Etaamb.openjustice.be
Wet van 04 augustus 1996
gepubliceerd op 08 juni 2005

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2005015073
pub.
08/06/2005
prom.
04/08/1996
ELI
eli/wet/1996/08/04/2005015073/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 AUGUSTUS 1996. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77, eerste lid, 6°, van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993, zal volkomen uitwerking hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 4 augustus 1996.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT Met 's Lands zegel gezegeld De Minister van justitie, S. DE CLERCK _______ Nota's (1) Zitting 1995-1996. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 6 december 1995, nr. 1-195/1. - Verslag, nr. 1-195 /2. - Tekst aangenomen in vergadering en overgezonden aan de Kamer, nr. 1-195/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 5 mars 1996.

Stemming. Vergadering van 7 maart 1996.

Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 479/1.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 3 april 1996.

Stemming. Vergadering van 4 april 1996. (2) Deze Overeenkomst treedt in werking op 13 mei 2005. OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIE EN DE REPUBLIEK GABON TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN VAN HET ONTGAAN VAN BELASTING INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN EN NAAR HET VERMOGEN De Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Gabon, Wensende hun economische betrekkingen door het uitschakelen van dubbele belastingheffing te bevorderen en regels vast te leggen inzake wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

Artikel 2 Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is § 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat, van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan. § 2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen, of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering. § 3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name : 1° in België : a) de personenbelasting, b) de vennootschapsbelasting, c) de rechtspersonenbelasting, d) de belasting der niet-verblijfhouders, e) de met de personenbelasting gelijkgestelde bijzondere heffing, met inbegrip van de voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op die belastingen en voorheffingen alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting (hierna te noemen « Belgische belasting »);2° in Gabon : a) de belasting op de vennootschappen en de forfaitaire minimumbelasting (l'impôt sur les sociétés et l'impôt minimum forfaitaire);b) de belasting op het inkomen van natuurlijke personen (l'impôt sur le revenu des personnes physiques);c) de aanvullende belasting op openbare en private salarissen, op vergoedingen en emolumenten, en op lonen (la taxe complémentaire sur les traitements publics et privés, les indemnités et émoluments, les salaires);d) de belasting op het inkomen van waardepapieren (l'impôt sur le revenu des valeurs mobilières);e) de forfaitaire nationale solidariteitsbijdrage (la taxe forfaitaire de solidarité nationale), met inbegrip van alle inhoudingen bij de bron, alle voorheffingen en voorschotten die op de hierboven bedoelde belastingen in mindering worden gebracht (hierna te noemen « Gabonese belasting »). § 4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar de belangrijke wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetten zijn aangebracht, mede.

Artikel 3 Algemene bepalingen § 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist : 1° a) betekent de uitdrukking « België » het Koninkrijk België;in aardrijkskundig verband gebruikt, betekent ze het nationale grondgebied, de territoriale zee alsmede alle andere gebieden in zee waar België soevereine rechten of rechtsmacht uitoefent met name voor het onderzoek en de ontginning van de rijkdommen van de zeebodem, de ondergrond daarvan en de daarboven liggende wateren; b) betekent de uitdrukking « Gabon », in aardrijkskundig verband gebruikt, het nationale grondgebied, de territoriale zee alsmede alle andere gebieden in zee waar de Republiek Gabon soevereine rechten of rechtsmacht uitoefent met name voor het onderzoek en de ontginning van de rijkdommen van de zeebodem, de ondergrond daarvan en de daarboven liggende wateren;2° betekenen de uitdrukkingen « een overeenkomstsluitende Staat » en « de andere overeenkomstsluitende Staat » België of Gabon, al naar het zinsverband vereist;3° omvat de uitdrukking « persoon » een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;4° betekent de uitdrukking « vennootschap » elke rechtspersoon of elke eenheid die voor belastingheffing in de Staat waarvan zij inwoner is, als een rechtspersoon wordt behandeld;5° betekenen de uitdrukkingen « onderneming van een overeenkomstsluitende Staat » en « onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat » onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;6° betekent de uitdrukking « internationaal verkeer » elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming die haar plaats van werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat heeft, wordt geëxploiteerd, behalve indien het schip of het luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;7° betekent de uitdrukking « bevoegde autoriteit » : a) in België, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger, en b) in Gabon, de Minister van Financiën en Begroting en van Participaties of zijn vertegenwoordiger. § 2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.

Artikel 4 Inwoner § 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « inwoner van een overeenkomstsluitende Staat » iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. § 2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld : a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft;indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen); b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming. § 3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.

Artikel 5 Vaste inrichting § 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « vaste inrichting » een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend. § 2. De uitdrukking « vaste inrichting » omvat in het bijzonder : a) een plaats waar leiding wordt gegeven, b) een filiaal, c) een kantoor, d) een fabriek, e) een werkplaats, f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen, g) een vaste bedrijfsinrichting aangehouden om inlichtingen in te winnen, indien die werkzaamheid het eigenlijke doel van de onderneming is, h) een vaste bedrijfsinrichting aangehouden voor reclamedoeleinden, indien die werkzaamheid het eigenlijke doel van de onderneming is. § 3. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden is slechts dan een vaste inrichting indien de duur daarvan zes maanden overschrijdt. § 4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een vaste inrichting niet aanwezig geacht indien : a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag of uitstalling van aan de onderneming toebehorende goederen;b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag of uitstalling;c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden voor de onderneming die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben. § 5. Indien een persoon niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 6 van toepassing is in een overeenkomstsluitende Staat werkzaam is voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in de eerstbedoelde overeenkomstsluitende Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke die persoon voor de onderneming verricht indien die persoon : a) in die Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij in een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf;of b) zulke machtiging niet bezit maar gewoonlijk in de eerstgenoemde Staat een voorraad goederen aanhoudt waaruit hij geregeld bestellingen uitvoert voor rekening van de onderneming. § 6. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionnair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen. § 7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.

Artikel 6 Inkomsten uit onroerende goederen § 1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomtsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen (inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven daaronder begrepen) mogen in die andere Staat worden belast. § 2. De uitdrukking « onroerende goederen » heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd. § 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen. § 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.

Artikel 7 Ondernemingswinst § 1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend. § 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is geheel onafhankelijk zou handelen. § 3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene bestuurskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.

Het aan de vaste inrichting toe te rekenen gedeelte van de kosten van leiding en van de algemene bestuurskosten wordt bepaald volgens enige gangbare maatstaf en met name naar verhouding van de omzet van de verschillende inrichtingen van de onderneming. § 4. Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winst te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen. § 5. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te kennen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken. § 6. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

Artikel 8 Zeevaart en luchtvaart § 1. Winst uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. § 2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waar het schip zijn thuishaven heeft, of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is. § 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.

Artikel 9 Afhankelijke ondernemingen Indien, a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in de financiering van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in de financiering van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast. Artikel 10 Dividenden § 1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast. § 2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan : 1° in België, 15 pct.van het brutobedrag van de dividenden die door een vennootschap die inwoner is van die Staat worden betaald; 2° in Gabon, 18 pct.van het brutobedrag van de dividenden die door een vennootschap die inwoner is van die Staat worden betaald.

Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald. § 3. De uitdrukking « dividenden », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten uit andere rechten in vennootschappen die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken.

Die uitdrukking betekent ook inkomsten zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten in vennootschappen, niet zijnde vennootschappen op aandelen, die inwoner zijn van België, en inkomsten uit bewijzen van deelgerechtigdheid, uit deelnemingen als stille vennoot, uit obligaties en alle andere verhandelbare schuldbrieven die worden uitgegeven door vennootschappen, niet zijnde vennootschappen op aandelen, die inwoner zijn van Gabon. § 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing. § 5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap aan inwoners van de eerstbedoelde Staat worden betaald, behalve voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de niet-uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.

Artikel 11 Interest § 1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag in die Staat worden belast. § 2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 pct. van het brutobedrag van de interest. § 3. In afwijking van de bepalingen van paragraaf 2 : 1° a) is interest die door het Koninkrijk België aan de Regering van de Republiek Gabon wordt betaald, van Belgische belasting vrijgesteld;b) is interest die door de Republiek Gabon aan de Regering van het Koninkrijk België wordt betaald, van Gabonese belasting vrijgesteld;2° mag interest niet worden belast in de Staat waaruit hij afkomstig is, wanneer het betreft : a) interest van handelsschuldvorderingen met inbegrip van vorderingen vertegenwoordigd door handelspapier wegens termijnbetaling van levering van koopwaar, goederen of diensten door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;b) interest van rekeningen-courant of van voorschotten op naam tussen bankondernemingen van beide overeenkomstsluitende Staten, daaronder begrepen openbare kredietinstellingen. § 4. De uitdrukking « interest », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten. Voor de toepassing van dit artikel omvat de uitdrukking « interest » niet de boeten voor laattijdige betaling, noch de interest die overeenkomstig artikel 10, paragraaf 3, tweede zin, als dividenden wordt behandeld. § 5. De bepalingen van de paragrafen 1 tot 3 zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing. § 6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald werd aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd. § 7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarenboven uitgaande deel van de interest belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.

Artikel 12 Royalty's § 1. Royalty's afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast. § 2. Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 pct. van het brutobedrag van de royalty's. § 3. De uitdrukking « royalty's », zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of banden gebruikt voor radio- en televisie-uitzendingen, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, alsmede voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids- of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap. § 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing. § 5. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verplichting uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald werd aangegaan en de royalty's ten laste komen van die vaste inrichting of van die vaste basis, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd. § 6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de royalty's belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.

Artikel 13 Vermogenswinst § 1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast. § 2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast. § 3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. § 4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1 tot 3 zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.

Artikel 14 Zelfstandige beroepen § 1.Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, mogen de inkomsten in die andere Staat worden belast als zij aan die vaste basis kunnen worden toegerekend. § 2. De uitdrukking « vrij beroep » omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.

Artikel 15 Niet-zelfstandige beroepen § 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18 en 19, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat terzake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast. § 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien : a) de verkrijger in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die niet inwoner van de andere Staat is, en c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft. § 3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

Artikel 16 Tantièmes § 1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen, door een inwoner van België verkregen in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht van een vennootschap die inwoner is van Gabon, mogen in Gabon worden belast. § 2. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen, door een inwoner van Gabon verkregen in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht van een vennootschap op aandelen die inwoner is van België, mogen in België worden belast. § 3. Beloningen die een persoon, op wie paragraaf 1 of paragraaf 2 van toepassing is, van de vennootschap verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van bestuur of van technische aard, mogen evenwel overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 worden belast.

Artikel 17 Artiesten en sportbeoefenaars § 1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast. § 2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht, niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht. § 3. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op inkomsten uit werkzaamheden die artiesten persoonlijk in een overeenkomstsluitende Staat verrichten en die volledig of grotendeels worden bekostigd uit openbare middelen van de andere overeenkomstsluitende Staat of van een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan.

Artikel 18 Pensioenen § 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar. § 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn pensioenen en andere, periodieke of niet-periodieke vergoedingen die worden betaald ter uitvoering van de sociale wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat of in het kader van een algemeen stelsel dat door een overeenkomstsluitende Staat is ingevoerd met het oog op het waarborgen van de sociale zekerheid, in die Staat belastbaar.

Artikel 19 Overheidsfuncties § 1. a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar. b) Die beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is, die : (i) onderdaan is van die Staat, of (ii) niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden. § 2. a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar. b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat. § 3. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids- of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan. § 4. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op beloningen betaald door een overeenkomstsluitende Staat aan een natuurlijke persoon, ter zake van een werkzaamheid die in de andere overeenkomstsluitende Staat in het kader van tussen beide overeenkomstsluitende Staat gesloten akkoorden voor technische samenwerking wordt uitgeoefend.

Artikel 20 Studenten en stagiairs Bedragen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, die inwoner is, of die onmiddellijk vóór zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner was, van de andere overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.

Artikel 21 Andere inkomsten § 1. Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar. § 2. De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de verkrijger, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.

Artikel 22 Vermogen § 1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat bezit en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mag in die andere Staat worden belast. § 2. Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft of uit roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de ander overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, mag in die andere Staat worden belast. § 3. Vermogen bestaande uit schepen en luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, uit schepen die dienen voor het vervoer in de binnenwateren alsmede uit roerende goederen die bij de exploitatie daarvan worden gebruikt, is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. § 4. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.

Artikel 23 Vermijden van dubbele belasting § 1. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden : 1° Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt of vermogensbestanddelen bezit die ingevolge de bepalingen van de Overeenkomst, met uitzondering van de bepalingen van artikel 10, paragraaf 2, artikel 11, paragrafen 2 en 7 en artikel 12, paragrafen 2 en 6, in Gabon mogen worden belast, stelt België de inkomsten of vermogensbestanddelen vrij van belasting, maar, om het bedrag van de belasting over het overige inkomsten of vermogen van die inwoner te berekenen, mag België hetzelfde tarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien de inkomsten of vermogensbestanddelen in kwestie niet waren vrijgesteld.2° Indien een inwoner van België inkomstenbestanddelen verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen, en die bestaan uit dividenden die ingevolge artikel 10, paragraaf 2, belastbaar zijn en niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge 3° hierna, uit interest die ingevolge artikel 11, paragrafen 2 of 7, belastbaar is of uit royalty's die ingevolge artikel 12, paragrafen 2 of 6, belastbaar zijn wordt het forfaitaire gedeelte van de buitenlandse belasting waarin de Belgische wetgeving voorziet, op de voorwaarden en tegen het tarief van die wetgeving verrekend met de Belgische belasting op die inkomsten.3° Indien een vennootschap die inwoner is van België aandelen of delen in eigendom bezit van een vennootschap op aandelen die inwoner is van Gabon en die in die Staat onderworpen is aan de vennootschapsbelasting, worden de dividenden die haar door de laatstbedoelde vennootschap worden betaald en die ingevolge artikel 10, paragraaf 2, in Gabon mogen worden belast, in België vrijgesteld van vennootschapsbelasting in zoverre als deze vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen inwoner van België zouden zijn.4° Indien verliezen welke een onderneming die door een inwoner van België wordt gedreven, in een in Gabon gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België volgens de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winst van die onderneming werden gebracht, is de vrijstelling ingevolge 1° in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in Gabon door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld. § 2. In Gabon wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden : 1° Onder voorbehoud van 2° hierna, worden inkomsten uit bronnen in België en vermogensbestanddelen die aldaar zijn gelegen, die ingevolge deze Overeenkomst in België mogen worden belast, door Gabon niet in de belastbare grondslag opgenomen;deze bepaling beperkt evenwel niet het recht van Gabon om bij de vaststelling van het tarief van zijn belastingen de aldus uitgesloten inkomsten en vermogensbestanddelen in aanmerking te nemen. 2° Met betrekking tot dividenden uit bronnen in België die aldaar ingevolge artikel 10, paragraaf 2, mogen worden belast, wordt de Belgische belasting verrekend met de Gabonese belasting die door de verkrijger is verschuldigd, zonder dat die verrekening evenwel het bedrag van de Gabonese belasting ter zake van die dividenden, mag te boven gaan. Artikel 24 Non-discriminatie § 1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die niet inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten. § 2. De uitdrukking « onderdanen » betekent : a) alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezitten;b) alle rechtspersonen, personenvennootschappen en verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in een overeenkomstsluitende Staat van kracht is. § 3. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent. § 4. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, artikel 11, paragraaf 7, of artikel 12, paragraaf 6, van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van de onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald. Schulden van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat tegenover een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden, bij het bepalen van het belastbare vermogen van die onderneming, eveneens op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof die schulden tegenover een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn aangegaan. § 2. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen. § 6. Geen enkele bepaling van dit artikel mag aldus worden uitgelegd : a) dat ze een overeenkomstsluitende Staat belet de winst die kan worden toegerekend aan een vaste inrichting waarover een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, of een vereniging waarvan de plaats van werkelijke leiding in de andere overeenkomstsluitende Staat is gelegen, in de eerstbedoelde Staat de beschikking heeft, gezamenlijk aan de belasting te onderwerpen tegen het tarief dat door de wetgeving van de eerstbedoelde Staat is bepaald;b) dat ze een overeenkomstsluitende Staat belet belasting op winstuitdelingen te heffen van dividenden uit een aandelenbezit dat wezenlijk is verbonden met een in deze Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, waarover een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of een vereniging die haar plaats van werkelijke leiding in die andere Staat heeft en als een rechtspersoon in de eerstbedoelde Staat belastbaar is, de beschikking heeft. § 7. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.

Artikel 25 Regeling voor onderling overleg § 1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 24, paragraaf 1, ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht. § 2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden. § 3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen. § 4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen onderling overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en in het bijzonder omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke Staat moeten overleggen om in de andere Staat de in de Overeenkomst bedongen belastingvrijstellingen of -verminderingen, met name die welke zijn bedoeld in de artikelen 10 tot 12, te genieten. § 5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten stellen zich rechtstreeks met elkander in verbinding voor toepassing van de Overeenkomst.

Artikel 26 Uitwisseling van inlichtingen § 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst, in het bijzonder om het ontduiken en het ontgaan van die belastingen te bestrijden. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of de invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden.

Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen. § 2. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen : a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde. Artikel 27 Invorderingsbijstand § 1. De overeenkomstsluitende Staten verlenen elkaar hulp en bijstand voor de betekening en de invordering van de in artikel 2 vermelde belastingen, alsmede van de opdeciemen en opcentiemen, verhogingen, interest, kosten en boeten van niet-strafrechtelijke aard. § 2. Op verzoekschrift van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat zorgt de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat, overeenkomstig de wetten en de regels die voor de betekening en de invordering van de belastingen van die laatstbedoelde Staat van toepassing zijn, voor de betekening en de invordering van de in paragraaf 1 vermelde belastingvorderingen die in de eerstbedoelde Staat eisbaar zijn. Die vorderingen genieten geen enkel voorrecht in de aangezochte Staat en deze is niet gehouden uitvoeringsmiddelen aan te wenden die niet toegelaten zijn door de wetten of de regels van de verzoekende Staat. § 3. De in paragraaf 2 bedoelde verzoekschriften worden gestaafd met een officieel afschrift van de uitvoerbare titels, eventueel vergezeld van een officieel afschrift van de administratieve of rechterlijke beslissingen die het gezag van het gewijsde hebben verworven. § 4. Met betrekking tot belastingvorderingen waartegen beroep openstaat mag de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat om zijn rechten te vrijwaren, de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat verzoeken de conservatoire maatregelen te nemen waarin de wetgeving van die andere Staat voorziet. De bepalingen van de paragrafen 1 tot 3 zijn mutatis mutandis op die maatregelen van toepassing. § 5. De bepalingen van artikel 26, paragraaf 1, zijn mede van toepassing op elke inlichting, die, ingevolge dit artikel, ter kennis van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat wordt gebracht.

Artikel 28 Beperking van de uitwerking van de Overeenkomst § 1. De bepalingen van deze Overeenkomst beperken niet de belastingheffing volgens de wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat van een vennootschap die inwoner is van die Staat, ingeval van inkoop van haar eigen aandelen of delen of naar aanleiding van de verdeling van haar maatschappelijk vermogen. § 2. De bepalingen van de Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke vertegenwoordigingen en van consulaire posten aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan bepalingen van bijzondere overeenkomsten ontlenen. § 3. Voor de toepassing van de Overeenkomst worden de leden van een diplomatieke vertegenwoordiging of een consulaire post van een overeenkomstsluitende Staat die in de andere overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat geaccrediteerd zijn en die de nationaliteit van de Zendstaat bezitten, geacht inwoner te zijn van de laatstbedoelde Staat indien zij aldaar aan dezelfde verplichtingen inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen zijn onderworpen als de inwoners van die Staat. § 4. De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die lid zijn van een diplomatieke vertegenwoordiging of van een consulaire post van een derde Staat, indien deze op het grondgebied van een overeenkomstsluitende Staat verblijven en inzake belastingen naar het inkomen of naar het vermogen niet als inwoners van de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat worden behandeld.

Artikel 29 Inwerkingtreding § 1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te Libreville worden uitgewisseld. § 2. De Overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag na de datum van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging en haar bepalingen zullen toepassing vinden : a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging;b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na 31 december van het jaar van die uitwisseling. Artikel 30 Beëindiging Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een overeenkomstsluitende Staat is opgezegd; maar elke overeenkomstsluitende Staat kan tot en met 30 juni van elk kalenderjaar vanaf het vijfde jaar na het jaar van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging vóór 1 juli van zodanig jaar, zal de Overeenkomst voor de laatste maal van toepassing zijn : a) op de bij de bron verschuldigde belastingen met betrekking tot inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld ten laatste op 31 december van het jaar van de opzegging;b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen vóór 31 december van hetzelfde jaar. Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectievelijke Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend en daaraan hun zegel hebben gehecht.

Gedaan te Brussel op 14 januari 1993, in tweevoud, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde de twee teksten gelijkelijk authentiek.

^