanaf de eerste dag van de tweede maand die volgt op de kennisgeving van de beslissing van de Bank. HOOFDSTUK 2. - Segmentatie

Art. 42.De bepalingen van dit hoofdstuk hebben betrekking op de verzekeringsovereenkomsten waarvan het risico dan wel de verbintenis in België is gelegen.

Art. 43.§ 1. Artikel 44 tot en met 46 zijn van toepassing op de hieronder opgesomde verzekeringsovereenkomsten voor zover de verzekeringnemer een consument is in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming : - De verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen; - De verzekering tegen brand en andere gevaren wat betreft de woningen die een eenvoudige risico zijn volgens artikel 5 van het koninklijk besluit van 31 december 1992 tot uitvoering van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst; - De verzekering tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privéleven; - De rechtsbijstandsverzekeringen; - De individuele levensverzekering; en - De ziekteverzekeringsovereenkomst zoals bepaald in artikel 201, § 1, 1°. § 2. De Koning kan, bij een in de Ministerraad overlegd besluit genomen na advies van de FSMA, de toepassing van dit hoofdstuk geheel of gedeeltelijk uitbreiden tot andere verzekeringsovereenkomsten. § 3. Dit hoofdstuk geldt onverminderd de verplichtingen die overeenkomstig deel 4 van deze wet en de besluiten en/of reglementen genomen ter uitvoering hiervan van toepassing zijn.

Art. 44.Elke segmentatie op het vlak van acceptatie, tarifering en/of de omvang van de dekking moet objectief worden gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel moeten passend en noodzakelijk zijn.

Art. 45.§ 1. De verzekeraar publiceert op zijn website per type van verzekeringsovereenkomst zoals vermeld in artikel 43, § 1, de criteria die hij gebruikt in het kader van de segmentatie op het vlak van acceptatie, tarifering en/of de omvang van de dekking. Op de website van de verzekeraar wordt op een duidelijke en voor de verzekeringnemer begrijpelijke wijze toegelicht waarom deze criteria worden gehanteerd. § 2. De Koning kan bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, genomen na advies van de FSMA, aanduiden, desgevallend per type van verzekeringsovereenkomst, welke segmenteringscriteria mogen worden gehanteerd door de verzekeraar, dan wel aanduiden, desgevallend per type van verzekeringsovereenkomst, welke segmenteringscriteria niet mogen worden gehanteerd.

Art. 46.§ 1. In haar aanbod aan de verzekeringnemer vermeldt de verzekeraar welke segmenteringscriteria hij heeft gebruikt bij de bepaling van de tariefvoorwaarden van de overeenkomst en de omvang van de dekking. Deze informatie wordt op individuele wijze en op een duidelijke en voor de verzekeringnemer begrijpelijke wijze gegeven.

Bij de toelichting van de gebruikte segmenteringscriteria maakt de verzekeraar een onderscheid tussen : - de criteria die worden gebruikt om de voorwaarden te bepalen die zullen gelden bij aanvang van de overeenkomst; en - de criteria die in de toekomst een impact kunnen hebben op de contractsvoorwaarden. § 2. Wanneer de verzekeraar beslist om gedurende de looptijd van de verzekeringsovereenkomst omwille van een gewijzigd risico aan de verzekeringnemer een voorstel tot wijziging van de tariefvoorwaarden of de verleende dekking over te maken, moet hij dit, onverminderd eventuele andere wettelijke verplichtingen, uitdrukkelijk, schriftelijk en op gemotiveerde wijze voorleggen aan de verzekeringnemer.

Het voorstel en de motivering moet op individuele wijze en op een duidelijke en voor de verzekeringnemer begrijpelijke wijze aan de verzekeringnemer worden medegedeeld. In de motivering vermeldt de verzekeraar in het bijzonder de bij de beoordeling van het gewijzigde risico gehanteerde gegevens, al dan niet meegedeeld door de verzekeringnemer, en de door hem gehanteerde segmenteringscriteria die hebben geleid tot het voorstel. Het voorstel licht ook, op een duidelijke en voor de verzekeringnemer begrijpelijke wijze, toe wat er gebeurt met de lopende verzekeringsovereenkomst naargelang de verzekeringnemer al of niet beslist om op het voorstel in te gaan. § 3. Wanneer de verzekeraar beslist om een verzekering gedurende de looptijd ervan op te zeggen omwille van een gewijzigd risico, moet hij, onverminderd eventuele andere wettelijke verplichtingen, dit uitdrukkelijk, schriftelijk en op gemotiveerde wijze meedelen aan de verzekeringnemer, behalve in de gevallen bedoeld in artikel 57, §§ 3, 4 en 5.

Deze beslissing en de motivering moet op individuele wijze en op een duidelijke en voor de verzekeringnemer begrijpelijke wijze aan de verzekeringnemer worden medegedeeld. In de motivering vermeldt de verzekeraar in het bijzonder de bij de beoordeling van het risico gehanteerde gegevens, al dan niet meegedeeld door de verzekeringnemer, en de door hem gehanteerde segmenteringscriteria die hebben geleid tot de beslissing. § 4. Wanneer een verzekeraar beslist om een verzekering te weigeren moet dit door de verzekeraar uitdrukkelijk, schriftelijk en op gemotiveerde wijze worden medegedeeld aan de verzekeringnemer.

Deze beslissing en de motivering moet op individuele wijze en op een duidelijke en voor de verzekeringnemer begrijpelijke wijze aan de verzekeringnemer worden medegedeeld. In de motivering vermeldt de verzekeraar in het bijzonder de bij de beoordeling van het risico gehanteerde gegevens, al dan niet meegedeeld door de verzekeringnemer, en de door hem gehanteerde segmenteringscriteria die hebben geleid tot de beslissing.

Indien de bekendmaking van de weigeringsgrond ernstige schade zou kunnen toebrengen aan het bedrijf van de verzekeraar of indien de bekendmaking van deze weigeringsgrond zou leiden tot een schending van een wettelijke geheimhoudingsplicht, moet de verzekeraar, mits naleving van de in het volgende lid omschreven voorwaarden, de specifieke weigeringsgrond niet meedelen in zijn weigeringsbeslissing.

Als het niet mededelen van de weigeringsgrond aan de kandidaat-verzekeringnemer niet kan worden verantwoord door de naleving van een wettelijke geheimhoudingsplicht, kan de verzekeraar zich enkel beroepen op de in het vorige lid omschreven uitzondering op de motiveringsplicht indien de weigeringsgrond waarop de beslissing steunt, is opgenomen in een limitatieve lijst van vertrouwelijke weigeringsgronden die op voorhand werd meegedeeld aan en goedgekeurd door de FSMA. Bovendien houdt de verzekeraar gecentraliseerd in één van zijn Belgische vestigingen, dan wel, indien hij geen Belgische vestiging heeft, in zijn binnen de EER gelegen hoofdkantoor of op een andere voorafgaandelijk door de FSMA goedgekeurde plaats, een lijst bij van de door hem geweigerde verzekeringen waarvan de specifieke weigeringsgrond niet meegedeeld is in de weigeringsbeslissing, met vermelding van de relevante weigeringsgrond, zoals deze werd opgenomen in de vooraf aan de FSMA overgemaakte lijst met vertrouwelijke weigeringsgronden, dan wel met verwijzing naar de relevante wettelijke basis voor de geheimhoudingsplicht. § 5. De Koning kan, bij een in de Ministerraad overlegd besluit genomen na advies van de FSMA, bijkomende regels opleggen aangaande de precieze inhoud van de motivering vermeld in de voorgaande paragrafen, de wijze waarop de beslissing moet worden meegedeeld en de termijnen waaraan de verzekeraars zich moeten houden.

TITEL IV. - Winstdeling

Art. 47.De bepalingen van deze titel hebben betrekking op de verzekeringsovereenkomsten waarvan het risico dan wel de verbintenis in België is gelegen.

Art. 48.De winstdeling mag enkel worden vermeld in reclame en andere op commercialisering gerichte documenten voor zover de verzekeraar wettelijk, dan wel contractueel, verplicht is over te gaan tot winstdeling en voor zover het recht op winstdeling van een individuele overeenkomst niet afhangt van de discretionaire beslissingsbevoegdheid van de verzekeraar.

Art. 49.Voor het sluiten van de verzekeringsovereenkomst deelt de verzekeraar aan de kandidaat-verzekeringnemer op individuele wijze mee of en onder welke voorwaarden er een recht op winstdeling ten gunste van de verzekeringsovereenkomsten is. De wijze van berekening en van toewijzing wordt toegelicht.

Art. 50.§ 1. De verzekeringnemer wordt minstens één maal per jaar ingelicht over de situatie van de winstdeling en wordt gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst ingelicht over elke wijziging aan de situatie van de winstdeling. § 2. Wanneer de verzekeraar in samenhang met een aanbod voor of het afsluiten van een verzekeringsovereenkomst uit de groep activiteiten "leven" projecties met betrekking tot de winstdeling verstrekt, legt de verzekeraar de verzekeringnemer een modelberekening voor waarin de potentiële uitkering aan het eind van de looptijd wordt vermeld op basis van een berekening bij drie verschillende rentepercentages. Dit geldt niet voor tijdelijke overlijdensverzekeringen. De verzekeraar deelt de verzekeringnemer op duidelijke en begrijpelijke wijze mee dat de modelberekening slechts een voorbeeld is, dat is gebaseerd op theoretische aannamen, en dat de verzekeringnemer uit de modelberekening geen contractuele aanspraken mag afleiden. § 3. In geval van verzekeringen met winstdeling stelt de verzekeraar de verzekeringnemer jaarlijks schriftelijk in kennis van de stand van zijn vorderingen met inbegrip van de winstdeling. Indien de verzekeraar projecties met betrekking tot de winstdeling heeft verstrekt, wijst hij de verzekeringnemer bovendien op afwijkingen tussen de feitelijke ontwikkeling en de aanvankelijke gegevens. § 4. De verzekeraar bezorgt de FSMA een kopie van de in bovenstaande paragrafen vermelde mededelingen aan de verzekeringnemer.

Art. 51.§ 1. Indien de winstdeling wordt vermeld in reclame en/of andere op commercialisering gerichte documenten, stelt de verzekeraar ter informatie van de verzekeringnemers een winstdelingsplan op. De verzekeraar stelt dit plan ter beschikking van de kandidaat-verzekeringnemer voordat de verzekeringsovereenkomst wordt afgesloten. Voor zover deze een invloed hebben op de verzekeringsovereenkomsten, worden latere wijzigingen aan het plan onverwijld schriftelijk meegedeeld aan de verzekeringnemers. § 2. In dit winstdelingsplan wordt het volgende in voor de verzekeringnemer begrijpelijke termen uiteengezet : - de wijze waarop de totale uitkeerbare winst wordt berekend; - de wijze waarop wordt bepaald of en hoeveel van deze uitkeerbare winst zal worden uitgekeerd of toegekend aan de aandeelhouders en aan de collectiviteit van de verzekeringsovereenkomsten met winstdeling; - de wijze waarop wordt bepaald welke verdeelsleutel zal worden gehanteerd tussen de aandeelhouders en de collectiviteit van de verzekeringsovereenkomsten; en - de criteria op basis waarvan de winstdeling zal worden toegekend aan de afzonderlijke verzekeringsovereenkomsten en de voorwaarden waaronder dit zal gebeuren. § 3. Bij de toekenning van de aan de collectiviteit van de verzekeringsovereenkomsten verdeelde winst tussen de afzonderlijke verzekeringsovereenkomsten, moet de billijkheid onder verzekeringnemers worden eerbiedigd. § 4. De Koning kan, bij besluit genomen na advies van de FSMA en de Bank, de inhoud van het winstdelingsplan nader bepalen en tevens bepalen welke criteria de verzekeraar mag of moet toepassen bij de toekenning van de winstdeling aan de afzonderlijke verzekeringsovereenkomsten.

Art. 52.§ 1. De in de artikelen 48 tot en met 51 bedoelde inlichtingen worden duidelijk, nauwkeurig en schriftelijk verstrekt in één van de officiële Belgische landstalen.

Deze inlichtingen mogen evenwel ook in een andere taal aan de verzekeringnemer worden gesteld indien de verzekeringnemer daarom verzoekt, dan wel indien de verzekeringnemer vrij het toepasselijke recht kan kiezen. § 2. De Koning kan, bij besluit genomen na advies van de FSMA, de inhoud van en de wijze waarop de in de artikelen 48 tot en met 51 bedoelde inlichtingen moet worden verstrekt, verder bepalen.

Art. 53.De Koning kan, via een in de Ministerraad overlegd besluit genomen na advies van de FSMA en de Bank, voor één of meerdere verzekeringsactiviteiten, bepalen : 1° dat een deel van de uitkeerbare winst moet worden verdeeld onder de collectiviteit van de verzekeringsovereenkomsten en volgens welke modaliteiten dit deel van de winst en de gebruikte verdeelsleutel tussen de aandeelhouders en de collectiviteit van de overeenkomsten moet worden berekend;2° onder welke voorwaarden de verdeling van de winsten ten gunste van de verzekeringsovereenkomsten niet de definitieve afstand van deze bedragen inhoudt voor de verzekeringsonderneming, zodat deze gedurende een beperkte periode in de tijd nog kunnen worden aangewend voor de vervulling van de wettelijke solvabiliteitsvereisten;3° op welk ogenblik de toegekende bedragen worden geacht definitief verworven te zijn door de begunstigden;4° op welke wijze de bovenstaande punten door de verzekeringsonderneming boekhoudkundig moeten worden verwerkt. DEEL 4. - DE LANDVERZEKERINGSOVEREENKOMST TITEL I. - Toepassingsgebied en definities Toepassingsgebied

Art. 54.De bepalingen van dit deel zijn van toepassing op alle landverzekeringsovereenkomsten die onderworpen zijn aan het Belgische recht voor zover er niet wordt van afgeweken door bijzondere wetten.

Zij zijn niet van toepassing op de herverzekering noch op de verzekeringen van goederenvervoer, met uitzondering van de bagage- en verhuisverzekeringen.

Definities

Art. 55.In dit deel wordt verstaan onder : 1° "benadeelde" : in een aansprakelijkheidsverzekering, degene aan wie schade is toegebracht waarvoor de verzekerde aansprakelijk is.2° "verzekeringsprestatie" : het door de verzekeraar uit te betalen bedrag of de door hem te verstrekken dienst ter uitvoering van de verzekeringsovereenkomst.3° "verzekering tot vergoeding van schade" : verzekering waarbij de verzekeraar zich ertoe verbindt de prestatie te leveren die nodig is om de schade die de verzekerde geleden heeft of waarvoor hij aansprakelijk is, geheel of gedeeltelijk te vergoeden.4° "verzekering tot uitkering van een vast bedrag" : verzekering waarbij de prestatie van de verzekeraar niet afhankelijk is van de omvang van de schade.5° "verzekeringsaanvraag" : een formulier dat uitgaat van de verzekeraar waarbij deze laatste aanbiedt het risico voorlopig ten laste te nemen op verzoek van de verzekeringnemer.6° "verzekeringsvoorstel" : een formulier dat uitgaat van de verzekeraar en in te vullen door de verzekeringnemer met het doel de verzekeraar in te lichten over de aard van de verrichting en over de feiten en de omstandigheden die voor hem gegevens zijn voor de beoordeling van het risico.7° "voorafgetekende polis" : een verzekeringspolis die vooraf door de verzekeraar ondertekend is en houdende aanbod tot het sluiten van een overeenkomst onder de voorwaarden die erin beschreven zijn, eventueel aangevuld met de nadere bijzonderheden die de verzekeringnemer aanduidt op de daartoe voorziene plaatsen.8° "vermindering bij de verzekering tot vergoeding van schade" : sanctie waardoor de verzekeraar zijn prestatie vermindert gelet op de tekortkoming door de verzekeringnemer of de verzekerde aan een van de verplichtingen die voortvloeien uit de verzekeringsovereenkomst. Dwingende regels

Art. 56.De bepalingen van dit deel zijn van dwingend recht, tenzij uit de bewoordingen zelf blijkt dat de mogelijkheid wordt gelaten om er van af te wijken door bijzondere bedingen.

TITEL II. - De verzekeringsovereenkomst in het algemeen HOOFDSTUK 1. - Bepalingen betreffende alle verzekeringsovereenkomsten Afdeling I. - Het sluiten van de overeenkomst

Verzekeringsvoorstel, voorafgetekende polis en verzekeringsaanvraag

Art. 57.§ 1. Het verzekeringsvoorstel verbindt noch de kandidaat-verzekeringnemer, noch de verzekeraar tot het sluiten van de overeenkomst. Indien binnen dertig dagen na de ontvangst van het voorstel de verzekeraar aan de kandidaat-verzekeringnemer geen verzekeringsaanbod heeft ter kennis gebracht of de verzekering afhankelijk heeft gesteld van een aanvraag tot onderzoek of de verzekering heeft geweigerd, verbindt hij zich tot het sluiten van de overeenkomst op straffe van schadevergoeding. Die bepalingen, evenals de vermelding dat de ondertekening van het voorstel geen dekking meebrengt, moeten uitdrukkelijk in het verzekeringsvoorstel worden opgenomen. § 2. Bij een voorafgetekende polis of een verzekeringsaanvraag komt de overeenkomst tot stand bij de ondertekening van een van deze stukken door de verzekeringnemer.

Tenzij anders is bedongen, gaat de waarborg in de dag volgend op de ontvangst door de verzekeraar van de voorafgetekende polis of de aanvraag. De verzekeraar zal de verzekeringnemer mededeling geven van deze datum. § 3. Behalve voor overeenkomsten met een looptijd van minder dan dertig dagen, moet de verzekeringnemer de mogelijkheid hebben de overeenkomst op te zeggen, met onmiddellijk gevolg op het ogenblik van de kennisgeving, binnen een termijn van dertig dagen voor levensverzekeringsovereenkomsten en voor kapitalisatieverrichtingen en binnen een termijn van veertien dagen voor de andere verzekeringsovereenkomsten na de inwerkingtreding ervan. Deze mogelijkheid moet uitdrukkelijk worden opgenomen in de voorwaarden van de polis. Voor de overeenkomsten die geen levensverzekeringsovereenkomsten of kapitalisatieverrichtingen zijn, heeft de verzekeringnemer deze mogelijkheid slechts indien de overeenkomst via een voorafgetekende polis dan wel een verzekeringsaanvraag tot stand is gekomen. § 4. Behalve voor overeenkomsten met een looptijd van minder dan dertig dagen, mag de verzekeraar de overeenkomst die via een voorafgetekende polis dan wel een verzekeringsaanvraag tot stand is gekomen, opzeggen binnen een termijn van dertig dagen voor levensverzekeringsovereenkomsten en van veertien dagen voor de andere verzekeringsovereenkomsten na ontvangst van de voorafgetekende polis of van de aanvraag, met inwerkingtreding van de opzegging acht dagen na de kennisgeving ervan. Deze bepalingen moeten uitdrukkelijk worden opgenomen in de voorwaarden van de voorafgetekende polis of van de aanvraag. De aanvraag en het voorstel dienen beide afzonderlijk te worden ondertekend. § 5. Elke verzekeringsovereenkomst op afstand, in de zin van hoofdstuk 3, afdeling 2, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, wordt gesloten wanneer de verzekeraar de aanvaarding van de verzekeringnemer ontvangt.

De verzekeringnemer en de verzekeraar beschikken over een termijn van veertien dagen om de verzekeringsovereenkomst zonder boete en zonder verplichte opgave van redenen op te zeggen. Voor levensverzekeringsovereenkomsten bedraagt de termijn evenwel dertig dagen.

De termijn waarbinnen het opzeggingsrecht kan worden uitgeoefend gaat in : - vanaf de dag van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst, behalve met betrekking tot de levensverzekeringsovereenkomsten, waarvoor de termijn ingaat op het tijdstip waarop de verzekeraar aan de verzekeringnemer meedeelt dat de overeenkomst is gesloten; - vanaf de dag waarop de verzekeringnemer de contractsvoorwaarden en alle bijkomende informatie ontvangt, indien deze laatste dag na deze valt, bedoeld bij het eerste streepje.

De opzegging die uitgaat van de verzekeringnemer treedt in werking op het ogenblik van de kennisgeving, deze die uitgaat van de verzekeraar acht dagen na de kennisgeving ervan.

Het opzeggingsrecht is niet van toepassing op reis- en bagageverzekeringspolissen of soortgelijke kortetermijnverzekeringspolissen met een looptijd van minder dan één maand, noch op levensverzekeringsovereenkomsten gebonden aan een beleggingsfonds. § 6. De Koning kan, na advies van de FSMA en de Bank, de verdere modaliteiten bepalen die van toepassing zijn bij de uitoefening van het opzeggingsrecht uit de paragrafen 3, 4, en 5. § 7. De verzekeraar zal de inkomende verzekeringsvoorstellen, voorafgetekende polissen en verzekeringsaanvragen, bij het binnenkomen systematisch voorzien van de datumstempel.

Mededelingsplicht

Art. 58.De verzekeringnemer is verplicht bij het sluiten van de overeenkomst alle hem bekende omstandigheden nauwkeurig mee te delen die hij redelijkerwijs moet beschouwen als gegevens die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van het risico door de verzekeraar. Hij moet de verzekeraar echter geen omstandigheden meedelen die deze laatste reeds kende of redelijkerwijs had moeten kennen. Genetische gegevens mogen niet worden meegedeeld.

Indien op sommige schriftelijke vragen van de verzekeraar niet wordt geantwoord en indien deze toch de overeenkomst heeft gesloten, kan hij zich, behalve in geval van bedrog, later niet meer op dat verzuim beroepen.

Opzettelijk verzwijgen of opzettelijk onjuist meedelen van gegevens

Art. 59.Wanneer het opzettelijk verzwijgen of het opzettelijk onjuist meedelen van gegevens over het risico de verzekeraar misleidt bij de beoordeling van dat risico, is de verzekeringsovereenkomst nietig.

De premies die vervallen zijn tot op het ogenblik waarop de verzekeraar kennis heeft gekregen van het opzettelijk verzwijgen of opzettelijk onjuist meedelen van gegevens, komen hem toe.

Onopzettelijk verzwijgen of onopzettelijk onjuist meedelen van gegevens

Art. 60.§ 1. Wanneer het verzwijgen of het onjuist meedelen van gegevens niet opzettelijk geschiedt, is de overeenkomst niet nietig.

De verzekeraar stelt, binnen de termijn van een maand, te rekenen van de dag waarop hij van het verzwijgen of van het onjuist meedelen van gegevens kennis heeft gekregen, voor de overeenkomst te wijzigen met uitwerking op de dag waarop hij kennis heeft gekregen van het verzwijgen of van het onjuist meedelen.

Indien de verzekeraar het bewijs levert dat hij het risico nooit zou hebben verzekerd, kan hij de overeenkomst opzeggen binnen dezelfde termijn.

Indien het voorstel tot wijziging van de overeenkomst wordt geweigerd door de verzekeringnemer of indien, na het verstrijken van de termijn van een maand te rekenen vanaf de ontvangst van dit voorstel, dit laatste niet aanvaard wordt, kan de verzekeraar de overeenkomst opzeggen binnen vijftien dagen.

De verzekeraar die de overeenkomst niet heeft opgezegd noch een wijziging heeft voorgesteld binnen de hierboven bepaalde termijnen, kan zich nadien niet meer beroepen op feiten die hem bekend waren. § 2. Indien het verzwijgen of het onjuist meedelen van gegevens niet kan verweten worden aan de verzekeringnemer en indien een schadegeval zich voordoet voordat de wijziging of de opzegging van kracht is geworden, is de verzekeraar tot de overeengekomen prestatie gehouden. § 3. Indien het verzwijgen of het onjuist meedelen van gegevens kan verweten worden aan de verzekeringnemer en indien een schadegeval zich voordoet voordat de wijziging of de opzegging van kracht is geworden, is de verzekeraar slechts tot prestatie gehouden op basis van de verhouding tussen de betaalde premie en de premie die de verzekeringnemer zou hebben moeten betalen, indien hij het risico naar behoren had meegedeeld.

Indien de verzekeraar echter bij een schadegeval het bewijs levert dat hij het risico, waarvan de ware aard door dat schadegeval aan het licht komt, in geen geval zou hebben verzekerd, wordt zijn prestatie beperkt tot het betalen van een bedrag dat gelijk is aan alle betaalde premies. § 4. Wanneer gedurende de loop van de verzekering een omstandigheid bekend wordt die beide partijen op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst onbekend was, wordt artikel 80 of artikel 81 toegepast, naargelang die omstandigheid een vermindering of een verzwaring van het verzekerde risico tot gevolg heeft.

Medische informatie

Art. 61.De door de verzekerde gekozen arts kan de verzekerde die erom verzoekt de geneeskundige verklaringen afleveren die voor het sluiten of het uitvoeren van de overeenkomst nodig zijn. Deze verklaringen beperken zich tot een beschrijving van de huidige gezondheidstoestand.

Deze verklaringen mogen uitsluitend aan de adviserend arts van de verzekeraar worden bezorgd. Deze mag de verzekeraar geen informatie geven die niet-pertinent is gezien het risico waarvoor de verklaringen werden opgemaakt of betreffende andere personen dan de verzekerde.

Het medisch onderzoek, noodzakelijk voor het sluiten en het uitvoeren van de overeenkomst, kan slechts steunen op de voorgeschiedenis van de huidige gezondheidstoestand van de kandidaat-verzekerde en niet op technieken van genetisch onderzoek die dienen om de toekomstige gezondheidstoestand te bepalen.

Mits de verzekeraar aantoont de voorafgaande toestemming van de verzekerde te bezitten, geeft de arts van de verzekerde aan de adviserend arts van de verzekeraar een verklaring af over de doodsoorzaak.

Wanneer er geen risico meer bestaat voor de verzekeraar, bezorgt de adviserend arts de geneeskundige verklaringen, op hun verzoek, terug aan de verzekerde of, in geval van overlijden, aan zijn rechthebbenden. Afdeling II. - Omvang van de dekking

Bedrog en schuld

Art. 62.Niettegenstaande enig andersluidend beding, kan de verzekeraar niet verplicht worden dekking te geven aan hem die het schadegeval opzettelijk heeft veroorzaakt.

De verzekeraar dekt de schade veroorzaakt door de schuld, zelfs de grove schuld, van de verzekeringnemer, van de verzekerde of van de begunstigde. De verzekeraar kan zich echter van zijn verplichtingen bevrijden voor de gevallen van grove schuld die op uitdrukkelijke en beperkende wijze in de overeenkomst zijn bepaald.

De Koning kan een beperkende lijst opstellen van feiten die niet als grove schuld aangemerkt mogen worden.

Oorlog

Art. 63.Tenzij anders is bedongen, dekt de verzekeraar geen schade veroorzaakt door oorlog of gelijkaardige feiten en door burgeroorlog.

De verzekeraar moet het bewijs leveren van het feit dat hem van het verlenen van dekking bevrijdt.

De Koning kan echter regels vaststellen die de bewijslast van het feit dat de verzekeraar bevrijdt van het verlenen van dekking verlichten. Afdeling III. - Bewijs en inhoud van de overeenkomst

Bewijs en inhoud van de overeenkomst

Art. 64.§ 1. Onder voorbehoud van de bekentenis en de eed, en ongeacht het bedrag van de verbintenissen, worden de verzekeringsovereenkomst alsook de wijzigingen ervan tussen partijen door geschrift bewezen. Geen enkel bewijs door getuigen of door vermoedens tegen en boven de inhoud van het geschrift is toegelaten.

Indien evenwel een begin van bewijs door geschrift wordt geleverd, is het bewijs door getuigen of vermoedens toegelaten.

Artikel 1328 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op de verzekeringsovereenkomst of op de wijzigingen ervan. § 2. De verzekeringsovereenkomst bevat ten minste : 1° de datum waarop de verzekeringsovereenkomst is gesloten en de datum waarop de verzekering begint te lopen;2° de duur van de overeenkomst;3° de identiteit van de verzekeringnemer en, in voorkomend geval, de identiteit van de verzekerde en van de begunstigde;4° de naam en het adres van de verzekeraar of van de medeverzekeraars;5° in voorkomend geval, de naam en het adres van de verzekeringstussenpersoon;6° de gedekte risico's;7° het bedrag van de premie of de wijze waarop de premie kan worden bepaald. § 3. De verzekeraar is ertoe gehouden uiterlijk bij het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeringnemer een afschrift te verstrekken van de inlichtingen die deze laatste schriftelijk heeft medegedeeld over het te dekken risico. Afdeling IV. - Uitvoering van de overeenkomst

Geheel of gedeeltelijk verval van het recht op verzekeringsprestatie

Art. 65.In de verzekeringsovereenkomst mag geen geheel of gedeeltelijk verval van het recht op verzekeringsprestatie bedongen worden dan wegens niet-nakoming van een bepaalde, in de overeenkomst opgelegde verplichting, en mits er een oorzakelijk verband bestaat tussen de tekortkoming en het schadegeval.

De Koning kan echter regels vaststellen met betrekking tot het geheel of gedeeltelijk verval van het recht op verzekeringsprestatie.

Combinatiepolissen

Art. 66.Wanneer de verzekeraar zich in een zelfde overeenkomst tot verschillende prestaties verbindt, hetzij omwille van de gegeven dekking, hetzij omwille van de verzekerde risico's, geldt de grond van opzegging betreffende een van die prestaties niet voor de gehele overeenkomst, tenzij anders is bedongen.

Indien de verzekeraar de waarborg met betrekking tot één of meer prestaties opzegt, dan mag de verzekeringnemer de gehele verzekeringsovereenkomst opzeggen.

De grond van nietigheid betreffende één van de prestaties geldt niet voor de gehele overeenkomst.

Wijze van betaling van de premie en van de verzekeringsprestatie

Art. 67.De verzekeringspremie is een haalschuld.

Wanneer de premie niet rechtstreeks aan de verzekeraar wordt betaald, is de premiebetaling aan een derde bevrijdend indien deze de betaling vordert en hij voor de inning van die premie klaarblijkelijk als lasthebber van de verzekeraar optreedt.

Wanneer de verzekeraar de bedragen die hij in het kader van de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst aan de verzekerde of zijn rechthebbende is verschuldigd, niet rechtstreeks aan deze laatsten betaalt, maar via een verzekeringstussenpersoon, bevrijdt enkel de werkelijke ontvangst van deze betaling door de verzekerde of zijn rechthebbende de verzekeraar van zijn verplichtingen.

Betaling aan minderjarigen, onbekwaamverklaarden en andere onbekwamen

Art. 68.De verzekeraar die aan een minderjarige, onbekwaamverklaarde of andere onbekwame een betaling verricht bij toepassing van een verzekeringsovereenkomst, doet dit op een rekening die op zijn naam is geopend en die onbeschikbaar is tot de meerderjarigheid of het opheffen van de onbekwaamheid, onverminderd het recht op wettelijk genot.

Niet-betaling van de premie

Art. 69.Niet-betaling van de premie op de vervaldag kan grond opleveren tot schorsing van de dekking of tot opzegging van de overeenkomst mits de schuldenaar in gebreke is gesteld.

De verzekeringsovereenkomst kan echter bepalen dat de dekking pas aanvangt na de betaling van de eerste premie.

Aanmaning tot betaling

Art. 70.De ingebrekestelling bedoeld in artikel 69 geschiedt bij deurwaardersexploot of bij een aangetekende brief.

Daarbij wordt aangemaand om de premie te betalen binnen de termijn bepaald in de ingebrekestelling. Die termijn mag niet korter zijn dan vijftien dagen, te rekenen vanaf de dag volgend op de betekening of de dag volgend op de afgifte van de aangetekende brief.

In de ingebrekestelling wordt aan de premievervaldag en aan het premiebedrag herinnerd alsook aan de gevolgen van niet-betaling van de premie binnen de gestelde termijn en aan de aanvang van die termijn.

Er wordt ook in vermeld dat de schorsing van de dekking of de opzegging van de overeenkomst uitwerking hebben vanaf de dag volgend op de dag waarop de termijn eindigt, zonder dat dit afbreuk doet aan de dekking die betrekking heeft op een verzekerd voorval dat zich voordien heeft voorgedaan.

Uitwerking van de schorsing van de dekking of van de opzegging van de overeenkomst

Art. 71.De schorsing of de opzegging hebben slechts uitwerking na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 70, tweede lid.

Als de dekking geschorst is, wordt als gevolg van de betaling van de achterstallige premies door de verzekeringnemer een einde gemaakt aan die schorsing.

De verzekeraar die zijn verplichting tot het verlenen van dekking schorst, kan de overeenkomst opzeggen in dezelfde ingebrekestelling; in dat geval wordt de opzegging van kracht na het verstrijken van een termijn die niet korter mag zijn dan vijftien dagen te rekenen vanaf de eerste dag van de schorsing.

Indien de verzekeraar de overeenkomst niet heeft opgezegd in dezelfde ingebrekestelling, kan de opzegging slechts geschieden mits een nieuwe ingebrekestelling is gedaan overeenkomstig artikel 70.

De bepalingen van dit artikel met betrekking tot de schorsing van de dekking zijn niet van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten met vrije premiebetaling.

Gevolgen van de schorsing ten aanzien van de nog te vervallen premies

Art. 72.De schorsing van de dekking doet geen afbreuk aan het recht van de verzekeraar de later nog te vervallen premies te eisen op voorwaarde dat de verzekeringnemer in gebreke werd gesteld overeenkomstig artikel 70. In dit geval herinnert de ingebrekestelling aan de schorsing van de waarborg.

Het recht van de verzekeraar wordt evenwel beperkt tot de premies voor twee opeenvolgende jaren.

Premiekrediet

Art. 73.In geval van opzegging van de overeenkomst op welke gronden ook, worden de betaalde premies met betrekking op de verzekerde periode na het van kracht worden van de opzegging terugbetaald binnen een termijn van dertig dagen vanaf de inwerkingtreding van de opzegging of, in geval van toepassing van artikel 57, § 3, vanaf de ontvangst door de verzekeraar van de kennisgeving van de opzegging.

Bij gedeeltelijke opzegging of bij enige andere vermindering van de verzekeringsprestaties zijn de bepalingen van het eerste lid alleen van toepassing op het gedeelte van de premie dat betrekking heeft op en in verhouding staat tot die vermindering.

Melding van het schadegeval

Art. 74.§ 1. De verzekerde moet, zodra mogelijk en in elk geval binnen de termijn bepaald in de overeenkomst het schadegeval aan de verzekeraar melden.

De verzekeraar kan er zich echter niet op beroepen dat de in de overeenkomst gestelde termijn om de in het eerste lid bedoelde melding te doen niet in acht is genomen, indien die melding zo spoedig als redelijkerwijze mogelijk is geschiedt. § 2. De verzekerde moet zonder verwijl aan de verzekeraar alle nuttige inlichtingen verstrekken en op de vragen antwoorden die hem worden gesteld, teneinde de omstandigheden en de omvang van de schade te kunnen vaststellen.

Verplichtingen van de verzekerde bij schadegeval

Art. 75.Bij elke verzekering tot vergoeding van schade moet de verzekerde alle redelijke maatregelen nemen om de gevolgen van het schadegeval te voorkomen en te beperken.

Sancties

Art. 76.§ 1. Indien de verzekerde één van de verplichtingen hem opgelegd door de artikelen 74 en 75 niet nakomt en er daardoor een nadeel ontstaat voor de verzekeraar, kan deze aanspraak maken op een vermindering van zijn prestatie tot beloop van het door hem geleden nadeel. § 2. De verzekeraar kan zijn dekking weigeren, indien de verzekerde de in de artikelen 74 en 75 bedoelde verplichtingen met bedrieglijk opzet niet is nagekomen. Afdeling V. - Beding ten behoeve van derden

Beding ten behoeve van derden

Art. 77.Partijen kunnen te allen tijde overeenkomen dat een derde, onder de voorwaarden welke zij bepalen, aanspraak kan hebben op de door de verzekering geboden voordelen.

Die derde moet niet aangeduid zijn of zelfs niet verwekt zijn op het ogenblik dat het beding wordt gemaakt, maar hij moet aanwijsbaar zijn op de dag dat de verzekeringsprestaties opeisbaar zijn.

De Koning kan, na advies van de FSMA, nadere regels bepalen waaraan bedingen ten behoeve van derden moeten voldoen ter bescherming van de rechten van de verzekerden en alle derden die belang hebben bij de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst.

Mededeling van de voorwaarden van de dekking

Art. 78.Iedere begunstigde die onder bezwarende titel recht heeft op de dekking van een verzekering, heeft het recht van de verzekeringnemer of, zo nodig, van de verzekeraar mededeling te krijgen van de voorwaarden van de dekking. Afdeling VI. - Niet bestaan en wijziging van het risico

Niet-bestaan van het risico

Art. 79.De verzekering is nietig, wanneer bij het sluiten van de overeenkomst het risico niet bestaat of reeds verwezenlijkt is.

Hetzelfde geldt voor de verzekering van een toekomstig risico, indien dit zich niet voordoet.

Wanneer de verzekeringnemer, in de gevallen bedoeld in het eerste en tweede lid, te kwader trouw heeft gehandeld bij het sluiten van de overeenkomst of een onverschoonbare vergissing heeft begaan, behoudt de verzekeraar de premie die verschuldigd is voor de periode die loopt vanaf de dag waarop de overeenkomst van kracht wordt tot de dag waarop hij het niet-bestaan van het risico verneemt.

Vermindering van het risico

Art. 80.Wanneer gedurende de loop van een verzekeringsovereenkomst, andere dan een levensverzekering of ziekteverzekeringsovereenkomst, het risico dat het verzekerde voorval zich voordoet, aanzienlijk en blijvend verminderd is en wel zo dat de verzekeraar, indien die vermindering bij het sluiten van de overeenkomst had bestaan, op andere voorwaarden zou hebben verzekerd, is hij verplicht een overeenkomstige vermindering van de premie toe te staan vanaf de dag waarop hij van de vermindering van het risico kennis heeft gekregen.

Indien de contractanten het over de nieuwe premie niet eens worden binnen een maand na de aanvraag tot vermindering door de verzekeringnemer, kan deze laatste de overeenkomst opzeggen.

Verzwaring van het risico

Art. 81.§ 1. Behalve wanneer het om een levensverzekeringsovereenkomst, een ziekte-verzekering of een kredietverzekeringsovereen-komst gaat, heeft de verzekeringnemer de verplichting in de loop van de overeenkomst en onder de voorwaarden van artikel 58 de nieuwe omstandigheden of de wijzigingen van de omstandigheden aan te geven die van aard zijn om een aanmerkelijke en blijvende verzwaring van het risico dat het verzekerde voorval zich voordoet te bewerkstelligen.

Onverminderd hetgeen bepaald is in deel 3, titel III, hoofdstuk 2, wanneer gedurende de loop van een verzekeringsovereenkomst, andere dan een levensverzekering, een ziekteverzekering of een kredietverzekeringsovereenkomst, het risico dat het verzekerde voorval zich voordoet zo verzwaard is dat de verzekeraar, indien die verzwaring bij het sluiten van de overeenkomst had bestaan, op andere voorwaarden zou hebben verzekerd, moet binnen een termijn van een maand, te rekenen vanaf de dag waarop hij van de verzwaring kennis heeft gekregen, de wijziging van de overeenkomst voorstellen met terugwerkende kracht tot de dag van de verzwaring.

Indien de verzekeraar het bewijs levert dat hij het verzwaarde risico in geen geval zou hebben verzekerd, kan hij de overeenkomst opzeggen binnen dezelfde termijn.

Indien het voorstel tot wijziging van de verzekeringsovereenkomst wordt geweigerd door de verzekeringnemer of indien, bij het verstrijken van een termijn van een maand te rekenen vanaf de ontvangst van dit voorstel, dit laatste niet wordt aanvaard, kan de verzekeraar de overeenkomst opzeggen binnen vijftien dagen na het verstrijken van voornoemde termijn.

De verzekeraar die de overeenkomst niet heeft opgezegd noch binnen de hierboven bepaalde termijnen een wijziging heeft voorgesteld, kan zich later niet meer beroepen op de verzwaring van het risico. § 2. Indien zich een schadegeval voordoet voordat de wijziging van de overeenkomst of de opzegging van kracht is geworden, en indien de verzekeringnemer de verplichting van paragraaf 1 heeft vervuld, dan is de verzekeraar tot de overeengekomen prestatie gehouden. § 3. Als een schadegeval zich voordoet en de verzekeringnemer de in paragraaf 1 bedoelde verplichting niet is nagekomen : a) is de verzekeraar ertoe gehouden de overeengekomen prestatie te leveren wanneer het ontbreken van de kennisgeving niet kan worden verweten aan de verzekeringnemer;b) is de verzekeraar er slechts toe gehouden de prestatie te leveren naar de verhouding tussen de betaalde premie en de premie die de verzekeringnemer had moeten betalen indien de verzwaring in aanmerking was genomen, wanneer het ontbreken van de kennisgeving aan de verzekeringnemer kan worden verweten. Zo de verzekeraar evenwel het bewijs aanbrengt dat hij het verzwaarde risico in geen enkel geval zou verzekerd hebben, dan is zijn prestatie bij schadegeval beperkt tot de terugbetaling van alle betaalde premies; c) zo de verzekeringnemer met bedrieglijk opzet gehandeld heeft, kan de verzekeraar zijn dekking weigeren.De premies, vervallen tot op het ogenblik waarop de verzekeraar kennis heeft gekregen van het bedrieglijk verzuim, komen hem toe als schadevergoeding. Afdeling VII. - Medeverzekering en taak van de eerste verzekeraar

Medeverzekering

Art. 82.Medeverzekering houdt geen hoofdelijkheid in, tenzij anders is bedongen.

Taak van de eerste verzekeraar

Art. 83.Bij medeverzekering dient een eerste verzekeraar te worden aangewezen in de overeenkomst. Deze wordt geacht de lasthebber te zijn van de overige verzekeraars voor het ontvangen van de kennisgevingen bepaald in de overeenkomst en om het nodige te doen om de schadegevallen te regelen, met inbegrip van de vaststelling van het bedrag van de schadevergoeding.

Dientengevolge kan de verzekerde hem alle betekeningen en kennisgevingen doen, met uitzondering van deze die betrekking hebben op rechtsvorderingen ingesteld tegen de andere medeverzekeraars.

Indien er in de overeenkomst geen eerste verzekeraar was aangeduid dan kan de verzekerde om het even wie van de medeverzekeraars als eerste verzekeraar beschouwen voor de toepassing van dit artikel. Niettemin moet de verzekerde zich steeds wenden tot dezelfde medeverzekeraar als eerste verzekeraar. Afdeling VIII. - Opzeggingswijzen

Opzeggingswijzen

Art. 84.§ 1. De overeenkomst kan worden opgezegd bij een aangetekende brief, bij deurwaardersexploot of door afgifte van de opzeggingsbrief tegen ontvangstbewijs.

In het geval van artikel 71 geschiedt de opzegging bij de akte van ingebrekestelling, bedoeld in artikel 70. § 2. Behoudens voor de in de artikelen 57, §§ 3, 4 en 5, 71 en 86, § 1, bedoelde gevallen heeft de opzegging eerst uitwerking na het verstrijken van een termijn van ten minste een maand te rekenen van de dag volgend op de betekening of de dag volgend op de datum van het ontvangstbewijs of, ingeval van een aangetekende brief, te rekenen van de dag die volgt op zijn afgifte.

De termijn bedoeld in het eerste lid moet worden vermeld in de overeenkomst en herhaald in de opzegging. Afdeling IX. - Duur en einde van de overeenkomst

Duur van de verplichtingen

Art. 85.§ 1. De duur van de verzekeringsovereenkomst mag niet langer zijn dan één jaar. Behalve wanneer een van de partijen ten minste drie maanden vóór de vervaldag van de overeenkomst zich ertegen verzet, volgens de in artikel 84 voorgeschreven wijzen, wordt ze stilzwijgend verlengd voor opeenvolgende periodes van één jaar.

De overeenkomst mag geen andere opzeggingstermijnen opleggen.

De partijen mogen de overeenkomst evenwel opzeggen wanneer, tussen de datum van het sluiten en die van de inwerkingtreding ervan, een termijn van meer dan één jaar verloopt. Van deze opzegging moet uiterlijk drie maanden vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst kennis gegeven worden.

Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de kapitalisatieverrichtingen en de ziekte- en levensverzekeringsovereenkomsten. Ongeacht de duur van die overeenkomsten kan de verzekeringnemer ze evenwel jaarlijks opzeggen, hetzij op de jaardag van de ingangsdatum van de overeenkomst, hetzij op de jaarlijkse vervaldag van de premie. § 2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten betreffende de risico's die de Koning bepaalt.

De volgende risico's kunnen evenwel niet worden uitgesloten : - Burgerrechtelijke aansprakelijkheid en voertuigcasco inzake motorrijtuigen; - Brand (eenvoudige risico's); - Burgerrechtelijke extracontractuele aansprakelijkheid met betrekking tot het privéleven; - Lichamelijke ongevallen op persoonlijke titel gedekt; - Hulpverlening; - Rechtsbijstand. § 3. Dit artikel is niet van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten waarvan de duur korter is dan één jaar.

Opzegging na schadegeval

Art. 86.§ 1. In de gevallen waarin de verzekeraar zich het recht voorbehoudt de overeenkomst na het zich voordoen van een schadegeval op te zeggen, beschikt de verzekeringnemer over hetzelfde recht. Die opzegging geschiedt ten laatste één maand na de uitbetaling of de weigering tot uitbetaling van de schadevergoeding.

De opzegging wordt van kracht na het verstrijken van een termijn van ten minste drie maanden te rekenen van de dag volgend op de betekening, de dag volgend op de datum van het ontvangstbewijs of, ingeval van een aangetekende zending, te rekenen van de dag die volgt op zijn afgifte.

Indien de verzekeringnemer, de verzekerde of de begunstigde één van zijn verplichtingen, ontstaan door het schadegeval, niet is nagekomen met de bedoeling de verzekeraar te misleiden, kan deze laatste te allen tijde de verzekeringsovereenkomst opzeggen, zodra hij bij een onderzoeksrechter een klacht met burgerlijke partijstelling heeft ingediend tegen één van deze personen of hem voor het vonnisgerecht heeft gedagvaard, op basis van de artikelen 193, 196, 197, 496 of 510 tot 520 van het Strafwetboek. De opzegging wordt van kracht ten vroegste een maand te rekenen van de dag volgend op de betekening, de dag volgend op de datum van het ontvangstbewijs of, ingeval van een aangetekende zending, te rekenen van de dag die volgt op zijn afgifte.

De verzekeraar moet de schade als gevolg van die opzegging vergoeden indien hij afstand doet van zijn vordering of indien de strafvordering uitmondt in een buitenvervolgingstelling of een vrijspraak. § 2. De verzekeraar kan zich niet het recht voorbehouden de overeenkomst op te zeggen na schadegeval bij de levens- of de ziekteverzekering. § 3. Bij een verzekering die de verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen dekt, kan de verzekeraar zich slechts het recht voorbehouden de overeenkomst op te zeggen na een schadegeval, als hij de schadeloosstellingen ten gunste van de benadeelden heeft betaald of zal moeten betalen, met uitzondering van de betalingen die werden verricht met toepassing van artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.

Wanneer de opzegging niet is toegestaan in de zin van het vorige lid, maakt de opzegging door de verzekeraar van een waarborg als bijlage bij de overeenkomst die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid dekt, het hem niet mogelijk zich te beroepen op de bepalingen van artikel 66 om de overeenkomst op te zeggen. § 4. De bepalingen van paragraaf 1 van dit artikel zijn niet van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten betreffende de risico's die de Koning bepaalt.

De risico's, bedoeld in artikel 85, § 2, tweede lid, kunnen evenwel niet uitgesloten worden.

Faillissement van de verzekeringnemer

Art. 87.In geval van faillissement van de verzekeringnemer blijft de verzekering bestaan ten voordele van de massa van de schuldeisers, die jegens de verzekeraar instaan voor de betaling van de premies die nog moeten vervallen na de faillietverklaring.

Niettemin hebben de verzekeraar en de curator van het faillissement het recht de overeenkomst op te zeggen. Evenwel kan de opzegging van de overeenkomst door de verzekeraar slechts gebeuren ten vroegste drie maanden na de faillietverklaring, terwijl de curator van het faillissement dit slechts kan gedurende de drie maanden na de faillietverklaring.

Dit artikel is niet van toepassing op de persoonsverzekeringen. Afdeling X. - Verjaring

Verjaringstermijn

Art. 88.§ 1. De verjaringstermijn voor elke rechtsvordering voortvloeiend uit een verzekeringsovereenkomst bedraagt drie jaar. In de levensverzekering bedraagt de termijn dertig jaar voor wat betreft de rechtsvordering aangaande de reserve die op de datum van opzegging of op de einddatum gevormd is door de betaalde premies, onder aftrek van de verbruikte sommen.

De termijn begint te lopen vanaf de dag van het voorval dat het vorderingsrecht doet ontslaan. Wanneer degene aan wie de rechtsvordering toekomt, bewijst dat hij pas op een later tijdstip van het voorval kennis heeft gekregen, begint de termijn te lopen vanaf dat tijdstip, maar hij verstrijkt in elk geval vijf jaar na het voorval, behoudens bedrog.

In de aansprakelijkheidsverzekering begint de termijn, wat de regresvordering van de verzekerde tegen de verzekeraar betreft, te lopen vanaf het instellen van de rechtsvordering door de benadeelde, onverschillig of het gaat om een oorspronkelijke eis tot schadeloosstelling dan wel om een latere eis naar aanleiding van een verzwaring van de schade of van het ontslaan van een nieuwe schade.

In de persoonsverzekering begint de termijn, wat de rechtsvordering van de begunstigde betreft, te lopen vanaf de dag waarop deze tegelijk kennis heeft van het bestaan van de overeenkomst, van zijn hoedanigheid van begunstigde en van het voorval dat de verzekeringsprestaties opeisbaar doet worden. § 2. Onder voorbehoud van bijzondere wettelijke bepalingen, verjaart de vordering die voortvloeit uit het eigen recht dat de benadeelde tegen de verzekeraar heeft krachtens artikel 150 door verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf het schadeverwekkend feit of, indien er misdrijf is, vanaf de dag waarop dit is gepleegd.

Indien de benadeelde evenwel bewijst dat hij pas op een later tijdstip kennis heeft gekregen van zijn recht tegen de verzekeraar, begint de termijn pas te lopen vanaf dat tijdstip, maar hij verstrijkt in elk geval na verloop van tien jaar, te rekenen vanaf het schadeverwekkend feit of, indien er misdrijf is, vanaf de dag waarop dit is gepleegd. § 3. De regresvordering van de verzekeraar tegen de verzekerde verjaart door verloop van drie jaar, te rekenen vanaf de dag van de betaling door de verzekeraar, behoudens bedrog.

Schorsing en stuiting van de verjaring

Art. 89.§ 1. De verjaring tegen minderjarigen, onbekwaamverklaarden en andere onbekwamen loopt niet tot de dag van de meerderjarigheid of van de opheffing van de onbekwaamheid. § 2. De verjaring loopt niet tegen de verzekerde, de begunstigde of de benadeelde die zich door overmacht in de onmogelijkheid bevindt om binnen de voorgeschreven termijn op te treden. § 3. Indien het schadegeval tijdig is aangemeld, wordt de verjaring gestuit tot op het ogenblik dat de verzekeraar aan de wederpartij schriftelijk kennis heeft gegeven van zijn beslissing. § 4. Stuiting of schorsing van de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen een verzekerde heeft stuiting of schorsing van de verjaring van zijn rechtsvordering tegen de verzekeraar tot gevolg.

Stuiting of schorsing van de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekeraar heeft stuiting of schorsing van de verjaring van zijn rechtsvordering tegen de verzekerde tot gevolg. § 5. De verjaring van de vordering bedoeld in artikel 88, § 2, wordt gestuit zodra de verzekeraar kennis krijgt van de wil van de benadeelde om een vergoeding te bekomen voor de door hem geleden schade. De stuiting eindigt op het ogenblik dat de verzekeraar aan de benadeelde schriftelijk kennis geeft van zijn beslissing om te vergoeden of van zijn weigering. Afdeling XI. - Scheidsrechterlijke uitspraken

Scheidsrechterlijke uitspraken

Art. 90.§ 1. Het beding waarbij de partijen bij een verzekeringsovereenkomst zich vooraf verbinden de geschillen die uit de overeenkomst zouden ontstaan, voor te leggen aan scheidsrechters, wordt voor niet geschreven gehouden. § 2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten betreffende de risico's die de Koning bepaalt.

De risico's, bedoeld in artikel 85, § 2, tweede lid, kunnen evenwel niet uitgesloten worden. HOOFDSTUK 2. - Bepalingen eigen aan de verzekeringen tot vergoeding van schade Belang bij het verzekerde

Art. 91.De verzekerde moet kunnen aantonen dat hij een in geld waardeerbaar belang heeft bij het behoud van de zaak of bij de gaafheid van het vermogen.

Verzekering ten behoeve van een derde

Art. 92.De verzekering kan worden gesloten ten behoeve van wie het aangaat. In dat geval is de verzekerde hij die in geval van schade aantoont belang te hebben bij het verzekerde.

Alle excepties eigen aan de verzekeringsovereenkomst en waarop de verzekeraar zich tegen de verzekeringnemer kan beroepen zijn tegenstelbaar aan de verzekerde, wie het ook zij.

Omvang van de verzekeringsprestatie

Art. 93.De prestatie die de verzekeraar verschuldigd is, mag de door de verzekerde geleden schade niet te boven gaan.

Deze schade kan ondermeer bestaan in verlies van gebruik van het verzekerde goed en in derving van verwachte winst.

Samenloop van verzekeringen van verschillende aard

Art. 94.Tenzij anders is bedongen, wordt de prestatie die voortvloeit uit een verzekeringsovereenkomst tot vergoeding van schade niet verminderd met de prestatie die voortvloeit uit een verzekering tot uitkering van een vast bedrag.

Indeplaatsstelling van de verzekeraar

Art. 95.De verzekeraar die de schadevergoeding betaald heeft, treedt ten belope van het bedrag van die vergoeding in de rechten en rechtsvorderingen van de verzekerde of de begunstigde tegen de aansprakelijke derden.

Indien, door toedoen van de verzekerde of de begunstigde, de indeplaatsstelling geen gevolg kan hebben ten voordele van de verzekeraar, kan deze van hem de terugbetaling vorderen van de betaalde schadevergoeding in de mate van het geleden nadeel.

De indeplaatsstelling mag de verzekerde of de begunstigde, die slechts gedeeltelijk vergoed is, niet benadelen. In dat geval kan hij zijn rechten uitoefenen voor hetgeen hem nog verschuldigd is, bij voorrang boven de verzekeraar.

De verzekeraar heeft geen verhaal op de bloedverwanten in de rechte opgaande of nederdalende lijn, de echtgenoot en de aanverwanten in de rechte lijn van de verzekerde, noch op de bij hem inwonende personen, zijn gasten en zijn huispersoneel, behoudens kwaad opzet. In geval van kwaad opzet door minderjarigen kan de Koning het recht van verhaal beperken van de verzekeraar die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privéleven dekt.

De verzekeraar kan evenwel verhaal uitoefenen op de in het vorige lid genoemde personen, voor zover hun aansprakelijkheid daadwerkelijk door een verzekeringsovereenkomst is gedekt.

Oververzekering te goeder trouw

Art. 96.Wanneer een bedrag te goeder trouw te hoog is verzekerd bij een of meer overeenkomsten afgesloten bij dezelfde verzekeraar, heeft elke partij het recht dit te verminderen tot de waarde van het verzekerde.

Wanneer het verzekerde bedrag is verdeeld over verschillende overeenkomsten, afgesloten bij verschillende verzekeraars, wordt de vermindering, bij gebrek aan overeenstemming tussen alle partijen, toegepast op de bij de overeenkomsten verzekerde bedragen, naar hun tijdsorde, te beginnen met de jongste overeenkomst, en brengt zij de opzegging mee van één of verscheidene overeenkomsten waarvan het verzekerde bedrag aldus tot nul wordt teruggebracht.

Oververzekering te kwader trouw

Art. 97.Wanneer een zelfde verzekerbaar belang door een of meer overeenkomsten te kwader trouw verzekerd is voor een te hoog bedrag, bij een of meer verzekeraars, zijn de overeenkomsten nietig en hebben de verzekeraar of de verzekeraars, indien zij te goeder trouw zijn, het recht de geïnde premies te behouden als schadevergoeding.

Onderverzekering : evenredigheidsbeginsel

Art. 98.§ 1. Indien de waarde van het verzekerbaar belang bepaalbaar is en indien het verzekerd bedrag lager is dan die waarde, dan is de verzekeraar slechts tot prestatie gehouden naar de verhouding van dat bedrag tot die waarde, tenzij anders is bedongen. § 2. De Koning kan voor bepaalde risico's de onderverzekering en de toepassing van het evenredigheidsbeginsel beperken of verbieden.

Verdeling van de last van het schadegeval in geval van samenloop van verzekeringen

Art. 99.§ 1. Wanneer een zelfde belang is verzekerd bij verscheidene verzekeraars tegen hetzelfde risico, kan de verzekerde, in geval van schade, van elke verzekeraar schadevergoeding vorderen binnen de grenzen van ieders verplichtingen en ten belope van de vergoeding waarop hij recht heeft.

Behalve in geval van fraude, kan geen verzekeraar zich beroepen op het bestaan van andere overeenkomsten die hetzelfde risico dekken om zijn waarborg te weigeren. § 2. Tenzij de verzekeraars een andere verdeelsleutel bedongen hebben, wordt de last van het schadegeval omgeslagen als volgt : 1° Indien de waarde van het verzekeraar belang bepaalbaar is, geschiedt de omslag over de verzekeraars naar evenredigheid van hun respectieve verplichtingen;2° Indien de waarde van het verzekeraar belang niet bepaalbaar is, dragen alle overeenkomsten met een gelijk aandeel bij ten belope van het hoogste bedrag dat door alle overeenkomsten gemeenschappelijk verzekerd is;zonder dat nog rekening wordt gehouden met de overeenkomsten waarvan de daadwerkelijke dekking met dat bedrag overeenkomt, wordt het overblijvende gedeelte van de schadevergoeding op dezelfde wijze verdeeld. Die verdelingstechniek wordt telkens herhaald totdat de schade geheel is vergoed of totdat is voldaan aan de dekkingen die door de gezamenlijke overeenkomsten daadwerkelijk worden verleend; 3° Indien een of meer verzekeraars niet in staat zijn hun aandeel geheel of gedeeltelijk te betalen, wordt dit over de andere verzekeraars omgeslagen op de wijze bepaald in 2°, evenwel zonder dat de door ieder van hen verzekerde som wordt overschreden. § 3. Indien een of meer verzekeraars niet in staat zijn hun aandeel geheel of gedeeltelijk te betalen, hebben de andere verzekeraars op hen een recht van verhaal in verhouding tot de bijkomende lasten die zij gedragen hebben.

Overlijden van de verzekeringnemer, begunstigde van de dekking

Art. 100.In geval van overgang van het verzekerde belang ten gevolge van het overlijden van de verzekeringnemer, gaan de rechten en verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst over op de nieuwe houder van dat belang.

De nieuwe houder van het verzekerde belang en de verzekeraar kunnen evenwel kennis geven van de beëindiging van de overeenkomst, de eerste bij een aangetekende brief, binnen drie maanden en veertig dagen na het overlijden, de tweede in de bij artikel 84, § 1, voorgeschreven vormen, binnen drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop hij kennis heeft gekregen van het overlijden.

Overeenkomsten gesloten intuitu personae

Art. 101.In afwijking van artikel 100 eindigt de overeenkomst die uit hoofde van de persoon van de verzekerde is gesloten, van rechtswege door diens overlijden. HOOFDSTUK 3. - Bepalingen eigen aan de verzekering tot uitkering van een vast bedrag Belang bij het verzekerde

Art. 102.De begunstigde moet een persoonlijk en geoorloofd belang hebben bij het zich niet voordoen van de verzekerde gebeurtenis.

Dat belang is voldoende aangetoond wanneer de verzekerde met de overeenkomst heeft ingestemd.

Geen indeplaatsstelling

Art. 103.Tenzij anders is bedongen, treedt de verzekeraar die de verzekerde prestaties heeft uitgevoerd, niet in de rechten van de verzekeringnemer of de begunstigde jegens derden.

Samenloop van schadevergoedingen en prestaties

Art. 104.Tenzij anders is bedongen, worden de verplichtingen van de verzekeraar niet verminderd door de schadevergoedingen of prestaties die de begunstigde op andere gronden verkrijgt.

TITEL III. - Schadeverzekeringen HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Het beginsel van de schadevergoeding

Art. 105.Elke schadeverzekering beoogt de vergoeding van schade.

Reddingskosten

Art. 106.De kosten die voortvloeien zowel uit de maatregelen die de verzekeraar heeft gevraagd om de gevolgen van het schadegeval te voorkomen of te beperken als uit de dringende en redelijke maatregelen die de verzekerde uit eigen beweging heeft genomen om bij nakend gevaar een schadegeval te voorkomen, of, zodra het schadegeval ontstaat, om de gevolgen ervan te voorkomen of te beperken, worden mits zij met de zorg van een goed huisvader zijn gemaakt, door de verzekeraar gedragen, ook wanneer de aangewende pogingen vruchteloos zijn geweest. Zij komen te zijnen laste zelfs boven de verzekerde som.

Voor de aansprakelijkheidsverzekeringen, andere dan die bedoeld in de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen en voor de zaakverzekeringsovereenkomsten, kan de Koning de in het eerste lid van dit artikel bedoelde kosten beperken. HOOFDSTUK 2. - Zaakverzekeringsovereenkomsten Afdeling I. - Gemeenschappelijke bepalingen betreffende alle

zaakverzekeringen Onderafdeling 1. - Verzekerbare waarde Wijze van waardebepaling

Art. 107.De partijen kunnen bepalen op welke wijze de waarde van de goederen wordt begroot voor de verzekering. In afwijking van artikel 93 kunnen zij een herbouwwaarde, een herstelwaarde of een vervangingswaarde bedingen, zelfs zonder aftrek van de waardevermindering wegens ouderdom.

Vaststelling van de verzekerde som

Art. 108.De verzekerde som wordt vastgesteld door de verzekeringnemer. Deze som wordt geacht gelijk te zijn aan de waarde van het verzekerbaar belang indien ze is vastgesteld in akkoord met de gemandateerde van de verzekeraar.

Partijen kunnen overeenkomen dat die som van rechtswege wordt aangepast volgens maatstaven die zij bepalen.

Voorafgaande taxatie

Art. 109.Partijen kunnen bij een uitdrukkelijk beding aan bepaalde goederen een getaxeerde waarde toekennen. Die waarde is voor partijen bindend, behoudens bedrog.

Wanneer een goed waarvoor een getaxeerde waarde is bedongen een aanzienlijke waardevermindering ondergaat, kan elke partij het bedrag van de getaxeerde waarde verminderen of een einde maken aan de overeenkomst.

Onderafdeling 2. - Verplichtingen van de verzekerde Gesteldheid van de plaats

Art. 110.De verzekerde mag behalve indien het echt noodzakelijk is op eigen gezag geen veranderingen aanbrengen aan het beschadigde goed waardoor het onmogelijk of moeilijker wordt de oorzaken van de schade te bepalen of de schade te taxeren.

Indien de verzekerde de in het eerste lid bedoelde verplichting niet nakomt en er daardoor nadeel ontstaat voor de verzekeraar, kan deze laatste aanspraak maken op een vermindering van zijn prestatie tot beloop van het door hem geleden nadeel of kan hij schadevergoeding vorderen.

Komt de verzekerde de in het eerste lid bedoelde verplichting met bedrieglijk opzet niet na, dan kan de verzekeraar zijn dekking weigeren.

Onderafdeling 3. - Overdracht onder de levenden Overdracht onder de levenden van een verzekerde zaak

Art. 111.§ 1. In geval van overdracht onder de levenden van een onroerend goed, eindigt de verzekering van rechtswege drie maanden na de datum van het verlijden van de authentieke akte.

Tot het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn, blijft de aan de overdrager verleende dekking gelden voor de overnemer, tenzij deze laatste dekking geniet uit hoofde van een andere overeenkomst. § 2. In geval van overdracht onder de levenden van een roerend goed, eindigt de verzekering van rechtswege zodra de verzekerde het goed niet meer in zijn bezit heeft, tenzij de partijen bij de verzekeringsovereenkomst een andere datum hebben bedongen.

Onderafdeling 4. - Betaling van de schadevergoeding en voorrecht van de verzekeraar Bevoorrechte en hypothecaire schuldeisers

Art. 112.In zover de schadevergoeding die verschuldigd is wegens het verlies of de beschadiging van een goed niet geheel gebruikt wordt voor de herstelling of de vervanging van dat goed, wordt zij aangewend voor de betaling van de bevoorrechte of hypothecaire schuldvorderingen, ieder volgens haar rang.

De betaling van de vergoeding aan de verzekerde bevrijdt niettemin de verzekeraar indien de schuldeisers wier voorrecht niet openbaar gemaakt wordt, geen voorafgaand verzet hebben gedaan.

Het eerste en het tweede lid doen geen afbreuk aan de wettelijke voorschriften betreffende de rechtstreekse vorderingen tegen de verzekeraar in bijzondere gevallen.

Faillissement van de verzekerde

Art. 113.In geval van faillissement van de verzekerde komt de vergoeding toe aan de failliete boedel. Zijn sommige van de verzekerde goederen evenwel niet vatbaar voor beslag, dan komt de vergoeding die verschuldigd is krachtens de overeenkomst tot verzekering van die goederen, aan de gefailleerde toe.

Voorrecht van de verzekeraar

Art. 114.Het voorrecht geldt slechts op de verzekerde zaak voor de premie die betrekking heeft op de periode waarin de verzekeraar het risico daadwerkelijk heeft gedekt. Het geldt slechts voor een bedrag gelijk aan twee jaarpremies, ongeacht de wijze van betaling van de premie.

Dat voorrecht heeft niet te worden ingeschreven. Het volgt in rang onmiddellijk na dat van de gerechtskosten. Afdeling II. - Nadere bepalingen betreffende sommige zaakverzekeringen

Onderafdeling 1. - Brandverzekering Normale dekking

Art. 115.Tenzij anders is bedongen, dekt de brandverzekering de verzekerde goederen tegen schade veroorzaakt door brand, door blikseminslag, door ontploffing, door implosie, alsmede door het neerstorten van of het getroffen worden door luchtvaartuigen of door voorwerpen die ervan afvallen of eruit vallen, en door het getroffen worden door enig ander voertuig of door dieren.

Uitbreiding van de dekking

Art. 116.Ook wanneer het schadegeval zich voordoet buiten de verzekerde goederen, strekt de verzekeringsdekking zich uit tot schade die aan deze goederen is veroorzaakt door : 1° hulpverlening of enig dienstig middel tot het behoud, het blussen of de redding;2° afbraak of vernietiging bevolen om verdere uitbreiding van de schade te voorkomen;3° instorting als rechtstreeks en uitsluitend gevolg van een schadegeval;4° gisting of zelfontbranding gevolgd door brand of ontploffing. Inboedelverzekering

Art. 117.De verzekering van de inboedel waarmee een gebouw of een gedeelte van een gebouw gestoffeerd is, omvat niet alleen de goederen die aan de verzekerde toebehoren, maar ook die van alle bij hem inwonende personen, ten behoeve van wie de verzekeringnemer geacht wordt de verzekering mede te hebben gesloten.

Niettemin kunnen de partijen overeenkomen van de verzekerde inboedel bepaalde goederen, die in de overeenkomst worden bepaald, uit te sluiten.

Verzekering van de met schade samenhangende aansprakelijkheid

Art. 118.Tenzij anders is bedongen wordt de schade voortkomend uit lichamelijke letsels niet gedekt door de verzekering van de aansprakelijkheid opgelopen tengevolge van een schadegeval dat de in de overeenkomst aangewezen goederen treft en waarvan de oorzaak of het voorwerp wordt vermeld in de artikelen 115 tot 117.

Exclusiviteitsclausules

Art. 119.De verzekeraar kan de verzekeringnemer niet verplichten om bij hem te verzekeren : 1° de verhoging van de verzekerde bedragen;2° andere schade dan die waarvoor aanvankelijk dekking is verleend. Het eerste lid doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 108, tweede lid.

Rechten van bevoorrechte en hypothecaire schuldeisers

Art. 120.§ 1. Geen verweermiddel of verval van recht voortvloeiend uit een feit dat zich na het schadegeval heeft voorgedaan, kan door de verzekeraar worden tegengeworpen aan de schuldeiser die op de verzekerde goederen een recht van voorrang heeft, dat de verzekeraar bekend is. § 2. De schorsing van de dekking van de verzekeraar, de vermindering van het bedrag en de opzegging van de overeenkomst kunnen aan de schuldeisers bedoeld in paragraaf 1 worden tegengeworpen.

Indien een van die schuldeisers aan de verzekeraar mededeling heeft gedaan van het bestaan van zijn recht van voorrang, kunnen de schorsing, de vermindering en de opzegging hem eerst worden tegengeworpen na verloop van een termijn van een maand te rekenen vanaf de kennisgeving die de verzekeraar daarvan doet bij aangetekende brief. De termijn gaat in volgend op die waarop de brief is afgegeven.

Wanneer de schorsing of de opzegging het gevolg is van wanbetaling van de premie door de verzekeringnemer, kan de schuldeiser de gevolgen daarvan afwenden door binnen een maand na de kennisgeving door de verzekeraar, de achterstallige premies te betalen, in voorkomend geval vermeerderd met de intrest en de kosten van gerechtelijke invordering.

Betaling van schadevergoeding

Art. 121.§ 1. De partijen kunnen overeenkomen dat de vergoeding slechts betaalbaar zal zijn naarmate de verzekerde goederen worden wedersamengesteld of wederopgebouwd.

De niet-wederopbouw of -wedersamenstelling van die goederen buiten de wil van de verzekerde, heeft geen invloed op de berekening van de vergoeding, behalve dat het nieuwwaardebeding ontoepasselijk wordt. § 2. Voor wat betreft de eenvoudige risico's bepaald door de Koning, wordt de vergoeding betaald als volgt : 1° de verzekeraar stort het bedrag tot dekking van de kosten van huisvesting en van andere eerste hulp ten laatste binnen vijftien dagen die volgen op de datum van de mededeling van het bewijs dat deze kosten werden gemaakt;2° de verzekeraar betaalt het gedeelte van de vergoeding dat zonder betwisting bij onderling akkoord tussen de partijen is vastgesteld binnen dertig dagen die volgen op dit akkoord.In geval van betwisting van het bedrag van de schadevergoeding, stelt de verzekerde een expert aan die in samenspraak met de verzekeraar het bedrag van de schadevergoeding zal vaststellen. Indien er dan nog geen akkoord bereikt wordt, stellen beide experten een derde expert aan. De definitieve beslissing over het bedrag van de schadevergoeding wordt dan door de experten genomen met meerderheid van de stemmen. De kosten van de expert aangesteld door de verzekerde en desgevallend de derde expert worden voorgeschoten door de verzekeraar en zijn ten laste van de in het ongelijk gestelde partij.

De beëindiging van de expertise of de vaststelling van het bedrag van de schade moet plaatsvinden binnen 90 dagen die volgen op de datum waarop de verzekerde de verzekeraar heeft op de hoogte gebracht van de aanstelling van zijn expert. De schadevergoeding moet betaald worden binnen 30 dagen die volgen op de datum van de beëindiging van de expertise of, bij gebreke daaraan, op de datum van de vaststelling van het schadebedrag; 3° in geval van wederopbouw of wedersamenstelling van de beschadigde goederen, is de verzekeraar ertoe gehouden de verzekerde, binnen dertig dagen die volgen op de datum van sluiting van de expertise of, bij ontstentenis, de datum van de vaststelling van het bedrag van de schade, een eerste gedeelte uit te betalen dat gelijk is aan de in paragraaf 4, 1°, b) bepaalde minimumvergoeding. De rest van de vergoeding mag worden betaald in schijven naargelang de wederopbouw of wedersamenstelling vorderen, voor zover de voorgaande schijf uitgeput is.

De partijen kunnen na het schadegeval een andere verdeling van de betaling van de vergoedingsschijven overeenkomen; 4° in geval van vervanging van het beschadigde gebouw door de aankoop van een ander gebouw is de verzekeraar er toe gehouden de verzekerde, binnen dertig dagen die volgen op de datum van de sluiting van de expertise of bij ontstentenis eraan, van de bepaling van het bedrag van de schade, een eerste gedeelte uit te betalen dat gelijk is aan de in paragraaf 4, 1°, b) bepaalde minimumvergoeding. Het saldo wordt gestort bij het verlijden van de authentieke akte van aankoop van het vervangingsgoed; 5° in alle andere gevallen is de vergoeding betaalbaar binnen dertig dagen die volgen op de datum van de sluiting van de expertise of bij ontstentenis, de datum van de vaststelling van het bedrag van de schade;6° de sluiting van de expertise of de schatting van de schade bedoeld bij 3°, 4° en 5° hierboven moet plaatsvinden binnen negentig dagen die volgen op de datum van de aangifte van het schadegeval. § 3. De termijnen bedoeld bij paragraaf 2 worden opgeschort in de volgende gevallen : 1° De verzekerde heeft op de datum van sluiting van de expertise niet alle verplichtingen vervuld die hem door de verzekeringsovereenkomst zijn opgelegd.In dit geval beginnen de termijnen pas te lopen vanaf de dag die volgt op de dag waarop de verzekerde de genoemde contractuele verplichtingen is nagekomen; 2° Het gaat over een diefstal of er bestaan vermoedens dat het schadegeval opzettelijk veroorzaakt kan zijn door de verzekerde of de verzekeringsbegunstigde.In dit geval kan de verzekeraar zich het recht voorbehouden vooraf kopie van het strafdossier te nemen. Het verzoek om kennis ervan te mogen nemen moet uiterlijk binnen dertig dagen na de afsluiting van de door hem bevolen expertise geformuleerd worden. Indien de verzekerde of de begunstigde die om vergoeding vraagt niet strafrechtelijk wordt vervolgd, moet de eventuele betaling geschieden binnen dertig dagen nadat de verzekeraar kennis genomen heeft van de conclusies van het genoemde dossier; 3° Het schadegeval is veroorzaakt door een natuurramp bedoeld bij onderafdeling 2 van deze afdeling.In dit geval kan de minister bevoegd voor Economische Zaken de termijnen bedoeld bij paragraaf 2, 1°, 2° en 6°, verlengen; 4° De verzekeraar heeft de verzekerde schriftelijk de redenen duidelijk gemaakt die, buiten zijn wil en die van zijn gemachtigden om,, de sluiting van de expertise of de raming van de schade, bedoeld in paragraaf 2, 6°, beletten. § 4. 1°. Onverminderd de toepassing van de andere bepalingen van deze wet die een vermindering van de vergoeding mogelijk maken, mag de vergoeding bedoeld in paragraaf 2 niet minder zijn dan : a) in geval van verzekering tegen nieuwwaarde, wanneer de verzekerde het beschadigde goed wederopbouwt, wedersamenstelt of vervangt, 100 % van deze nieuwwaarde na aftrek van slijtage overeenkomstig paragraaf 5. Zo evenwel de wederopbouwprijs, de wedersamenstellingsprijs of de vervangingswaarde lager ligt dan de vergoeding voor het beschadigde goed, berekend in nieuwwaarde op de dag van het schadegeval, is de vergoeding minstens gelijk aan deze wederopbouw-, wedersamenstellings- of vervangingswaarde verhoogd met 80 % van het verschil tussen de oorspronkelijk voorziene vergoeding en deze wederopbouw-, wedersamenstellings- of vervangingswaarde verminderd met het slijtagepercentage van het beschadigde goed en met de taksen en rechten die zouden verschuldigd zijn op dit verschil na aftrek van de slijtage, overeenkomstig paragraaf 5; b) in geval van verzekering tegen nieuwwaarde, wanneer de verzekerde het beschadigde goed niet wederopbouwt, wedersamenstelt of vervangt, 80 % van deze nieuwwaarde na aftrek van de slijtage, overeenkomstig paragraaf 5;c) in geval van verzekering tegen een andere waarde, 100 % van deze waarde;2° in geval van wederopbouw, wedersamenstelling of vervanging van het beschadigde goed, omvat de vergoeding bedoeld bij paragraaf 2 alle taksen en rechten;3° indien de overeenkomst een formule van automatische aanpassing bevat, wordt de vergoeding voor het beschadigde gebouw, berekend op de dag van het schadegeval, verminderd met de vergoeding die reeds werd uitbetaald, verhoogd volgens de eventuele verhoging van het op het ogenblik van het schadegeval bekende jongste indexcijfer, gedurende de normale heropbouwperiode die begint te lopen op de datum van het schadegeval zonder dat de op die wijze verhoogde totale vergoeding 120 % van de oorspronkelijk vastgestelde vergoeding mag overschrijden en evenmin meer mag bedragen dan de totale kostprijs van de heropbouw. § 5. In geval van verzekering tegen nieuwwaarde mag de slijtage van een beschadigd goed of van het beschadigde gedeelte van een goed slechts worden afgetrokken indien deze hoger ligt dan 30 % van de nieuwwaarde. § 6. De paragrafen 1, 4 en 5 zijn niet van toepassing op de aansprakelijkheidsverzekering. § 7. In geval van niet-eerbiediging van de termijnen bedoeld bij paragraaf 2, brengt het gedeelte van de vergoeding dat niet wordt betaald binnen de termijnen van rechtswege een intrest op die gelijk is aan tweemaal de wettelijke intrestvoet te rekenen vanaf de dag die volgt op het verstrijken van de termijn tot op de dag van de daadwerkelijke betaling, tenzij de verzekeraar bewijst dat de vertraging niet te wijten is aan hemzelf of aan een van zijn gemachtigden.

Eigen recht van eigenaar en derden

Art. 122.De verzekeraar van de huurdersaansprakelijkheid keert, zowel in geval van huur als van onderhuur, de vergoeding uit aan de eigenaar van het gehuurde goed, met uitsluiting van alle andere schuldeisers van de huurder of van de onderhuurder.

De verzekeraar van het verhaal van derden keert de vergoeding uitsluitend aan die derden uit.

De eigenaar en de derden bezitten een eigen recht jegens de verzekeraar.

Onderafdeling 2. - De verzekering tegen natuurrampen wat betreft eenvoudige risico's Dekking van het risico van natuurrampen

Art. 123.De verzekeraar van de zaakverzekeringsovereenkomst met betrekking tot het gevaar brand die dekking verleent voor eenvoudige risico's, zoals bepaald ter uitvoering van artikel 121, § 2, verleent verplicht de waarborg tegen de hierna opgesomde natuurrampen volgens de voorwaarden bedoeld bij deze onderafdeling : a) de aardbeving;b) de overstroming;c) het overlopen of de opstuwing van de openbare riolen;d) de aardverschuiving of grondverzakking"; Elke schorsing, nietigheid, beëindiging of opzegging van de waarborg tegen natuurrampen brengt van rechtswege deze van de waarborg met betrekking tot het gevaar brand met zich. Elke schorsing, nietigheid, beëindiging of opzegging van de waarborg tegen brand brengt eveneens van rechtswege deze van de waarborg met betrekking tot het gevaar natuurrampen met zich.

Het geheel van de bij deze onderafdeling bedoelde gevaren vormt een enkele en dezelfde waarborg en mag slechts worden beperkt tot een gedeelte van de verzekerde bedragen op het gebouw en de inhoud, volgens de door de Koning bepaalde maatregelen.

Behoudens andersluidende bepalingen, worden de bepalingen van onderafdeling 1 toegepast op de waarborg bedoeld bij deze onderafdeling.

Natuurramp : omschrijving

Art. 124.§ 1. Onder natuurramp wordt verstaan : a) hetzij een overstroming, te weten het buiten de oevers treden van waterlopen, kanalen, meren, vijvers of zeeën ten gevolge van atmosferische neerslag, het afvloeien van water wegens onvoldoende absorptie door de grond ten gevolge van atmosferische neerslag, het smelten van sneeuw of ijs, een dijkbreuk of een vloedgolf, alsmede de aardverschuivingen of grondverzakkingen die eruit voortvloeien;b) hetzij een aardbeving van natuurlijke oorsprong die - tegen dit gevaar verzekerbare goederen vernietigt, breekt of beschadigt binnen 10 kilometer van het verzekerde gebouw, - of werd geregistreerd met een minimum magnitude van vier graden op de schaal van Richter, alsmede de overstromingen, het overlopen of het opstuwen van openbare riolen, de aardverschuivingen of grondverzakkingen die eruit voortvloeien;c) hetzij een overlopen of een opstuwing van openbare riolen veroorzaakt door het wassen van het water of door atmosferische neerslag, een storm, het smelten van sneeuw of ijs of een overstroming;d) hetzij een aardverschuiving of grondverzakking, te weten een beweging van een belangrijke massa van de bodemlaag, die goederen vernielt of beschadigt, welke geheel of ten dele te wijten is aan een natuurlijk fenomeen anders dan een overstroming of een aardbeving. § 2. Metingen uitgevoerd door bevoegde openbare instellingen of bij ontstentenis door private instellingen die over de nodige wetenschappelijke bevoegdheden beschikken, kunnen gebruikt worden voor de vaststelling van natuurrampen bedoeld in paragraaf 1, a) tot d). § 3. De Koning kan, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, de lijst van de in paragraaf 1 bedoelde natuurrampen uitbreiden.

Natuurramp : eenheid

Art. 125.§ 1. Worden beschouwd als één enkele aardbeving, de initiële aardbeving en haar naschokken die optreden binnen 72 uur, alsook de verzekerde gevaren die er rechtstreeks uit voortvloeien. § 2. Als één enkele overstroming wordt beschouwd, de initiële overstroming van een waterloop, kanaal, meer, vijver of zee en elke overloop die optreedt binnen 168 uur na het zakken van het waterpeil, te weten de terugkeer binnen zijn gewone limieten van de waterloop, kanaal, meer, vijver of zee alsook de verzekerde gevaren die er rechtstreeks uit voortvloeien.

Omvang van de waarborg

Art. 126.De waarborg dekt op zijn minst : a) de schade die rechtstreeks aan de verzekerde goederen wordt veroorzaakt door een natuurramp zoals bepaald in artikel 124 of een verzekerd gevaar dat er rechtstreeks uit voortvloeit, inzonderheid brand, ontploffing met inbegrip van ontploffing van springstoffen, en implosie;b) de schade aan de verzekerde goederen die zou voortspruiten uit maatregelen die in voornoemd geval zouden zijn genomen door een bij wet ingesteld gezag voor de beveiliging en de bescherming van de goederen en personen, daarbij inbegrepen de overstromingen die het gevolg zijn van het openzetten of de vernietiging van sluizen, stuwdammen of dijken, met het doel een eventuele overstroming of de uitbreiding ervan te voorkomen;c) de opruimings- en afbraakkosten nodig voor het herbouwen of voor de wedersamenstelling van de beschadigde verzekerde goederen;d) voor woningen, de huisvestingskosten gedaan in de loop van de drie maanden die volgen op het schadegeval wanneer de woonlokalen onbewoonbaar zijn geworden. De Koning kan bijkomende minimumvoorwaarden betreffende de waarborg opleggen.

Algemene uitsluitingen

Art. 127.§ 1. Behalve andersluidende uitdrukkelijke bepalingen van de verzekeringsovereenkomst, zijn in principe van de waarborg bedoeld bij deze onderafdeling uitgesloten de niet-binnengehaalde oogsten, de levende veestapel buiten het gebouw, de bodem, de teelten en de bosaanplantingen. § 2. Kunnen van de waarborg bedoeld bij deze onderafdeling worden uitgesloten : a) de voorwerpen die zich buiten een gebouw bevinden, behalve als ze er voorgoed aan vastgemaakt zijn;b) de constructies die gemakkelijk verplaatsbaar of uiteen te nemen zijn of die bouwvallig zijn of in afbraak zijn, en hun eventuele inhoud, behalve indien deze constructies als hoofdverblijf van de verzekerde dienen;c) tuinhuisjes, schuurtjes, berghokken en hun eventuele inhoud, afsluitingen en hagen van om het even welke aard, de tuinen, aanplantingen, toegangen en binnenplaatsen, terrassen, alsook de luxegoederen zoals zwembaden, tennis- en golfterreinen;d) de gebouwen of gedeelten van gebouwen in opbouw, verbouwing of herstelling en hun eventuele inhoud, behalve indien zij bewoond of normaal bewoonbaar zijn;e) de voertuigen en de lucht-, zee-, meer- en riviervaartuigen;f) de vervoerde goederen;g) de goederen waarvan de herstelling van de schade wordt georganiseerd door bijzondere wetten of door internationale overeenkomsten;h) schade veroorzaakt door elke bron van ioniserende stralingen;i) diefstal, vandalisme, onroerende en roerende beschadigingen gepleegd bij een diefstal of een poging tot diefstal en daden van kwaadwilligheid die mogelijk gemaakt werden of vergemakkelijkt door een verzekerd schadegeval. § 3. De Koning kan de bij de voorgaande paragrafen bedoelde uitsluitingen nader omschrijven.

Uitsluitingen voor het gevaar overstroming en het overlopen of de opstuwing van openbare riolen

Art. 128.Uit de door deze onderafdeling bedoelde waarborg, maar alleen voor het gevaar overstroming en het overlopen of de opstuwing van openbare riolen kan worden uitgesloten, de schade veroorzaakt aan de inhoud van kelders die op minder dan 10 centimeter van de grond is opgesteld, met uitzondering van de verwarmings-, elektriciteits- en waterinstallaties die er blijvend zijn bevestigd.

Onder een kelder verstaat men elk vertrek waarvan de grondoppervlakte zich bevindt op meer dan 50 centimeter beneden het niveau van de hoofdingang die leidt naar de woonvertrekken van het gebouw, met uitzondering van de kelderlokalen die blijvend als woonvertrekken of voor de uitoefening van een beroep zijn ingericht.

Risicozones

Art. 129.§ 1. Onder risicozones verstaat men de plaatsen die aan terugkerende en belangrijke overstromingen blootgesteld werden of blootgesteld kunnen worden. § 2. De Koning bepaalt, in overeenstemming met de gewesten de criteria op basis waarvan de gewesten hun voorstellen inzake de afbakening van de risicozones dienen te formuleren.

De Koning bakent vervolgens de risicozones af.

De Koning kan de risicozones slechts uitbreiden of verkleinen in onderling overleg met de gewesten. Hij bepaalt tenslotte de modaliteiten van de bekendmaking van de risicozones. § 3. In afwijking van artikel 123, derde lid, kan de verzekeraar van de zaakverzekeringsovereenkomst met betrekking tot het gevaar brand weigeren dekking te verlenen tegen de overstroming als hij een gebouw, een gedeelte van een gebouw of de inhoud van een gebouw dekt, die werden gebouwd meer dan achttien maanden na de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit, dat de zone waarin het gebouw zich bevindt, in overeenstemming met paragraaf 2, als risicozone klasseert.

De goederen bedoeld in het vorig lid zijn de goederen in opbouw, verbouwing of herstelling, die definitief zijn gesloten met afgewerkte en vast geplaatste deuren en ramen, en definitief en volledig gedekt zijn.

Deze uitzondering is eveneens van toepassing op de uitbreidingen op de grond van de goederen die bestonden voor de datum van klassering, bedoeld in het eerste lid.

Deze uitzondering is niet van toepassing op de goederen of delen van de goederen die werden heropgebouwd of wedersamengesteld na een schadegeval en die overeenstemmen met de waarde van de wederopbouw of de wedersamenstelling van de goederen voor het schadegeval. § 4. De informatie over het feit dat een goed in een risicozone gelegen is, wordt verstrekt : - door het comité van aankoop of de notaris, in de authentieke akte, in het geval van akte van overdracht van een zakelijk recht op een onroerend goed; - door de architect, schriftelijk in de overeenkomst, in het geval van bouw, restauratie of uitbreiding van een onroerend goed; - door de overdrager, schriftelijk in de overeenkomst, in geval van akte van overdracht van een zakelijk recht op een onroerend goed; - door de verhuurder, schriftelijk in de overeenkomst of in een bijzonder document, voor de in verhuur gegeven onroerende goederen die na de afbakening van de risicozones werden opgericht; - door de daartoe door de Koning aangewezen ambtenaren; - door de gemeentelijke administraties, wat betreft de risicozone's die zich op hun grondgebied bevinden.

Betaling van de vergoeding

Art. 130.§ 1. Behoudens toepassing van paragraaf 2, wordt de vergoeding betaald volgens de bepalingen van artikel 121.

De verzekeringsovereenkomst mag voor de risico's natuurrampen en andere uitzonderlijke gevaren geen hogere vrijstelling toepassen dan 610 euro per schadegeval. Dit bedrag is gekoppeld aan de ontwikkeling van het indexcijfer der consumptieprijzen met als basisindexcijfer dat van december 1983, namelijk 119,64 (Basis 1981 = 100). § 2. De verzekeraar mag het totaal van de vergoedingen die hij zal moeten betalen bij een natuurramp, beperken tot het laagste bedrag van die welke door toepassing van de volgende formules worden verkregen : a) (0,45 x P + 0,05 x S) met een minimum van 2.000.000 euro; b) (1,05 x 0,45 x P) met een minimum van 2.000.000 euro; waar : P het incasso is van de premies en bijkomende kosten, zonder commissie en acquisitiekosten voor de waarborgen brand en aanverwante gevaren plus elektriciteit van de eenvoudige risico's, bedoeld in artikel 121, § 2, incasso dat door de verzekeraar gerealiseerd werd gedurende het boekjaar voorafgaand aan het schadegeval;

S het bedrag is van de vergoedingen te betalen door de verzekeraar voor een natuurramp anders dan een aardbeving dat 0,45 x P overschrijdt.

In het geval van een aardbeving mag de verzekeraar het totaal van de vergoedingen die hij zal moeten betalen beperken tot het laagste bedrag van die welke door toepassing van de volgende formules worden verkregen : a) (1,20 x P + 0,05 x S') met een minimum van 2.000.000 euro; b) (1,05 x 1,20 x P) met een minimum van 2.000.000 euro; waar : P is het incasso van de premies en bijkomende kosten, zonder commissie en acquisitiekosten voor de waarborgen brand en aanverwante gevaren plus elektriciteit van de eenvoudige risico's, bedoeld in artikel 121, § 2, incasso dat door de verzekeraar gerealiseerd werd gedurende het boekjaar voorafgaand aan het schadegeval;

S' het bedrag is van de vergoedingen te betalen door de verzekeraar voor een aardbeving dat 1,20 x P overschrijdt.

Het bedrag van 2.000.000 euro, bedoeld bij deze paragraaf wordt geïndexeerd overeenkomstig het voorschrift van artikel 19, § 3, van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en door de Bank bekendgemaakt. § 3. Indien een verzekeraar de bepalingen van vorige paragraaf toepast, wordt de vergoeding, door hem verschuldigd uit hoofde van elke door hem gesloten verzekeringsovereenkomst, evenredig verminderd wanneer de limieten voorgeschreven door artikel 34-3, derde lid, van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen overschreden worden.

Tariferingsbureau

Art. 131.§ 1. Teneinde de dekking van de door deze onderafdeling bedoelde risico's te verzekeren, richt de Koning een Tariferingsbureau op met als opdracht de tariefvoorwaarden vast te stellen voor de risico's die geen dekking vinden. Behoudens de gevallen bedoeld in artikel 129, § 3, heeft elke kandidaat-verzekeringnemer toegang tot de tariefvoorwaarden van het Tariferingsbureau overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 2.

De Koning stelt de datum van inwerkingtreding van het Bureau vast.

Het Tariferingsbureau wordt niet beschouwd als een verzekeringstussenpersoon in de zin van artikel 5, 20°. § 2. De verzekeraar, die de kandidaat-verzekeringnemer weigert of die een premie of een vrijstelling voorstelt die hoger ligt dan de tariefvoorwaarden van het Bureau, moet de kandidaat-verzekeringnemer op eigen initiatief informeren over de tariefvoorwaarden van het Tariferingsbureau en tegelijk melding maken aan de kandidaat-verzekeringnemer dat deze zich eventueel kan wenden tot een andere verzekeraar. § 3. Het Bureau is samengesteld uit vier leden die de verzekeringsondernemingen vertegenwoordigen en uit vier leden die de consumenten vertegenwoordigen, benoemd door de Koning voor een termijn van zes jaar.

De leden van het Bureau worden gekozen uit een dubbele lijst, voorgesteld door de beroepsverenigingen van de verzekeringsondernemingen en door de verenigingen die in aanmerking komen om de belangen van de consumenten te vertegenwoordigen.

De Koning benoemt, voor een periode van zes jaar, een voorzitter die niet bij de vorige categorieën hoort.

De Koning bepaalt de vergoedingen waarop de voorzitter en de leden van het tariferingsbureau recht hebben.

De Koning wijst eveneens voor ieder lid een plaatsvervanger aan. De plaatsvervangers worden op dezelfde manier gekozen als de effectieve leden.

Het Bureau kan er deskundigen bij nemen die niet stemgerechtigd zijn.

De ministers bevoegd voor Economie, Binnenlandse Zaken en Consumentenzaken kunnen een waarnemer naar het Bureau afvaardigen.

Tenzij de Koning er anders over beslist, oefent het Bureau zijn activiteiten uit bij de Nationale Kas voor Rampenschade, bedoeld bij artikel 35 van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, die er het secretariaat en het dagelijks beheer van waarneemt. § 4. De Koning legt de voorwaarden vast van de werking van het Bureau en de verplichtingen van de verzekeraars. § 5. De aan de voorwaarden van het Bureau getarifeerde natuurrampenrisico's worden verzekerd door al de verzekeraars die in België de verzekering van de eenvoudige risico's tegen brand aanbieden. Het beheer van deze risico's wordt waargenomen door de zaakschadeverzekeraar eenvoudig risico brand van de verzekeringnemer of, bij gebreke daaraan, door een andere door de kandidaat-verzekeringnemer gekozen verzekeraar uit het geheel van de verzekeraars die in België de verzekering van de eenvoudige risico's tegen brand aanbieden. Het resultaat van dit beheer alsmede de werkingskosten van het Bureau worden omgeslagen over de verzekeraars die in België de verzekering van de eenvoudige risico's tegen brand aanbieden. § 6. Het Bureau maakt jaarlijks een verslag over zijn werking. Dit verslag bevat onder meer een analyse van de door de verzekeraars toegepaste tariefvoorwaarden en wordt onverwijld overgezonden aan de Federale Wetgevende Kamers.

Compensatiekas natuurrampen

Art. 132.§ 1. De Koning erkent, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, een Compensatiekas Natuurrampen, hierna Compensatiekas genoemd, met als opdracht de verdeelsleutel vast te stellen die toelaat de schadelast van de aan de voorwaarden van het Bureau getarifeerde risico's te verdelen tussen al de verzekeraars die in België de verzekering van de eenvoudige risico's tegen brand aanbieden.

Bovendien kan de Koning aan de Compensatiekas in het raam van de dekking van natuurrampen een opdracht tot coördinatie tussen een verzekeraar en de Nationale Kas voor Rampenschade toevertrouwen. § 2. De Koning keurt de statuten goed en reglementeert de controle op de activiteit van de Compensatiekas. Hij wijst de handelingen aan die in het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt. Zo nodig stelt de Koning de Compensatiekas in. § 3. De verzekeraars die in België de verzekering van de eenvoudige risico's tegen brand aanbieden, zijn hoofdelijk gehouden aan de Compensatiekas de stortingen te doen die nodig zijn voor het volbrengen van haar opdracht en om haar werkingskosten te dragen.

Indien de Compensatiekas door de Koning is ingesteld, legt een koninklijk besluit jaarlijks de regels vast voor het berekenen van de stortingen die door de verzekeraars moeten worden gedaan. § 4. De erkenning wordt ingetrokken indien de Compensatiekas niet handelt overeenkomstig de wetten, reglementen of haar statuten.

In dat geval kan de Koning alle passende maatregelen nemen tot vrijwaring van de rechten van de verzekeringnemers, de verzekerden en de benadeelden.

Zolang de vereffening duurt blijft de Compensatiekas aan de controle onderworpen.

De Koning benoemt voor deze vereffening een bijzonder vereffenaar.

Onderafdeling 3. - Oogstverzekering Opzegging na schadegeval

Art. 133.In afwijking van artikel 86 wanneer de verzekeraar zich inzake oogstverzekering het recht heeft voorbehouden de verzekering na een schadegeval op te zeggen, heeft deze opzegging eerst gevolg na het verstrijken van de normale oogstperiode.

Onderafdeling 4. - Krediet- en borgverzekering Toepassingsgebied

Art. 134.Deze onderafdeling is toepasselijk op de verzekeringsovereenkomsten tegen niet-betaling aan de verzekerde van schuldvorderingen, alsook tegen de andere risico's die daarmee kunnen gelijkgesteld worden en die door de Koning worden bepaald.

Niet-toepasselijke of aanvullende wetsbepalingen

Art. 135.De artikelen 57, 60, 81, 85, 86, 87, 90 en 95 zijn niet van toepassing op de kredietverzekering en op de borgtochtverzekering.

De artikelen 66, tweede en derde lid, en 80 zijn aanvullend wat de krediet- en borgtochtverzekering betreft.

Uitsluitingen

Art. 136.Dit deel is niet toepasselijk op : 1° de kredietverzekering en de borgtochtverzekering tot dekking van schuldvorderingen op het buitenland;2° de verzekeringen die behoren tot de bevoegdheid van de Nationale Delcrederedienst en die deze dienst rechtstreeks of onrechtstreeks verleent voor rekening of met waarborg van de Staat bij toepassing van de wet van 31 augustus 1939 op de Nationale Delcrederedienst. Definitieve weigering van de dekking

Art. 137.In afwijking van de artikelen 71, tweede lid en 72, kan de verzekeraar definitief dekking weigeren wanneer de verzekeringnemer een maand na de aanmaning tot betaling de achterstallige premies niet heeft betaald; in dat geval is de verzekeringnemer nog tot betaling van de achterstallige premies gehouden.

Onopzettelijk verzwijgen of onopzettelijk onjuist meedelen van gegevens bij de aangifte van het risico en verzwaring van het risico

Art. 138.Tenzij anders is bedongen, geldt : § 1. Wanneer het verzwijgen of het onjuist meedelen van gegevens niet opzettelijk geschiedt, kan de verzekeraar zijn prestatie verminderen op basis van de verhouding tussen de betaalde premie en de premie die de verzekeringnemer zou hebben moeten betalen indien hij het risico naar behoren had opgegeven. De verzekeraar kan niettemin zijn waarborg weigeren zo hij bewijst dat hij in geen enkel geval het werkelijke risico zou verzekerd hebben. In dat geval betaalt hij de premie terug.

Wanneer in de loop van een verzekering een omstandigheid bekend wordt die beide partijen op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst onbekend was, wordt paragraaf 2 toegepast zo deze omstandigheid een verzwaring van het verzekerde risico uitmaakt. § 2. Wanneer in de loop van de uitvoering van de overeenkomst het risico dat het verzekerde voorval zich voordoet, is verzwaard, moet de verzekeringnemer daarvan onmiddellijk mededeling doen aan de verzekeraar.

Indien zich een schadegeval voordoet en de verzekeringnemer met bedrieglijk opzet verzuimd heeft van de verzwaring kennis te geven, is de verzekeraar niet tot prestatie gehouden en heeft hij het recht de premie te behouden.

Indien de verzekeringnemer te goeder trouw is, kan de verzekeraar zijn uitkering verminderen naar de verhouding tussen de betaalde premie en de premie die de verzekeringnemer had moeten betalen indien de verzwaring in aanmerking was genomen. De verzekeraar kan niettemin zijn waarborg weigeren zo hij bewijst dat hij in geen enkel geval het verzwaarde risico zou verzekerd hebben. In dat geval betaalt hij de premie terug.

Verhaalrecht van de verzekeraar

Art. 139.Alle rechten en rechtsvorderingen van de verzekerde betreffende de schuldvordering, die het voorwerp uitmaakt van de verzekering, gaan over op de verzekeraar die de verzekerde, zelfs gedeeltelijk, schadeloos heeft gesteld.

De artikelen 1689 tot 1701 en 2075 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing op de overgang van rechten en rechtsvorderingen bedoeld in het eerste lid.

Tenzij anders is bedongen, worden alle sommen die na schadegeval zijn ingevorderd, verdeeld tussen de verzekeraar en de verzekerde naar verhouding van hun aandeel in het verlies.

Indien de overdracht door het toedoen van de verzekerde geen gevolg kan hebben ten voordele van de verzekeraar, kan deze hem de terugbetaling vorderen van de betaalde schadevergoeding in de mate waarin hij een nadeel heeft ondergaan.

Overdracht van de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen

Art. 140.De overdracht aan een derde van de rechten en verplichtingen die uit een overeenkomst van krediet- of borgtochtverzekering voortvloeien, kan aan de verzekeraar slechts worden tegengeworpen indien deze zijn schriftelijke toestemming heeft gegeven. HOOFDSTUK 3. - Aansprakelijkheidsverzekeringen Toepassingsgebied

Art. 141.Dit hoofdstuk is van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten die ertoe strekken de verzekerde dekking te geven tegen alle vorderingen tot vergoeding wegens het voorvallen van de schade die in de overeenkomst is beschreven, en zijn vermogen binnen de grenzen van de dekking te vrijwaren tegen alle schulden uit een vaststaande aansprakelijkheid.

Verplichtingen van de verzekeraar na het einde van de overeenkomst

Art. 142.§ 1. De verzekeringswaarborg slaat op de schade voorgevallen tijdens de duur van de overeenkomst en strekt zich uit tot vorderingen die na het einde van deze overeenkomst worden ingediend. § 2. Voor de takken die deel uitmaken van de algemene burgerrechtelijke aansprakelijkheid, andere dan de burgerrechtelijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen, die door de Koning worden bepaald, kunnen de partijen overeenkomen dat de verzekeringswaarborg alleen slaat op de vorderingen die schriftelijk worden ingesteld tegen de verzekerde of de verzekeraar tijdens de duur van de overeenkomst voor schade voorgevallen tijdens diezelfde duur.

In dat geval worden ook in aanmerking genomen, op voorwaarde dat ze schriftelijk worden ingesteld tegen de verzekerde of de verzekeraar binnen zesendertig maanden te rekenen van het einde van de overeenkomst, de vorderingen tot vergoeding die betrekking hebben op : - schade die zich tijdens de duur van deze overeenkomst heeft voorgedaan indien bij het einde van deze overeenkomst het risico niet door een andere verzekeraar is gedekt; - daden of feiten die aanleiding kunnen geven tot schade, die tijdens de duur van deze overeenkomst zijn voorgevallen en aan de verzekeraar zijn aangegeven.

Leiding van het geschil

Art. 143.Vanaf het ogenblik dat de verzekeraar tot het geven van dekking is gehouden en voor zover deze wordt ingeroepen, is hij verplicht zich achter de verzekerde te stellen binnen de grenzen van de dekking.

Ten aanzien van de burgerrechtelijke belangen en in zover de belangen van de verzekeraar en van de verzekerde samenvallen, heeft de verzekeraar het recht om, in de plaats van de verzekerde, de vordering van de benadeelde te bestrijden. Hij kan deze laatste vergoeden indien daartoe grond bestaat.

De tussenkomsten van de verzekeraar houden geen enkele erkenning in van aansprakelijkheid vanwege de verzekerde en zij mogen hem ook geen nadeel berokkenen.

Overdracht van de stukken

Art. 144.Alle gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken betreffende een schadegeval moeten onmiddellijk na de kennisgeving, de betekening of de terhandstelling aan de verzekerde, overgezonden worden aan de verzekeraar, bij verzuim waarvan de verzekerde de verzekeraar moet vergoeden voor de schade die deze geleden heeft.

Niet-verschijning

Art. 145.Wanneer de verzekerde bij verzuim niet verschijnt of zich niet onderwerpt aan een door de rechtbank bevolen onderzoeksmaatregel, moet hij de schade die de verzekeraar zou hebben geleden, vergoeden.

Betaling door de verzekeraar van de hoofdsom, de intrest en de kosten

Art. 146.De verzekeraar betaalt de in hoofdsom verschuldigde schadevergoeding ten belope van de dekking.

De verzekeraar betaalt, zelfs boven de dekkingsgrenzen, de intrest op de in hoofdsom verschuldigde schadevergoeding.

De verzekeraar betaalt, zelfs boven de dekkingsgrenzen, de kosten betreffende burgerlijke rechtsvorderingen, alsook de honoraria en de kosten van de advocaten en de deskundigen, maar alleen in zover die kosten door hem of met zijn toestemming zijn gemaakt of, in geval van belangenconflict dat niet te wijten is aan de verzekerde, voor zover die kosten niet onredelijk zijn gemaakt.

Voor de aansprakelijkheidsverzekeringen, andere dan die bedoeld in de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, kan de Koning de intresten en de kosten bedoeld in het tweede en het derde lid beperken.

Vrije beschikking over de schadevergoeding

Art. 147.De benadeelde beschikt vrij over de door de verzekeraar verschuldigde schadevergoeding. Het bedrag van de schadevergoeding mag niet verschillen naar gelang van het gebruik dat de benadeelde ervan zal maken.

Kwitantie ter afrekening

Art. 148.Elke kwitantie voor een gedeeltelijke afrekening of ter finale afrekening betekent voor de benadeelde niet dat hij van zijn rechten afziet.

Een kwitantie ter finale afrekening moet de elementen van de schade vermelden waarop die afrekening slaat.

Schadeloosstelling door de verzekerde

Art. 149.Wanneer de verzekerde de benadeelde heeft vergoed of hem een vergoeding heeft toegezegd, zonder de toestemming van de verzekeraar, kan zulks tegen deze laatste niet worden ingeroepen.

Het erkennen van feiten of het verstrekken van eerste geldelijke of medische hulp door de verzekerde kunnen voor de verzekeraar geen grond opleveren om zijn dekking te weigeren.

Eigen recht van de benadeelde

Art. 150.De verzekering geeft de benadeelde een eigen recht tegen de verzekeraar.

De door de verzekeraar verschuldigde schadevergoeding komt toe aan de benadeelde, met uitsluiting van de overige schuldeisers van de verzekerde.

Indien er meer dan één benadeelde is en het totaal bedrag van de verschuldigde schadeloosstellingen de verzekerde som overschrijdt, worden de rechten van de benadeelden tegen de verzekeraar naar evenredigheid verminderd ten belope van deze som. Niettemin blijft de verzekeraar die, onbekend met het bestaan van vorderingen van andere benadeelden, te goeder trouw aan een benadeelde een groter bedrag dan het aan deze toekomende deel heeft uitgekeerd, jegens die anderen slechts gehouden tot het beloop van het overblijvende gedeelte van de verzekerde som.

Tegenstelbaarheid van de excepties, nietigheid en verval van recht

Art. 151.§ 1. Bij de verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekeringen kunnen de excepties, vrijstellingen, de nietigheid en het verval van recht voortvloeiend uit de wet of de overeenkomst en die hun oorzaak vinden in een feit dat zich voor of na het schadegeval heeft voorgedaan, aan de benadeelde niet worden tegengeworpen.

Indien de nietigverklaring, de opzegging, de beëindiging of de schorsing van de overeenkomst geschied is voordat het schadegeval zich heeft voorgedaan, kan zij echter aan de benadeelde worden tegengeworpen. § 2. Voor de andere soorten burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekeringen kan de verzekeraar slechts de excepties, de nietigheid en het verval van recht voortvloeiend uit de wet of de overeenkomst tegenwerpen aan de benadeelde persoon voor zover deze hun oorzaak vinden in een feit dat het schadegeval voorafgaat.

De Koning kan het toepassingsgebied van paragraaf 1 echter uitbreiden tot de soorten van niet verplichte burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekeringen die Hij bepaalt.

Recht van verhaal van de verzekeraar op de verzekeringnemer

Art. 152.De verzekeraar kan zich, voor zover hij volgens de wet of de verzekeringsovereenkomst de prestaties had kunnen weigeren of verminderen, een recht van verhaal voorbehouden tegen de verzekeringnemer en, indien daartoe grond bestaat, tegen de verzekerde die niet de verzekeringnemer is ten belope van hun persoonlijk aandeel in de aansprakelijkheid.

De verzekeraar is op straffe van verval van zijn recht van verhaal verplicht de verzekeringnemer of, in voorkomend geval, de verzekerde die niet de verzekeringnemer is, kennis te geven van zijn voornemen om verhaal in te stellen zodra hij op de hoogte is van de feiten waarop dat besluit gegrond is.

De Koning kan het recht van verhaal beperken in de gevallen en in de mate die Hij bepaalt.

Tussenkomst in de rechtspleging

Art. 153.§ 1. Een vonnis kan aan de verzekeraar, aan de verzekerde of aan de benadeelde slechts worden tegengeworpen, indien zij in het geding partij zijn geweest of daarin zijn geroepen.

Niettemin kan het vonnis dat in een geschil tussen de benadeelde en de verzekerde is gewezen, worden tegengeworpen aan de verzekeraar indien vaststaat dat deze laatste in feite de leiding van het geding op zich heeft genomen. § 2. De verzekeraar kan vrijwillig tussenkomen in een geding dat door de benadeelde tegen de verzekerde is ingesteld.

De verzekerde kan vrijwillig tussenkomen in een geding dat door de benadeelde tegen de verzekeraar is ingesteld. § 3. De verzekeraar kan de verzekerde in het geding roepen dat door de benadeelde tegen hem is ingesteld.

De verzekerde kan de verzekeraar in het geding roepen dat door de benadeelde tegen hem is ingesteld. § 4. De verzekeringnemer, die niet de verzekerde is, kan vrijwillig tussenkomen of in het geding worden geroepen dat tegen de verzekeraar of de verzekerde is ingesteld. § 5. Wanneer het geding tegen de verzekerde is ingesteld voor het strafgerecht, kan de verzekeraar door de benadeelde of door de verzekerde in de zaak worden betrokken en kan hij vrijwillig tussenkomen, onder dezelfde voorwaarden als zou de vordering voor het burgerlijk gerecht gebracht zijn, maar het strafgerecht kan geen uitspraak doen over de rechten die de verzekeraar kan doen gelden tegenover de verzekerde of de verzekeringnemer. HOOFDSTUK 4. - Rechtsbijstandverzekeringen Toepassingsgebied

Art. 154.De artikelen 155 tot 157 zijn toepasselijk op de verzekeringsovereenkomsten waarbij de verzekeraar zich verbindt diensten te verrichten en kosten op zich te nemen, ten einde de verzekerde in staat te stellen zijn rechten te doen gelden, als eiser of als verweerder, hetzij in een gerechtelijke, administratieve of andere procedure, tenzij los van enige procedure.

De verdediging van de verzekerde door de aansprakelijkheidsverzekeraar uit hoofde van de artikelen 143 en 146 valt niet onder toepassing van de artikel 155 tot 157.

Geldboeten en minnelijke schikkingen in strafzaken

Art. 155.Geen enkele geldboete of geen enkele minnelijke schikking in strafzaken kan het voorwerp zijn van een verzekeringsovereenkomst, met uitzondering van die welke ten laste zijn van de persoon die burgerrechtelijk aansprakelijk is en die geen betrekking hebben op de wetten en de uitvoeringsbesluiten betreffende het wegverkeer of betreffende het vervoer over de weg.

Vrije keuze van raadslieden

Art. 156.In elke verzekeringsovereenkomst inzake rechtsbijstand moet uitdrukkelijk ten minste worden bepaald dat : 1° wanneer moet worden overgegaan tot een gerechtelijke of administratieve procedure, de verzekerde vrij is in de keuze van een advocaat of van iedere andere persoon die de vereiste kwalificaties heeft krachtens de op de procedure toepasselijke wet om zijn belangen te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen;2° telkens er zich een belangenconflict met zijn verzekeraar voordoet, de verzekerde vrij is in de keuze van een advocaat of zo hij er de voorkeur aan geeft, iedere andere persoon die de vereiste kwalificaties heeft krachtens de op de procedure toepasselijke wet om zijn belangen te verdedigen. Recht van de verzekeraar om dekking te weigeren

Art. 157.De verzekerde, bij verschil van mening met zijn verzekeraar over de gedragslijn die zal worden gevolgd voor de regeling van het schadegeval en na kennisgeving door de verzekeraar van diens standpunt of van diens weigering om de stelling van de verzekerde te volgen, heeft het recht een advocaat van zijn keuze te raadplegen onverminderd de mogelijkheid om een rechtsvordering in te stellen.

Zo de advocaat het standpunt van de verzekeraar bevestigt wordt aan de verzekerde de helft terugbetaald van de kosten en honoraria van deze raadpleging.

Indien tegen het advies van deze advocaat de verzekerde op zijn kosten een procedure begint en een beter resultaat bekomt dan hetgeen hij zou hebben bekomen indien hij het standpunt van de verzekeraar zou hebben gevolgd, is de verzekeraar die de stelling van de verzekerde niet heeft willen volgen gehouden zijn dekking te verlenen en de kosten van de raadpleging terug te betalen die ten laste van de verzekerde zouden zijn gebleven.

Indien de geraadpleegde advocaat de stelling van de verzekerde bevestigt, is de verzekeraar, ongeacht de afloop van de procedure, ertoe gehouden zijn dekking te verlenen met inbegrip van de kosten en de honoraria van de raadpleging.

TITEL IV. - Persoonsverzekeringen HOOFDSTUK 1. - Gemeenschappelijke bepalingen Naamgebondenheid van de polis

Art. 158.De polis moet op naam van de verzekeringnemer worden gesteld; zij kan niet aan order of aan toonder zijn.

Verzekering van zeer jonge kinderen

Art. 159.De Koning kan bijzondere voorwaarden opleggen aan verzekeringen die voorzien in uitkeringen voor het geval dat een kind dood geboren wordt of overlijdt voordat het de volle leeftijd van vijf jaar heeft bereikt. HOOFDSTUK 2. - Levensverzekeringsovereenkomsten Afdeling I. - Algemene bepalingen

Toepassingsgebied

Art. 160.Dit hoofdstuk is van toepassing op alle persoonsverzekeringen waarbij het zich voordoen van het verzekerd voorval alleen afhankelijk is van de menselijke levensduur, zelfs indien de partijen de wederzijdse prestaties hebben geëvalueerd zonder rekening te houden met de voorvalswetten. Die verzekeringen worden geacht uitsluitend te zijn gericht op de uitkering van een vast bedrag. De artikelen 167 en 178 zijn tevens van toepassing op kapitalisatieverrichtingen.

De Koning kan in een in de Ministerraad overlegd besluit genomen na advies van de FSMA en de Bank, de bepalingen van dit hoofdstuk aanduiden die niet van toepassing zijn op de levensverzekeringen die Hij aanduidt en aangeven welke bepalingen in plaats daarvan van toepassing zijn.

Samenloop en niet-indeplaatsstelling

Art. 161.Voor de toepassing van dit hoofdstuk is elk tegenstrijdig beding, toegelaten door de artikelen 103 en 104, nietig. Afdeling II. - Verzekerd risico

Onbetwistbaarheid

Art. 162.Zodra de levensverzekeringsovereenkomst in werking treedt, kan de verzekeraar zich niet meer beroepen op het onopzettelijk verzwijgen of het onopzettelijk onjuist meedelen van gegevens door de verzekeringnemer of de verzekerde.

De Koning kan de partijen toestaan om de onbetwistbaarheid uit te stellen onder de voorwaarden die Hij bepaalt.

Dwaling omtrent de leeftijd van de verzekerde

Art. 163.Wanneer de leeftijd van de verzekerde onjuist is opgegeven, worden de prestaties van elke partij vermeerderd of verminderd in verhouding tot de werkelijke leeftijd die in acht had moeten genomen worden.

Uitgesloten risico's

Art. 164.§ 1. Tenzij het tegendeel is bedongen, dekt de verzekering de zelfmoord van de verzekerde niet die gebeurt minder dan een jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst. De verzekering dekt de zelfmoord die gebeurt een jaar of meer dan een jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst. Het bewijs van de zelfmoord moet door de verzekeraar worden geleverd. § 2. Tenzij anders is bedongen, dekt de verzekeraar de dood van de verzekerde niet : 1° wanneer de dood het gevolg is van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke veroordeling tot de doodstraf;2° wanneer de dood zijn onmiddellijke en rechtstreekse oorzaak vindt in een misdaad of een wanbedrijf, door de verzekerde als dader of mededader opzettelijk gepleegd en waarvan de gevolgen door hem konden worden voorzien. Het zich voordoen van een uitgesloten risico

Art. 165.Indien de verzekerde overleden is ten gevolge van een uitgesloten risico, betaalt de verzekeraar de begunstigde de opbrengst terug van de kapitalisatie van de premies die betrekking hebben op de periode na de datum van het overlijden, en beperkt tot de verzekerde prestatie bij overlijden. Afdeling III. - Betaling van de premie en inwerkingtreding van de

overeenkomst Betaling van de eerste premie

Art. 166.Tenzij anders is bedongen, treedt de levensverzekeringsovereenkomst eerst in werking op de dag dat de eerste premie wordt betaald.

Niet-betaling van een premie

Art. 167.Niet-betaling van een premie geeft geen aanleiding tot enige vordering tot gedwongen tenuitvoerlegging vanwege de verzekeraar; volgens de door de Koning vastgestelde voorschriften brengt niet-betaling alleen de ontbinding van de overeenkomst mee of de vermindering van de prestaties van de verzekeraar.

Verplichting tot betaling van de premies

Art. 168.De verzekeringnemer kan door een andere overeenkomst dan de levensverzekeringsovereenkomst die hij heeft aangegaan, er zich toe verbinden om binnen het verband van de laatstgenoemde overeenkomst te blijven door er de premies van te betalen. Afdeling IV. - Rechten van de verzekeringnemer

a) Begunstiging Aanwijzing van de begunstigde Art.169. § 1. De verzekeringnemer heeft het recht één of meer begunstigden aan te wijzen. Dat recht komt uitsluitend aan hem toe en kan noch door de echtgenoot, noch door zijn wettelijke vertegenwoordigers, noch door zijn erfgenamen of rechthebbenden, noch door zijn schuldeisers worden uitgeoefend.

Het bewijs van het recht van de begunstigde wordt geleverd overeenkomstig artikel 64. § 2. De begunstigde moet identificeerbaar zijn wanneer de verzekerde prestaties opeisbaar worden. § 3. De verzekeraar is van iedere verbintenis bevrijd door de uitkering die hij te goeder trouw aan de begunstigde heeft gedaan voordat hij enig geschrift heeft ontvangen waarbij de aanwijzing wordt gewijzigd.

Geen begunstigde

Art. 170.Wanneer bij de verzekering geen begunstigde is aangewezen of wanneer de aanwijzing van de begunstigde geen gevolgen kan hebben of herroepen is, is de verzekeringsprestatie verschuldigd aan de verzekeringnemer of aan zijn nalatenschap.

Aanwijzing van de echtgenoot

Art. 171.Wanneer de echtgenoot bij name als begunstigde wordt aangewezen en hij in de zin van artikel 193 of van artikel 196 begunstigde blijft na echtscheiding, behoudt hij zijn recht op prestatie wanneer de verzekeringnemer een nieuw huwelijk aangaat, tenzij deze het tegendeel heeft bedongen.

Wordt de echtgenoot niet bij name als begunstigde aangewezen, dan komt het recht op prestatie toe aan hem die bij het opeisbaar worden van de verzekerde prestaties die hoedanigheid heeft.

Aanwijzing van de kinderen

Art. 172.Wanneer de kinderen niet bij name als begunstigden worden aangewezen, dan wordt het recht op prestaties verleend aan de personen die bij het opeisbaar worden van de prestaties deze hoedanigheid hebben. De afstammelingen in rechte lijn van een vooroverleden kind komen bij plaatsvervulling op.

Gezamenlijke aanwijzing van de kinderen en van de echtgenoot als begunstigden

Art. 173.Wanneer de echtgenoot en de kinderen al of niet bij name gezamenlijk als begunstigden worden aangewezen, dan wordt het recht op prestaties voor de helft verleend aan de echtgenoot en voor de helft aan de kinderen, tenzij anders is bedongen.

Aanwijzing van de wettelijke erfgenamen als begunstigden

Art. 174.Wanneer de wettelijke erfgenamen als begunstigden worden aangewezen zonder bij name te zijn vermeld, is, onder voorbehoud van tegenbewijs of andersluidend beding, de verzekeringsprestatie verschuldigd aan de nalatenschap van de verzekeringnemer.

Vooroverlijden van de aangewezen begunstigde

Art. 175.Indien de begunstigde overlijdt voor het opeisbaar worden van de verzekeringsprestatie en zelfs indien de begunstigde had aanvaard komt het recht op prestatie aan de verzekeringnemer of aan zijn nalatenschap toe, tenzij hij subsidiair een andere begunstigde heeft aangewezen. b) Herroeping van de begunstiging Recht van herroeping Art.176. Zolang zij niet door de aangewezen begunstigde is aanvaard, is de verzekeringnemer gerechtigd de begunstiging te herroepen totdat de verzekerde prestaties opeisbaar worden.

De herroeping wordt bewezen overeenkomstig artikel 64.

Het recht van herroeping komt uitsluitend toe aan de verzekeringnemer.

Het kan alleen door hem worden uitgeoefend en niet door zijn echtgenoot, wettelijke vertegenwoordigers, schuldeisers en behoudens het geval van artikel 957 van het Burgerlijk Wetboek, door zijn erfgenamen of rechthebbenden.

Gevolgen van de herroeping

Art. 177.Herroeping van de begunstiging doet het recht op de verzekerde prestaties vervallen. c) Afkoop en reductie Recht van afkoop en reductie Art.178. Het recht van afkoop en het recht van reductie komen toe aan de verzekeringnemer. Die rechten kunnen noch door zijn echtgenoot noch door zijn schuldeisers worden uitgeoefend. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder zij bestaan en kunnen worden uitgeoefend.

Na aanvaarding van de begunstiging is voor de uitoefening van het recht van afkoop de toestemming van de begunstigde vereist. d) Opnieuw in werking stellen van de overeenkomst Opnieuw in werking stellen Art.179. Bij opzegging van de verzekering wegens niet-betaling van de premie of bij reductie, kan de verzekering weer in werking worden gesteld in de gevallen en onder de voorwaarden door de Koning te bepalen. e) Voorschot op de in de overeenkomst verzekerde prestaties Recht van voorschot Art.180. Het recht om van de verzekeraar een voorschot op de verzekerde prestaties te verkrijgen, komt toe aan de verzekeringnemer.

Dat recht kan noch door zijn echtgenoot, noch door zijn schuldeisers worden uitgeoefend. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder dat recht bestaat en kan worden uitgeoefend.

Na aanvaarding van de begunstiging is voor de uitoefening van het recht van voorschot de toestemming van de begunstigde vereist. f) Inpandgeving van de rechten uit de overeenkomst Recht van inpandgeving Art.181. De uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende rechten kunnen in pand worden gegeven, en wel alleen door de verzekeringnemer, met uitsluiting van zijn echtgenoot en zijn schuldeisers.

In geval van aanvaarding van de begunstiging wordt de inpandgeving afhankelijk gemaakt van de toestemming van de begunstigde.

Vormvoorschrift

Art. 182.Inpandgeving van de rechten uit de overeenkomst kan alleen geschieden door middel van een bijvoegsel, getekend door de verzekeringnemer, de pandhoudende schuldeiser en de verzekeraar. g) Overdracht van de rechten uit de overeenkomst Recht van overdracht Art.183. De verzekeringnemer kan de uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende rechten geheel of ten dele overdragen. Dat recht van overdracht kan niet worden uitgeoefend door zijn echtgenoot of zijn schuldeisers.

In geval van aanvaarding van de begunstiging wordt de uitoefening van het recht van overdracht afhankelijk gemaakt van de toestemming van de begunstigde.

Vormvoorschrift

Art. 184.De overdracht van de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten, of van een gedeelte ervan, kan alleen geschieden door middel van een bijvoegsel, getekend door de overdrager, de overnemer en de verzekeraar.

Evenwel kan de verzekeringnemer in de overeenkomst bedingen dat bij zijn overlijden zijn rechten geheel of ten dele zullen overgaan aan een persoon die hij daartoe aanwijst. Afdeling V. - Rechten van de begunstigde

a) Recht op verzekeringsprestaties Recht op de verzekeringsprestaties Art.185. De begunstigde heeft door het enkele feit van zijn aanwijzing recht op de verzekeringsprestaties.

Dat recht wordt onherroepelijk door de aanvaarding van de begunstiging, onverminderd de herroeping van de schenkingen overeenkomstig de artikelen 953 tot 958 en 1096 van het Burgerlijk Wetboek en behoudens toepassing van artikel 175. b) Aanvaarding van de begunstiging Recht van aanvaarding Art.186. De begunstigde kan de begunstiging te allen tijde aanvaarden, ook nadat de verzekeringsprestaties opeisbaar zijn geworden.

Het recht van aanvaarding komt uitsluitend toe aan de begunstigde. Het kan niet worden uitgeoefend door zijn echtgenoot of zijn schuldeisers.

Vormvoorschrift

Art. 187.Zolang de verzekeringnemer leeft kan de aanvaarding slechts geschieden door een bijvoegsel bij de polis met de handtekening van de begunstigde, de verzekeringnemer en de verzekeraar.

Na het overlijden van de verzekeringnemer kan de aanvaarding uitdrukkelijk of stilzwijgend geschieden. Ten aanzien van de verzekeraar echter heeft de aanvaarding eerst gevolg nadat hem daarvan schriftelijk kennis is gegeven. c) Rechten van de erfgenamen van de verzekeringnemer ten aanzien van de begunstigde Inbreng of inkorting in geval van overlijden van de verzekeringnemer Art.188. In geval van overlijden van de verzekeringnemer is de verzekeringsprestatie, overeenkomstig het Burgerlijk Wetboek, onderworpen aan de inkorting en, voor zover de verzekeringnemer dit uitdrukkelijk heeft bedongen, aan de inbreng. d) Rechten van de schuldeisers van de verzekeringnemer ten aanzien van de begunstigde Verzekeringsprestaties Art.189. De schuldeisers van de verzekeringnemer hebben geen enkel recht op verzekeringsprestaties die aan de begunstigde verschuldigd zijn.

Terugbetaling van de premies

Art. 190.De schuldeisers van de verzekeringnemer kunnen van de begunstigde om niet geen terugbetaling vorderen van de premies behalve voor zover deze kennelijk buiten verhouding staan tot de vermogenstoestand van de verzekeringnemer en voor zover ze betaald zijn met bedrieglijke benadeling van hun rechten in de zin van artikel 1167 van het Burgerlijk Wetboek.

Die terugbetaling mag het bedrag van de aan de begunstigde verschuldigde verzekeringsprestaties niet overschrijden. Afdeling VI. - Gevolgen van de echtscheiding of van scheiding van

tafel en bed bij verzekering tussen in gemeenschap van goederen getrouwde echtgenoten A. Echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting Rechten van de verzekeringnemer gedurende de echtscheidingsprocedure

Art. 191.De rechten die aan de verzekeringnemer toekomen krachtens de artikelen 169 tot 184, blijven gedurende de echtscheidingsprocedure behouden, behoudens toepassing van de artikelen 1280 en 1283 van het Gerechtelijk Wetboek.

Recht op verzekeringsprestaties gedurende de echtscheidingsprocedure

Art. 192.De verzekeringsprestaties die opeisbaar worden gedurende de echtscheidingsprocedure, worden rechtsgeldig betaald aan de als begunstigde aangewezen echtgenoot, behoudens toepassing van de artikelen 1280 en 1283 van het Gerechtelijk Wetboek.

Recht op verzekeringsprestaties die opeisbaar worden na de overschrijving van de echtscheiding

Art. 193.Behoudens toepassing van artikel 299 van het Burgerlijk Wetboek, worden de verzekeringsprestaties die opeisbaar worden na de overschrijving van de echtscheiding rechtsgeldig betaald aan de uit de echt gescheiden echtgenoot die als begunstigde is aangewezen, tenzij in de overeenkomst zelf iemand anders, al dan niet bij name, als begunstigde wordt aangewezen in geval van echtscheiding en de verzekeraar op de hoogte werd gebracht van de echtscheiding, dan wel tenzij de echtgenoten gedurende de echtscheidingsprocedure of nadien anders hebben bedongen, en zij de verzekeraar op de hoogte hebben gebracht van de nieuwe aanwijzing.

B. Echtscheiding door onderlinge toestemming Rechten van de verzekeringnemer gedurende de proeftijd

Art. 194.De rechten die krachtens de artikelen 169 tot 184 aan de verzekeringnemer toekomen, blijven gedurende de proeftijd behouden, tenzij de echtgenoten anders hebben bedongen bij overeenkomst bedoeld in artikel 1287 van het Gerechtelijk Wetboek. De overeenkomst kan slechts aan de verzekeraar worden tegengeworpen nadat hij daarvan op de hoogte werd gesteld.

Recht op verzekeringsprestaties die opeisbaar worden tijdens de proeftijd

Art. 195.De verzekeringsprestaties die opeisbaar worden tijdens de proeftijd, worden rechtsgeldig betaald aan de als begunstigde aangewezen echtgenoot, tenzij de echtgenoten anders hebben bedongen bij overeenkomst bedoeld in artikel 1287 van het Gerechtelijk Wetboek, en zij de verzekeraar op de hoogte hebben gebracht van de nieuwe aanwijzing.

Recht op verzekeringsprestaties die opeisbaar worden na de overschrijving van de echtscheiding

Art. 196.Behoudens toepassing van artikel 299 van het Burgerlijk Wetboek, worden de verzekeringsprestaties die opeisbaar worden na de overschrijving van de echtscheiding, rechtsgeldig betaald aan de uit de echt gescheiden echtgenoot die als begunstigde is aangewezen, tenzij in de overeenkomst zelf iemand anders, al dan niet bij name, als begunstigde wordt aangewezen in geval van echtscheiding en de verzekeraar op de hoogte werd gebracht van de echtscheiding, dan wel tenzij de echtgenoten bij overeenkomst bedoeld in artikel 1287 van het Gerechtelijk Wetboek, anders hebben bedongen en zij de verzekeraar op de hoogte hebben gebracht van de nieuwe aanwijzing.

C. Scheiding van tafel en bed Scheiding van tafel en bed

Art. 197.§ 1. In geval van scheiding van tafel en bed op grond van onherstelbare ontwrichting zijn de artikelen 191 tot 193 van toepassing. § 2. In geval van scheiding van tafel en bed door onderlinge toestemming zijn de artikelen 194 tot 196 van toepassing. HOOFDSTUK 3. - Persoonsverzekeringsovereenkomsten andere dan levensverzekeringen Aard van de dekking

Art. 198.Persoonsverzekeringen, andere dan levensverzekeringen, strekken tot vergoeding van schade of tot uitkering van een vast bedrag, naargelang partijen bedongen hebben.

Verzekeringen tot uitkering van een vast bedrag, andere dan levensverzekeringen

Art. 199.De Koning bepaalt in hoever en volgens welke regels de bepalingen van deze wet die betrekking hebben op de levensverzekeringsovereenkomsten ook van toepassing zullen zijn op persoonsverzekeringsovereenkomsten tot uitkering van een vast bedrag, waarbij het zich voordoen van het verzekerde voorval niet uitsluitend afhangt van de menselijke levensduur.

Keuze van de arts

Art. 200.Voor zijn verzorging kiest de verzekerde vrij zijn arts. HOOFDSTUK 4. - Ziekteverzekeringsovereenkomsten Afdeling I. - Inleidende bepalingen

Begripsomschrijvingen

Art. 201.§ 1. Onder ziekteverzekeringsovereenkomst wordt verstaan : 1° de ziektekostenverzekering die, in geval van ziekte of in geval van ziekte en ongeval, prestaties waarborgt met betrekking tot elke preventieve, curatieve of diagnostische medische behandeling welke noodzakelijk is voor het behoud en/of het herstel van de gezondheid;2° de arbeidsongeschiktheidsverzekering die, in geval van ziekte of in geval van ziekte en ongeval, de vermindering of verlies van beroepsinkomen ten gevolge van de arbeidsongeschiktheid van een persoon geheel of gedeeltelijk vergoedt;3° de invaliditeitsverzekering die een prestatie waarborgt in geval van ziekte of in geval van ziekte en ongeval;4° de niet-verplichte zorgverzekering die in prestaties voorziet in geval van geheel of gedeeltelijk verlies van de zelfredzaamheid. Vallen buiten deze omschrijving van de ziekteverzekeringsovereenkomst : a) de tijdelijke reis- en hulpverleningsverzekeringen die de in het eerste lid bedoelde prestaties waarborgen;b) de wettelijke arbeidsongevallenverzekering en de daarmee verbonden aanvullende ongevallenverzekeringen;c) de ongevallenverzekeringen;d) de solidariteitsprestaties die bedoeld worden in artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels;e) de solidariteitsprestaties die bedoeld worden in artikel 1 van het koninklijk besluit van 15 december 2003 tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale pensioenovereenkomsten. § 2. Onder beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereenkomst wordt verstaan : de ziekteverzekeringsovereenkomst die gesloten is door één of meerdere verzekeringnemers ten behoeve van één of meerdere personen die op het moment van de aansluiting bij de verzekering beroepsmatig met de verzekeringnemer(s) verbonden zijn. § 3. Onder hoofdverzekerde wordt verstaan : degene ten behoeve van wie de ziekteverzekeringsovereenkomst wordt afgesloten. § 4. Onder bijverzekerden wordt verstaan : de gezinsleden van de hoofdverzekerde die bij de ziekteverzekeringsovereenkomst worden aangesloten. Afdeling II. - Andere dan beroepsgebonden

ziekteverzekeringsovereenkomsten Toepassingsgebied

Art. 202.De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de andere dan beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereenkomsten.

Deze bepalingen gelden voor de verzekeringnemer, de hoofdverzekerde en de bijverzekerden.

Duur van de verzekeringsovereenkomst

Art. 203.§ 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 59, 60, 65, 69, 70, 71, 72 en 81 en behoudens in geval van bedrog, worden de in artikel 201, § 1, 1°, 3° en 4°, bedoelde ziekteverzekerings-overeenkomsten voor het leven aangegaan. De in artikel 201, § 1, 2°, bedoelde ziekteverzekeringsovereenkomsten gelden ten minste tot de leeftijd van 65 jaar of tot een jongere leeftijd, wanneer deze de normale leeftijd is waarop de verzekerde zijn beroepswerkzaamheid volledig en definitief stopzet. § 2. Onverminderd de toepassing van artikel 85, § 3, kunnen de overeenkomsten worden aangegaan voor een beperkte duurtijd op uitdrukkelijk verzoek van de hoofdverzekerde en indien deze daar belang bij heeft. § 3. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de ziekteverzekerings-overeenkomsten die op bijkomende wijze worden aangeboden bij een hoofdrisico dat niet levenslang is.

Wijziging van het tarief en de voorwaarden van de overeenkomst

Art. 204.§ 1. Behoudens wederzijds akkoord van de partijen en op uitsluitend verzoek van de hoofdverzekerde alsmede in de in paragrafen 2, 3 en 4 vermelde gevallen, kan de verzekeraar de technische grondslagen van de premie en de dekkingsvoorwaarden, na het sluiten van een ziekteverzekeringsovereenkomst niet meer wijzigen.

De wijziging van de technische grondslagen van de premie en/of dekkingsvoorwaarden bij wederzijds akkoord van de partijen, zoals bepaald bij het eerste lid, kan enkel in het belang van de verzekerden gebeuren. § 2. De premie, de vrijstelling en de prestatie mogen worden aangepast op de jaarlijkse premievervaldag, op grond van het indexcijfer der consumptieprijzen. § 3. De premie, of de vrijstelling en de prestaties mogen worden aangepast op de jaarlijkse premievervaldag, op grond van één of verschillende specifieke indexcijfers aan de kosten van de diensten die gedekt worden door de private ziekteverzekeringsovereenkomsten, indien en voor zover de evolutie van dat of deze het indexcijfer der consumptieprijzen overschrijdt.

De Koning, op gemeenschappelijk voorstel van de ministers tot wier bevoegdheid de verzekeringen en de sociale zaken behoren en na raadpleging van het Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg (hierna "het Kenniscentrum") bepaalt de wijze waarop die indexcijfers worden opgebouwd. Hiertoe : - selecteert Hij een geheel van objectieve en representatieve parameters; - bepaalt Hij de berekeningswijze van deze parameters; - bepaalt Hij het respectieve gewicht van deze parameters in het of de indexcijfers.

Deze methode kan worden geëvalueerd door het Kenniscentrum op gemeenschappelijke vraag van de ministers die bevoegd zijn voor Verzekeringen en de Sociale Zaken.

Op basis van de door de Koning vastgestelde methode gaat de FOD Economie over tot de berekening en publiceert hij de waarde van het of de indexcijfers jaarlijks in het Belgisch Staatsblad op basis van de cijfers die zijn gekend op 30 juni. De publicatie van het resultaat gebeurt ten laatste op 1 september. De wijze van samenwerking tussen het Kenniscentrum en de FOD Economie wordt bepaald door een protocol tussen deze twee instellingen.

De Koning kan de regelmaat van de berekening en bekendmaking van de waarde van het of de indexcijfers verhogen.

De personen en instellingen die beschikken over de gegevens die nodig zijn voor de berekening moeten deze meedelen aan het Kenniscentrum en de FOD Economie als deze instellingen ze vragen. § 4. De toepassing van dit artikel laat artikel 41 van deze wet en artikel 21octies van de wet van 9 juli 1975 onverlet. § 5. De premie, de vrijstellingstermijn en de dekkingsvoorwaarden mogen op redelijke en proportionele wijze worden aangepast : 1. aan de wijzigingen in het beroep van de verzekerde wat de niet-verplichte ziektekostenverzekering, de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de invaliditeitsverzekering en de zorgverzekering betreft en/of 2.aan de wijzigingen in het inkomen van de verzekerde wat de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de invaliditeitsverzekering betreft en/of 3. wanneer deze laatste verandert van statuut in het stelsel van sociale zekerheid wat de ziektekostenverzekering en de arbeidsongeschiktheidsverzekering betreft, voor zover deze wijzigingen een betekenisvolle invloed hebben op het risico en/of de kosten of de omvang van de verleende dekking. Onbetwistbaarheid

Art. 205.Zodra een termijn van twee jaar verstreken is te rekenen van de inwerkingtreding van de ziekteverzekeringsovereenkomst, kan de verzekeraar zich niet meer beroepen op artikel 60 met betrekking tot het onopzettelijk verzwijgen of het onopzettelijk onjuist meedelen van gegevens door de verzekeringnemer of de verzekerde, wanneer deze gegevens betrekking hebben op een ziekte of aandoening waarvan de symptomen zich op het ogenblik van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst reeds hadden gemanifesteerd en deze ziekte of aandoening niet gediagnosticeerd werd binnen diezelfde termijn van twee jaar.

De verzekeraar kan zich niet beroepen op een onopzettelijk verzwijgen of onopzettelijk onjuist mededelen van gegevens, wanneer deze gegevens betrekking hebben op een ziekte of aandoening die zich op het ogenblik van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst nog op geen enkele wijze had gemanifesteerd.

Chronisch zieken en personen met een handicap

Art. 206.De kandidaat-verzekerde die chronisch ziek of gehandicapt is en de leeftijd van vijfenzestig jaar niet heeft bereikt, heeft recht op een ziektekostenverzekering, met dien verstande dat de kosten die verband houden met de ziekte of de handicap welke bestaat op het ogenblik van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst, onverminderd de toepassing van artikel 205 van de dekking mogen worden uitgesloten.

De premie moet deze zijn die aangerekend zou worden aan dezelfde persoon indien hij of zij niet chronisch ziek of gehandicapt was.

Onverminderd de toepassing van de artikelen 58 en 61 wat de informatie met betrekking tot de genetische gegevens betreft, wordt aan de verzekeringsovereenkomst een document gehecht dat nauwkeurig de bedoelde ziekte of handicap alsmede de kosten bepaalt die van de dekking uitgesloten zijn of slechts beperkt worden gedekt. De Koning bepaalt het model van het document.

Onverminderd de bevoegdheid van de hoven en rechtbanken worden de geschillen met betrekking tot de kosten die van de dekking uitgesloten zijn of slechts beperkt gedekt worden, eerst voorgelegd aan een door de Koning bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, opgericht bemiddelingsorgaan.

Art. 207.§ 1. De hoofdverzekerde brengt de verzekeraar, schriftelijk of elektronisch op de hoogte van het tijdstip waarop een bijverzekerde de verzekeringsovereenkomst verlaat en van diens nieuwe verblijfplaats.

Op basis van deze gegevens doet de verzekeraar de bijverzekerde binnen de dertig dagen een verzekeringsaanbod dat in overeenstemming is met de artikelen 203 en 204. De verzekeraar informeert de bijverzekerde dat het aanbod ook geldt voor de leden van zijn gezin. Hij kan niet inroepen dat het risico reeds verwezenlijkt is.

De bijverzekerde beschikt over een termijn van zestig dagen om het verzekeringsaanbod schriftelijk of elektronisch te aanvaarden. Bij het verstrijken van deze termijn vervalt het recht om het aanbod te aanvaarden. § 2. De verzekeringsovereenkomst die de bijverzekerde heeft aanvaard, gaat in op het tijdstip waarop hij het voordeel van de vorige verzekering verliest. Afdeling III. - Individuele voortzetting van beroepsgebonden

ziekteverzekeringsovereenkomst Toekenningsvoorwaarden

Art. 208.§ 1. Behalve in geval hij het voordeel van de beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereenkomst verliest omwille van de bedoelde redenen in de artikelen 59, 60, 69, 70, 72 en 79 en, in het algemeen, in geval van bedrog, heeft elke persoon die bij een beroepsgebonden verzekering is aangesloten het recht om deze verzekering individueel geheel of gedeeltelijk voort te zetten wanneer hij het voordeel van de beroepsgebonden verzekering verliest, zonder een bijkomend medisch onderzoek te moeten ondergaan noch een nieuwe medische vragenlijst te moeten invullen.

Daartoe moet de hoofdverzekerde gedurende de twee jaren die aan het verlies van de voortgezette beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereenkomst vooraf gaan, ononderbroken aangesloten geweest zijn bij een of meer opeenvolgende ziekteverzekeringsovereenkomsten die bij een verzekeringsonderneming zoals bedoeld in deze wet waren aangegaan. § 2. De verzekeringnemer of, in geval van faillissement of vereffening, de curator respectievelijk de vereffenaar van de verzekeringnemer, brengt de hoofdverzekerde ten laatste dertig dagen na het verlies van het voordeel van de beroepsgebonden verzekering schriftelijk of elektronisch op de hoogte van het precieze tijdstip van dit verlies en van de mogelijkheid om de overeenkomst individueel voort te zetten. Daarbij informeert hij de hoofdverzekerde over de termijn waarbinnen deze en, in voorkomend geval, de medeverzekerden het recht op individuele voortzetting kunnen uitoefenen. De verzekeringnemer of, in geval van faillissement of vereffening, de curator respectievelijk de vereffenaar maakt de hoofdverzekerde tegelijkertijd de contactgegevens over van de betrokken verzekeringsonderneming.

De hoofdverzekerde en, in voorkomend geval, de medeverzekerde, beschikken over een termijn van dertig dagen om de verzekeraar schriftelijk of elektronisch kennis te geven van zijn voornemen om de beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereenkomst geheel of gedeeltelijk individueel voort te zetten. De termijn begint te lopen op de dag van de ontvangst van het schrijven waarin de verzekeringnemer of, in geval van faillissement of vereffening, de curator respectievelijk de vereffenaar van de verzekeringnemer, de hoofdverzekerde schriftelijk of elektronisch ervan in kennis stelt dat hij kan beslissen de beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereenkomst waarvan hij het voordeel verloren heeft, individueel voort te zetten. De hoofdverzekerde en in voorkomend geval de medeverzekerde hebben het recht die termijn met dertig dagen te verlengen, op voorwaarde dat de verzekeraar daarvan schriftelijk of elektronisch in kennis wordt gesteld. Overeenkomstig het eerste lid moet de werkgever hem in kennis stellen van dat recht. Deze termijn verstrijkt in elk geval honderdenvijf dagen na het verlies van het voordeel van de beroepsgebonden ziekteverzekering.

De verzekeraar beschikt over een termijn van vijftien dagen om de hoofdverzekerde en, in voorkomend geval, de medeverzekerde schriftelijk of elektronisch een verzekeringsaanbod te doen dat in overeenstemming is met de artikelen 203 en 204. De verzekeraar kan niet inroepen dat het risico reeds verwezenlijkt is.

Tegelijk met het bezorgen van zijn aanbod stelt de verzekeraar de hoofdverzekerde en, in voorkomend geval, de medeverzekerde in kennis van de dekkingsvoorwaarden, inzonderheid de gedekte prestaties, de uitsluitingen en de aangiftetermijn. Voorts herinnert hij de hoofdverzekerde en, in voorkomend geval, de medeverzekerde aan de termijn van dertig dagen waarover hij beschikt om het aanbod schriftelijk dan wel elektronisch te aanvaarden.

De hoofdverzekerde en, in voorkomend geval, de medeverzekerde, beschikken over een termijn van dertig dagen om het verzekeringsaanbod schriftelijk of elektronisch te aanvaarden. Deze termijn begint te lopen op de dag van de ontvangst van het in het derde lid bedoelde aanbod van de verzekeraar. Bij het verstrijken van deze termijn vervalt het recht op individuele voortzetting. § 3. Wanneer de medeverzekerde het voordeel van de beroepsgebonden verzekering verliest om een andere reden dan het verlies van het voordeel van die verzekering door de hoofdverzekerde, beschikt de medeverzekerde over een termijn van honderdenvijf dagen te rekenen van het tijdstip waarop hij voornoemd voordeel verliest om de verzekeraar schriftelijk of elektronisch in kennis te stellen van zijn voornemen om het recht op individuele voortzetting uit te oefenen.

De verzekeraar beschikt over een termijn van vijftien dagen om hem schriftelijk of elektronisch een verzekeringsaanbod te doen dat in overeenstemming is met de artikelen 203 en 204. De verzekeraar kan niet inroepen dat het risico reeds verwezenlijkt is.

De medeverzekerde beschikt over een termijn van dertig dagen om het verzekeringsaanbod schriftelijk of elektronisch te aanvaarden. Deze termijn begint te lopen op de dag van de ontvangst van het in het tweede lid bedoelde aanbod van de verzekeraar. Bij het verstrijken van deze termijn vervalt het recht op individuele voortzetting. § 4. De verzekeringsovereenkomst die de verzekerde heeft aanvaard, gaat in op het tijdstip waarop hij het voordeel van de beroepsgebonden verzekering verliest.

Door de verzekeraar te verstrekken informatie

Art. 209.§ 1. De verzekeraar licht de verzekeringnemer in over de mogelijkheid voor de verzekerde om individueel een bijkomende premie te betalen. De verzekeringnemer bezorgt die informatie onmiddellijk aan de hoofdverzekerde.

De betaling van die bijkomende premies, mits zij jaar na jaar ononderbroken werden betaald, heeft tot gevolg dat de in artikel 211 bedoelde premie in geval van individuele voortzetting berekend wordt rekening houdend met de leeftijd waarop de verzekerde de bijkomende premies is beginnen te betalen.

De leeftijd die in aanmerking komt voor de berekening van de in artikel 211 bedoelde premie, wordt proportioneel opgetrokken in geval van en in functie van de tijdelijke onderbreking van de betaling van de in het tweede lid bedoelde bijkomende premies. § 2. Indien de verzekeraar nagelaten heeft de in paragraaf 1 opgelegde informatieplicht na te komen, wordt de premie voor de individueel voortgezette ziekteverzekeringsovereenkomst in afwijking van artikel 211 berekend rekening houdend met de leeftijd van de hoofd- of medeverzekerde op het ogenblik van zijn aansluiting bij de beroepsgebonden verzekering, De bewijslast inzake de nakoming van de in paragraaf 1 bedoelde informatieplicht berust bij de verzekeraar.

Indien de verzekeringnemer nagelaten heeft de in paragraaf 1 bedoelde informatie te bezorgen aan de hoofdverzekerde, is de verzekeringnemer aan de verzekeraar het verschil verschuldigd tussen de premie die berekend wordt op grond van de leeftijd welke bereikt is op het ogenblik van de uitoefening van het recht op individuele voortzetting en de premie die berekend wordt op grond van de leeftijd van de hoofdverzekerde op het ogenblik van zijn aansluiting bij de beroepsgebonden verzekering. De premie voor de individueel voortgezette ziekteverzekeringsovereenkomst, die aangerekend wordt aan de hoofdverzekerde, wordt ook in dat geval, in afwijking van artikel 211, berekend rekening houdend met de leeftijd van de hoofdverzekerde, op het ogenblik van zijn aansluiting bij de beroepsgebonden verzekering. De bewijslast inzake het bezorgen van de in paragraaf 1 bedoelde informatie berust bij de verzekeringnemer.

Waarborgen

Art. 210.§ 1. De individueel voortgezette ziekteverzekeringsovereenkomst biedt minstens waarborgen die gelijksoortig zijn met die welke geboden worden door de voortgezette beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereen-komst.

De waarborgen van de individuele ziektekostenverzekering worden als gelijksoortig beschouwd indien de volgende elementen van de beroepsgebonden ziektekostenverzekering worden overgenomen : 1° de keuze van de kamer : het al dan niet geheel of ten dele terugbetalen van de kosten die gedragen zijn in een één-, twee- of meerpersoonskamer;2° de terugbetalingsformule : het (ten dele) terugbetalen van de werkelijk gedragen kosten, of het vergoeden van de kosten op grond van het RIZIV-terugbetalingsniveau in het raam van de wettelijke ziektekostenverzekering, of het voorzien in een forfaitaire tegemoetkoming;3° de pre- en posthospitalisatie : het al dan niet ten laste nemen van de ambulante kosten die verband houden met de hospitalisatie en die voorvallen in een welbepaalde termijn vóór of na de hospitalisatie;in de mate dat deze ambulante kosten gedekt zijn, dient de termijn minstens één maand te bedragen vóór de hospitalisatie en drie maanden na de hospitalisatie; 4° de zware ziekten : het al dan niet ten laste nemen van de ambulante kosten die verband houden met zware ziekten. De waarborgen van de individuele arbeidsongeschiktheidsverzekering worden als gelijksoortig beschouwd indien deze, net als de beroepsgebonden arbeidsongeschiktheidsverzekering, voorzien in de uitkering van eenzelfde percentage van het geleden inkomstenverlies, dan wel in eenzelfde vast bedrag, dat in voorkomend geval beperkt wordt tot het effectief geleden inkomensverlies. De individuele arbeidsongeschiktheidsverzekering, die de beroepsgebonden arbeidsongeschiktheidsverzekering voortzet, geldt tot de pensioengerechtigde leeftijd of tot een jongere leeftijd, wanneer deze de normale leeftijd is waarop de verzekerde zijn beroepswerkzaamheid volledig en definitief stopzet.

De waarborgen van de individuele invaliditeitsverzekering worden als gelijksoortig beschouwd indien ze voorzien in de uitkering van eenzelfde vast bedrag dan wel in een vergoeding die berekend wordt op grond van dezelfde parameters als die welke in aanmerking genomen worden in de beroepsgebonden invaliditeitsverzekering.

De waarborgen van de individuele zorgverzekering worden als gelijksoortig beschouwd indien ze net als de beroepsgebonden zorgverzekering, voorzien in de uitkering van eenzelfde vast bedrag, dan wel in een identieke vergoeding van de kosten die het gevolg zijn van het geheel of gedeeltelijk verlies van de zelfredzaamheid. § 2 Onverminderd artikel 203, § 1, gebeurt de individuele voortzetting van de beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereenkomst zonder instelling van een nieuwe wachttermijn. De waarborg kan niet worden beperkt en geen bijpremie kan worden opgelegd wegens de evolutie van de gezondheidstoestand van de verzekerde tijdens de duur van de beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereenkomst.

Premie

Art. 211.Bij de berekening van de premie voor de individueel voortgezette ziekteverzekeringsovereenkomst wordt alleen rekening gehouden met : 1° de leeftijd van de verzekerde op het ogenblik van de individuele voortzetting, onverminderd artikel 209, § 1;2° de elementen ter beoordeling van het risico, zoals die bestonden en beoordeeld werden op het ogenblik van het toetreden tot de voortgezette beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereen-komst;3° het stelsel en het statuut van sociale zekerheid waaraan de verzekerde is onderworpen;4° wat betreft de ziektekostenverzekering, de invaliditeitsverzekering en de zorgverzekering, alsook het beroep van de verzekerde;5° wat betreft de arbeidsongeschiktheidsverzekering, het beroep en het beroepsinkomen van de verzekerde. HOOFDSTUK 5. - Nadere bepalingen betreffende sommige verzekeringsovereenkomsten die de terugbetaling van het kapitaal van een krediet waarborgen

Art. 212.§ 1. De Koning kan, op gezamenlijk voorstel van de minister en de minister bevoegd voor de Volksgezondheid, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitvoeringsbepalingen vaststellen voor één of meerdere van volgende punten : 1° in welke gevallen en voor welke soorten krediet of welke verzekerde bedragen een standaard medische vragenlijst moet worden ingevuld;2° de inhoud van de standaard medische vragenlijst, met dien verstande dat die moet worden bepaald met inachtneming van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, alsook van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950;3° op welke wijze de verzekeraars bij hun beslissing over het al dan niet toekennen van de verzekering en het bepalen van de premie rekening houden met de vragenlijst;4° de gevallen waarin de verzekeraars een bijkomend medisch onderzoek mogen vragen aan de kandidaat-verzekerde, evenals de inhoud van dit onderzoek en het recht op informatie over de resultaten van deze onderzoeken;5° de termijn waarbinnen de verzekeraars hun beslissing over de aanvraag van de verzekering aan de kandidaat-verzekerde moeten meedelen, met dien verstande dat de totale duur van de behandeling door de kredietinstellingen en de verzekeraars van de aanvraagdossiers voor een woonkrediet niet meer dan vijf weken mag bedragen, te rekenen van de ontvangst van het volledige dossier;6° op welke wijze de kredietinstellingen ook andere waarborgen dan de schuldsaldoverzekering in overweging nemen bij het verstrekken van een krediet;7° onder welke voorwaarden de kandidaat-verzekerden een beroep kunnen doen op het in artikel 217, § 1, bedoelde Opvolgingsbureau voor de tarifering, indien hen een schuldsaldoverzekering wordt geweigerd;8° de verplichting voor de verzekeringsmaatschappijen en de kredietinstellingen om de informatie over het bestaan van dit mechanisme van schuldsaldoverzekering voor personen met een verhoogd gezondheidsrisico ruim en op begrijpelijke wijze te verspreiden;9° in welke gevallen een verklaring op eer over het voorwerp van de verzekeringsovereenkomst moet worden afgelegd. De in het eerste lid, 7°, bedoelde voorwaarden definiëren onder meer na hoeveel door de verzekeringsinstellingen geweigerde aanvragen een kandidaat-verzekerde zich kan wenden tot het Opvolgingsbureau voor de tarifering, evenals de hoogte van de premies die met een weigering van de aanvraag gelijkgesteld worden. § 2. De Koning kan het gebruik van medische vragenlijsten regelen of verbieden.

De Koning kan vragen die betrekking hebben op de gezondheidstoestand van de verzekerde bepalen, herformuleren of verbieden. Hij kan de draagwijdte van een vraag in de tijd beperken.

De Koning kan het verzekerde bedrag vaststellen waaronder enkel de medische vragenlijst kan worden gebruikt. § 3. Niettegenstaande elk andersluidend beding in het nadeel van de kandidaat-verzekeringnemer is de verzekeraar verplicht tot herstel van het nadeel veroorzaakt door het niet-naleven van de bepalingen die worden vastgesteld krachtens paragraaf 1. Het nadeel dat aan de kandidaat-verzekeringnemer wordt berokkend, wordt, behoudens tegenbewijs, geacht het gevolg te zijn van de niet-naleving van vermelde bepalingen.

Art. 213.De verzekeraar die aan de verzekeringnemer een premie voorstelt, is er toe gehouden die premie op te splitsen in de basispremie en de bijpremie die om reden van de gezondheidstoestand van de verzekerde wordt aangerekend.

Zo de verzekeraar beslist de verzekering te weigeren of de toekenning ervan uit te stellen, bepaalde risico's van de dekking uit te sluiten of een bijpremie aan te rekenen, stelt hij de kandidaat-verzekeringnemer daarvan duidelijk en uitdrukkelijk per brief in kennis, waarbij hij de redenen motiveert waarop hij zijn beslissingen steunt. In diezelfde brief wordt de kandidaat-verzekeringnemer meegedeeld dat hij, rechtstreeks of via een arts naar keuze, schriftelijk contact kan opnemen met de arts van de verzekeraar, om te vernemen op welke medische gronden de verzekeraar zijn beslissingen heeft gesteund. In zijn brief wijst de verzekeraar op het bestaan van het Opvolgingsbureau voor de tarifering en van de bemiddelingsinstantie inzake schuldsaldoverzekeringen en vermeldt hij de contactgegevens ervan.

De verzekeraar deelt mee of de voorgestelde premie in aanmerking komt voor de toepassing van het solidariteitsmechanisme door de Compensatiekas, bedoeld in artikel 220.

Art. 214.De verzekeringnemer die niet akkoord gaat met de voorgestelde premie brengt hiervan de verzekeraar op de hoogte. De verzekeraar zendt onverwijld het hele dossier over aan de herverzekeraar met het verzoek het opnieuw te beoordelen.

De herverzekeraar beslist alleen op grond van het toegezonden dossier.

Elk rechtstreeks contact tussen enerzijds de herverzekeraar en anderzijds de verzekeringnemer, de verzekerde of de behandelende geneesheer is verboden.

De Koning kan hierbij, via een in de Ministerraad overlegd besluit, bepalen dat de herverzekeraar geen herbeoordeling moet verrichten van voorstellen van bijpremie wanneer deze bijpremie kleiner of gelijk is aan een door de Koning bepaald percentage van de basispremie. Dit door de Koning te bepalen percentage bedraagt maximaal 25 %.

Art. 215.Wanneer de herverzekeraar tot een bijpremie besluit die lager is dan de oorspronkelijk door de verzekeraar voorgestelde bijpremie, past de verzekeraar in die zin zijn voorstel aan.

In het tegengestelde geval bevestigt de verzekeraar zijn oorspronkelijk aanbod.

Art. 216.De termijn tussen de oorspronkelijke verzekeringsaanvraag en het meedelen van de beslissing mag vijftien dagen niet te boven gaan.

Een nieuwe termijn van vijftien dagen loopt vanaf het ogenblik waarop de verzekeraar kennisneemt van de in artikel 214 bedoelde weigering.

Art. 217.§ 1. De Koning richt een Opvolgingsbureau voor de tarifering op dat tot taak heeft op verzoek van de meest gerede partij de voorstellen tot bijpremie of de weigeringen van de verzekeringen te onderzoeken.

De Koning kan hierbij bepalen dat het Opvolgingsbureau voor tarifering geen onderzoek voert naar voorstellen van bijpremie wanneer deze bijpremie geen minimale ratio van de basispremie vertegenwoordigt. § 2. Het Opvolgingsbureau voor de tarifering is samengesteld uit twee leden die de verzekeringsondernemingen vertegenwoordigen, een lid dat de consumenten vertegenwoordigt en een lid dat de patiënten vertegenwoordigt. De leden worden door de Koning benoemd voor een termijn van zes jaar.

Zij worden gekozen uit een dubbele lijst die wordt voorgesteld door de beroepsverenigingen van de verzekeringsondernemingen en de verenigingen die de belangen van de consumenten en de patiënten vertegenwoordigen.

Het Opvolgingsbureau wordt voorgezeten door een onafhankelijk magistraat, die door de Koning wordt benoemd voor een termijn van zes jaar.

De Koning bepaalt de vergoedingen waarop de voorzitter en de leden van het Opvolgingsbureau recht hebben, alsook de vergoeding van de deskundigen.

De Koning wijst eveneens voor ieder lid een plaatsvervanger aan. De plaatsvervangers worden op dezelfde manier gekozen als de effectieve leden.

De ministers bevoegd voor Verzekeringen en Volksgezondheid kunnen een waarnemer in het Opvolgingsbureau afvaardigen.

Het Opvolgingsbureau kan zich laten bijstaan door deskundigen, die evenwel geen stemrecht hebben. § 3. Het Opvolgingsbureau gaat na of de voorgestelde bijpremie dan wel de weigering van de verzekering medisch en verzekeringstechnisch objectief en redelijk verantwoord is.

Het kan rechtstreeks worden aangezocht door de kandidaat-verzekeringnemer, de Ombudsman van de verzekeringen of een van de leden van het Opvolgingsbureau.

Het doet binnen een tijdspanne van vijftien werkdagen te rekenen van de ontvangst van het dossier, een bindend voorstel. § 4. De Compensatiekas draagt de werkingskosten van het Opvolgingsbureau voor de tarifering, volgens de door de Koning vastgestelde modaliteiten. § 5. De ombudsdienst bedoeld in artikel 302 staat in voor het secretariaat van het Opvolgingsbureau voor tarifering.

Art. 218.De Commissie voor verzekeringen zoals bedoeld in deel 7, titel IV is ermee belast de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk te evalueren. Met dat doel bezorgt zij tweejaarlijks een verslag aan de Koning en aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. Zij kan de door haar aangestelde deskundigen bij haar werkzaamheden betrekken.

Dit verslag gaat vergezeld van een door het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg verrichte studie, waarin wordt beoordeeld of de tarieven die de verzekeraars hanteren afgestemd zijn op de evolutie van de geneeskundige technieken en van de gezondheidszorg aangaande de belangrijkste betrokken ziektebeelden.

Toegang tot verzekeringen onder de door het Opvolgingsbureau voor de tarifering voorgestelde voorwaarden

Art. 219.§ 1. Het Opvolgingsbureau voor de tarifering bepaalt onder welke voorwaarden en premies de kandidaat-verzekeringnemer toegang heeft tot een levensverzekering, desgevallend invaliditeitsverzekering, die een hypothecair krediet, consumentenkrediet of professioneel krediet waarborgt.

Het Opvolgingsbureau herziet om de twee jaar zijn toegangsvoorwaarden en premies rekening houdend met de meest recente wetenschappelijke gegevens inzake de evolutie van de risico's op overlijden, desgevallend invaliditeit, en de kans op een verslechtering van de gezondheid van personen met een verhoogd risico ingevolge hun gezondheidstoestand. § 2. De verzekeraar die de kandidaat-verzekeringnemer weigert of die een premie of een vrijstelling voorstelt die hoger ligt dan die welke van toepassing is krachtens de tariefvoorwaarden die het Opvolgingsbureau voor de tarifering heeft voorgesteld, informeert de kandidaat-verzekeringnemer op eigen initiatief over de toegangsvoorwaarden en tarieven die het Bureau heeft voorgesteld, en deelt hem mee dat hij zich eventueel kan wenden tot een andere verzekeraar.

De verzekeraar deelt schriftelijk en op duidelijke, uitdrukkelijke en ondubbelzinnige wijze mee om welke redenen de verzekering geweigerd wordt of waarom een bijpremie of verhoogde vrijstelling wordt voorgesteld en hoe deze precies zijn samengesteld.

Art. 220.§ 1. De Koning erkent, onder de voorwaarden die Hij bepaalt, een Compensatiekas die tot taak heeft de last van de bijpremies te verdelen. § 2. De Koning keurt de statuten goed en regelt de controle op de activiteit van de Compensatiekas. Hij wijst de handelingen aan die in het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt. Zo nodig stelt Hij de Compensatiekas in. § 3. De verzekeraars die levensverzekeringen als waarborg voor kredieten aanbieden, alsook de hypothecaire kredietgevers, zijn hoofdelijk gehouden aan de Compensatiekas de stortingen te doen die nodig zijn voor het volbrengen van haar opdracht en om haar werkingskosten te dragen.

Indien de kas door de Koning is ingesteld, legt een koninklijk besluit jaarlijks de regels vast voor het berekenen van de stortingen die door de verzekeraars en de hypothecaire kredietgevers moeten worden gedaan. § 4. De erkenning wordt ingetrokken indien de Compensatiekas niet handelt overeenkomstig de wetten, reglementen of haar statuten.

In dat geval kan de Koning alle passende maatregelen nemen tot vrijwaring van de rechten van de verzekeringnemers, de verzekerden en de benadeelden.

Zolang de vereffening duurt, blijft de Compensatiekas aan de controle onderworpen.

Voor deze vereffening benoemt de Koning een bijzonder vereffenaar.

Bemiddelingsorgaan inzake schuldsaldoverzekeringen

Art. 221.Onverminderd de bevoegdheid van de hoven en rechtbanken worden de geschillen met betrekking tot de toepassing van de in artikel 212 bedoelde uitvoeringsmaatregelen, eerst voorgelegd aan het bemiddelingsorgaan bedoeld in artikel 206, derde lid.

Art. 222.De verzekeraar die een bijpremie aanrekent die meer dan 200 % van de basispremie bedraagt, is ertoe gehouden de gestandaardiseerde waarborg aan te bieden aan de verzekeringnemer.

Deze gestandaardiseerde waarborg bedraagt maximaal 200.000 euro indien de kandidaat-verzekerde het hypothecaire krediet alleen aangaat.

Indien er een mede-kredietnemer is, kan de kandidaat-verzekerde zich verzekeren tot hetzelfde bedrag, maar beperkt tot 50 % van het ontleend kapitaal.

De Koning kan het in dit artikel vermelde bedrag aanpassen om rekening te houden met de prijzenevolutie.

Art. 223.De verzekeraar die een bijpremie aanrekent die hoger ligt dan een in een percentage van de basispremie uitgedrukte drempel, is ertoe gehouden de tussenkomst van de Compensatiekas te vragen.

De Compensatiekas is ertoe gehouden het deel van de bijpremie te betalen dat deze drempel overschrijdt, zonder dat de bijpremie echter hoger mag liggen dan een in een percentage van de basispremie uitgedrukt maximumbedrag.

De basispremie is gelijkgesteld met de laagste premie die de verzekeringsonderneming aanbiedt voor een persoon van dezelfde leeftijd.

De Koning bepaalt die drempel en dat maximumbedrag zodat ze beantwoorden aan een noodzakelijke solidariteit ten aanzien van de betrokken verzekeringnemers, zonder dat die drempel echter hoger mag liggen dan 200 % van de basispremie. De in artikel 218 bedoelde evaluatie zal ook daarover rapporteren.

Op vraag van de Compensatiekas bezorgt de verzekeraar een afschrift van het verzekeringsdossier. Hij verstrekt in voorkomend geval de nodige uitleg.

Art. 224.De artikelen 212 tot 223 zijn van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten die de terugbetaling waarborgen van het kapitaal van een hypothecair krediet dat wordt aangegaan voor de verbouwing of verwerving van de eigen en enige gezinswoning van de verzekeringnemer.

De Koning kan het toepassingsgebied van die artikelen uitbreiden tot andere verzekeringsovereenkomsten die de terugbetaling van het kapitaal van een krediet waarborgen.

DEEL 5. - DE VERZEKERINGSOVEREENKOMST, ANDERE DAN DE LANDVERZEKERINGSOVEREENKOMST ZOALS BEDOELD IN DEEL 4 HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 225.De bepalingen van dit deel zijn van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten die onderworpen zijn aan het Belgische recht. Voor zover daarvan door bijzondere artikelen niet wordt afgeweken, zijn ze mede van toepassing op de zeeverzekering en op de verzekering betreffende land-, rivier- en kanaalvervoer.

Zij zijn niet van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten die onder de bepalingen van deel 4 vallen.

Art. 226.Verwachte winst kan worden verzekerd in de gevallen bij de wet bepaald.

Art. 227.De verenigingen van onderlinge verzekering worden beheerst door hun reglementen, door de algemene rechtsbeginselen, door de bijzondere op hen van toepassing zijnde wettelijke bepalingen en door de bepalingen van dit deel, die met een zodanige verzekering niet onverenigbaar zijn.

Zij worden in rechte vertegenwoordigd door hun directeurs. HOOFDSTUK 2. - Personen die een verzekeringsovereenkomst kunnen aangaan

Art. 228.Ieder die bij het behoud van een zaak belang heeft wegens een recht van eigendom of een ander zakelijk recht of wegens enige aansprakelijkheid in verband met de zaak, kan die laten verzekeren.

Art. 229.§ 1. De verzekering kan voor rekening van een ander worden aangegaan krachtens een algemene of een bijzondere lastgeving, of zelfs zonder lastgeving. In het laatst bedoelde geval worden de gevolgen geregeld overeenkomstig de bepalingen betreffende de zaakwaarneming. § 2. Indien uit de verzekeringsovereenkomst niet volgt dat zij voor een derde is aangegaan, wordt de verzekerde geacht ze voor zichzelf te hebben gesloten.

Art. 230.§ 1. Een schuldeiser kan de gegoedheid van zijn schuldenaar laten verzekeren; de verzekeraar kan zich beroepen op het voorrecht van uitwinning, voor zover niet anders is overeengekomen. § 2. De beslagleggende of pandhoudende schuldeisers, alsook de bevoorrechte en hypothecaire schuldeisers, kunnen de voor de betaling van hun schuldvorderingen verbonden goederen in hun eigen naam laten verzekeren.

In dat geval treedt de vergoeding voor het schadegeval, wat hen betreft, van rechtswege in de plaats van de verzekerde goederen die hun pand uitmaken.

Art. 231.Bij verzekering van roerende zaken wordt de verzekeraar bevrijd door betaling van de vergoeding aan de verzekerde, indien geen verzet onder hem gedaan is.

Art. 232.De bepalingen van de twee vorige artikelen hebben slechts gevolg in zover de schuldeiser bij de rangregeling of bij de verdeling in batige rang zou zijn gekomen, indien de in beslag genomen, in pand gegeven, met hypotheek bezwaarde of bij voorrecht verbonden zaken niet verloren waren gegaan. HOOFDSTUK 3. - Verplichtingen van de verzekeraar en van de verzekerde

Art. 233.Elke verzwijging of onjuiste opgave van de zijde van de verzekerde, zelfs zonder kwade trouw, maakt de verzekeringsovereenkomst nietig, wanneer daardoor de waardering van het risico zodanig wordt verminderd of het voorwerp ervan zodanig wordt veranderd dat de verzekeraar, indien hij daarvan kennis had gedragen, de overeenkomst niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben aangegaan.

Art. 234.In alle gevallen waarin de verzekeringsovereenkomst geheel of gedeeltelijk wordt vernietigd, moet de verzekeraar, wanneer de verzekerde te goeder trouw heeft gehandeld, de premie teruggeven, hetzij voor het geheel, hetzij voor het gedeelte waarvoor hij geen risico heeft gelopen.

De goede trouw kan niet worden ingeroepen in het geval van artikel 236, eerste lid.

Art. 235.Wanneer de overeenkomst vernietigd wordt uit oorzaak van bedrog, arglist of kwade trouw, behoudt de verzekeraar de premie, onverminderd de strafvordering, indien daartoe grond bestaat.

Art. 236.De verzekerde zaken waarvan de volle waarde reeds door een verzekeringsovereenkomst gedekt is, kunnen niet een tweede maal tegen dezelfde risico's worden verzekerd ten voordele van dezelfde persoon.

Wanneer door de eerste overeenkomst niet de volle waarde verzekerd is, zijn de verzekeraars die de volgende overeenkomsten hebben getekend, verbonden voor het meerdere, in de volgorde van dagtekening van de overeenkomsten.

Alle verzekeringsovereenkomsten die dezelfde dag zijn aangegaan, worden geacht tegelijkertijd te zijn gesloten.

Art. 237.Het gehele of gedeeltelijke verlies wordt over de onderscheiden verzekeringsovereenkomsten omgeslagen, naar evenredigheid van de bedragen waarvoor ze gesloten zijn ingeval ze van dezelfde datum zijn, of naar evenredigheid van de waarde waarvoor ieder moet instaan ingeval ze van verschillende datum zijn.

Art. 238.Achtereenvolgende verzekeringsovereen-komsten van dezelfde waarden tegen dezelfde risico's en ten voordele van dezelfde personen hebben nochtans gevolg : 1° wanneer zij zijn aangegaan met instemming van elk van de verzekeraars;het verlies wordt in dat geval omgeslagen alsof beide verzekeringsovereenkomsten tegelijkertijd waren gesloten; 2° wanneer de verzekerde de eerste verzekeraar ontslaat van elke verbintenis voor de toekomst, onverminderd zijn eigen verbintenissen. De afstand moet in het laatstbedoelde geval ter kennis worden gebracht van de verzekeraar en op straffe van nietigheid in de nieuwe polis vermeld worden.

Art. 239.De verzekerde kan de verzekeringspremie laten verzekeren.

Art. 240.Verlies of schade, veroorzaakt door opzet of grove schuld van de verzekerde, komt niet ten laste van de verzekeraar; deze kan zelfs de premie behouden of vorderen indien hij reeds enig risico heeft gelopen.

Art. 241.Bij elke verzekering moet de verzekerde al het nodige doen om de schade te voorkomen of te beperken; dadelijk nadat de schade ontstaan is, moet hij daarvan kennis geven aan de verzekeraar; een en ander op straffe van schadevergoeding, indien daartoe grond bestaat.

De kosten, door de verzekerde gemaakt om de schade te beperken, komen ten laste van de verzekeraar, ook wanneer het gezamenlijk bedrag van die kosten en van de schade de verzekerde som te boven gaat en de aangewende pogingen vruchteloos gebleven zijn.

Niettemin kunnen de rechtbanken en de scheidsrechters, wanneer de partijen zich tot hen hebben gewend, die kosten verminderen of zelfs weigeren toe te kennen, indien zij oordelen dat ze geheel of gedeeltelijk op onbedachtzame wijze zijn gemaakt.

Art. 242.De verzekeraar staat niet in voor het verlies en de schade die onmiddellijk volgen uit een eigen gebrek van de zaak, tenzij het tegendeel bedongen is.

Art. 243.Oorlogsrisico en verlies of schade veroorzaakt door oproer, zijn niet verzekerd tenzij het tegendeel bedongen is.

Art. 244.Bij elke verzekering wordt de vergoeding van de schade bepaald naar de waarde van de zaak ten tijde van het schadegeval.

Wanneer de verzekerde waarde vooraf geschat is door deskundigen omtrent wie partijen zijn overeengekomen, kan de verzekeraar deze schatting niet betwisten, behalve in geval van bedrog.

De waarde van de zaak kan bewezen worden door alle wettelijke middelen. De rechter kan zelfs, ingeval de bewijzen onvoldoende zijn, aan de verzekerde ambtshalve de eed opleggen.

Art. 245.Telkens als de verzekeringsovereenkomst slechts een gedeelte van de waarde van de zaak dekt, wordt de verzekerde zelf als verzekeraar voor het overige beschouwd, tenzij het tegendeel bedongen is.

Art. 246.De verzekeraar die de schade betaald heeft, treedt in alle rechten die de verzekerde, ter zake van die schade, tegenover derden mocht hebben, en de verzekerde is aansprakelijk voor elke handeling die de rechten van de verzekeraar tegenover derden mocht benadelen.

In de verzekeringsovereenkomsten die krachtens artikel 230, § 2, mogen worden gesloten, treedt de verzekeraar die de vergoeding betaald heeft, in de plaats van de schuldeiser voor diens rechtsvordering tegen de schuldenaar.

De indeplaatsstelling kan in geen geval tot nadeel strekken van de verzekerde die slechts gedeeltelijk schadeloos gesteld is; deze kan zijn rechten voor het overige uitoefenen en behoudt te dien aanzien de voorkeur boven de verzekeraar overeenkomstig artikel 1252 van het Burgerlijk Wetboek.

De verzekeraar die aan een minderjarige, onbekwaamverklaarde of andere onbekwame een betaling verricht bij toepassing van een verzekeringsovereenkomst, doet dit op een rekening die op zijn naam is geopend en die onbeschikbaar is tot de meerderjarigheid of het opheffen van de onbekwaamheid, onverminderd het recht op wettelijk genot.

Art. 247.De verzekeraar heeft een voorrecht op de verzekerde zaak.

Dit voorrecht behoeft niet te worden ingeschreven. Het komt in rang onmiddellijk na het voorrecht van de gerechtskosten.

Het geldt slechts voor een bedrag gelijk aan twee jaar premie, onverschillig op welke wijze deze betaald wordt.

Art. 248.De verzekeraar kan het voorwerp van de verzekering altijd laten herverzekeren. HOOFDSTUK 4. - Bewijs en inhoud van de overeenkomst

Art. 249.De verzekeringsovereenkomst moet worden bewezen door geschrift, ongeacht de waarde van het voorwerp der overeenkomst.

Niettemin kan het bewijs door getuigen worden toegelaten, wanneer er een begin van schriftelijk bewijs aanwezig is.

Art. 250.Eenzelfde polis mag verscheidene verzekeringen bevatten, die verschillen ten aanzien van de verzekerde zaken, het premiepercentage of de verzekeraars.

Art. 251.De verzekeringspolis vermeldt : 1° de dag waarop de verzekeringsovereenkomst is gesloten;2° de naam van degene die de verzekeringsovereenkomst voor eigen rekening of voor rekening van een derde aangaat;3° de risico's die de verzekeraar op zich neemt, en de tijdstippen waarop de risico's beginnen te lopen en eindigen. HOOFDSTUK 5. - Enige gevallen van ontbinding van de overeenkomst

Art. 252.De verzekeringsovereenkomst kan geen gevolg hebben wanneer de verzekerde zaak niet aan het risico blootgesteld is geweest of wanneer de schade reeds bestond ten tijde van het sluiten van de overeenkomst.

Art. 253.Ingeval de verzekeraar failliet gaat voordat het risico geëindigd is, kan de verzekerde vorderen dat een borg gesteld wordt, of, bij gebreke van een borg, dat de overeenkomst wordt beëindigd.

Gaat de verzekerde failliet, dan heeft de verzekeraar hetzelfde recht.

Art. 254.Bij vervreemding van de verzekerde zaak loopt de verzekeringsovereenkomst van rechtswege, tenzij het tegendeel bedongen is, ten voordele van de nieuwe eigenaar, ten aanzien van alle risico's waarvoor de premie betaald was ten tijde van de vervreemding.

Zij loopt eveneens ten voordele van de nieuwe eigenaar, tenzij het tegendeel in de polis bedongen is, wanneer deze in de rechten en verplichtingen van de voorgaande eigenaar jegens de verzekeraars gesteld is of wanneer de verzekeringsovereenkomst verder wordt uitgevoerd in onderlinge overeenstemming tussen de verzekeraar en de nieuwe eigenaar.

Art. 255.De verbintenissen van de verzekeraar houden op, wanneer een daad van de verzekerde de risico's door verandering van een essentiële omstandigheid wijzigt of die risico's verzwaart in zodanige mate dat de verzekeraar de verzekeringsovereenkomst niet zou hebben aangegaan of daarin slechts op andere voorwaarden zou hebben toegestemd, indien de nieuwe staat van zaken ten tijde van het sluiten der overeenkomst had bestaan.

De verzekeraar kan zich op deze bepaling niet beroepen, wanneer hij is voortgegaan met de uitvoering van de overeenkomst, nadat hij kennis had gekregen van de verandering in het risico. HOOFDSTUK 6. - Verjaring

Art. 256.Elke rechtsvordering die uit een verzekeringspolis ontstaat, verjaart door verloop van drie jaren, te rekenen van de gebeurtenis waarop ze gegrond is. De verjaring tegen minderjarigen, onbekwaamverklaarden en andere onbekwamen loopt niet tot de dag van de meerderjarigheid of van de opheffing van de onbekwaamheid.

In geval van regresvordering van de verzekerde tegen de verzekeraar loopt de termijn echter eerst vanaf het instellen van de rechtsvordering door de getroffene, onverschillig of het gaat om een oorspronkelijke eis tot schadeloosstelling dan wel om een latere eis naar aanleiding van een verzwaring van de schade of van het ontstaan van nieuwe schade.

DEEL 6. - VERZEKERINGSBEMIDDELING EN DE DISTRIBUTIE VAN VERZEKERINGEN HOOFDSTUK 1. - Definities

Art. 257.Voor de toepassing van dit deel wordt verstaan onder : 1° "verantwoordelijke voor de distributie" : a) elke natuurlijke persoon behorend tot de leiding van of elke werknemer in dienst van een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon, die de facto de verantwoordelijkheid heeft van of toezicht uitoefent op de werkzaamheid van verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling;b) elke natuurlijke persoon die in een verzekeringsonderneming de facto de verantwoordelijkheid heeft over of toezicht uitoefent op personen die instaan voor de distributie van verzekeringsproducten;2° "verzekeringsmakelaar" : de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die verzekeringnemers en verzekerings-ondernemingen, of verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen, met elkaar in contact brengt, zonder in de keuze van deze gebonden te zijn;3° "verzekeringsagent" : de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die, uit hoofde van een of meer overeenkomsten of volmachten, in naam en voor rekening van één of meerdere verzekerings- of herverzekerings-ondernemingen werkzaamheden van verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling uitoefent;4° "verzekeringssubagent" : de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon, andere dan deze bedoeld in de punten 2° en 3°, die handelt onder de verantwoordelijkheid van de in punten 2° en 3° bedoelde personen;5° "verbonden verzekeringsagent" : de verzekeringsagent die, uit hoofde van een of meer overeenkomsten of volmachten, werkzaamheden van verzekeringsbemiddeling slechts mag uitoefenen in naam en voor rekening van : - één enkele verzekeringsonderneming;of - verschillende verzekeringsondernemingen in zoverre de verzekeringsovereenkomsten van die ondernemingen geen onderling concurrerende verzekeringsovereenkomsten zijn; en onder de volledige verantwoordelijkheid van die onderneming(en) handelt voor de verzekeringsovereenkomsten die haar (hen) respectievelijk aanbelangen.

In de zin van dit artikel worden de volgende verzekeringsovereenkomsten als "onderling concurrerende verzekeringsovereenkomsten" beschouwd : - de verzekeringsovereenkomsten die deel uitmaken van de groep van activiteiten "leven" zoals bepaald in Bijlage I bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, alsook de verzekeringovereenkomsten die deel uitmaken van levensverzekeringstakken zoals bepaald in Bijlage I bij de Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de levensverzekering of in Bijlage II bij de Richtlijn 2009/138/EG, die beantwoorden aan de definitie van spaar- of beleggingsverzekeringen zoals bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 februari 2014 over de regels voor de toepassing van de artikelen 27 tot 28bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten op de verzekeringssector; - de andere verzekeringsovereenkomsten die deel uitmaken van de groep van activiteiten "leven" zoals bepaald in Bijlage I bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, alsook de verzekeringsovereenkomsten die deel uitmaken van de levensverzekeringstakken zoals bepaald in Bijlage I bij de Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de levensverzekering of in Bijlage II bij de Richtlijn 2009/138/EG, dan deze die beantwoorden aan de definitie van spaar- of beleggingsverzekeringen zoals bedoeld in artikel 1 van het voornoemde koninklijk besluit van 21 februari 2014; evenals, - de verzekeringsovereenkomsten die deel uitmaken van de groep van activiteiten "niet-leven", wanneer zij tot eenzelfde tak behoren in de zin van Bijlage I bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, van de Bijlage, punt A bij de Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan, of van Bijlage I, deel A bij de Richtlijn 2009/138/EG;"; 6° "IMD lidstaat van herkomst" : a) indien de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een natuurlijke persoon is, de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft en zijn werkzaamheden uitoefent;b) indien de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een rechtspersoon is, de lidstaat waar zijn maatschappelijke zetel is gevestigd of, indien deze rechtspersoon volgens zijn nationale recht geen maatschappelijke zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor is gevestigd;7° "IMD lidstaat van ontvangst" : de lidstaat, andere dan de IMD lidstaat van herkomst, waarin een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een bijkantoor heeft of vrij diensten verricht;8° "IMD autoriteiten" : de autoriteiten in de zin van artikel 2, punt 11 van de Richtlijn 2002/92/EG;9° "duurzame drager" : elk hulpmiddel dat de cliënt in staat stelt aan hem persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat hij deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan raadplegen en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd; onder duurzame drager wordt in het bijzonder verstaan computerdiskettes, cd-rom's, DVD's en de harde schijf van de computer van de consument waarop de elektronische post wordt opgeslagen, maar niet internetwebsites, tenzij die voldoen aan de in de definitie van duurzame drager opgenomen criteria; 10° "koninklijk besluit over de gedragsregels van niveau 1" : het koninklijk besluit van 21 februari 2014 over de regels voor de toepassing van de artikelen 27 tot 28bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten op de verzekeringssector;11° "koninklijk besluit over de gedragsregels van niveau 2" : het koninklijk besluit van 21 februari 2014 inzake de krachtens de wet vastgestelde gedragsregels en regels over het beheer van belangenconflicten, wat de verzekeringssector betreft. HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen

Art. 258.Dit deel is niet van toepassing op de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, in de hiernavolgende gevallen : 1° wanneer zij hun activiteiten uitsluitend uitoefenen met het oog op het verzekeren of het herverzekeren van risico's van de eigen onderneming of van de groep van ondernemingen waartoe ze behoren;2° wanneer de verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling betrekking heeft op verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten met betrekking tot dewelke alle hiernavolgende voorwaarden vervuld zijn : a) de overeenkomst vergt slechts kennis van de verzekeringsdekking die geboden wordt;b) de overeenkomst is geen levensverzekeringsovereenkomst;c) de overeenkomst dekt geen aansprakelijkheidsrisico's;d) de persoon in kwestie heeft een andere hoofdberoepswerkzaamheid dan verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling;e) de verzekering is een aanvulling op de levering van een product of de verrichting van een dienst door eender welke aanbieder, en dekt : - het risico van defect, verlies of beschadiging van door die aanbieder geleverde goederen;of - het risico van beschadiging of verlies van bagage en andere risico's die verbonden zijn aan een bij die aanbieder geboekte reis, zelfs indien deze verzekering de dekking omvat van levensverzekerings- of aansprakelijkheidsrisico's, maar dan wel op voorwaarde dat de dekking bijkomend is aan de hoofddekking van de met de reis verbonden risico's; f) het bedrag van de jaarlijkse premie is niet hoger dan 500 euro en de volledige looptijd van de overeenkomst, met inbegrip van eventuele verlengingen, bedraagt niet meer dan vijf jaar.

Art. 259.De personen die als verantwoordelijke voor de distributie zijn aangewezen in een verzekeringsonderneming die in België werkzaam is, moeten voldoen aan dezelfde vereisten van beroepskennis, geschiktheid en professionele betrouwbaarheid als de verzekeringstussenpersonen zoals voorgeschreven in artikel 268, § 1, 1°, 2° en § 2.

De andere personen van een verzekeringsonderneming die op welke wijze ook in contact staan met het publiek met het oog op het te koop aanbieden of verkopen van de producten van hun onderneming moeten voldoen aan de in artikel 270, § 2, bepaalde vereisten inzake beroepskennis.

Art. 260.Elke rechtspersoon en elke natuurlijke persoon die werknemers in dienst heeft, die ingeschreven is als verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon, wijst een verantwoordelijke voor de distributie aan als bepaald bij artikel 261. De verantwoordelijke voor de distributie moet voldoen aan de vereisten van beroepskennis, geschiktheid en professionele betrouwbaarheid, als bedoeld in artikel 268, § 1, 1°, 2° en § 2.

De andere personen die zich in een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon rechtstreeks met verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling bezig houden, inzonderheid iedere persoon die daartoe op welke wijze ook in contact staat met het publiek, moeten voldoen aan de vereisten van beroepskennis als bedoeld in artikel 270, § 2.

Art. 261.De verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en de verzekeringsondernemingen wijzen een of meer natuurlijke personen aan als verantwoordelijken voor de distributie. Het aantal verantwoordelijken voor de distributie is aangepast aan de organisatie en de activiteiten van de tussenpersoon of de onderneming. De Koning stelt dit aantal vast op gezamenlijk voorstel van de minister die de Verzekeringen in zijn bevoegdheid heeft en van de minister van Sociale Zaken. HOOFDSTUK 3. - Inschrijving Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 262.§ 1. Geen enkele verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon met België als IMD lidstaat van herkomst, mag de activiteit van verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling uitoefenen, zonder vooraf ingeschreven te zijn in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen bijgehouden door de FSMA. Geen enkele verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon met een andere IMD lidstaat van herkomst dan België mag in België de activiteit van verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling uitoefenen zonder vooraf ingeschreven te zijn als verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon door de IMD autoriteit van zijn lidstaat van herkomst, onverminderd het bepaalde bij artikel 266, § 2.

Geen enkele verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon met woonplaats of maatschappelijke zetel in een land buiten de EER, mag in België de activiteit van verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling uitoefenen, zonder vooraf ingeschreven te zijn in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen bijgehouden door de FSMA. Het door de FSMA bijgehouden register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen wordt onderverdeeld in de categorieën "verzekeringsmakelaars", "verzekeringsagenten" en "verzekeringssubagenten".

Een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon kan slechts in een van de voormelde categorieën worden ingeschreven. § 2. Verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, die een vestiging hebben in België of er hun activiteiten uitoefenen zonder er gevestigd te zijn, mogen geen beroep doen op een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die niet is ingeschreven overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 1.

Indien zij niettemin beroep doen op een niet ingeschreven verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon zijn zij burgerrechtelijk aansprakelijk voor de handelingen van deze tussenpersonen verricht in het kader van hun activiteit van verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling. § 3. In afwijking van de bepalingen in paragraaf 1 worden de verzekeringstussenpersonen zoals bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) ingeschreven in het register bijgehouden door de CDZ. De Koning bepaalt, na advies van de CDZ, de modaliteiten volgens dewelke deze registerinschrijving moet gebeuren.

De Koninklijke besluiten ter uitvoering van deze paragraaf, worden genomen op gezamenlijke voordracht van de minister die de verzekeringen in zijn bevoegdheid heeft en de minister van Sociale Zaken.

Art. 263.De verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die ingeschreven wil worden in de categorie "verzekeringsmakelaars" voegt bij zijn verzoek om inschrijving een verklaring op erewoord waaruit blijkt dat hij zijn beroepswerkzaamheden uitoefent buiten elke exclusieve agentuurovereenkomst of elke andere juridische verbintenis die hem verplicht zijn hele productie of een bepaald deel ervan te plaatsen bij een verzekerings- of een herverzekeringsonderneming of meerdere verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die tot eenzelfde groep behoren.

Onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende de onschendbaarheid van de woning en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, mag de FSMA een onderzoek uitvoeren, inclusief in de lokalen die door de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon worden gebruikt voor de uitoefening van zijn werkzaamheid of op de zetel van de betrokken verzekerings- of herverzekeringsondernemingen om de juistheid van deze verklaring na te gaan.

Elke wijziging in de gegevens waarop de verklaring op erewoord bedoeld in het eerste lid betrekking heeft, moet onverwijld aan de FSMA meegedeeld worden.

Art. 264.§ 1. De verzekeringstussenpersoon die in de categorie van verzekeringsagenten is ingeschreven, en die contractueel verplicht is om, binnen de verzekeringssector, uitsluitend met één verzekeringsonderneming of met meerdere verzekeringsondernemingen verzekeringszaken te doen met betrekking tot verzekeringsovereenkomsten die geen onderling concurrerende verzekeringsovereenkomsten zijn, zodat hij beantwoordt aan de definitie van verbonden verzekeringsagent stelt de FSMA hiervan in kennis. Hij deelt de FSMA tevens de naam en het adres van deze verzekeringsonderneming(en) mee, alsook de betrokken groep(en) van activiteiten en de betrokken verzekeringstakken. § 2. De verzekeringsonderneming stelt de FSMA in kennis van de na(a)m(en) en het/de adres(sen) van de verbonden verzekeringsagent(en) met wie zij samenwerkt. Zij deelt aan de FSMA ook de groep(en) van activiteiten en de betrokken verzekeringstakken mee. § 3. Elke wijziging in de gegevens als bedoeld in paragrafen 1 of 2 wordt onverwijld ter kennis gebracht van de FSMA.

Art. 265.Voor de werkzaamheden bedoeld bij dit deel, mag niemand de titel dragen van verzekeringsmakelaar, verzekeringsagent of verzekeringssubagent, of van makelaar, agent, of subagent, met verwijzing naar de activiteit van verzekeringen, herverzekeringen, verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling, tenzij hij in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen is ingeschreven, respectievelijk in de categorie "verzekeringsmakelaars", "verzekeringsagenten" of "verzekeringssubagenten".

Art. 266.§ 1. Elke in België ingeschreven verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon die voornemens is voor het eerst in een andere lidstaat werkzaamheden uit te oefenen in het stelsel van vrijheid van vestiging of vrijheid van dienstverrichting, stelt de FSMA daarvan vooraf in kennis. In het register wordt aangegeven in welke lidstaten de tussenpersoon werkzaam is door middel van vrijheid van vestiging of vrijheid van dienstverrichting.

De FSMA stelt binnen een maand na deze kennisgeving de IMD autoriteit van de IMD lidstaat van ontvangst die dit wenst van dit voornemen in kennis, en brengt de betrokken tussenpersoon van deze kennisgeving op de hoogte. § 2. De in een andere lidstaat dan België ingeschreven verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon kan zijn werkzaamheden in België aanvangen, hetzij door middel van vrijheid van vestiging, hetzij door middel van vrijheid van dienstverrichting, nadat hij de IMD autoriteit van zijn lidstaat van herkomst hiervan in kennis heeft gesteld, en nadat deze autoriteit de FSMA op de hoogte gebracht heeft overeenkomstig de Europeesrechtelijke bepalingen ter zake. De FSMA maakt de lijst van deze verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen bekend op haar website en zorgt voor een regelmatige actualisering ervan op basis van de haar beschikbare gegevens.

De in het eerste lid bedoelde verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon moet bij de uitoefening van zijn werkzaamheden de wettelijke en reglementaire bepalingen naleven die in België van toepassing zijn op de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen om redenen van algemeen belang. De FSMA deelt de hier bedoelde verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen mee welke bepalingen naar haar weten van algemeen belang zijn. § 3. De verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, en de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen bedoeld in paragraaf 2, kunnen hun werkzaamheden in de betrokken IMD lidstaat van ontvangst ten vroegste aanvangen één maand na de datum van hun in kennisstelling door de IMD autoriteit van hun lidstaat van herkomst. Afdeling II. - Procedure en voorwaarden

Art. 267.§ 1. Elke aanvraag om inschrijving wordt overeenkomstig de door de Koning vastgestelde vormen en voorwaarden gericht aan de FSMA. In zijn aanvraag moet de kandidaat aanduiden in welke categorie hij ingeschreven wenst te worden en vermelden in welke groep of groepen van takken, zoals bedoeld in Bijlage II van het Koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle van verzekeringsondernemingen, hij zijn werkzaamheden uitoefent.

Indien de kandidaat verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling wenst uit te oefenen inzake de arbeidsongevallenverzekering, bedoeld in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 of in de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, moet hij dat in zijn aanvraag vermelden.

De aanvrager moet zijn aanvraag staven met de nodige documenten die aantonen dat hij aan alle voorwaarden voldoet.

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 268 kunnen meerdere kandidaten hun aanvraag tot inschrijving collectief indienen, indien de naleving van hun verplichtingen als bedoeld in artikel 268 door een centrale instelling wordt geverifieerd. Deze centrale instelling moet een verzekeringstussenpersoon zijn, een herverzekeringstussenpersoon, een verzekeringsonderneming die een vergunning heeft om verzekeringsactiviteiten uit te oefenen, een herverzekeringsonderneming die een vergunning heeft om herverzekeringsactiviteiten uit te oefenen, een verzekeringsonderneming onderworpen aan het aanvullend toezicht op een verzekeringsonderneming in de zin van artikel 91ter van de Wet van 9 juli 1975, of een andere onderneming of instelling die voldoet aan de voorwaarden door de Koning bepaald op voorstel van de FSMA. In dit geval wordt de inschrijvingsaanvraag door de centrale instelling ingediend onder haar verantwoordelijkheid. Voor de toepassing van deze wet wordt hun dossier behandeld alsof het om een enkele onderneming ging. De verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon wordt ambtshalve uit het register geschrapt wanneer de centrale instelling de intrekking van diens inschrijving vraagt.

Binnen zestig dagen na ontvangst van de aanvraag en van de vereiste documenten beslist de FSMA de kandidaat al dan niet in te schrijven in het register onder de door hem gevraagde categorie. De FSMA brengt haar beslissing ter kennis van de aanvrager bij een aangetekende brief. In geval van weigering moet de FSMA deze weigering motiveren.

Elke wijziging van de gegevens van de in deze paragraaf vermelde documenten moet onverwijld aan de FSMA worden medegedeeld, onverminderd het recht van de FSMA om bij de betrokkene informatie in te winnen of bewijskrachtige documenten op te vragen.

Indien de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon niet meer verkeert in de omstandigheden die hij in de verklaring op erewoord, bedoeld bij artikel 263, eerste lid, heeft vermeld, wordt hij naar een andere categorie in het inschrijvingsregister overgebracht. § 2. De lijsten van de ingeschreven verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen wordt bekendgemaakt op de website van de FSMA. De FSMA zorgt voor een regelmatige actualisering van de website op basis van de haar beschikbare gegevens. De lijst van de bij de CDZ ingeschreven verzekeringstussenpersonen is toegankelijk via de website van de FSMA. De website vermeldt voor iedere verzekerings- en herverzekeringstussenpersoon, de gegevens noodzakelijk voor zijn identificatie, de datum van inschrijving, de categorie waarin hij is ingeschreven, desgevallend de datum van schrapping, evenals alle andere informatie die de FSMA nuttig acht voor een correcte informatie van het publiek. De FSMA en de CDZ voor wat de verzekeringstussenpersonen zoals bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I) bepaalt de voorwaarden waaronder de vermelding van schrapping van een tussenpersoon wordt weggelaten van de website.

Art. 268.§ 1. Om in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen te worden ingeschreven en die inschrijving te behouden, moet de betrokken verzekerings- en herverzekeringstussenpersoon : 1° de vereiste beroepskennis bezitten, als bepaald bij artikel 270;2° een voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid bezitten;3° het voorwerp zijn van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering die het gehele grondgebied van de EER dekt; De verzekeringsovereenkomst bevat een bepaling die de verzekeringsonderneming bij beëindiging van de overeenkomst de verplichting oplegt de FSMA hiervan in kennis te stellen.

Van deze vereiste van beroepsaansprakelijkheidsverzekering zijn evenwel vrijgesteld de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen voor zover de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of andere verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, met inbegrip van de kredietinstellingen, voor rekening en in naam waarvan zij optreden, die aansprakelijkheid op zich nemen.

De Koning bepaalt op voorstel van de FSMA de voorwaarden van de verzekering. 4° zich ervan onthouden deel te nemen aan de promotie, de sluiting en de uitvoering van verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten die klaarblijkelijk strijdig zijn met de op deze overeenkomsten zelf toepasselijke regels van Belgisch recht en/of met de toepasselijke regels van Belgisch recht in verband met het aanbieden en sluiten van deze overeenkomsten;5° wat hun activiteit van verzekerings- of herverzekeringsbemiddeling in België betreft, slechts handelen met toepassing van de relevante Belgische controlewetgeving voor de uitoefening van verzekeringsactiviteiten in België toegelaten verzekeringsondernemingen, dan wel met toepassing van de relevante Belgische controlewetgeving voor de uitoefening van herverzekeringsactiviteiten in België toegelaten herverzekeringsondernemingen;6° toetreden tot een buitengerechtelijke klachtenregeling.Hij dient ofwel zelf toegetreden te zijn tot een dergelijke klachtenregeling, ofwel lid te zijn van een beroepsvereniging die is toegetreden tot een dergelijke klachtenregeling. Hij dient bij te dragen tot de financiering van bedoelde klachtenregeling en in te gaan op elk verzoek om informatie dat hij in het kader van die regeling ontvangt; 7° in voorkomend geval, het bepaalde naleven bij de artikelen 273, 274 en 275;8° de bijdragen in de werkingskosten van de FSMA betalen, vastgesteld overeenkomstig artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002;9° voldoen aan de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en aan de besluiten ter uitvoering daarvan, voor zover deze wetgeving van toepassing is op de betrokken tussenpersoon. In afwijking van de bepalingen in het eerste lid, 8°, betalen de verzekeringstussenpersonen zoals bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), hun bijdrage in de werkingskosten van de CDZ. § 2. Om in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen te worden ingeschreven en die inschrijving te behouden, mag de betrokkene zich niet in een van de gevallen bevinden als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen. § 3. De verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, en in het geval bedoeld in artikel 267, § 1, vierde lid, de centrale instelling, dienen de FSMA, volgens nadere regels door haar bepaald bij reglement, met inbegrip van de periodiciteit, de naleving aan te tonen van het bepaalde in de eerste en de tweede paragraaf.

Art. 269.De verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, met de hoedanigheid van rechtspersoon worden bovendien slechts ingeschreven, en hun inschrijving wordt slechts gehandhaafd, op voorwaarde dat : 1° de personen die met de effectieve leiding worden belast zich niet bevinden in een van de gevallen die zijn opgesomd in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en over de noodzakelijke geschiktheid en professionele betrouwbaarheid, de vereiste beroepskennis als bepaald bij artikel 270, en de passende ervaring beschikken om deze functie waar te nemen;2° de FSMA in kennis is gesteld van de identiteit van, en gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid overtuigd is van de geschiktheid van, de personen die rechtstreeks of onrechtstreeks de controle uitoefenen over de tussenpersoon;de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen informeren de FSMA over elke wijziging in bedoelde controle.

Art. 270.§ 1. Onder de vereiste beroepskennis bedoeld in artikel 268, 1°, wordt verstaan : 1° Een voldoende kennis van de volgende materies : A.Technische kennis : a) deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen wat de informatieregels en de regels van toepassing op de voorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten en het sluiten van zulke overeenkomsten betreft, evenals de belangrijke bepalingen van de Europese regelgeving in dit verband;b) de wetgeving betreffende de prudentiële controle op de verzekeringsondernemingen voor zover deze wetgeving een mogelijke impact heeft op het sluiten van de verzekeringsovereenkomsten, met inbegrip van de belangrijke bepalingen van de Europese regelgeving in dit verband;c) de wetgeving betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming;d) de reglementering, de techniek en de fiscale aspecten van de onderscheiden verzekeringstakken;e) de witwaswetgeving, voor zover de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon onderworpen is aan de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme;f) de gedragsregels als bepaald in dit deel, het koninklijk besluit over de gedragsregels van niveau 1 en het koninklijk besluit over de gedragsregels van niveau 2. B. Bedrijfsbeheer : a) grondbegrippen van boekhouding;b) grondbegrippen van fiscaal en sociaal recht in verband met het beroep.2° Een praktische ervaring in verzekeringen waarvan de duur wordt bepaald overeenkomstig paragraaf 4. FSMA bepaalt de structuur en de inhoud van die praktische ervaring, alsook de handelingen die onder supervisie van een ingeschreven persoon kunnen worden verricht tijdens de periode waarin praktische ervaring wordt opgedaan. § 2. 1° De personen bedoeld in artikel 257, 4°, in artikel 259, tweede lid, en in artikel 260, tweede lid, worden vrijgesteld van de kennis van de materies bepaald in paragraaf 1, 1°, A, b) en c), en B, alsook van de praktische ervaring in verzekeringen vastgesteld in paragraaf 1, 2°. Voor die personen wordt de kennis bepaald in paragraaf 1, 1°, A, a) en d), beperkt tot een basiskennis van de wetgeving op de verzekeringsovereenkomst en van de reglementering, de techniek en de fiscale aspecten van de verzekeringsproducten die zij te koop aanbieden of verkopen. De personen bedoeld in artikel 259, eerste lid, en in artikel 260, eerste lid, worden vrijgesteld van de kennis van de materies opgesomd in paragraaf 1, 1°, B. 2° De herverzekeringstussenpersonen zijn vrijgesteld van de kennis van de materies bepaald in paragraaf 1, 1°, A, a), c) en f).3° Voor de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen die hun werkzaamheden beperken tot een of meer groepen van takken vermeld in Bijlage II van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen of tot de wettelijke arbeidsongevallenverzekering, wordt de technische kennis, bedoeld in paragraaf 1, 1°, A, d), beperkt tot de groep of groepen van takken waarin zij hun werkzaamheden uitoefenen.In voorkomend geval wordt deze beperking van de werkzaamheid vermeld in het register. § 3. Onder de vereiste beroepskennis bedoeld in artikel 269, 1° wordt verstaan, een voldoende kennis van de materie bepaald bij paragraaf 1, 1°, B. Deze kennis is vereist, ook indien de in dat artikel bedoelde personen de hoedanigheid hebben van verantwoordelijke voor de distributie. § 4. Het bewijs van de vereiste beroepskennis wordt geleverd door : 1° de houders van een van de door de Koning opgesomde getuigschriften van hoger onderwijs, die een praktische ervaring hebben opgedaan waarvan de duur door de Koning wordt bepaald doch die niet langer mag zijn dan twee jaar.Voor herverzekeringstussenpersonen wordt de duur van de praktische ervaring op vijf jaar vastgesteld; 2° de houders van een getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs, die een gespecialiseerde cursus in verzekeringen georganiseerd door of krachtens een decreet, een representatieve beroepsorganisatie, een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon, met inbegrip van de kredietinstellingen, met vrucht gevolgd hebben.Deze gespecialiseerde cursus dient erkend te worden door de FSMA. De Koning kan, op voorstel van de FSMA, de nadere regelen vaststellen waaraan de examens in verband met de hier bedoelde cursus in verzekeringen moeten voldoen. Betrokkene dient ook een praktische ervaring aan te tonen waarvan de duur door de Koning wordt bepaald, doch die niet langer mag zijn dan twee jaar. Voor herverzekeringstussenpersonen wordt de duur van de praktische ervaring op vijf jaar vastgesteld.

Voor de verzekeringstussenpersonen die geen inschrijving in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen in de categorie "verzekeringsmakelaars" aanvragen, wordt de duurtijd van die praktische ervaring verminderd tot de helft.

De verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de beroepsorganisaties en de verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen, met inbegrip van de kredietinstellingen, delen aan de FSMA de structuur en de inhoud van hun opleidingsprogramma mee. De FSMA controleert of het opleidingsprogramma aan de in dit artikel gestelde eisen voldoet en of de geslaagde deelnemers met goed gevolg het programma hebben afgewerkt. Zo nodig kan de FSMA de erkenning intrekken. § 5. In afwijking van paragraaf 4 : 1° blijft, voor de personen die in het register van de verzekeringstussenpersonen ingeschreven zijn geweest krachtens de bij artikel 18 van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen vastgestelde overgangsmaatregelen in verband met de beroepskennis, zoals dat was opgesteld vóór het werd gewijzigd bij de wet van 22 februari 2006, en daar vervolgens uit weggelaten zijn geweest, de vrijstelling verworven van de verplichting om het bewijs te leveren dat zij over de vereiste beroepskennis beschikken, wanneer zij binnen de vijf jaar verzoeken om opnieuw in het register te worden ingeschreven, ongeacht de categorie van het register waarop dat nieuwe verzoek betrekking heeft. Bovendien hoeven voornoemde personen, wanneer zij verzoeken om opnieuw in het register te worden ingeschreven en ongeacht de termijn die verstreken is sinds hun weglating uit dat register, het in paragraaf 4, eerste lid, 2°, bedoelde getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs niet voor te leggen; 2° hoeven de andere dan de in de bepaling onder 1° bedoelde personen die al in het register van de verzekeringstussenpersonen ingeschreven zijn geweest, maar daar vervolgens uit weggelaten zijn geweest, wanneer zij binnen de vijf jaar verzoeken om opnieuw in het register te worden ingeschreven en ongeacht de categorie van het register waarop dat nieuwe verzoek betrekking heeft, niet te bewijzen dat zij voldoen aan de vereisten inzake beroepskennis waaraan zij bij hun vorige inschrijving al geacht werden te voldoen. Bovendien hoeven voornoemde personen, wanneer zij verzoeken om opnieuw in het register te worden ingeschreven en ongeacht de termijn die verstreken is sinds hun weglating uit dat register, het in paragraaf 4, eerste lid, 2°, bedoelde getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs niet voor te leggen.

De in het vorige lid bepaalde afwijkingen zijn niet van toepassing als de weglating uit het register voortvloeit uit een schrappingsmaatregel die is genomen op grond van een inbreuk op de vereisten inzake beroepskennis.

De bepalingen van de vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing op de personen die als verantwoordelijken voor de distributie zijn aangewezen. § 6. De verzekeringsondernemingen en, in voorkomend geval, de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen staan in voor de in paragraaf 2 bepaalde voldoende basisopleiding van de personen bedoeld in artikel 259, tweede lid, en in artikel 260, tweede lid. Die basisopleiding moet door de FSMA erkend worden overeenkomstig paragraaf 4, 2° derde lid. § 7. De in dit artikel bedoelde beroepskennis en basisopleiding maken het voorwerp uit van een geregelde bijscholing. De FSMA is bevoegd om deze bijscholingen te erkennen. § 8. In afwijking van de bepalingen in de paragrafen 4, 6 en 7, kunnen de examens met betrekking tot het bewijs van de vereiste beroepskennis door de verzekeringstussenpersonen, zoals bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I), en door hun verantwoordelijken voor de distributie, alsook door hun personeel in contact met het publiek, alsook de examens met betrekking tot het bewijs van de vereiste beroepskennis door de verantwoordelijken voor de distributie, alsook door het personeel in contact met het publiek van de maatschappijen voor onderlinge bijstand, zoals bedoeld in artikelen 43bis, § 5, en 70, §§ 6, 7 en 8, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, georganiseerd worden door het Nationaal Intermutualistisch College, door een voormelde maatschappij van onderlinge bijstand, of door een ziekenfonds. Deze examens dienen te worden erkend door de CDZ. De CDZ bepaalt de modaliteiten waaraan deze examens moet voldoen. § 9. De Koning kan, op voorstel van de FSMA, de bepalingen van de vorige paragrafen wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de gewijzigde wettelijke of reglementaire bepalingen inzake het hoger of secundair onderwijs.

Art. 271.De betrokken verzekeringsondernemingen geven over het bepaalde in artikel 259, eerste lid, periodiek rekenschap aan de FSMA door mededeling van een naamlijst van de betreffende personen en van alle latere wijzigingen in die lijst.

De betrokken verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen geven over de uitvoering van het bepaalde in artikel 260, eerste lid, periodiek rekenschap aan de FSMA door mededeling van een naamlijst van de verantwoordelijke personen en van alle latere wijzigingen in die lijst. Die personen worden door de FSMA ingeschreven in het register met vermelding van het inschrijvingsnummer van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersoon die hen tewerkstelt. artikel 267 is van overeenkomstige toepassing.

Betreffende al de personen bedoeld in artikel 259 en artikel 260, bewaart de werkgever de lijst met de bijhorende stukken en houdt ze ter beschikking van de FSMA. Afdeling III. - Wijze van betaling van de premie en van de

verzekeringsprestatie

Art. 272.Artikel 67 is toepasselijk op elke verzekeringsbemiddeling die onder de toepassing van dit deel valt. HOOFDSTUK 4. - Informatievereisten en andere gedragsregels Afdeling I. - Door de verzekeringstussenpersoon te verstrekken

informatie

Art. 273.§ 1. Voordat een verzekeringsovereenkomst gesloten wordt, en, zo nodig, wanneer de overeenkomst gewijzigd of verlengd wordt, verstrekt de verzekeringstussenpersoon de cliënt ten minste de volgende informatie : 1° zijn identiteit en adres;2° het register van de verzekeringstussenpersonen waarin hij is ingeschreven, zijn inschrijvingsnummer in het register, en, bij afwezigheid van een inschrijvingsnummer, hoe zijn registerinschrijving kan worden geverifieerd, en desgevallend, de categorie waarin hij is ingeschreven;3° de naam en het adres van de verzekeringsonderneming waarin hij een rechtstreekse of middellijke deelneming van 10 % of meer van de stemrechten of van het kapitaal bezit;4° de naam en het adres van de verzekeringsonderneming of de moederonderneming van een verzekeringsonderneming, die een rechtstreekse of middellijke deelneming bezit van meer dan 10 % van de stemrechten of van het kapitaal van de verzekeringstussenpersoon;5° de naam en het adres van de instantie waarbij cliënten en andere belanghebbenden klachten over verzekeringstussenpersonen kunnen indienen;6° het feit dat hij al dan niet enig advies verstrekt over de aan de cliënt voorgestelde verzekeringsovereenkomsten. Bovendien deelt de verzekeringstussenpersoon de cliënt met betrekking tot de aangeboden overeenkomst mee : 1° dat hij adviseert op grond van een onpartijdige analyse die beantwoordt aan de bepalingen van paragraaf 2, dan wel, 2° dat hij een contractuele verplichting heeft om uitsluitend met één verzekeringsonderneming of met meerdere verzekeringsondernemingen verzekeringszaken te doen;in dat geval deelt hij op verzoek van de cliënt tevens de naam en het adres van deze verzekeringsonderneming(en) mee, dan wel, 3° dat hij geen contractuele verplichting heeft om uitsluitend met één verzekeringsonderneming of met meerdere verzekeringsondernemingen verzekeringszaken te doen, en niet adviseert op grond van een verplichting tot een onpartijdige analyse die beantwoordt aan de bepalingen van paragraaf 2;in dit geval deelt hij op verzoek van de cliënt tevens de naam en het adres mee van de verzekeringsonderneming(en) waarmee hij zaken doet of kan doen.

In de gevallen waarin is voorzien dat bepaalde informatie op verzoek van de cliënt wordt verstrekt, wordt deze in kennis gesteld van zijn recht om dergelijke informatie te vragen. § 2. Wanneer de verzekeringstussenpersoon de cliënt meedeelt dat hij adviseert op grond van een onpartijdige analyse, is hij verplicht zijn advies te baseren op een analyse van een toereikend aantal op de markt verkrijgbare verzekeringsovereenkomsten, zodat hij overeenkomstig professionele criteria in staat is de verzekeringsovereenkomst aan te bevelen die aan de behoeften van de cliënt voldoet. § 3. Voorafgaand aan de sluiting van een specifieke verzekeringsovereenkomst, identificeert de verzekeringstussenpersoon, in het bijzonder rekening houdend met de door de cliënt verstrekte informatie, ten minste de verlangens en behoeften van deze cliënt, en ziet hij erop toe dat de aangeboden verzekeringsovereenkomst aan die verlangens en behoeften beantwoordt. Als een verzekeringstussenpersoon advies verstrekt, preciseert hij bij die gelegenheid ook de elementen waarop zijn advies over een bepaalde verzekeringsovereenkomst is gebaseerd. Deze preciseringen variëren in functie van de graad van complexiteit van de aangeboden verzekeringsovereenkomst. § 4. De in de paragrafen 1, 2 en 3 bedoelde informatie moet niet worden gegeven wanneer de verzekeringsbemiddeling betrekking heeft op de verzekering van grote risico's.

Art. 274.De verzekeringstussenpersoon vermeldt op zijn briefpapier en op de andere documenten betreffende zijn activiteit van verzekeringsbemiddeling die van hem uitgaan, alsook in zijn reclame, zijn inschrijvingsnummer in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen.

Op vraag van de cliënt deelt hij hem de aard en de draagwijdte van zijn bevoegdheden mee.

De verplichte vermeldingen bedoeld in het eerste lid worden, voor wat betreft de verzekeringsagenten, aangevuld met de namen van alle verzekeringsondernemingen in wiens naam en voor wiens rekening zij werkzaamheden van verzekeringsbemiddeling uitoefenen, en, voor wat betreft de verzekeringssubagenten, met de naam van de verzekeringstussenpersoon voor wie ze optreden.

De personen bedoeld in artikel 259, vermelden bij elk contact met het publiek de naam van de verzekeringsonderneming waarvoor zij op directe of indirecte wijze werken. De personen bedoeld in artikel 260, § 1, vermelden bij elk contact met het publiek de naam van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon voor wie zij optreden. Afdeling II. - Voorwaarden inzake informatieverstrekking

Art. 275.§ 1. Alle informatie die de cliënten op grond van de artikelen 273 en 274 moet worden meegedeeld, wordt verstrekt : a) op papier of op een andere duurzame drager die voor de cliënt beschikbaar en toegankelijk is;b) op duidelijke, nauwkeurige, en voor de cliënt begrijpelijke wijze;c) in een van de officiële talen van België of in elke andere taal die door partijen is overeengekomen. § 2. Het gebruik van een andere duurzame drager dan papier om informatie te verstrekken aan cliënten, is enkel toegestaan als : a) de verstrekking van deze informatie op de desbetreffende drager past in de context waarin de verzekeringstussenpersoon zakendoet met de cliënt;en b) de cliënt de keuze heeft gekregen tussen informatie op papier of op die andere duurzame drager, en hij specifiek voor die andere drager heeft gekozen. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt de verstrekking van informatie via elektronische mededelingen geacht te passen in de context waarin de verzekeringstussenpersoon met de cliënt zakendoet of gaat zakendoen als bewezen is dat de cliënt regelmatig toegang heeft tot internet. Dit wordt als bewezen aangemerkt als de cliënt een e-mailadres als communicatiemiddel opgeeft om zaken te kunnen doen. § 3. Bedoelde informatie mag op verzoek van de cliënt mondeling worden meegedeeld in het geval de verzekeringsdekking onmiddellijk ingaat. In dit geval wordt de informatie onmiddellijk na de sluiting van de overeenkomst aan de cliënt meegedeeld, overeenkomstig het bepaalde bij het eerste lid. § 4. In geval van telefonische verkoop geschiedt de aan de cliënt te verstrekken informatie met toepassing van het bepaalde bij de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy en elektronische communicatie. In dat geval wordt de informatie eveneens onmiddellijk na de sluiting van de overeenkomst aan de cliënt meegedeeld, overeenkomstig het bepaalde bij het eerste lid. Afdeling III. - Door de verzekeringsonderneming te verstrekken

informatie

Art. 276.Het bepaalde bij artikel 273, § 1, eerste lid, 5° en 6°, en §§ 3 en 4, en bij artikel 275 is van overeenkomstige toepassing op de verzekeringsondernemingen in hun rechtstreekse contacten met cliënten. Afdeling IV. - Andere gedragsregels

Art. 277.§ 1. De verzekeringstussenpersonen dienen zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van hun cliënteel. De door hen verstrekte informatie moet correct, duidelijk en niet misleidend zijn.

De verzekeringtussenpersonen dienen, bij hun bemiddelingsactiviteit, de gedragsregels na te leven die van toepassing zijn op verzekeringsondernemingen. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en genomen na advies van de FSMA, voor alle of bepaalde categorieën van verzekeringstussenpersonen in een aangepaste versie van deze gedragsregels voorzien of bepaalde van deze regels geheel of gedeeltelijk buiten toepassing verklaren, om rekening te houden met de specificiteit van hun rol. § 2. De verzekeringstussenpersonen bemiddelen enkel met betrekking tot verzekeringsovereenkomsten waarvan zij, hun verantwoordelijken voor de distributie en de personen die zij tewerkstellen als bedoeld in artikel 260, tweede lid, de essentiële kenmerken kennen en in staat zijn deze aan de cliënten toe te lichten.

De verzekeringsondernemingen bieden enkel verzekeringsovereenkomsten aan waarvan hun verantwoordelijken voor de distributie en de personen die zij tewerkstellen als bedoeld in artikel 259, tweede lid, de essentiële kenmerken kennen en in staat zijn deze aan de cliënten toe te lichten. § 3. Onverminderd het bepaalde bij de artikelen 26 en 27 van de wet van 2 augustus 2002, is de Koning bevoegd om door middel van een na overleg in de Ministerraad vastgesteld besluit, genomen na advies van de FSMA, in uitvoering van paragrafen 1 en 2, gedragsregels en regels ter voorkoming van belangenconflicten die de verzekeringstussenpersonen moeten naleven, nader te bepalen. § 4. De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en genomen na advies van de FSMA, de overige bepalingen van deze wet wijzigingen, aanvullen, vervangen of opheffen teneinde de inhoud ervan af te stemmen op en coherent te maken met de gedragsregels bedoeld in dit artikel. De krachtens deze machtiging genomen besluiten zijn van rechtswege opgeheven indien zij niet bij wet zijn bekrachtigd binnen twaalf maanden na hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Afdeling V. - Bewaring van gegevens

Art. 278.§ 1. De verzekeringstussenpersonen bewaren een registratie van elke verrichte activiteit van verzekeringsbemiddeling, om de FSMA in staat te stellen na te gaan of de verzekeringstussenpersoon zich conformeert aan de bepalingen van dit deel, het koninklijk besluit over de gedragsregels van niveau 1 en van het koninklijk besluit over de gedragsregels van niveau 2, en inzonderheid of hij zijn verplichtingen ten aanzien van zijn cliënten of potentiële cliënten nakomt. § 2. De FSMA kan de bepalingen van dit artikel verduidelijken aan de hand van reglementen genomen ter uitvoering van de artikelen 49, § 3, en 64, van de wet van 2 augustus 2002. Afdeling VI. - Aansprakelijkheid

Art. 279.§ 1. Verzekeringsondernemingen die samenwerken met verbonden verzekeringsagenten, blijven volledig en onvoorwaardelijk verantwoordelijk voor elke handeling of elk verzuim van die verbonden verzekeringsagenten die in naam en voor rekening van die ondernemingen optreden, in zoverre die handeling of dat verzuim betrekking heeft op de gedragsregels als bedoeld in dit deel, het koninklijk besluit over de gedragsregels van niveau 1 of het koninklijk besluit over de gedragsregels van niveau 2. Toch blijft ook de verbonden verzekeringsagent verantwoordelijk als er sprake is van een kennelijke tekortkoming.

De verzekeringsondernemingen zien erop toe dat de verbonden verzekeringsagenten met wie zij samenwerken, kenbaar maken in welke hoedanigheid zij optreden voordat zij zakendoen met een cliënt.

De verzekeringsondernemingen dienen de werkzaamheden van de verbonden verzekeringsagenten met wie zij samenwerken, te controleren. § 2. Verzekeringsagenten en verzekeringsmakelaars die samenwerken met verzekeringssubagenten blijven volledig en onvoorwaardelijk verantwoordelijk voor elke handeling of elk verzuim van die verzekeringssubagenten die voor hun rekening optreden.

De verzekeringsagenten en de verzekeringsmakelaars zien erop toe dat de verzekeringssubagenten met wie zij samenwerken, kenbaar maken in welke hoedanigheid zij optreden voordat zij zakendoen met een cliënt.

De verzekeringsagenten en de verzekeringsmakelaars dienen de werkzaamheden van de verzekeringssubagenten met wie zij samenwerken, te controleren.

DEEL 7. - ORGANISATIE VAN HET TOEZICHT TITEL I. - Organisatie van het toezicht en samenwerking tussen de autoriteiten

Art. 280.§ 1. Behalve voor zover uitdrukkelijk anders bepaald in deze wet, ziet de FSMA toe op de naleving van de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen. § 2. In afwijking van paragraaf 1 wordt de CDZ belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de maatschappijen van onderlinge bijstand, zoals bedoeld in artikel 43bis, § 5, en 70, §§ 6, 7 en 8, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, en met betrekking tot de verzekeringstussenpersonen zoals bedoeld in artikel 68 van de wet van 26 april 2010 houdende diverse bepalingen inzake de organisatie van de aanvullende ziekteverzekering (I).

Voor de in deze wet en haar uitvoeringsbesluiten opgenomen toezichts- en sanctiebevoegdheden ten opzichte van de in het eerste lid vermelde maatschappijen van onderlinge bijstand en verzekeringstussenpersonen, wordt "de FSMA" gelezen als "de CDZ", met uitzondering van die bepalingen die een reglementaire bevoegdheid van de FSMA vaststellen en die bepalingen in verband waarmee in de wet zelf een afzonderlijke regeling voor het toezicht door de CDZ is opgenomen. Voor de besluiten van de Koning die op grond van deze wet moeten worden genomen na advies van de FSMA, moet tevens het advies van de CDZ worden ingewonnen indien de in het eerste lid vermelde maatschappijen van onderlinge bijstand en/of verzekeringstussenpersonen onder het toepassingsgebied van de Koninklijke besluiten in kwestie zullen vallen.

De FSMA en de CDZ sluiten een samenwerkingsovereenkomst. De samenwerkingsovereenkomst regelt onder meer de uitwisseling van informatie en de eenvormige toepassing van deze wet.

Art. 281.De FSMA is bevoegd voor het toezicht op de naleving door de Belgische verzekeringsondernemingen en de buitenlandse verzekeringsondernemingen, met uitzondering van de EER verzekeringsondernemingen, van de regels die, overeenkomstig artikel 45, § 1, 3°, f. van de wet van 2 augustus 2002, een loyale, billijke en professionele behandeling van de belanghebbende partijen moeten waarborgen.

Art. 282.Met het oog op een efficiënt en gecoördineerd toezicht op de verzekeringsondernemingen sluiten de Bank en de FSMA een protocol dat op hun respectieve websites wordt bekend gemaakt.

Dit protocol bepaalt de modaliteiten van de samenwerking tussen de Bank en de FSMA in alle gevallen waar de wet een advies, raadpleging, informatie of ander contact tussen de twee instellingen voorziet of waar overleg tussen beide instellingen noodzakelijk is om een eenvormige toepassing van de wetgeving te verzekeren.

Art. 283.Wanneer de FSMA in haar toezicht op de naleving van de bepalingen van deel 6 van deze wet praktijken vaststelt die strijdig zijn met andere wetgevingen dan deze wet, brengt zij de overheden die bevoegd zijn voor deze materies daarvan op de hoogte. Evenzo brengen die overheden de FSMA op de hoogte van de door hen vastgestelde inbreuken op wetten, besluiten of reglementen door de ondernemingen en personen onderworpen aan deze wet. Deze inlichtingen blijven onderworpen aan de regels van het beroepsgeheim waartoe die overheden zijn gehouden.

Art. 284.Met het oog op een goede toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen werkt de FSMA samen met de Bank, de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van de EER, de bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 2, punt 11 van de Richtlijn 2002/92/EG, en met de autoriteiten van derde landen met een gelijkaardige opdracht, en kan zij met deze autoriteiten vertrouwelijke informatie uitwisselen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 75 en 77, §§ 1 en 2, van de wet van 2 augustus 2002.

Art. 285.Elke klacht wegens overtreding van deze wet wordt ter kennis van de FSMA gebracht door de gerechtelijke of bestuurlijke instantie waarbij zij aanhangig is gemaakt.

Elke strafvordering uit hoofde van misdrijven als bedoeld in het eerste lid, wordt ter kennis van de FSMA gebracht door de zorg van de griffier van het strafgerecht waarbij zij aanhangig is gemaakt.

TITEL II. - Uitoefening van het toezicht HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 286.§ 1. De FSMA bepaalt de gegevens die de verzekeraars, de herverzekeringsondernemingen en de verzekerings- en de herverzekeringstussenpersonen dienen te verstrekken opdat zou kunnen worden nagegaan of de wettelijke en reglementaire bepalingen waaraan zij zijn onderworpen, zijn nageleefd. De FSMA bepaalt voor deze gegevens tevens de rapporteringsfrequentie en -modaliteiten. § 2. Op eenvoudig verzoek van de FSMA zijn de verzekeraars en de herverzekeringsondernemingen en de verzekerings- en de herverzekeringstussenpersonen ertoe gehouden alle inlichtingen te verstrekken en alle documenten in te leveren die de FSMA nodig heeft ter uitvoering van haar taken en dit binnen de termijn die de FSMA vaststelt. De in dit lid bedoelde inlichtingen en documenten dienen minstens in de taal te worden gesteld die bij wet of decreet wordt opgelegd.

De FSMA kan in het Belgische hoofdkantoor van de verzekeraars, de herverzekeringsondernemingen en de verzekerings- en de herverzekeringstussenpersonen of in hun bijkantoren, agentschappen en kantoren in België, inspecties verrichten en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in het bezit van de verzekeraars, de herverzekeringsondernemingen en de verzekerings- en de herverzekeringstussenpersonen na, ingeval het een EER verzekeringsonderneming betreft, voorafgaande kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming.

De FSMA kan bij de bijkantoren van Belgische verzekeraars in het buitenland na, ingeval het een bijkantoor van een Belgische verzekeringsonderneming in een lidstaat van de EER betreft, voorafgaande kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van die lidstaat, de in het tweede lid bedoelde inspecties verrichten. Evenzo kan zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van het bijkantoor van een Belgische verzekeringsonderneming verzoeken voor haar rekening die inspecties te verrichten.

De verzekerings- en de herverzekeringstussenpersonen zijn gehouden tot het verstrekken aan de FSMA, op eenvoudig verzoek, van alle inlichtingen betreffende de verzekeringsovereenkomsten die zij in hun bezit hebben.

De FSMA kan, voor de uitvoering van dit artikel personeelsleden of zelfstandige hiertoe gemachtigde deskundigen delegeren, die haar verslag uitbrengen. § 3. Indien op de verzekeraar de bepalingen van artikel 288 worden toegepast, kan de FSMA : a) het verzoek om inlichtingen en documenten en de inzage ter plaatse bedoeld in paragraaf 2, eerste en tweede lid, uitbreiden tot elke in België gevestigde onderneming waarop de verzekeraar, alleen of samen met of in overleg met anderen, in rechte of in feite, controle uitoefent in de zin van boek 2, titel II van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen;b) hetzelfde doen ten aanzien van in België gevestigde ondernemingen of instellingen waarmee de verzekeraar een beheersovereenkomst, een herverzekeringsovereenkomst of een andere overeenkomst heeft gesloten waardoor het beheer kan worden overgedragen;c) de in de paragraaf 2 bedoelde controle in het kader van internationale overeenkomsten eveneens uitbreiden tot in het buitenland gevestigde bijkantoren en dochterondernemingen van Belgische verzekeraars.De FSMA kan voor de toepassing van dit punt c akkoorden sluiten met buitenlandse autoriteiten.

Die uitbreiding die onderwerp moet zijn van een met redenen omklede beslissing, kan slechts het nazicht tot doel hebben van de nakoming van de verplichtingen die de verzekeraar jegens de verzekeringnemers, verzekerden, de begunstigden of derden die een belang hebben bij de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten heeft aangegaan. HOOFDSTUK 2. - Herstelmaatregelen

Art. 287.Onverminderd de toepassing van artikel 22 eist de FSMA de intrekking of omvorming van de documenten met contractueel of publicitair karakter waarvan zij vaststelt dat zij met de door of krachtens de wet gestelde bepalingen niet overeenstemmen.

De FSMA stelt de Bank in kennis van haar eis tot intrekking of omvorming van de documenten met een contractueel karakter overeenkomstig het eerste lid.

Art. 288.§ 1. Wanneer de FSMA vaststelt dat een Belgische verzekeraar of een buitenlandse verzekeraar die geen EER verzekeringsonderneming is, niet werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet, haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen, maant zij de verzekeraar aan om, binnen de termijn die zij bepaalt, de vastgestelde toestand te verhelpen.

De FSMA stelt de Bank in kennis van de feiten die in hoofde van de betrokken verzekeringsonderneming zijn vastgesteld. § 2. Onverminderd de overige maatregelen bepaald door of krachtens de wet, kan de FSMA, indien de toestand na de door haar overeenkomstig paragraaf 1 opgelegde termijn niet is verholpen, alle passende maatregelen nemen en inzonderheid de verzekeraars verbieden nieuwe verzekeringsovereenkomsten te sluiten of bepaalde categorieën van nieuwe verzekeringsovereenkomsten te sluiten, met dien verstande dat indien het buitenlandse verzekeraars betreft, het verbod enkel betrekking kan hebben op overeenkomsten waarvan de risico's of verbintenissen in België liggen.

De FSMA stelt de Bank in kennis van de op grond van deze paragraaf jegens verzekeringsondernemingen getroffen maatregelen. § 3. Indien de door de FSMA voorgenomen maatregelen tot gevolg zouden hebben dat de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van het bedrijf van een verzekeringsonderneming zou worden geschorst of verboden, stelt de FSMA de Bank op voorhand in kennis van de maatregelen die zij wenst te nemen.

Vanaf de ontvangst van deze kennisgeving beschikt de Bank over een termijn van tien dagen om zich te verzetten tegen de voorgenomen maatregelen. Na verloop van de termijn van tien dagen wordt de Bank geacht zich niet tegen de voorgenomen maatregelen te verzetten.

De Bank motiveert de beslissing waarbij zij zich verzet tegen de voorgenomen maatregelen en deelt deze mee aan de FSMA met alle dienstige middelen. De Bank bepaalt de termijn gedurende dewelke de voorgenomen maatregelen niet kunnen worden uitgevoerd, zonder dat deze termijn meer dan 30 dagen mag bedragen. Deze termijn kan worden verlengd mits akkoord van de FSMA. Bij gebrek aan een akkoord tussen de Bank en de FSMA kan de Bank de arbitrageprocedure bedoeld in artikel 36bis, § 4 van de wet van 2 augustus 2002 opstarten. Als de procedure wordt opgestart, stelt de Bank de FSMA hiervan in kennis voor het verstrijken van de termijn.

Indien de Bank geen gebruik maakt van de mogelijkheid voorzien in het tweede of vierde lid, kan de FSMA de betrokken maatregelen treffen in toepassing van paragraaf 2. § 4. Bij ernstige en stelselmatige overtreding van de regels bedoeld in artikel 45, § 1, eerste lid, 3°, of § 2, van de wet van 2 augustus 2002, kan de Bank de vergunning intrekken op verzoek van de FSMA, volgens de procedure en de regels bepaald bij artikel 36bis van diezelfde wet. § 5. De FSMA kan de verzekeraar aan wie zij een aanmaning richt met toepassing van de eerste paragraaf bevelen om de commercialisering of bepaalde vormen van de commercialisering van de betrokken verzekeringsovereenkomst op het Belgisch grondgebied op te schorten zolang de betrokken wettelijke of reglementaire bepalingen niet zijn nageleefd. Het bevel tot opschorting van de commercialisering kan zich uitstrekken tot de commercialisering via alle of een deel van de personen op wie de verzekeraar, aan wie de FSMA het bevel richt, een beroep doet voor de commercialisering. De verzekeraar aan wie het bevel is gericht moet deze opschorting van de commercialisering onmiddellijk meedelen aan alle personen op wie hij een beroep doet voor de commercialisering van de betrokken verzekeringsovereenkomst op het Belgisch grondgebied en tot wie de opschorting van de commercialisering zich uitstrekt. In het belang van de afnemers van financiële producten en diensten kan de FSMA deze beslissing openbaar maken. De opschorting van de commercialisering wordt door de FSMA opgeheven wanneer vaststaat dat de betrokken wettelijke of reglementaire bepalingen zijn nageleefd.

De FSMA brengt de Bank op de hoogte van de op grond van het eerste lid genomen maatregelen. § 6. Onverminderd hetgeen bepaald is in artikel 277, § 2, is de CDZ jegens de maatschappijen van onderlinge bijstand, zoals bedoeld in artikel 43bis, § 5, en 70, §§ 6, 7 en 8, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen als enige bevoegd om de maatregelen voorzien in dit artikel te nemen.

Art. 289.Wanneer de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat waar een Belgische verzekeringsonderneming een bijkantoor heeft gevestigd of er werkzaamheden uitoefent in vrije dienstverrichting, de FSMA ervan in kennis stellen dat die onderneming de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen die deze lidstaat heeft vastgesteld en waarop genoemde autoriteiten toezien en die in België tot de bevoegdheidssfeer van de FSMA behoren, heeft overtreden, neemt de FSMA zo spoedig mogelijk de meest passende maatregelen zoals bedoeld in artikel 288 opdat de betrokken onderneming een einde maakt aan die onregelmatigheden. De FSMA brengt dit ter kennis van de voornoemde autoriteiten.

Art. 290.Onverminderd de mogelijke toepassing van artikel 288, § 5, kan de FSMA in uiterst spoedeisende gevallen de in de artikelen 288 en 289 bedoelde maatregelen treffen zonder vooraf een hersteltermijn op te leggen.

Art. 291.§ 1. Wanneer de FSMA vaststelt dat een EER verzekeringsonderneming zich niet conformeert aan de in België geldende wettelijke en reglementaire bepalingen die tot haar bevoegdheidssfeer behoren, maant zij de verzekeringsonderneming aan om, binnen de termijn die zij bepaalt, de vastgestelde toestand te verhelpen.

De FSMA stelt de Bank in kennis van de feiten die in hoofde van de betrokken EER verzekeringsonderneming zijn vastgesteld. § 2. Indien de toestand na de door haar overeenkomstig paragraaf 1 opgelegde termijn niet is verholpen, stelt de FSMA de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de EER verzekeringsonderneming hiervan in kennis.

Wanneer de inbreuken blijven aanhouden, kan de FSMA passende maatregelen nemen om verdere onregelmatigheden te voorkomen nadat de FSMA de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de EER verzekeringsonderneming daarvan op de hoogte heeft gebracht. Met name kan de FSMA, voor zover de omstandigheden het vereisen, de verzekeringsonderneming verbieden om nog verdere verzekeringsovereenkomsten of bepaalde categorieën van verzekeringsovereenkomsten te sluiten die verband houden met in België gelegen risico's of verbintenissen.

De FSMA stelt de Bank in kennis van de maatregelen getroffen met toepassing van het tweede lid. § 3. De FSMA kan de EER verzekeringsonderneming aan wie zij een aanmaning richt met toepassing van de eerste paragraaf tevens bevelen om de commercialisering of bepaalde vormen van de commercialisering van de betrokken verzekeringsovereenkomst op het Belgisch grondgebied op te schorten zolang de betrokken wettelijke of reglementaire bepalingen niet zijn nageleefd. Het bevel tot opschorting van de commercialisering kan zich uitstrekken tot de commercialisering via alle of een deel van de personen op wie de EER verzekeringsonderneming, aan wie de FSMA het bevel richt, een beroep doet voor de commercialisering. De EER verzekeringsonderneming aan wie het bevel is gericht moet deze opschorting van de commercialisering onmiddellijk meedelen aan alle personen op wie hij een beroep doet voor de commercialisering van de betrokken verzekeringsovereenkomst op het Belgisch grondgebied en tot wie de opschorting van de commercialisering zich uitstrekt. In het belang van de afnemers van financiële producten en diensten kan de FSMA deze beslissing openbaar maken. De opschorting van de commercialisering wordt door de FSMA opgeheven wanneer vaststaat dat de betrokken wettelijke of reglementaire bepalingen zijn nageleefd.

De FSMA brengt de Bank en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de EER verzekeringsonderneming op de hoogte van de op grond van het eerste lid genomen maatregelen. § 4. Onverminderd de toepassing van de paragrafen 1, 2 of 3, kan de FSMA in dringende gevallen passende maatregelen nemen om inbreuken te voorkomen op de regels die van toepassing zijn op de EER verzekeringsonderneming en die tot haar bevoegdheidssfeer behoren. De FSMA kan onder meer de verzekeringsonderneming verbieden om nog verdere verzekeringsovereenkomsten of bepaalde categorieën van verzekeringsovereenkomsten te sluiten die verband houden met in België gelegen risico's of verbintenissen.

De FSMA brengt de Bank en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de verzekeringsonderneming onmiddellijk op de hoogte van de genomen maatregelen. § 5. De FSMA kan, op verzoek van de ter zake bevoegde Belgische autoriteiten, de vorige paragrafen toepassen op een EER verzekeringsonderneming wanneer zij in België handelingen heeft gesteld die strijdig zijn met wettelijke of reglementaire bepalingen van algemeen belang, zoals bedoeld in artikel 15.

Art. 292.§ 1. Wanneer de FSMA vaststelt dat een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon niet werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen, andere dan de artikelen 273, 275 en 277, identificeert zij deze tekortkomingen en stelt de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.

Zij kan voor deze termijn het uitoefenen van een deel of het geheel van de activiteit van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon verbieden en de inschrijving in het register schorsen.

Indien de FSMA na afloop van de door haar overeenkomstig lid 1 opgelegde termijn vaststelt dat de tekortkomingen niet zijn verholpen, schrapt zij de inschrijving van de betrokken verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon.

De schrapping houdt het verbod in de gereglementeerde werkzaamheid uit te oefenen en de titel te voeren. § 2. In afwijking van het bepaalde in paragraaf 1, wanneer de FSMA vaststelt dat een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon het bepaalde in artikel 268, § 1, 3°, 6° en 8°, niet nakomt, maant zij deze aan de tekortkoming te verhelpen binnen een maand na datum van aanmaning.

Wanneer, in de in het eerste lid bedoelde gevallen, na de termijn van een maand de tekortkoming niet is verholpen, alsook in geval van faillietverklaring van een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon, vervalt ambtshalve de inschrijving van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon in het register. De FSMA brengt de betrokken verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon hiervan op de hoogte. § 3. Wanneer de FSMA vaststelt dat een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon niet werkt overeenkomstig de artikelen 273, 275 en 277 en/of de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering van deze bepalingen, identificeert zij deze tekortkomingen en stelt de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.

Zij kan voor deze termijn het uitoefenen van een deel of het geheel van de activiteit van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon verbieden en de inschrijving in het register schorsen.

Onverminderd de overige maatregelen bepaald door of krachtens de wet, kan de FSMA, indien de toestand na de door haar overeenkomstig lid 1 opgelegde termijn niet is verholpen, ten aanzien van de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon de maatregelen uit artikel 36bis, paragraaf 2 van de wet van 2 augustus 2002 treffen.

Indien de FSMA na afloop van de door haar overeenkomstig lid 1 opgelegde termijn vaststelt dat de tekortkomingen niet zijn verholpen, kan zij de inschrijving van de betrokken verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon schrappen.

De schrapping houdt het verbod in de gereglementeerde werkzaamheid uit te oefenen en de titel te voeren.

Art. 293.§ 1. De in de artikelen 288 tot en met 292 bedoelde beslissingen van de FSMA hebben voor de verzekeraar, de herverzekeringsonderneming, dan wel de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs. Voor derden hebben zij, wat de maatregelen jegens de verzekeraars of de herverzekeringsondernemingen betreft, uitwerking vanaf de datum van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. § 2. Het directiecomité van de FSMA kan de notificatie van beslissingen tot inschrijving of tot weigering van inschrijving in het register van de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, alsmede van beslissingen tot wijziging, aanmaning, schorsing en schrapping van inschrijving, opdragen aan een door hem aangeduid lid van het personeel van de FSMA. § 3. De FSMA kan op kosten van de verzekeraar of de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon tot publicatie van de genomen maatregelen overgaan in de kranten en tijdschriften van haar keuze of op plaatsen en voor de duur die zij bepaalt. De FSMA kan de genomen maatregelen eveneens op haar website publiceren.

Art. 294.§ 1. Onverminderd de overige maatregelen bepaald door of krachtens de wet, kan de FSMA, indien de verzekeraar of een herverzekeringsonderneming tot wie zij een bevel heeft gericht om zich in regel te stellen met deze wet, haar uitvoeringsbesluiten of- reglementen, in gebreke blijft bij het verstrijken van de door de FSMA opgelegde termijn, en op voorwaarde dat die verzekeraar of de herverzekeringsonderneming zijn middelen heeft kunnen laten gelden : 1° een dwangsom opleggen die per kalenderdag vertraging niet meer mag bedragen dan 50.000 euro, noch in totaal meer dan 2.500.000 euro voor de miskenning van eenzelfde bevel; 2° haar standpunt met betrekking tot de betrokken inbreuk of tekortkoming bekendmaken. § 2. De dwangsommen die met toepassing van dit artikel worden opgelegd, worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. § 3. In spoedeisende gevallen kan de FSMA haar standpunt met betrekking tot de betrokken inbreuk of tekortkoming bekendmaken zonder voorafgaand bevel om zich in regel te stellen, mits de verzekeraar of de herverzekeringsonderneming zijn middelen heeft kunnen laten gelden.

Art. 295.§ 1. Onverminderd de overige maatregelen bepaald door of krachtens de wet, kan de FSMA, indien de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon tot wie zij een bevel heeft gericht om zich in regel te stellen met deze wet, haar uitvoeringsbesluiten of -reglementen, in gebreke blijft bij het verstrijken van de door de FSMA opgelegde termijn, en op voorwaarde dat die persoon zijn middelen heeft kunnen laten gelden : 1° een dwangsom opleggen die per kalenderdag vertraging niet meer mag bedragen dan 5.000 euro, noch in totaal meer dan 75.000 euro voor de miskenning van eenzelfde bevel; 2° haar standpunt met betrekking tot de betrokken inbreuk of tekortkoming bekendmaken. § 2. De dwangsommen die met toepassing van dit artikel worden opgelegd, worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. § 3. In spoedeisende gevallen kan de FSMA haar standpunt met betrekking tot de betrokken inbreuk of tekortkoming bekendmaken zonder voorafgaand bevel om zich in regel te stellen, mits de verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon zijn middelen heeft kunnen laten gelden. HOOFDSTUK 3. - Aansprakelijkheid

Art. 296.De bestuurders, zaakvoerders of algemene lasthebbers van verzekeringsondernemingen zijn aansprakelijk tegenover de verzekeringnemers, verzekerden, de begunstigden of alle derden die belang hebben bij de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten voor elke schade die zou voortvloeien uit de niet-nakoming van de verplichtingen die deze wet of haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen oplegt aan de verzekeringsondernemingen.

Wat de inbreuken betreft waaraan zij niet hebben deelgenomen, worden zij slechts van hun aansprakelijkheid ontslagen indien hun geen enkele fout kan worden aangerekend en men hun niet kan verwijten dat zij nagelaten hebben alle hun ter beschikking staande middelen aan te wenden om de schade te voorkomen of te beperken.

Wanneer verscheidene personen overeenkomstig de voorgaande leden aansprakelijk zijn voor eenzelfde schade, kan de hoofdelijkheid worden ingeroepen. HOOFDSTUK 4. - Bijzondere bevoegdheden bij liquidatieprocedures en saneringsmaatregelen

Art. 297.§ 1. De FSMA kan de bevoegde Belgische autoriteiten en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van een verzekeringsonderneming om informatie over het verloop van een saneringsmaatregel of van een liquidatieprocedure verzoeken. § 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk hebben de begrippen saneringsmaatregel en liquididatieprocedure de betekenis die hieraan wordt gegeven in de wet van 9 juli 1975.

Art. 298.Wanneer de bevoegde autoriteiten van een verzekeringsonderneming een beslissing tot opening van een liquidatieprocedure of tot vaststelling van een saneringsmaatregel hebben genomen, kan de FSMA, na overleg met de bevoegde autoriteiten van de verzekeringsonderneming, een bericht laten publiceren in het Belgisch Staatsblad en in twee dagbladen of periodieke uitgaven met regionale spreiding.

Dat bericht bevat minstens een uittreksel uit die beslissing en vermeldt de bevoegde autoriteiten, het toepasselijke recht en, in voorkomend geval, de aangewezen liquidateur of saneringscommissaris en wordt bekendgemaakt in minstens één van de Belgische officiële talen.

TITEL III. - Administratieve sancties

Art. 299.§ 1. Onverminderd de overige maatregelen bepaald door of krachtens de wet, kan de FSMA, indien zij een inbreuk vaststelt door een verzekeraar of herverzekeringsonderneming op de bepalingen van deze wet of van haar uitvoeringsbesluiten of -reglementen, aan de overtreder een administratieve boete opleggen die niet meer mag bedragen dan 2.500.000 euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten. § 2. De boetes die met toepassing van dit artikel worden opgelegd, worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.

Art. 300.§ 1. Onverminderd de overige maatregelen bepaald door of krachtens de wet, kan de FSMA, indien zij een inbreuk vaststelt door een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon op de bepalingen van deze wet of van haar uitvoeringsbesluiten of -reglementen, aan de overtreder een administratieve boete opleggen die niet meer mag bedragen dan 75.000 euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten. § 2. De boetes opgelegd met toepassing van dit artikel worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.

TITEL IV. - Commissie voor verzekeringen

Art. 301.§ 1. Onder de naam "Commissie voor Verzekeringen", wordt een adviescommissie ingesteld, met opdracht overleg te plegen omtrent alle vragen die haar door de minister of door de FSMA worden voorgelegd.

De Commissie kan uit eigen beweging adviezen geven over alle problemen betreffende de verzekeringsverrichtingen die binnen de bevoegdheden van de FSMA vallen. § 2. De Commissie bestaat uit zesentwintig vaste leden, te benoemen door de Koning.

Elf leden worden gekozen uit de vertegenwoordigers van de voor de uitoefening van verzekeringsactiviteit in België toegelaten verzekeringsondernemingenen, waarvan acht op een dubbele lijst worden voorgedragen door de meest representatieve beroepsorganisaties.

Zes leden worden gekozen uit de personen die in aanmerking komen om de belangen der verbruikers te vertegenwoordigen; twee ervan worden op een dubbele lijst voorgedragen door de Raad voor het Verbruik. Een van deze zes leden vertegenwoordigt de belangen van de industriële en handelsondernemingen.

Drie leden worden gekozen uit de vertegenwoordigers van in België bedrijvige verzekeringsbemiddelaars, op een dubbele lijst voorgedragen door de meest representatieve beroepsorganisaties.

De overige zes leden, waarvan een lid op voordracht van de minister van Financiën zal benoemd worden, moeten bevoegd zijn en blijk geven van beroepservaring op het stuk van de door de FSMA gecontroleerde activiteiten.

De ministers, die bevoegd zijn voor de problemen betreffende het voorkomen, de aansprakelijkheid of de vergoeding van aan personen of goederen bij ongeval veroorzaakte schade, evenals de CDZ, de FSMA en het Fonds voor arbeidsongevallen kunnen een waarnemer bij de Commissie afvaardigen.

De Koning benoemt eveneens een plaatsvervanger voor elk lid. De plaatsvervangers worden op dezelfde wijze gekozen als de vaste leden. § 3. De Commissie kan in haar schoot per tak of groep van verzekeringstakken gespecialiseerde afdelingen oprichten; afdelingen eigen aan de verrichtingen van hypothecaire leningen of kapitalisatie kunnen eveneens opgericht worden.

Die afdelingen bereiden de werkzaamheden van de Commissie voor. Bij het oprichten van de afdelingen wordt rekening gehouden met de technische eigenheden der betrokken verrichtingen en wordt gelet op het bewaren van het evenwicht tussen de belangen der dienstverleners en der verbruikers. Elke afdeling bestaat uit ten minste vier leden van de Commissie. Zowel de Commissie als de afdelingen kunnen een beroep doen op deskundigen die geen lid van de Commissie zijn en wier advies zij nuttig oordelen. § 4. De leden van de Commissie worden voor zes jaar benoemd; zij zijn herbenoembaar.

Uitzonderlijk wordt, bij de eerste benoeming, het mandaat van zeven door loting aangewezen leden tot twee jaar beperkt. Het mandaat van acht andere, eveneens door loting aangewezen leden wordt tot vier jaar beperkt.

De Koning wijst uit de leden de Voorzitter van de Commissie aan en bepaalt de vergoedingen die de leden en de deskundigen, waarop eventueel een beroep wordt gedaan, zullen genieten. § 5. De FSMA neemt het secretariaat van de Commissie en van de afdelingen op zich. De leden van het directiecomité van de FSMA die zich kunnen laten bijstaan door elk personeelslid van de FSMA, mogen alle Commissie- of afdelingsvergaderingen bijwonen.

De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het aan de minister ter goedkeuring voor.

TITEL V. - Buitengerechtelijke klachtenregeling

Art. 302.§ 1. Er wordt een buitengerechtelijke klachtenregeling inzake verzekeringen ingesteld met als doel geschillen tussen verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen aan de ene kant, en hun cliënten, aan de andere kant, te helpen oplossen door hierover advies te verstrekken of op te treden als bemiddelaar.

Deze ombudsdienst inzake verzekeringen dient onder de vorm van een rechtspersoon te worden opgericht. § 2. De ombudsdienst heeft de volgende opdrachten : 1° onderzoeken van alle klachten van de verzekeringnemers, verzekerden, begunstigden en derden die belang hebben bij de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst, die verband houden met : - de activiteiten van de verzekeringsondernemingen die vallen onder het toepassingsgebied van deze wet of van de wet van 9 juli 1975, met inbegrip van de EER verzekeringsondernemingen die in België een vestiging hebben en/of er verzekeringsactiviteiten verrichten, wat betreft de overeenkomsten waarop het Belgisch recht toepasselijk is, en/of met - de activiteiten van de verzekeringstussenpersonen die vallen onder het toepassingsgebied van deze wet of, met inbegrip van de verzekeringstussenpersonen met een andere lidstaat van de EER als lidstaat van herkomst die in België werkzaam zijn, wat betreft de handelingen waarop bepalingen van algemeen belang van toepassing zijn, en een oplossing voorstellen;2° bemiddelen om een minnelijke schikking te vergemakkelijken in geschillen die het voorwerp uitmaken van een klacht zoals bedoeld in 1°, met dien verstande dat geen afbreuk wordt gedaan aan de bevoegdheden die de artikelen 58, 8° en 9°, 64bis en 64ter van de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen toekennen aan het Fonds voor Arbeidsongevallen betreffende de bemiddeling, de controle van de vergoeding en de sociale bijstand aan slachtoffers;3° oordelen over vragen met betrekking tot de toepassing van het luik "consumenten" van de gedragscodes van verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen;4° adviezen en aanbevelingen uitbrengen binnen het kader van zijn opdrachten, ook aan individuele verzekeringsondernemingen en verzekerings-tussenpersonen. § 3. Binnen de ombudsdienst verzekeringen wordt een raad van toezicht ingesteld. De raad van toezicht bestaat uit één vertegenwoordiger van de verzekeringsondernemingen, één vertegenwoordiger van de verzekeringstussenpersonen, twee vertegenwoordigers van de consumenten, één vertegenwoordiger van de FSMA, één vertegenwoordiger van de minister en de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie en één onafhankelijke deskundige in het verzekeringswezen.

De opdrachten van de raad van toezicht zijn : 1° het formuleren van adviezen aan de raad van bestuur van de ombudsdienst aangaande de organisatie en de werking van de ombudsdienst;2° het uitoefenen van een algemeen toezicht op de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de ombudsdienst;3° het jaarlijks rapporteren aan de Koning over de werking van de ombudsdienst;4° het secretariaat waarnemen van het Opvolgingsbureau voor de tarifering bedoeld in artikel 216. § 4. De Koning kan, bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministeraad, na advies van de FSMA, de vorige paragrafen verder uitwerken en inzonderheid het volgende bepalen : - welke soort klachten en geschillen kunnen worden voorgelegd aan de ombudsdienst; - de samenstelling van de organen en de werking van de ombudsdienst; - de toetredingsmodaliteiten tot de ombudsdienst; De Koning kan de FSMA ook gelasten om de aanvragen om toetreding en uittreding te verzamelen en de ombudsdienst daarvan in kennis te stellen; - de modaliteiten van financiering van de ombudsdienst; de financiering gebeurt door alle Belgische verzekeringsondernemingen en alle buitenlandse verzekeringsondernemingen die verzekeringsactiviteiten verrichten in België, en door de verzekeringstussenpersonen die gemachtigd zijn om in België de activiteit van verzekeringsbemiddeling uit te oefenen, al dan niet via de beroepsvereniging tot dewelke zij zijn toegetreden; De Koning kan ook de modaliteiten voor de betaling van de bijdragen regelen en de FSMA met de inning van die bijdragen belasten; - de te volgen procedure en de termijnen waarbinnen advies dient te worden uitgebracht of als bemiddelaar moet worden opgetreden; - in welke vorm de adviezen of het optreden desgevallend moet worden bekendgemaakt; - de modaliteiten en de inhoud van het jaarlijks verslag.

Art. 303.De FSMA kan bij de ombudsdienst verzekeringen de informatie opvragen die nodig is voor het vervullen van haar wettelijke opdrachten.

De FSMA bepaalt de inhoud van de gewenste informatie, alsook de wijze en de vorm waarin deze moet worden verstrekt.

De FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie mag bij de ombudsdienst verzekeringen bijkomende informatie inwinnen, telkenmale de Federale Overheidsdienst dit nodig acht op grond van het jaarverslag van de ombudsdienst, met het oog op het ontwikkelen van wetgevende of reglementaire initiatieven.

DEEL 8. - STRAFBEPALINGEN

Art. 304.Met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van 1.000 tot 10.000 euro, of met een van die straffen alleen worden gestraft de verzekeringstussenpersonen die bij het sluiten van een verzekeringsovereenkomst bemiddelen met overtreding van artikel 268, § 1, 5°.

Art. 305.Met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van 1.000 tot 10.000 euro, of met een van die straffen alleen worden gestraft de bestuurders, de personen belast met de effectieve leiding, de zaakvoerders of de lasthebbers van de verzekeraars die wetens en willens onjuiste verklaringen afleggen aan de FSMA, aan haar personeelsleden of aan de door haar gevolmachtigde personen, of die weigeren de ter uitvoering van deze wet, haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen gevraagde inlichtingen te verstrekken.

Dezelfde straffen zijn toepasselijk op de bestuurders, personen belast met de effectieve leiding, commissarissen, zaakvoerders of lasthebbers van de verzekeraars die niet hebben voldaan aan de verplichtingen hun opgelegd door deze wet, haar uitvoeringsbesluiten of -reglementen.

Art. 306.Met loterijen worden gelijkgesteld en aan de straffen gesteld in de artikelen 302 en 303 van het Strafwetboek zijn onderworpen alle spaar-, kapitalisatie- of verzekeringsverrichtingen die de samenvoeging behelzen van bedragen welke onder de betrokkenen worden verdeeld hetzij door loting, hetzij door uitwerking van een overlevingsclausule die niet berust op een mathematisch bepaalde verbintenis vastgesteld naar verhouding van de individuele bijdragen of deelnemingen.

Art. 307.Met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 1.000 tot 10.000 euro of met een van die straffen alleen worden gestraft : 1° zij die als verzekeraar of lasthebber van een verzekeraar overeenkomsten pogen te sluiten of sluiten die nietig zijn op grond van de artikelen 97 of 159;2° zij die als verzekeringstussenpersoon bij het sluiten van zulke overeenkomsten bemiddelen.3° zij die als verzekeraar of lasthebber van een verzekeraar de regeling bedoeld in de artikelen 213 tot 217 niet naleven.

Art. 308.§ 1. Onverminderd de toepassing van strengere in het Strafwetboek gestelde straffen, wordt met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van 200 euro tot 2.000 euro of met een van die straffen alleen gestraft, hij die met bedrieglijk opzet : - de werkzaamheid van verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon uitoefent zonder ingeschreven te zijn overeenkomstig het bepaalde bij artikel 262; - het bepaalde bij artikel 265 niet naleeft; - aan een werknemer opdracht heeft gegeven verzekeringen te koop aan te bieden zonder dat die werknemer aan de in deel 6 gestelde voorwaarden voldoet; - verzekeringen aanneemt aangebracht door een niet-ingeschreven verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon; - aan een niet-ingeschreven verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een agentuurovereenkomst aanbiedt; - nalaat de in de artikel 268, § 1, 3°, bedoelde beëindiging of verbreking aan de FSMA mee te delen; - nalaat de bij de artikelen 273, 274 en 275 bedoelde informatie te vermelden; - nalaat om wijzigingen mee te delen aan de FSMA met betrekking tot informatie die deel uitmaakt van zijn inschrijvingsdossier in uitvoering van het bepaalde bij deel 6, hoofdstuk 2.

Aan de personen die wegens een van bovenvermelde inbreuken veroordeeld worden, kan een definitieve of tijdelijke sluiting worden opgelegd van een deel van de lokalen of van alle lokalen die worden gebruikt voor de uitoefening van de werkzaamheid van verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon.

Indien deze inbreuken te wijten zijn aan nalatigheid, worden zij gestraft met geldboete van 1 euro tot 25 euro. § 2. Elke persoon die weigert aan de FSMA de door hem gevraagde inlichtingen en documenten te verstrekken die nodig zijn voor de controle op de toepassing van deel 6 of zich tegen de onderzoeksmaatregelen verzet of een valse verklaring aflegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot vijftien dagen en met geldboete van 26 euro tot 1 000 euro of met een van die straffen alleen.

Art. 309.Alle bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn toepasselijk op de misdrijven in deze wet omschreven.

Art. 310.De verzekeraars zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de geldboeten waartoe hun bestuurders, beheerders, commissarissen, directeurs, zaakvoerders of lasthebbers worden veroordeeld met toepassing van de voorgaande bepalingen.

DEEL 9. - BEPALINGEN VAN VERSCHILLENDE AARD TITEL I. - Overgangsbepalingen

Art. 311.§ 1. De bepalingen van deel 2, titel III, van deze wet zijn van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten die worden aangegaan na de inwerkingtreding van deze wet. Voor de verzekeringsovereenkomsten die aangegaan zijn vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet, zijn ze eerst van toepassing vanaf de dag dat een van de volgende wijzigingen wordt aangebracht aan de overeenkomst : - de bestaande verzekeringsovereenkomst wordt verbonden met een of meerdere nieuwe beleggingsfondsen, of het beheersreglement wordt gewijzigd; of - de voorwaarden inzake het (minimum)rendement worden gewijzigd. § 2. De artikelen 44, 50 en 51 zijn onmiddellijk van toepassing op de overeenkomsten die worden aangeboden en/of afgesloten na de inwerkingtreding van deze wet. Voor de verzekeringsovereenkomsten die aangegaan zijn vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet, zijn deze artikelen van toepassing van zodra de overeenkomsten worden gewijzigd en/of verlengd en ten laatste op de eerste dag van de 13de maand volgend op de inwerkingtreding van deze wet. § 3. Onder voorbehoud van paragraaf 4 en met uitzondering van hoofdstuk 5 van titel IV van deel 4, zijn de bepalingen van deel 4 en deel 5 van deze wet van toepassing zowel op de overeenkomsten gesloten op of na de datum van inwerkingtreding van deze wet, als op die datum nog lopende overeenkomsten die eerder werden gesloten. § 4. Indien het voorval dat de regresvordering zoals vermeld in artikel 88 doet ontstaan, reeds heeft plaatsgevonden voor de datum van inwerkingtreding van de wet, is artikel 89, § 1 slechts van toepassing op de verjaring van de regresvordering voor zover de verjaringstermijn die loopt op grond van artikel 35, § 1 juncto artikel 34 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst nog niet is afgelopen op het moment van inwerkingtreding van de wet.

Indien het voorval dat de rechtsvordering zoals vermeld in artikel 256 doet ontstaan, reeds heeft plaatsgevonden voor de datum van inwerkingtreding van de wet, is artikel 256, tweede zin, slechts van toepassing op de verjaring van de rechtsvordering voor zover de verjaringstermijn die loopt op grond van artikel 32 van de wet van 11 juni 1874 houdende Titels X en XI van het wetboek van koophandel nog niet is afgelopen op het moment van inwerkingtreding van de wet. § 5. De verzekeringstussenpersonen die op datum van 30 april 2014 reeds ingeschreven waren in het register van de verzekeringstussenpersonen bijgehouden door de FSMA op grond van artikel 262, § 1, of in het register van de verzekeringstussenpersonen bijgehouden door de CDZ op grond van artikel 262, § 3, moeten zich, ten einde hun inschrijving te behouden, ten laatste op 1 mei 2015 in regel stellen met artikel 270, § 1, 1°, A, punt f). § 6. De verzekeraars gaan over tot de formele aanpassing van de verzekeringsovereenkomsten en andere verzekeringsdocumenten aan de bepalingen van deze wet, ten laatste op de eerste dag van de 13de maand volgend op die waarin de wet is bekendgemaakt. Tot op die datum hoeven de bestaande en de nieuwe verzekeringsovereenkomsten niet naar de vorm overeen te stemmen met de bepalingen van deze wet.

Zolang de verzekeringsovereenkomsten en andere verzekeringsdocumenten niet werden aangepast overeenkomstig het eerste lid van deze paragraaf worden de bepalingen uit deze documenten waarin wordt verwezen naar bepalingen van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle van de verzekeringsondernemingen, de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, de wet van 11 juni 1874 houdende de titels X en XI van Boek I van het Wetboek van Koophandel en de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, geacht te verwijzen naar de overeenkomstige bepalingen in deze wet.

Art. 312.De artikelen 313 tot en met 315 zijn van toepassing op verzekeringsovereenkomsten met betrekking tot risico's gelegen in de lidstaten van de EER die behoren tot de groep van activiteiten "niet-leven" en die werden afgesloten voor 17 december 2009, datum zoals vermeld in artikel 28 van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I).

Deze bepalingen zijn tevens van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten met betrekking tot risico's gelegen in de lidstaten van de EER die behoren tot de groep van activiteiten "niet-leven" die buiten het toepassingsgebied van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) vallen.

Art. 313.§ 1. Wanneer de overeenkomst betrekking heeft op in België gelegen risico's en wanneer de verzekeringnemer er zijn gewone verblijfplaats of zijn hoofdbestuur heeft, dan is het toepasselijk recht het Belgisch recht, niettegenstaande elk tegenstrijdig beding.

In afwijking van het eerste lid kunnen de partijen bij de overeenkomst, wanneer de overeenkomst betrekking heeft op in België gelegen risico's en wanneer de verzekeringnemer er zijn gewone verblijfplaats of zijn hoofdbestuur niet heeft, kiezen tussen de toepassing ofwel van het Belgisch recht, ofwel van het recht van het land waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats of zijn hoofdbestuur heeft. § 2. Wanneer de overeenkomst betrekking heeft op risico's gelegen in een lidstaat van de EER, andere dan België, en de partijen het toepasselijk recht niet hebben gekozen dan wordt de overeenkomst beheerst door het recht van de lidstaat waar het risico is gelegen. § 3. Wanneer de verzekeringnemer een commerciële of industriële activiteit of een vrij beroep uitoefent en wanneer de overeenkomst twee of meer risico's dekt die verband houden met die activiteit en gelegen zijn in België en in één of meer andere lidstaten van de EER, dan hebben de partijen bij de overeenkomst de keuze tussen de toepassing van het recht van de lidstaten waar die risico's gelegen zijn of het recht van het land waar de verzekeringnemer zijn gewone verblijfplaats of zijn hoofdbestuur heeft. § 4. Niettegenstaande paragraaf 1, tweede lid, en paragrafen 2 en 3 mogen de partijen, wanneer de in die paragrafen bedoelde lidstaten een ruimere keuzevrijheid van het op de overeenkomst toepasselijk recht toestaan, zich op die vrijheid beroepen. § 5. Niettegenstaande de paragrafen 1, 2 en 3 mogen de partijen bij de overeenkomst, wanneer de overeenkomst betrekking heeft op in België gelegen risico's maar die risico's beperkt zijn tot schadegevallen die zich kunnen voordoen in een andere lidstaat van de EER, het recht van die staat kiezen. § 6. Voor de grote risico's mogen de partijen bij de overeenkomst het toepasselijk recht vrij kiezen.

In dat geval mag de keuze van de partijen van een ander recht dan het Belgische geen afbreuk doen aan de dwingende bepalingen van het Belgisch recht wanneer op het tijdstip van de keuze alle elementen van de overeenkomst op het grondgebied van België gelokaliseerd zijn. § 7. De in paragraaf 1, tweede lid, en de paragrafen 2 tot en met 6 bedoelde keuze moet uitdrukkelijk zijn of voldoende duidelijk blijken uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van de zaak. Indien dat niet het geval is of indien geen keuze werd gemaakt, wordt de overeenkomst beheerst door het recht van die lidstaat, onder al de lidstaten die volgens de bepalingen van paragraaf 1, tweede lid en de paragrafen 2 tot en met 6 in aanmerking komen, waarmee ze het nauwst verbonden is.

Wanneer een deel van de overeenkomst kan worden afgescheiden van de rest van de overeenkomst en een nauwere band vertoont met een andere lidstaat die volgens de voornoemde paragrafen in aanmerking komt, dan mag op dat deel van de overeenkomst het recht van die lidstaat worden toegepast.

Er wordt vermoed dat de overeenkomst het nauwst verbonden is met de lidstaat waar het risico is gelegen. § 8. Wanneer een lidstaat uit meer dan één territoriale eenheid bestaat en elke eenheid eigen rechtsregels voor verbintenissen uit overeenkomst heeft, wordt elke eenheid als een staat beschouwd voor de aanduiding van het volgens de artikelen 313 tot en met 315 toepasselijk recht.

Art. 314.§ 1. Indien een zaak bij een Belgische rechter aanhangig wordt gemaakt dan mogen de bepalingen van artikel 313 geen afbreuk doen aan de toepassing van de Belgische rechtsregels die, ongeacht het op de overeenkomst toepasselijk recht, het geval dwingend beheersen.

Er kan gevolg toegekend worden aan de dwingende bepalingen van het recht van de lidstaat waar het risico is gelegen of van de lidstaat die de verplichting tot verzekering oplegt indien en voor zover die bepalingen volgens het recht van die lidstaat toepasselijk zijn, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst. § 2. De dwingende bepalingen van het Belgisch recht inzake verplichte verzekeringen zijn van toepassing ongeacht het door de partijen gekozen recht, wanneer het risico in België gelegen is of wanneer België de verplichting tot verzekering oplegt. § 3. Wanneer de overeenkomst risico's dekt die in meer dan één lidstaat gelegen zijn, dan wordt de overeenkomst voor de toepassing van dit artikel beschouwd als bestaande uit verscheidene overeenkomsten waarvan elk betrekking heeft op één lidstaat.

Art. 315.Wanneer bij verplichte verzekering het recht van de lidstaat waar het risico gelegen is, in strijd is met het recht van de lidstaat die de verplichting tot verzekering oplegt, heeft dat laatste voorrang.

Art. 316.De artikelen 25 en 27 en de artikelen 313 tot en met 315 zijn niet van toepassing op de overeenkomsten afgesloten voor de datum van inwerkingtreding van artikel 16 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 tot wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.

Art. 317.De artikelen 318 en 319 zijn van toepassing op verzekeringsovereenkomsten met betrekking tot verbintenissen gelegen in de lidstaten van de EER die behoren tot de groep van activiteiten "leven" en die werden afgesloten voor 17 december 2009, datum zoals vermeld in artikel 28 van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I).

Deze bepalingen zijn tevens van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten met betrekking tot risico's gelegen in de lidstaten van de EER die behoren tot de groep van activiteiten "leven" die buiten het toepassingsgebied van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) vallen.

Art. 318.§ 1. Wanneer de overeenkomst betrekking heeft op in België gelegen verbintenissen, dan is het toepasselijk recht het Belgische recht, niettegenstaande elk tegenstrijdig beding.

In afwijking van het eerste lid kunnen de partijen, wanneer de verzekeringnemer een natuurlijke persoon is die zijn gewone verblijfplaats in België heeft maar onderdaan is van een lidstaat van de EER andere dan België, de toepassing van het recht van die lidstaat kiezen. § 2. Wanneer de overeenkomst betrekking heeft op verbintenissen gelegen in een lidstaat van de EER, andere dan België, en de partijen het toepasselijk recht niet hebben gekozen dan wordt de overeenkomst beheerst door het recht van de lidstaat waar de verbintenis is gelegen. § 3. Wanneer een lidstaat uit meer dan één territoriale eenheid bestaat en elke eenheid eigen rechtsregels voor verbintenissen uit overeenkomst heeft, wordt elke eenheid als een staat beschouwd voor de aanduiding van het volgens de artikelen 318 en 319 toepasselijk recht.

Art. 319.§ 1. Indien een geschil bij een Belgische rechter aanhangig wordt gemaakt dan mogen de bepalingen van artikel 318 geen afbreuk doen aan de toepassing van de Belgische rechtsregels die, ongeacht het op de overeenkomst toepasselijk recht, het geval dwingend beheersen.

Er kan gevolg toegekend worden aan de dwingende bepalingen van het recht van de lidstaat waar de verbintenis is gelegen indien en voor zover die bepalingen volgens het recht van die lidstaat toepasselijk zijn, ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst. § 2. Wanneer de verbintenis in België gelegen is, zijn de dwingende bepalingen van het Belgische recht van toepassing welke ook het door de partijen gekozen recht is.

TITEL II. - Uitvoeringsbesluiten

Art. 320.De Koning neemt na advies van de FSMA de besluiten die voor de uitvoering van deze wet noodzakelijk zijn.

De minister kan termijnen bepalen waarbinnen de FSMA haar advies dient uit te brengen. In geval van niet-naleving van deze termijnen is het bedoelde advies niet meer vereist.

Art. 321.§ 1. De koninklijke besluiten ter uitvoering van artikel 4, § 4, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, worden genomen op gezamenlijke voordracht van de minister van Justitie, van de minister en van minister van Sociale Zaken. § 2. De koninklijke besluiten ter uitvoering van deel 4 worden genomen op gezamenlijke voordracht van de minister van Justitie en van de minister.

Evenwel worden de koninklijke besluiten ter uitvoering van de artikelen 62, 98, 159, 167, 178 tot 180 en 199 genomen op voordracht van de minister alleen.

De koninklijke besluiten ter uitvoering van de artikelen 212 tot 224 worden genomen op gezamenlijk voorstel van de minister en de minister van Volksgezondheid. § 3. De Koning oefent de bevoegdheden die hem zijn toegekend door de bepalingen van deel 6 uit op de gezamenlijke voordracht van de minister en de minister voor Middenstand.

Art. 322.§ 1. De Commissie voor Verzekeringen zoals bedoeld in deel 7, titel IV, is bevoegd om adviezen uit te brengen in verband met de besluiten te nemen ter uitvoering van artikel 4, titels I en II van deel 2, titels I en II van deel 3, hoofdstuk 1 van titel III van deel 3 en deel 6.

De raadpleging van de Commissie voor Verzekeringen is niet vereist voor de door de Koning met toepassing van artikel 4, § 4, en artikel 268, § 1, 8°, te bepalen regels. § 2. De Commissie voor Verzekeringen is tevens bevoegd om adviezen uit te brengen over de wijzigingen aan de uitvoeringsbesluiten vastgesteld op grond van artikel 212, § 1, alsmede over de eventuele opheffing, dan wel de vervanging van deze uitvoeringsbesluiten.

TITEL III. - Wijzigingsbepalingen Wijzigingen aan de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle van de verzekeringsondernemingen

Art. 323.In artikel 21 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle van de verzekeringsondernemingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.De Bank bepaalt de gegevens die de verzekeringsondernemingen dienen te verstrekken opdat zou kunnen worden nagegaan of de wettelijke en reglementaire bepalingen waaraan zij zijn onderworpen en die tot de bevoegdheden van de Bank behoren, zijn nageleefd. De Bank bepaalt voor deze gegevens tevens de rapporteringsfrequentie en -modaliteiten."; 2° paragraaf 1bis, derde lid, wordt vervangen als volgt : "Op eenvoudig verzoek van de Bank zijn de ondernemingen bedoeld in artikel 2, § 1 ertoe gehouden alle inlichtingen te verstrekken en alle documenten in te leveren die de Bank nodig heeft ter uitvoering van haar taken."; 3° paragraaf 1bis, vierde lid, wordt vervangen als volgt : "De Bank kan in de zetel van de ondernemingen of van hun filialen, agentschappen en kantoren in België, inzage nemen van alle boeken, boekingsstukken, prospectussen en andere bescheiden, en ook alle onderzoekingen doen naar de financiële toestand en de bedrijvigheid van die ondernemingen."; 4° paragraaf 1bis, vijfde lid, wordt vervangen als volgt : "De Bank kan bij de bijkantoren van Belgische ondernemingen die in een andere lidstaat zijn gevestigd, na voorafgaande kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van die lidstaat, de in het vierde lid bedoelde inspecties verrichten.Evenzo kan zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van het bijkantoor verzoeken voor haar rekening die inspecties te verrichten."; 5° paragraaf 1bis, zesde lid, wordt vervangen als volgt : "De agenten, makelaars of tussenpersonen inzake verzekeringen zijn, op eenvoudig verzoek, gehouden tot het verstrekken aan de Bank, voor wat haar bevoegdheden betreft, van alle inlichtingen betreffende de verzekeringscontracten die zij in hun bezit hebben."; 6° paragraaf 1bis, zevende lid, wordt vervangen als volgt : "De Bank kan voor de uitvoering van de voorgaande leden personeelsleden of zelfstandige hiertoe gemachtigde deskundigen delegeren, die haar verslag uitbrengen."; 7° in paragraaf 1ter, eerste lid, worden de woorden "kunnen de Bank en de FSMA, ieder voor wat zijn bevoegdheden betreft", vervangen door de woorden "kan de Bank";8° in paragraaf 1ter, eerste lid, derde streepje worden de woorden "De Bank en de FSMA kunnen" vervangen door de woorden "De Bank kan";9° in paragraaf 1ter, laatste lid, worden de woorden "alsmede van de nakoming van de verplichtingen die ze jegens de verzekerden of begunstigden van verzekeringscontracten heeft aangegaan" geschrapt.

Art. 324.In artikel 21octies van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.De Bank eist de intrekking of omvorming van de documenten met contractueel of publicitair karakter waarvan zij vaststelt dat zij met de door of krachtens de wet gestelde bepalingen niet overeenstemmen.

De Bank stelt de FSMA hiervan in kennis.". 2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "artikel 138bis - 4, §§ 2 en 3, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst" vervangen door "artikel 204, §§ 2 en 3, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en worden de woorden "artikel 138bis - 2 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst" vervangen door "artikel 202 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen."

Art. 325.In artikel 22 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "en de FSMA" geschrapt;2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "De Bank en de FSMA kunnen" vervangen door "De Bank kan";3° in paragraaf 1, vierde lid, worden de woorden "de FSMA en de Bank verklaard hebben" vervangen door "de Bank verklaard heeft";4° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "en de FSMA" geschrapt;5° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "of de FSMA, ieder voor wat zijn bevoegdheden betreft" geschrapt.

Art. 326.Artikel 28 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 28.Wanneer de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat waar een verzekeringsonderneming naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd of er werkzaamheden uitoefent in vrije dienstverrichting, de Bank ervan in kennis stellen dat die onderneming de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen die deze lidstaat heeft vastgesteld en waarop genoemde autoriteiten toezien en die in België tot de bevoegdheidssfeer van de Bank behoren, heeft overtreden, neemt de Bank zo spoedig mogelijk de meest passende maatregelen onder deze bedoeld in de artikelen 26 en 27 opdat de betrokken onderneming een einde maakt aan die onregelmatigheden. Zij brengt dit ter kennis van de voornoemde autoriteiten.".

Art. 327.Artikel 69 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 69.Op verzoek van de Bank zijn de verzekeringsondernemingen ertoe gehouden alle inlichtingen te verstrekken en alle documenten over te leggen met het oog op het toezicht op de naleving van de wettelijke en reglementaire bepalingen van algemeen belang die in België van toepassing zijn op de verzekeringsondernemingen en hun activiteiten en die tot de bevoegdheidssfeer van de Bank behoren. De in dit lid bedoelde inlichtingen en bescheiden dienen minstens in de taal te worden gesteld die bij wet of decreet wordt opgelegd.

Met hetzelfde doel kan de Bank in het Belgisch bijkantoor inspecties verrichten en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in het bezit van de verzekeringsonderneming, na voorafgaande kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst.

Met hetzelfde doel zijn de agenten, makelaars of tussenpersonen inzake verzekeringen gehouden tot het verstrekken aan de Bank, op eenvoudig verzoek, van alle inlichtingen over verzekeringsovereenkomsten betreffende risico's gelegen in België, die zij in hun bezit hebben.

De Bank kan voor de uitvoering van de drie voorgaande leden naast personeelsleden ook zelfstandige hiertoe gemachtigde deskundigen delegeren, die haar verslag uitbrengen.".

Art. 328.In artikel 71 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Wanneer de Bank vaststelt dat een verzekeringsonderneming zich niet conformeert aan de in België geldende wettelijke en reglementaire bepalingen die tot haar bevoegdheidssfeer behoort, maant zij de verzekeringsonderneming aan om, binnen de termijn die zij bepaalt, de vastgestelde toestand te verhelpen.

De Bank stelt de FSMA in kennis van haar voornemen toepassing te maken van het vorige lid.

Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, stelt de Bank de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst hiervan in kennis.

Wanneer de overtredingen blijven aanhouden, kan de Bank, na de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst daarvan op de hoogte te hebben gebracht, passende maatregelen nemen om verdere onregelmatigheden te voorkomen. Met name kan de Bank, voor zover de omstandigheden het vereisen, de verzekeringsonderneming verbieden om nog verdere verzekeringsovereenkomsten te sluiten die verband houden met in België gelegen risico's. De Bank kan op kosten van de verzekeringsonderneming tot publicatie van de verbodsbepalingen overgaan in de kranten en tijdschriften van haar keuze of op plaatsen en voor de duur die zij bepaalt.

Artikel 26, § 2bis, is van toepassing.

De Bank stelt de FSMA in kennis van de maatregelen getroffen met toepassing van de vorige leden."; 2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Onverminderd de toepassing van de § 1, kan de Bank in dringende gevallen passende maatregelen treffen om inbreuken te voorkomen op de regels die van toepassing zijn op de verzekeringsondernemingen en die tot haar bevoegdheidssfeer behoren. Met name kan de Bank de verzekeringsondernemingen onder meer beletten nieuwe verzekeringsovereenkomsten met betrekking tot Belgische risico's te sluiten. Zij kan op kosten van de verzekeringsonderneming tot publicatie van de verbodsbepalingen overgaan in de kranten en tijdschriften van haar keuze of op plaatsen en voor de duur die zij bepaalt.

De Bank brengt de FSMA en de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van herkomst onmiddellijk op de hoogte van de genomen maatregelen."; 3° in paragraaf 4 worden de woorden "De FSMA en de Bank kunnen" vervangen door de woorden "De Bank kan".

Art. 329.In artikel 73/3 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de zin "De Bank en de FSMA kunnen een bericht laten publiceren in het Belgisch Staatsblad en in twee dagbladen of periodieke uitgaven met regionale spreiding" vervangen door de zin "Artikel 298 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen is van toepassing."; 2° het tweede lid wordt geschrapt.

Art. 330.In artikel 73/4 van dezelfde wet worden de woorden "en de FSMA kunnen" vervangen door het woord "kan".

Art. 331.In artikel 81 van dezelfde wet worden de woorden "of de FSMA, al naargelang het geval" geschrapt.

Art. 332.In artikel 82, § 1, van dezelfde wet, worden de woorden "de FSMA of" en de woorden "al naargelang het geval, van de FSMA of" geschrapt.

Wijzigingen aan de wet 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

Art. 333.In artikel 30ter, § 3 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, ingevoegd door de wet van 30 juli 2013, wordt een bepaling 3° /1 ingevoegd, luidende : "3° /1 voorzover de Koning gebruik heeft gemaakt van de machtiging voorzien in paragraaf 1, tweede lid, 4°, wat betreft de verzekerings- en de herverzekeringstussenpersonen, artikel 273, § 3 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen;".

Art. 334.Artikel 36, § 1 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en de wet van 30 juli 2013, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De FSMA kan de persoon aan wie zij een bevel richt met toepassing van het eerste lid bovendien bevelen om de commercialisering of bepaalde vormen van de commercialisering van het betrokken financieel product op het Belgisch grondgebied op te schorten zolang de betrokken wettelijke of reglementaire bepalingen niet zijn nageleefd. Het bevel tot opschorting van de commercialisering kan zich uitstrekken tot de commercialisering via alle of een deel van de personen op wie de persoon, aan wie de FSMA het bevel richt, een beroep doet voor de commercialisering. De persoon aan wie het bevel is gericht moet deze opschorting van de commercialisering onmiddellijk meedelen aan alle personen op wie hij een beroep doet voor de commercialisering van het betrokken financieel product op het Belgisch grondgebied en tot wie de opschorting van de commercialisering zich uitstrekt. In het belang van de afnemers van financiële producten en diensten kan de FSMA deze beslissing openbaar maken. De opschorting van de commercialisering wordt door de FSMA opgeheven wanneer vaststaat dat de betrokken wettelijke of reglementaire bepalingen zijn nageleefd.".

Art. 335.In artikel 36bis, § 2, eerste lid, 1°, van dezelfde wet worden de woorden "bepaalde financiële instrumenten, beleggingsproducten of verzekeringsproducten" vervangen door de woorden "bepaalde categorieën van financiële producten".

Art. 336.In artikel 45, § 1 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en gewijzigd bij de wetten van 13 november 2011 en 30 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 2°, e.worden de woorden "de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen" vervangen door de woorden "de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen"; 2° het eerste lid, 3°, c.wordt vervangen als volgt : "c. de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen;"; 3° het eerste lid, 3°, e.wordt opgeheven; 4° het derde lid wordt vervangen als volgt : "In afwijking van het eerste lid, behoort het toezicht op de naleving van de regels bedoeld in het eerste lid, 3°, en § 2, door de maatschappijen van onderlinge bijstand bedoeld in de artikelen 43bis, § 5 en 70, §§ 6, 7 en 8, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen tot de bevoegdheid van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.".

Wijzigingen aan de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt

Art. 337.Artikel 4, § 1, van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt wordt aangevuld met een 3° bis luidende : "3° bis rechten die het mogelijk maken een financiële belegging uit te voeren en die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op een of meer roerende goederen of op een agrarische exploitatie, die zijn ondergebracht in een juridische of feitelijke vereniging, onverdeeldheid of groepering en waarvan het collectief beheer wordt opgedragen aan één of meer personen die beroepshalve optreden, tenzij indien die rechten voorzien in een onvoorwaardelijke, onherroepelijke en volledige levering in natura van de goederen;

De Koning kan, bij koninklijk besluit genomen na advies van de FSMA, de soorten goederen beoogd in het eerste lid, uitbreiden of beperken".

Wijzigingen aan de wet van 31 juli 2009 tot wijziging van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen en van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten

Art. 338.In artikel 3 van de wet van 31 juli 2009 tot wijziging van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen en van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder punt a) wordt opgeheven;2° de bepaling onder punt b) wordt opgeheven;3° de bepaling onder punt d) wordt opgeheven;4° de bepaling onder punt e) wordt opgeheven;

Art. 339.Artikel 7 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 340.Hoofdstuk 4 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Wijzigingen van de wet van 21 januari 2010 tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst wat de schuldsaldoverzekeringen voor personen met een verhoogd gezondheidsrisico betreft

Art. 341.Artikel 2 van de wet van 21 januari 2010 tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst wat de schuldsaldoverzekeringen voor personen met een verhoogd gezondheidsrisico betreft wordt opgeheven.

Art. 342.De artikelen 4 tot en met 17 van dezelfde wet worden opgeheven.

Art. 343.In artikel 18 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° in het tweede lid wordt het woord "echter" geschrapt. Wijzigingen van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen

Art. 344.In artikel 4, § 1, tweede lid, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen wordt het woord "en" geschrapt en worden tussen de woorden "laatste lid," en "van toepassing", de woorden "270bis" ingevoegd.

Art. 345.Artikel 270 van dezelfde wet wordt gewijzigd als volgt : 1° in paragraaf 4, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : "2° de houders van een getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs die zijn geslaagd voor een examen dat, door of krachtens een decreet, wordt georganiseerd door een representatieve beroepsorganisatie, een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of een kredietinstelling, en dat bedoeld is om te controleren of de betrokkenen over de vermelde beroepskennis beschikken.Het hier bedoelde examen dient door de FSMA te worden erkend. De FSMA kan, bij reglement, de nadere regels vaststellen waaraan de georganiseerde examens moeten voldoen. De betrokkene dient ook een praktische ervaring aan te tonen waarvan de duur door de Koning wordt bepaald, maar die niet meer mag bedragen dan twee jaar.

Voor herverzekeringstussenpersonen wordt de duur van de praktische ervaring vastgesteld op vijf jaar."; 2° in paragraaf 4, wordt het derde lid vervangen als volgt : "De verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de beroepsorganisaties, de verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen en de kredietinstellingen stellen de FSMA in kennis van de inhoud en de modaliteiten van het examen dat zij organiseren conform het eerste lid, 2°.De FSMA controleert of de georganiseerde examens voldoen aan de in dit artikel gestelde eisen. Zo nodig, kan de FSMA de erkenning intrekken."; 3° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt : " § 6.De verzekeringsondernemingen en, in voorkomend geval, de verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen staan in voor de in paragraaf 2 bepaalde toereikende basiskennis van de personen bedoeld in artikel 259, tweede lid, en in artikel 260, tweede lid. Dat de betrokken personen over die basiskennis beschikken, wordt gecontroleerd aan de hand van een examen dat door de FSMA moet worden erkend overeenkomstig paragraaf 4, derde lid."; 4° in paragraaf 7 worden de woorden "en basisopleiding" opgeheven en wordt het woord "maken" vervangen door het woord "maakt".

Art. 346.In dezelfde wet wordt een nieuw artikel 270bis ingevoegd, luidende : "

Art. 270bis.De verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de beroepsorganisaties, de verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen en de kredietinstellingen bedoeld in artikel 270, § 4, derde lid, waarvan de FSMA het opleidingsprogramma heeft erkend vóór de datum van inwerkingtreding van dit artikel, zoals vastgesteld door de Koning, dienen de FSMA uiterlijk binnen zes maanden na die datum in kennis te stellen van de inhoud en de modaliteiten van het examen dat zij organiseren conform artikel 270, § 4, eerste lid, 2°. " TITEL IV. - Opheffingsbepalingen

Art. 347.Worden opgeheven : - artikel 3, § 3, artikel 9, § 1, lid 1, laatste zin, artikel 19, § 1, artikel 19bis, artikel 19ter, artikel 20, artikel 21, § 1bis, lid 1 en 2, artikel 21octies, § 2 derde lid, de artikelen 28ter tot en met 28decies, artikel 41, artikel 65, artikel 76 en artikel 77 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle van de verzekeringsondernemingen; - de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen; - hoofdstuk II, III en IV van titel I, titel II, hoofdstuk I, III, IV en V van titel III, afdeling I, met uitzondering van artikel 97, II, III, IV en V van hoofdstuk II van titel III, onderafdeling II van afdeling VI van hoofdstuk II van titel III van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst; - de wet van 11 juni 1874 houdende de titels X en XI van Boek I van het Wetboek van Koophandel, Verzekering in het algemeen, Enige verzekeringen in het bijzonder; - artikel 86ter, § 1, 5° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.

TITEL V. - Andere bepalingen

Art. 348.§ 1. De wetsbepalingen die niet strijdig zijn met deze wet, waarbij verwezen wordt naar bepalingen van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle van de verzekeringsondernemingen, de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, de wet van 11 juni 1874 houdende de titels X en XI van Boek I van het Wetboek van Koophandel en de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen worden geacht te verwijzen naar de overeenkomstige bepalingen in deze wet. § 2. De reglementaire bepalingen genomen in uitvoering van de bepalingen van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle van de verzekeringsondernemingen, de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, de wet van 11 juni 1874 houdende de titels X en XI van Boek I van het Wetboek van Koophandel en de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen die werden overgenomen in deze wet, die niet strijdig zijn met deze wet, blijven van kracht totdat ze worden opgeheven of vervangen door besluiten ter uitvoering van deze wet genomen. § 3. Twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet dient de FSMA de toepassing en de werking ervan te evalueren. Zij wint hiervoor het advies in van de Bank, de CDZ en de Commissie voor Verzekeringen. Op grond van deze evaluatie kan de FSMA aanbevelingen formuleren ter attentie van de minister.

Art. 349.Bij een besluit vastgelegd na overleg in de ministerraad kan de Koning, op advies van de FSMA, de nodige maatregelen treffen ter omzetting van de dwingende bepalingen die voortvloeien uit internationale verdragen of uit internationale akten genomen krachtens dergelijke verdragen, in de materies die door de bepalingen van deze wet zijn geregeld. De krachtens dit artikel genomen besluiten kunnen de geldende wettelijke bepalingen wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.

De in dit artikel bedoelde koninklijke besluiten zijn van rechtswege opgeheven indien zij niet bij wet zijn bekrachtigd binnen vierentwintig maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 350.Worden bekrachtigd met uitwerking op de datum van hun respectieve inwerkingtreding : - het koninklijk besluit van 21 februari 2014 over de regels voor de toepassing van de artikelen 27 tot 28bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten op de verzekeringssector; - het koninklijk besluit van 21 februari 2014 tot wijziging van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen.

Art. 351.De verzekeringstussenpersonen die op 30 april 2014 zijn ingeschreven in het register van de verzekeringstussenpersonen bijgehouden door de CDZ krachtens artikel 5, § 3, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, moeten zich, om hun inschrijving te kunnen behouden, uiterlijk op 1 mei 2015, conformeren aan artikel 11, § 1, 1°, A, f), van dezelfde wet, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 februari 2014 tot wijziging van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen.

TITEL VI. - Inwerkingtreding

Art. 352.Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van zes maanden te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de bepalingen waarvan de datum van inwerkingtreding wordt bepaald overeenkomstig artikel 353.

In afwijking van het eerste lid, treden de artikelen 334 en 335 in werking op de tiende dag na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, treedt artikel 350 in werking op de dag volgend op de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, en treedt artikel 351 in werking op 30 april 2014.

Art. 353.§ 1. De Koning bepaalt, binnen een termijn van twaalf maanden die ingaat op de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, de datum van inwerkingtreding van het "hoofdstuk 5 Nadere bepalingen betreffende sommige verzekeringsovereenkomsten die de terugbetaling van het kapitaal van een krediet waarborgen" in deel 4, titel IV, of desgevallend van één of meerdere artikelen van dit hoofdstuk 5. § 2. De Koning bepaalt wanneer de artikelen 344, 345 en 346 in werking treden.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 4 april 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie J. VANDE LANOTTE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 53-3361 - 2013/2014 Integraal Verslag : 19 en 20 maart 2014.

Senaat : (www.senate.be) Stukken : 5-2767 - 2013/2014.

^