Etaamb.openjustice.be
Wet van 04 mei 2016
gepubliceerd op 13 mei 2016

Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2016009201
pub.
13/05/2016
prom.
04/05/2016
ELI
eli/wet/2016/05/04/2016009201/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

4 MEI 2016. - Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het wetboek van strafvordering

Art. 2.In artikel 9 van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 21 juni 2001 en gewijzigd bij de wet van 16 juli 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : "2° door de federale procureur en de federale magistraten;"; b) het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende : "3° door de procureurs-generaal en de andere magistraten van de parketten-generaal en auditoraten-generaal.".

Art. 3.Artikel 364 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2009, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De procureur-generaal en de andere magistraten van de parketten-generaal en auditoraten-generaal hebben het recht de politie- en inspectiediensten te vorderen op de wijze in artikel 28ter, §§ 3 en 4 bepaald.". HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de provinciewet van 30 april 1836

Art. 4.Artikel 64 van de provinciewet van 30 april 1836, gewijzigd bij de wetten van 27 mei 1975 en 17 januari 1995, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken

Art. 5.In artikel 43quater, zesde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, wordt het woord "afdelingsvoorzitters" telkens vervangen door het woord "sectievoorzitters". HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten

Art. 6.Artikel 162 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2014, wordt aangevuld met de bepaling onder 52°, luidende : "52° De exploten en processen-verbaal van de gerechtsdeurwaarders in verband met de invordering van onbetwiste geldschulden bedoeld in de artikelen 1394/20 tot 1394/27 van het Gerechtelijk Wetboek."." HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie

Art. 7.In artikel 10 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, gewijzigd bij de wetten van 22 maart 1999 en 12 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid, eerste streepje, wordt vervangen als volgt : "- een advocaat door de minister van Justitie gekozen uit twee lijsten van twee namen, respectievelijk opgemaakt door de procureur des Konings of de procureurs des Konings van het gerechtelijk arrondissement en door de stafhouder van de Orde of, in de arrondissementen waar de balies georganiseerd zijn per afdeling van de rechtbank, de stafhouders."; 2° het derde lid, tweede streepje wordt aangevuld met de woorden "na advies van de bevoegde gemeenschapsminister";3° het zesde lid wordt aangevuld met de woorden "na advies van de bevoegde gemeenschapsminister". HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 8.Artikel 32 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 5 augustus 2006, wordt aangevuld met de bepalingen onder 3°, 4°, 5° en 6°, luidende : "3° "woonplaats" : de plaats waar de persoon in de bevolkingsregisters is ingeschreven als hebbende aldaar zijn hoofdverblijf;4° "verblijfplaats" : iedere andere vestiging, zoals de plaats waar de persoon kantoor houdt of een handels- of nijverheidszaak drijft;5° "gerechtelijk elektronisch adres" : het unieke, door de bevoegde overheid aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon toegekende elektronisch adres; 6° "adres van elektronische woonstkeuze" : elk ander elektronisch adres waarop een betekening overeenkomstig artikel 32quater/1 kan gebeuren na de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming door de geadresseerde telkens voor die bepaalde betekening.".

Art. 9.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 32quater/1 ingevoegd, luidende : "Art. 32quater/1. § 1. De betekening geschiedt elektronisch op het gerechtelijk elektronisch adres. Bij gebreke aan een gerechtelijk elektronisch adres, kan zij ook geschieden op het adres van elektronische woonstkeuze, op voorwaarde dat de geadresseerde telkens voor die bepaalde betekening, volgens de door de Koning bepaalde nadere regels, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitdrukkelijk en voorafgaandelijk zijn toestemming heeft gegeven.

Telkens een betekening op elektronische wijze wordt verricht, wordt de geadresseerde volgens de door de Koning bepaalde nadere regels, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in kennis gesteld van : 1° de gegevens die hem betreffen en die in het in artikel 32quater/2 bedoelde register worden opgeslagen;2° de categorieën van personen die toegang hebben tot de in de bepaling onder 1° bedoelde gegevens;3° de bewaartermijn van de in de bepaling onder 1° bedoelde gegevens;4° de in artikel 32quater/2, § 2, bedoelde verantwoordelijke voor de verwerking;5° de wijze waarop hij inzage kan verkrijgen van de onder 1° bedoelde gegevens. § 2. Binnen vierentwintig uur na de verzending van het bericht tot betekening op elektronische wijze of het verzoek tot toestemming tot betekening op elektronische wijze aan de geadresseerde, laat het in artikel 32quater/2 bedoelde register een bericht van bevestiging van betekening aan de gerechtsdeurwaarder toekomen die de akte heeft betekend. De betekening wordt in dat geval geacht te zijn gedaan op de datum van de verzending van het voormelde bericht of verzoek.

Bij gebrek aan een bericht van bevestiging van betekening binnen de termijn vermeld in het eerste lid wordt de betekening op elektronische wijze als niet mogelijk beschouwd zoals bedoeld door artikel 32quater/3, § 3.

Bij de opening door de geadresseerde van de akte laat het register een bericht van opening door de geadresseerde toekomen aan de gerechtsdeurwaarder die de akte heeft betekend.

Bij gebrek aan ontvangst van een bericht van opening door de geadresseerde binnen vierentwintig uur na de verzending van het in het eerste lid bedoelde bericht of verzoek aan de geadresseerde, verstuurt de gerechtsdeurwaarder de eerstvolgende werkdag, een gewone brief van melding van de betekening op elektronische wijze aan de geadresseerde.".

Art. 10.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 32quater/2 ingevoegd, luidende : "Art. 32quater/2. § 1. Bij de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders wordt een geïnformatiseerde gegevensbank opgericht, "Centraal register van gedematerialiseerde authentieke akten van gerechtsdeurwaarders" geheten. Hierin worden de door de Koning aangeduide gegevens en digitale documenten, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, verzameld die nodig zijn om de rechtsgeldigheid van een betekening na te gaan en in rechte vast te stellen. Dit register geldt als authentieke bron voor alle akten die erin zijn opgenomen.

De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders houdt in dit register een lijst bij van de adressen van elektronische woonstkeuze waarvoor de titularis de in artikel 32quater/1, § 1, bedoelde toestemming heeft gegeven. Deze lijst en de daarin opgenomen gegevens zullen, onder toezicht van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, uitsluitend door gerechtsdeurwaarders kunnen geraadpleegd worden in uitvoering van hun wettelijke opdrachten en mogen niet aan derden worden verstrekt.

De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de nadere regels voor de opstelling, de bewaring en de raadpleging van deze lijst. § 2. De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders wordt met betrekking tot het in paragraaf 1 bedoelde register beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Het is de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders verboden om de in paragraaf 1 bedoelde gegevens te verstrekken aan andere dan de in paragraaf 3 bedoelde personen.

De bewaartermijn van de gegevens opgenomen in het in paragraaf 1 bedoelde register bedraagt dertig jaar.

De Koning stelt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, een procedure vast op grond waarvan de gegevens van een betekening op elektronische wijze onder de door Hem bepaalde voorwaarden op een eerder tijdstip uit het register kunnen worden verwijderd. § 3. De magistraten van de rechterlijke orde bedoeld in artikel 58bis, de griffiers en de parketsecretarissen, voor zover de raadpleging betrekking heeft op betekeningen die onder hun bevoegdheid vallen, en de gerechtsdeurwaarders, voor zover de raadpleging betrekking heeft op betekeningen die door hun tussenkomst werden verricht, kunnen de gegevens van het in paragraaf 1 bedoelde register rechtstreeks raadplegen. § 4. Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in het in paragraaf 1 bedoelde register geregistreerde gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem toepasselijk. § 5. De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders staat in voor de controle op de werking en het gebruik van het in paragraaf 1 bedoelde register. In voorkomend geval is hoofdstuk VII van boek IV van deel II van dit Wetboek van toepassing. § 6. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de nadere regels voor de inrichting en werking van het in paragraaf 1 bedoelde register en de gegevens die erin zullen worden opgenomen. § 7. Binnen de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders stelt de voorzitter van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders een aangestelde voor de gegevensbescherming aan.

De aangestelde voor de gegevensbescherming is meer bepaald belast met : 1. het verstrekken van deskundige adviezen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van persoonsgegevens en informatie en inzake hun verwerking;2. het informeren en adviseren van de voorzitter en de medewerkers die de persoonsgegevens behandelen over hun verplichtingen binnen het kader van deze wet en binnen het algemeen kader van de bescherming van de gegevens en de privacy;3. het opstellen, het toepassen, het bijwerken en het controleren van een beleid inzake de beveiliging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;4. het vormen van het contactpunt voor de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;5. de uitvoering van de andere opdrachten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging die door de Koning worden bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Bij het uitoefenen van zijn opdrachten handelt de aangestelde voor de gegevensbescherming volledig onafhankelijk en brengt hij rechtstreeks verslag uit aan de voorzitter van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.

De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de nadere regels volgens welke de aangestelde voor de gegevensbescherming zijn opdrachten uitvoert.".

Art. 11.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 32quater/3 ingevoegd, luidende : "Art. 32quater/3. § 1. In strafzaken gebeurt de betekening op elektronische wijze of aan de persoon, naar keuze van de gerechtsdeurwaarder en afhankelijk van de specifieke omstandigheden van de zaak, tenzij het openbaar ministerie eist dat de betekening aan de persoon gebeurt. § 2. In andere dan in strafzaken geschiedt de betekening op elektronische wijze of aan de persoon, naar keuze van de gerechtsdeurwaarder, afhankelijk van de omstandigheden eigen aan de zaak. § 3. Indien geen betekening op elektronische wijze mogelijk is, geschiedt de betekening aan de persoon.".

Art. 12.Artikel 36 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 13.Artikel 38, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 24 mei 1985 en gewijzigd bij de wet van 19 oktober 2015, wordt aangevuld met de volgende zinnen : "De betekening aan de procureur des Konings geschiedt bij voorrang op elektronische wijze overeenkomstig artikel 32quater/1. In dat geval is artikel 32quater/1, § 2, vierde lid, niet van toepassing.".

Art. 14.Artikel 40, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 19 oktober 2015 en 5 februari 2016, wordt aangevuld met de volgende zinnen : "De betekening aan de procureur des Konings geschiedt bij voorrang op elektronische wijze overeenkomstig artikel 32quater/1. In dat geval is artikel 32quater/1 § 2, vierde lid, niet van toepassing.".

Art. 15.Artikel 42, 7°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 19 oktober 2015, wordt aangevuld met de volgende zinnen : "De betekening aan de procureur des Konings geschiedt bij voorrang op elektronische wijze overeenkomstig artikel 32quater/1. In dat geval is artikel 32quater/1 § 2, vierde lid, niet van toepassing.".

Art. 16.In artikel 43, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 24 juni 1970 en 24 mei 1985, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : "2° de naam, de voornaam, het beroep, de woonplaats en, in voorkomend geval, het gerechtelijk elektronisch adres of het adres van elektronische woonstkeuze, de hoedanigheid en de inschrijving in de Kruispuntbank van ondernemingen van de persoon op wiens verzoek het exploot wordt betekend;"; b) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : "3° de naam, de voornaam, de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats, de verblijfplaats en, in voorkomend geval, het gerechtelijk elektronisch adres of adres van elektronische woonstkeuze en de hoedanigheid van de persoon voor wie het exploot bestemd is;".

Art. 17.Artikel 57, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 24 mei 1985 en 6 april 2010, wordt aangevuld met de woorden "of bij de betekening op elektronische wijze van de beslissing".

Art. 18.In artikel 58bis, 3°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de woorden "afdelingsvoorzitter in het Hof van Cassatie" vervangen door de woorden "sectievoorzitter in het Hof van Cassatie".

Art. 19.In artikel 65bis, tweede lid, eerste zin, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 maart 2001 en vervangen bij de wet van 1 december 2013, wordt het woord "afwisselend" opgeheven en wordt het woord "en" vervangen door het woord "of".

Art. 20.Artikel 67 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 11 juli 1994, wordt hersteld als volgt : "

Art. 67.De voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank is belast met de algemene leiding en de organisatie van de vredegerechten.".

Art. 21.In artikel 76 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 30 juli 2013, die gewijzigd is bij de wet van 8 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "strafuitvoeringskamers" vervangen door de woorden "strafuitvoeringskamers en kamers voor de bescherming van de maatschappij"; 2° paragraaf 4 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Behoudens voor de uitspraak van de vonnissen, waarvoor zij zitting houden in elke rechtbank van eerste aanleg gevestigd in het rechtsgebied van het hof van beroep, mogen de kamers voor de bescherming van de maatschappij zitting houden in elke rechtbank van eerste aanleg gevestigd in het rechtsgebied van het hof van beroep, in de penitentiaire inrichtingen, in de inrichtingen tot bescherming van de maatschappij en in alle inrichtingen waar geïnterneerde personen verblijven.".

Art. 22.In artikel 77 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 17 mei 2006 en 1 december 2013, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 23.In artikel 78 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 17 mei 2006, 13 juni 2006, 3 december 2006, 17 maart 2013, 30 juli 2013, 10 april 2014 en 19 oktober 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "De strafuitvoeringskamers bedoeld in artikel 76, § 1, eerste lid, bestaan uit een rechter, die het voorzitterschap ervan bekleedt, een assessor in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in penitentiaire zaken en een assessor in strafuitvoeringszaken en interneringszaken gespecialiseerd in sociale re-integratie."; 2° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De kamers voor de bescherming van de maatschappij bedoeld in artikel 76, § 1, eerste lid, bestaan uit een rechter, die het voorzitterschap ervan bekleedt, een assessor in strafuitvoeringszaken en interneringszaken gespecialiseerd in sociale re-integratie en een assessor in interneringszaken gespecialiseerd in klinische psychologie."; 3° in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank" en worden de woorden "in de sociale reintegratie" vervangen door de woorden "in sociale re-integratie".

Art. 24.In artikel 80bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2006, die gewijzigd is bij de wet van 27 december 2006, en gewijzigd bij de wet van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "werkend rechter bij de rechtbank van eerste aanleg" vervangen door de woorden "werkend rechter of raadsheer of plaatsvervangend magistraat bedoeld in artikel 156bis";2° in het tweede lid, worden de woorden "in de rechtbank van eerste aanleg in het rechtsgebied van het hof van beroep" vervangen door de woorden "benoemd in het rechtsgebied van het hof van beroep of een raadsheer".

Art. 25.In artikel 86 van hetzelfde Wetboek, wordt het woord "afdelingen" telkens vervangen door het woord "kamers" en wordt het woord "afdeling" vervangen door het woord "kamer".

Art. 26.In artikel 87, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2006, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" telkens vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 27.In artikel 88 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, die gewijzigd is bij de wet van 8 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de tweede zin opgeheven;2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank";3° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Incidenten in verband met de verdeling van de zaken onder de afdelingen, secties, kamers of rechters van een zelfde rechtbank zoals vastgelegd in het bijzonder reglement of zaakverdelingsreglement worden op de volgende manier geregeld : Indien een zodanig incident vóór ieder ander middel door een van de partijen of bij de opening van de debatten ambtshalve wordt uitgelokt, legt de afdeling, sectie, kamer of rechter het dossier voor aan de voorzitter van de rechtbank, die oordeelt of de zaak anders moet worden toegewezen en het openbaar ministerie wordt tezelfdertijd hiervan op de hoogte gebracht. De partijen die hierom verzoeken, beschikken over een termijn van acht dagen te rekenen vanaf de zitting om conclusies in te dienen. Het openbaar ministerie kan binnen dezelfde termijn een advies uitbrengen.

De voorzitter doet binnen acht dagen volgend op de zitting uitspraak bij beschikking. Hij kan de zaak onmiddellijk toekennen aan een afdeling, sectie, kamer of rechter en een datum vaststellen voor verdere behandeling. Tegen deze beschikking staat, buiten de voorziening van de procureur-generaal bij het hof van beroep, voor het Hof van Cassatie binnen de termijnen en volgens de regels zoals bepaald in artikel 642, tweede en derde lid, geen rechtsmiddel open.

De griffier van het Hof zendt een afschrift van het arrest van het Hof van Cassatie aan de voorzitter van de rechtbank en aan de partijen.

De beslissing bindt de rechter naar wie de vordering wordt verwezen, met dien verstande dat zijn recht om over de rechtsgrond van de zaak te oordelen onverkort blijft.".

Art. 28.In artikel 89 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 februari 1997 en gewijzigd bij de wet van 17 mei 2006, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 29.Artikel 91 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 3 augustus 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 oktober 2015, wordt aangevuld met een lid, luidende : "In interneringszaken worden de zaken bedoeld in de artikelen 4 en 53 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering toegewezen aan de voorzitter van de kamer voor de bescherming van de maatschappij, die zitting houdt als alleenrechtsprekend rechter.".

Art. 30.Artikel 92, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2006, wordt vervangen als volgt : "In strafuitvoerings- en interneringszaken worden de zaken die niet aan een alleenrechtsprekend rechter worden toegewezen, toegewezen aan de overeenkomstig artikel 78, tweede en derde lid, samengestelde kamers.".

Art. 31.In artikel 92bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013 en gewijzigd bij de wet van 19 oktober 2015, worden de woorden "78, vierde lid," vervangen door de woorden "78, vijfde lid,".

Art. 32.In artikel 105 van hetzelfde Wetboek wordt het woord "afdelingen" telkens vervangen door het woord "kamers" en wordt het woord "afdeling" vervangen door het woord "kamer".

Art. 33.In artikel 128 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 mei 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid wordt het woord "afdelingen" vervangen door het woord "secties";2° in het derde lid wordt het woord "afdeling" vervangen door het woord "sectie".

Art. 34.In artikel 129, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1998 en 27 december 2004, wordt het woord "afdelingsvoorzitters" vervangen door het woord "sectievoorzitters".

Art. 35.In artikel 150bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij de wetten van 25 april 2007 en 18 februari 2014, wordt het vierde lid opgeheven.

Art. 36.In artikel 152bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 april 2004 en gewijzigd bij de wetten van 25 april 2007 en 18 februari 2014, wordt het vierde lid opgeheven.

Art. 37.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 160bis ingevoegd, luidende : "

Art. 160bis.De hoofdgriffiers van de rechtbanken van eerste aanleg en de hoofdsecretarissen van het openbaar ministerie moeten een opleiding inzake budgettair beheer en gerechtskosten volgen binnen de twee jaren die volgen op het jaar van hun benoeming of hun aanwijzing.".

Art. 38.In artikel 162, § 2, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de woorden "toekennen aan" vervangen door de woorden "delen met".

Art. 39.In artikel 185/2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 februari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3, derde lid, worden de woorden "van de rechtbank of parket" vervangen door de woorden "van de rechtbank, het parket of het arbeidsauditoraat"; 2° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De opleiding inzake budgettair beheer en gerechtskosten gegeven door het Instituut voor gerechtelijke opleiding wordt gevolgd door minstens een magistraat van het directiecomité van de rechtbanken van eerste aanleg, van de politierechtbanken, van de parketten van de procureurs des Konings en van de arbeidsauditoraten.".

Art. 40.In art 186, § 1, tiende lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 41.In artikel 190, § 2, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 februari 2010, worden de woorden "bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg" vervangen door de woorden "bij de hoven en rechtbanken".

Art. 42.In artikel 191bis van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 7 april 2005 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief gericht aan" vervangen door de woorden "langs elektronische weg ingediend bij"; b) paragraaf 2, tweede lid, wordt aangevuld met de volgende zin : "De bij een ontvankelijk verklaard verzoek gevoegde stavingsstukken moeten niet meer worden gevraagd wanneer de kandidaat een nieuw verzoek tot deelname aan een mondeling evaluatie-examen indient."; c) in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg";d) in paragraaf 2, vijfde lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg";e) paragraaf 2, zesde lid, wordt vervangen door twee leden, luidende : "Voorafgaand aan het mondelinge evaluatie-examen verzoekt de benoemings- en aanwijzingscommissie, langs elektronische weg, om een met redenen omkleed schriftelijk advies : 1° van de vertegenwoordiger van de balie of van de balies van het betrokken gerechtelijk arrondissement aangewezen door de orde of de ordes van advocaten van de balie of de balies van dat arrondissement waar de kandidaat als advocaat werkzaam is of werkzaam geweest is. Voor het gerechtelijk arrondissement Brussel geeft al naargelang de kandidaat ingeschreven is of ingeschreven geweest is op het tableau van de Nederlandstalige of Franstalige orde van advocaten, hetzij de vertegenwoordiger van de Nederlandstalige orde, hetzij de vertegenwoordiger van de Franstalige orde advies; 2° in voorkomend geval, van de korpschef van het rechtscollege waar de kandidaat werkzaam is, hetzij als plaatsvervangend rechter, hetzij als plaatsvervangend raadsheer. Het advies heeft met name betrekking op de nuttige beroepservaring die de kandidaat kan doen gelden, met het oog op het uitoefenen van een functie als magistraat."; f) in paragraaf 2 wordt het zevende lid, dat het achtste lid wordt, vervangen als volgt : "De in het zesde lid bedoelde personen mogen geen advies verstrekken over bloed- of aanverwanten tot in de vierde graad noch over personen met wie zij een feitelijk gezin vormen."; g) in paragraaf 2, negende lid, dat het tiende lid wordt, worden de woorden "dat advies geacht gunstig noch ongunstig te zijn" vervangen door de woorden "aan dat advies voorbijgegaan"; h) in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "bij een met redenen omklede en ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "bij een met redenen omklede en langs elektronische weg overgezonden brief" en wordt het lid aangevuld met de volgende zin : "In voorkomend geval wordt bij het verzoek een bijgewerkte versie gevoegd van het curriculum vitae.".

Art. 43.In artikel 192 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juli 1991 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 februari 2010, worden de woorden "bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg" vervangen door de woorden "bij de hoven en rechtbanken".

Art. 44.In artikel 194, § 2, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juli 1991 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 februari 2010, worden de woorden "bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg" vervangen door de woorden "bij de hoven en rechtbanken".

Art. 45.In artikel 196bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2006 en gewijzigd bij de wet van 6 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De Koning benoemt de werkende en plaatsvervangende assessoren in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in penitentiaire zaken, de werkende en plaatsvervangende assessoren in strafuitvoeringszaken en interneringszaken gespecialiseerd in sociale re-integratie en de werkende en plaatsvervangende assessoren in interneringszaken gespecialiseerd in klinische psychologie."; 2° in het tweede lid : a) worden de woorden "selectiecomité samengesteld" vervangen door de woorden "Nederlandstalig selectiecomité en een Franstalig selectiecomité samengesteld"; b) wordt het eerste streepje vervangen als volgt : "- een magistraat van de zetel aangewezen door het College van de hoven en rechtbanken of zijn plaatsvervanger;"; c) worden in het derde streepje de woorden "Uitvoering van Straffen en Maatregelen" vervangen door de woorden "Penitentiaire Inrichtingen";d) wordt het vierde streepje aangevuld met de woorden "of hun vertegenwoordiger aangewezen binnen deze diensten";3° in het derde lid wordt de tweede zin opgeheven.

Art. 46.In artikel 196ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1, eerste lid, 4°, worden de woorden "en niet ouder zijn dan vijfenzestig jaar" opgeheven;b) in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in strafuitvoeringszaken en interneringszaken" en worden de woorden "in de sociale reintegratie" vervangen door de woorden "in sociale re-integratie";c) in paragraaf 1, tweede lid, 4°, worden de woorden "en niet ouder zijn dan vijfenzestig jaar" opgeheven;d) paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Om tot werkend of plaatsvervangend assessor in interneringszaken gespecialiseerd in klinische psychologie te worden benoemd, moet de kandidaat de volgende voorwaarden vervullen : 1° ten minste vijf jaar nuttige beroepservaring hebben waaruit praktische kennis blijkt van de aangelegenheden die verband houden met de klinische psychologie;2° houder zijn van een diploma van master in de psychologische wetenschappen;3° Belg zijn;4° ten minste dertig jaar oud zijn; 5° de burgerlijke en politieke rechten genieten."; e) paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Het ambt van werkend assessor in strafuitvoeringszaken wordt voltijds uitgeoefend.

De werkende en plaatsvervangende assessoren in strafuitvoeringszaken worden benoemd voor een periode van een jaar, die een eerste maal voor een periode van drie jaar en vervolgens telkens voor een periode van vier jaar kan worden verlengd, na evaluatie."; f) paragraaf 2, vervangen bij de bepaling onder e), wordt vervangen als volgt : " § 2.Het ambt van werkend assessor in de strafuitvoeringsrechtbank wordt voltijds uitgeoefend.

De werkende en plaatsvervangende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank worden benoemd voor een periode van een jaar, die een eerste maal voor een periode van drie jaar en vervolgens telkens voor een periode van vier jaar kan worden verlengd, na evaluatie."; g ) paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : " § 5. De mandaten van assessor in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in penitentiaire zaken, van assessor in strafuitvoeringszaken en interneringszaken gespecialiseerd in sociale re-integratie en van assessor in interneringszaken gespecialiseerd in klinische psychologie mogen niet worden gecumuleerd.".

Art. 47.In artikel 196quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2006 en gewijzigd bij de wet van 6 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.De evaluatie van de werkende en plaatsvervangende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank geschiedt, na advies van de voorzitter van de kamer van de strafuitvoeringsrechtbank waarin de assessor zitting heeft, door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg waarin de assessor zijn ambt uitoefent."; 2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank" en wordt het woord "verlengbare" opgeheven;3° in paragraaf 3, derde lid, worden de woorden "ten minste een van zijn beoordelaars" vervangen door de woorden "de beoordelaar";4° in paragraaf 3, vierde lid, worden de woorden "De eerste voorzitter van het hof van beroep" vervangen door de woorden "De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg" en de woorden "bij een ter post aangetekende brief met" door de woorden "langs elektronische weg tegen";5° in paragraaf 3, vijfde lid, worden de woorden "bij ter post aangetekende brief met" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen", de woorden "aan de eerste voorzitter van het hof van beroep" door de woorden "aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg", de woorden "zendt de eerste voorzitter van het hof van beroep" door de woorden "zendt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg" en de woorden "bij een ter post aangetekende brief met" door de woorden "langs elektronische weg tegen";6° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4.De assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank die een definitieve beoordeling "onvoldoende" hebben gekregen, kunnen binnen dertig dagen na de kennisgeving tegen die beoordeling beroep instellen bij de eerste voorzitter van het hof van beroep.".

Art. 48.In het tweede deel, boek I, titel VI, hoofdstuk II, afdeling II, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 196quinquies ingevoegd, luidende : "

Art. 196quinquies.Met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, op verzoek van een voorzitter van een rechtbank van eerste aanleg die in een ander rechtsgebied is gelegen, een werkende of plaatsvervangende assessor in de strafuitvoeringsrechtbank die daarmee instemt opdracht geven om zijn ambt bijkomend uit te oefenen in een andere strafuitvoeringsrechtbank.

In de opdrachtbeschikking van de eerste voorzitter wordt vermeld waarom die opdracht moet worden gegeven aan een werkende of plaatsvervangende assessor en worden de nadere regels van de opdracht omschreven.".

Art. 49.In artikel 224, 4°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2009, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 50.In artikel 254, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, wordt het woord "afdelingsvoorzitter" vervangen door het woord "sectievoorzitter".

Art. 51.Artikel 259bis-9, § 4, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 31 januari 2007, wordt aangevuld met de volgende zin : "De verplichte opleiding van magistraten benoemd op grond van het examen inzake beroepsbekwaamheid of op grond van het mondelinge evaluatie-examen bevat een opleiding inzake budgettair beheer en gerechtskosten.".

Art. 52.In artikel 259ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "vijfenveertig" vervangen door het woord "vijfendertig" en worden de woorden "voor de kandidaturen die hij ontvankelijk heeft verklaard overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in de artikelen 287sexies en 216bis," ingevoegd tussen de woorden "in het Belgisch Staatsblad," en de woorden "een gemotiveerd schriftelijk advies"; 2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "in tweevoud" opgeheven, worden de woorden "tegen gedagtekend ontvangstbewijs of bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen ontvangstbewijs" en wordt de zin "Het ontvangstbewijs wordt gericht aan de minister van Justitie." opgeheven; 3° in paragraaf 2 wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Onverminderd de toepassing van artikel 259bis-19, § 2bis, wordt, bij gebrek aan advies binnen de vastgestelde termijn of bij gebrek aan gebruik van het standaardformulier, aan dat advies voorbijgegaan, hetgeen uiterlijk acht dagen na het verstrijken van die termijn door de minister van Justitie langs elektronische weg tegen ontvangstbewijs wordt meegedeeld aan de betrokken kandidaat."; 4° in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg" en wordt het woord "negentig" vervangen door het woord "tachtig"; 5° in paragraaf 2, vierde lid, wordt de bepaling onder a) vervangen als volgt : "a) de kandidatuur met de stavingsstukken bedoeld in artikel 287sexies, derde of achtste lid, met betrekking tot de studies en beroepservaring;"; 6° in paragraaf 2, vierde lid, wordt de bepaling onder c) aangevuld met de woorden ", alsmede de stukken waaruit de ontvangst van deze adviezen door de kandidaat blijkt";7° in paragraaf 2, vierde lid, wordt de bepaling onder d) aangevuld met de woorden "en de stageverslagen opgesteld door de stagemeesters"; 8° in paragraaf 2, vierde lid, wordt de bepaling onder f) vervangen als volgt : "f) een uittreksel uit het strafregister dat dateert van na de bekendmaking bedoeld in paragraaf 1, eerste lid."; 9° in paragraaf 3, eerste lid, wordt het woord "honderd" vervangen door het woord "negentig"; 10° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "met het verzoek een gemotiveerd advies uit te brengen over elk van de kandidaten;" vervangen door de woorden "met het verzoek een met redenen omkleed schriftelijk advies overeenkomstig een door de minister van Justitie, op voorstel van de Hoge Raad voor de Justitie, bepaald standaardformulier uit te brengen over elk van de kandidaten;"; 11° in paragraaf 3, tweede lid, wordt het woord "honderd" vervangen door het woord "negentig" en worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg"; 12° in paragraaf 3, vierde lid, worden de woorden "in tweevoud" opgeheven, worden de woorden "tegen gedagtekend ontvangstbewijs of bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen ontvangstbewijs" en wordt de zin "Het ontvangstbewijs wordt gericht aan de minister van Justitie." opgeheven; 13° paragraaf 3, vijfde lid, wordt vervangen als volgt : "Bij gebrek aan adviezen binnen de vastgestelde termijn over elke kandidaat of bij gebrek aan gebruik van het standaardformulier, wordt aan dat advies voorbijgegaan, hetgeen uiterlijk acht dagen na het verstrijken van die termijn door de minister van Justitie langs elektronische weg tegen ontvangstbewijs wordt meegedeeld aan de betrokken kandidaten."; 14° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De kandidaten beschikken op straffe van verval over een termijn van vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving van het advies van de algemene vergadering om hun opmerkingen aan de minister van Justitie langs elektronische weg mee te delen.Wanneer het advies niet tijdig is uitgebracht, dienen zij dit te doen binnen honderdvijfendertig dagen na de bekendmaking bedoeld in paragraaf 1."; 15° in paragraaf 4, eerste lid, wordt het woord "honderd" vervangen door het woord "negentig" en worden de woorden "elke kandidaat" vervangen door de woorden "de kandidaten wier kandidatuur ontvankelijk werd verklaard";16° in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden "veertig dagen" vervangen door de woorden "vijfenvijftig dagen";17° in paragraaf 4, vierde lid, wordt het woord "honderd" vervangen door het woord "negentig", worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg" en worden de woorden "veertig dagen" vervangen door de woorden "vijfenvijftig dagen";18° in paragraaf 4, vijfde lid, worden de woorden "wier kandidatuur ontvankelijk werd verklaard" ingevoegd tussen de woorden "kandidaten" en "te horen";19° in paragraaf 4, zesde lid, worden de woorden "bij ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg";20° in paragraaf 4, dertiende lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs of tegen gedagtekend ontvangstbewijs" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen ontvangstbewijs" en worden de woorden "bij gewone brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg";21° in paragraaf 4, veertiende lid, worden de woorden "bij ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg";22° in paragraaf 4, vijftiende lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg"; 23° paragraaf 5, eerste lid, wordt vervangen als volgt : "De Koning beschikt vanaf de ontvangst van de voordracht over vijftig dagen om een beslissing te nemen en deze langs elektronische weg mee te delen aan de benoemingscommissie, aan de kandidaten, aan de korpschef van het rechtscollege of van het openbaar ministerie bij het rechtscollege waar de benoeming moet geschieden, aan de korpschef van de kandidaat en aan de procureur-generaal van de plaats waar de eed moet worden afgelegd."; 24° in paragraaf 5, tweede lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen ontvangstbewijs" en worden de woorden "bij gewone brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg"; 25° in paragraaf 5, derde lid, wordt de eerste zin vervangen als volgt : "Telkens wanneer de Koning niet beslist binnen de termijn van vijftig dagen, beschikken de betrokken benoemingscommissie en de kandidaten vanaf de vijfenvijftigste dag over een termijn van vijftien dagen om langs elektronische weg een aanmaning aan de minister van Justitie te betekenen.".

Art. 53.In artikel 259quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het woord "vijfenveertig" vervangen door het woord "vijfendertig" en worden de woorden "voor de kandidaturen die hij ontvankelijk heeft verklaard overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de artikelen 287sexies," ingevoegd tussen de woorden "in het Belgisch Staatsblad," en de woorden "een gemotiveerd schriftelijk advies"; 2° paragraaf 2, eerste lid, 3°, wordt aangevuld met de volgende zin : "Voor de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie en de procureur-generaal bij dit Hof, geeft de stafhouder van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie advies."; 3° in paragraaf 2, derde lid, wordt de bepaling onder a) vervangen als volgt : "a) de kandidatuur met de stavingsstukken bedoeld in artikel 287sexies, achtste lid, met betrekking tot de studies en beroepservaring;"; 4° in paragraaf 2, derde lid, wordt de bepaling onder c) aangevuld met de woorden ", alsmede de stukken waaruit de ontvangst van deze adviezen door de kandidaat blijkt"; 5° in paragraaf 2, derde lid, wordt de bepaling onder f) vervangen als volgt : "f) een uittreksel uit het strafregister dat dateert van na de bekendmaking bedoeld in het eerste lid."; 6° paragraaf 3, tweede lid, 4°, wordt aangevuld met de woorden "wier kandidatuur ontvankelijk werd verklaard"; 7° in paragraaf 5 wordt het eerste lid aangevuld met de volgende zin : "Wanneer de als voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank aangewezen magistraat geen vrederechter of rechter in de politierechtbank is, wordt hij respectievelijk aangewezen als vrederechter als de ondervoorzitter rechter in de politierechtbank is en als rechter in de politierechtbank als de ondervoorzitter vrederechter is."; 8° in paragraaf 7 worden de woorden "bij ter post aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen ontvangstbewijs".

Art. 54.In artikel 259quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 3°, eerste en tweede lid, worden de woorden "voor een hernieuwbare periode van drie jaar" telkens opgeheven; 2° paragraaf 1, 3°, derde lid, wordt aangevuld met de volgende zin : "Naargelang het geval kan de vervanging worden toegestaan in de rechtbank of het parket waarin de aanwijzing heeft plaatsgevonden of, indien de aangewezen persoon magistraat was in een andere rechtbank of in een ander parket dan in de rechtbank of het parket waarin hij wordt aangewezen, in die rechtbank of dat parket."; 3° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De aanwijzing in het mandaat van afdelingsvoorzitter, afdelingsprocureur of afdelingsauditeur schorst het adjunct-mandaat waarin die magistraat was aangewezen binnen of buiten het rechtscollege of het parket waarin de aanwijzing als afdelingsvoorzitter, afdelingsprocureur of afdelingsauditeur heeft plaatsgevonden.De aanwijzing in het adjunct-mandaat van afdelingsprocureur of afdelingsauditeur maakt evenwel een einde aan het adjunct-mandaat van adjunct-procureur des Konings van Brussel of van adjunct-arbeidsauditeur van Brussel."; 4° in paragraaf 1bis, vierde lid, wordt het woord "afdelingsvoorzitter" vervangen door het woord "sectievoorzitter";5° er wordt een paragraaf 1ter ingevoegd, luidende : " § 1ter.De aanwijzingen als ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank gebeuren voor een termijn van vijf jaar die kan worden hernieuwd na evaluatie indien de nieuwe voorzitter dezelfde hoedanigheid heeft als de uittredende voorzitter of indien de magistraat die is aangewezen als voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank geen vrederechter of rechter in de politierechtbank is. De vervroegde beëindiging van het mandaat van voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank heeft tot gevolg dat het mandaat van ondervoorzitter wordt beëindigd bij de eedaflegging van de opvolger van de voorzitter, behalve indien de nieuwe voorzitter dezelfde hoedanigheid heeft als de uittredende voorzitter of indien de magistraat die is aangewezen als voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank geen vrederechter of rechter in de politierechtbank is.

In geval van vervroegde beëindiging van het mandaat van ondervoorzitter, wordt de in paragraaf 1 bedoelde procedure aangevat met het oog op de aanwijzing van de magistraat die het lopende mandaat zal beëindigen. Naargelang de te vervangen ondervoorzitter vrederechter of rechter in de politierechtbank was, zal hij respectievelijk worden vervangen door een vrederechter of een rechter in de politierechtbank.

Bij niet-hernieuwing van het mandaat van ondervoorzitter wordt de procedure bedoeld in paragraaf 1 aangevat.

Bij het verstrijken van hun mandaat nemen zij het laatste ambt waarin zij werden benoemd weer op.

De ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank wordt verondersteld zijn mandaat te hebben aangevat op de datum van de eedaflegging van de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank."; 6° in paragraaf 2 worden de woorden ", afdelingsauditeurs en ondervoorzitters van de vrederechters en rechters in de politierechtbank" vervangen door de woorden "en de afdelingsauditeurs".

Art. 55.In artikel 259sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 3°, vierde lid, worden de woorden "honderd dagen" vervangen door de woorden "negentig dagen";2° in paragraaf 1, 3°, vijfde lid, worden de woorden "honderd dagen" vervangen door de woorden "negentig dagen" en worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg"; 3° paragraaf 1, 3°, zesde lid, wordt vervangen door wat volgt : "Het College van procureurs-generaal zendt binnen dertig dagen na het verzoek om advies de met redenen omklede adviezen over aan de minister van Justitie en deelt langs elektronische weg tegen ontvangstbewijs een afschrift mee aan de betrokken kandidaten."; 4° in paragraaf 1, 3°, zevende lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen ontvangstbewijs";5° in paragraaf 1, 4°, eerste lid, worden de woorden "in de rechtbanken van eerste aanleg" en de woorden "in het hof van beroep" opgeheven;6° in paragraaf 1, 4°, vierde lid, worden de woorden "in de rechtbank van eerste aanleg" en de woorden "bij het hof van beroep" opgeheven; 7° paragraaf 1, 4°, vijfde lid, wordt aangevuld met de volgende zin : "Naargelang het geval kan de vervanging worden toegestaan in het rechtscollege waarin de aanwijzing heeft plaatsgevonden of, indien hij is benoemd in een ander rechtscollege, in dat rechtscollege."; 8° paragraaf 1, 5°, vijfde lid, wordt aangevuld met de volgende zin : "Naargelang het geval kan de vervanging worden toegestaan in het parket waarin de aanwijzing heeft plaatsgevonden of, indien hij is benoemd in een ander parket, in dat parket."; 9° in paragraaf 2, wordt het tweede lid vervangen als volgt : "De rechters in de strafuitvoeringsrechtbank en de substituten-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken worden aangewezen voor een periode van een jaar, die een eerste maal voor een periode van drie jaar en vervolgens telkens voor een periode van vier jaar kan worden verlengd, na evaluatie.".

Art. 56.Artikel 259octies, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 februari 2016, wordt aangevuld met een paragraaf 9, luidende : " § 9. De Koning regelt de rechtshulp aan de gerechtelijke stagiairs en de schadeloosstelling van de door hen opgelopen zaakschade, overeenkomstig de bepalingen die op het Rijkspersoneel van toepassing zijn.".

Art. 57.In artikel 259novies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998, vervangen bij de wet van 18 december 2006 en gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg";2° in paragraaf 3, derde lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg";3° in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg";4° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen ontvangstbewijs";5° in paragraaf 5, tweede lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen ontvangstbewijs" en worden de woorden "die het origineel" vervangen door de woorden "die ze";6° in paragraaf 6, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief met" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen";7° in paragraaf 9, zesde lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg";8° in paragraaf 9, achtste lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief met" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen";9° in paragraaf 10, vierde en vijfde lid, worden de woorden "in tweevoud" telkens opgeheven;10° in paragraaf 10, zesde lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief met" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen"; 11° in paragraaf 10 wordt het zevende lid vervangen als volgt : "Bij gebrek aan adviezen binnen de vastgestelde termijn wordt aan dat advies voorbijgegaan."; 12° in paragraaf 10, achtste lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief" vervangen door de woorden "langs elektronische weg";13° in paragraaf 10, tiende lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief met" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen";14° in paragraaf 10, elfde lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief met" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen" en worden de woorden "die het origineel" vervangen door de woorden "die ze";15° in paragraaf 10, dertiende lid, worden de woorden "bij een ter post aangetekende brief met" vervangen door de woorden "langs elektronische weg tegen"; 16° in paragraaf 10, veertiende lid, wordt het vijfde streepje vervangen als volgt : "- de stukken waaruit blijkt dat de kandidaat de adviezen heeft ontvangen.".

Art. 58.In het tweede deel, boek I, titel VI, hoofdstuk Vquinquies, van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling IV ingevoegd, luidende "Beroepscommissie".

Art. 59.In afdeling IV, ingevoegd bij artikel 58, wordt een artikel 259undecies/1 ingevoegd, luidende : "Art. 259undecies/1. De magistraten kunnen tegen de definitieve beoordeling "onvoldoende" die zij hebben gekregen in het kader van hun evaluatie binnen dertig dagen na de kennisgeving van die beoordeling beroep instellen bij een beroepscommissie.

Het College van de hoven en rechtbanken wijst per taalrol en voor drie jaar zes leden aan uit de rechtscolleges van eerste aanleg en zes leden uit de hoven.

Het College van het openbaar ministerie wijst per taalrol en voor drie jaar zes leden aan uit de parketten van de procureur des Konings en uit de arbeidsauditoraten en zes leden uit de parketten-generaal en de auditoraten-generaal.

Voor de toepassing van dit artikel worden de leden van en bij het Hof van Cassatie respectievelijk gelijkgesteld met leden van de hoven en de parketten-generaal.

Voor de toepassing van dit artikel worden de leden van het federaal parket gelijkgesteld met de leden van de parketten-generaal.

Naargelang de verzoeker tot de zetel of het openbaar ministerie behoort, wordt het beroep respectievelijk gericht aan de voorzitter van het College van de hoven en rechtbanken of aan de voorzitter van het College van het openbaar ministerie die de beroepscommissie binnen vijf dagen samenstelt.

De beroepscommissie bestaat respectievelijk uit drie magistraten van het openbaar ministerie van dezelfde taalrol als de verzoeker en worden aangewezen door de voorzitter van het College van het openbaar ministerie of uit drie magistraten van de zetel van dezelfde taalrol als de verzoeker en worden aangewezen door de voorzitter van het College van de hoven en rechtbanken.".

Art. 60.Artikel 260 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 10 april 2014, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2. Na afloop van een stage die moet toelaten om de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt te kunnen beoordelen, wordt de benoeming definitief wanneer de stagiair na afloop van zijn evaluatieperiode, de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" of "uitzonderlijk" heeft verkregen of wanneer de beroepscommissie bedoeld in artikel 287quater zijn benoeming heeft voorgesteld.

Tijdens de stage kan de Koning, in geval van beroepsongeschiktheid of wegens een zware fout, aan de stage een einde maken op voorstel van de bedoelde beroepscommissie.

De termijn en het statuut die van toepassing zijn op de stagiairs van de niveaus B, C en D bedoeld in artikel 177 worden in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden op hen toegepast.".

Art. 61.In artikel 261 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede en het derde lid worden vervangen als volgt : "Na afloop van een stage die moet toelaten om de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt te kunnen beoordelen, wordt de benoeming definitief wanneer de stagiair na afloop van zijn evaluatieperiode, de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" of "uitzonderlijk" heeft verkregen of wanneer de beroepscommissie bedoeld in artikel 287quater zijn benoeming heeft voorgesteld. Tijdens de stage kan de Koning, in geval van beroepsongeschiktheid of wegens een zware fout, aan de stage een einde maken op voorstel van de bedoelde beroepscommissie."; 2° het vierde lid wordt vervangen als volgt : "De termijn en het statuut die van toepassing zijn op de stagiairs van de niveaus B, C en D bedoeld in artikel 177 worden in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden op hen toegepast.".

Art. 62.In artikel 262 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 29 december 2010, 1 december 2013 en 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1 worden het tweede en het derde lid vervangen als volgt : "Na afloop van een stage die moet toelaten om de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt te kunnen beoordelen, wordt de benoeming definitief wanneer de stagiair na afloop van zijn evaluatieperiode, de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" of "uitzonderlijk" heeft verkregen of wanneer de beroepscommissie bedoeld in artikel 287quater zijn benoeming heeft voorgesteld. Tijdens de stage kan de Koning, in geval van beroepsongeschiktheid of wegens een zware fout, aan de stage een einde maken op voorstel van de bedoelde beroepscommissie."; b) in paragraaf 1 wordt het vierde lid vervangen als volgt : "De termijn en het statuut die van toepassing zijn op de stagiairs van de niveaus B, C en D bedoeld in artikel 177 worden in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden op hen toegepast."; c) in paragraaf 2, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : "2° geslaagd zijn voor een vergelijkende selectie voor het desbetreffende ambt als bedoeld in artikel 279, § 4."; d) in paragraaf 2 worden het tweede tot het zesde lid opgeheven.

Art. 63.In artikel 263 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 29 december 2010, 1 december 2013 en 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1 worden het tweede en het derde lid vervangen als volgt : "Na afloop van een stage die moet toelaten om de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt te kunnen beoordelen, wordt de benoeming definitief wanneer de stagiair na afloop van zijn evaluatieperiode, de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" of "uitzonderlijk" heeft verkregen of wanneer de beroepscommissie bedoeld in artikel 287quater zijn benoeming heeft voorgesteld. Tijdens de stage kan de Koning, in geval van beroepsongeschiktheid of wegens een zware fout, aan de stage een einde maken op voorstel van de bedoelde beroepscommissie."; b) in paragraaf 1 wordt het vierde lid vervangen als volgt : "De termijn en het statuut die van toepassing zijn op de stagiairs van de niveaus B, C en D bedoeld in artikel 177 worden in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden op hen toegepast."; c) in paragraaf 2, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : "2° geslaagd zijn voor een vergelijkende selectie voor het desbetreffende ambt als bedoeld in artikel 279, § 4."; d) in paragraaf 2 worden het tweede en het derde lid opgeheven.

Art. 64.In artikel 264 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden het tweede en het derde lid vervangen als volgt : "Na afloop van een stage die moet toelaten om de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt te kunnen beoordelen, wordt de benoeming definitief wanneer de stagiair na afloop van zijn evaluatieperiode, de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" of "uitzonderlijk" heeft verkregen of wanneer de beroepscommissie bedoeld in artikel 287quater zijn benoeming heeft voorgesteld. Tijdens de stage kan de Koning, in geval van beroepsongeschiktheid of wegens een zware fout, aan de stage een einde maken op voorstel van de bedoelde beroepscommissie."; 2° in paragraaf 1 wordt het vierde lid vervangen als volgt : "De termijn en het statuut die van toepassing zijn op de stagiairs van de niveaus B, C en D bedoeld in artikel 177 worden in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden op hen toegepast."; 3° in paragraaf 2, 1°, worden de woorden "of een parketsecretariaat" vervangen door de woorden ", een parketsecretariaat of, in voorkomend geval, een steundienst";4° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.De vergelijkende selectie kan meerdere opeenvolgende modules van proeven omvatten waarbij de kandidaat enkel tot de volgende module wordt toegelaten op voorwaarde dat hij geslaagd is voor de vorige. In dat geval wordt de rangschikking enkel vastgelegd op basis van de resultaten van de laatste module.".

Art. 65.In artikel 265 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 29 december 2010 en 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1 worden het tweede en het derde lid vervangen als volgt : "Na afloop van een stage die moet toelaten om de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt te kunnen beoordelen, wordt de benoeming definitief wanneer de stagiair na afloop van zijn evaluatieperiode, de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" of "uitzonderlijk" heeft verkregen of wanneer de beroepscommissie bedoeld in artikel 287quater zijn benoeming heeft voorgesteld. Tijdens de stage kan de Koning, in geval van beroepsongeschiktheid of wegens een zware fout, aan de stage een einde maken op voorstel van de bedoelde beroepscommissie."; b) in paragraaf 1 wordt het vierde lid vervangen als volgt : "De termijn en het statuut die van toepassing zijn op de stagiairs van de niveaus B, C en D bedoeld in artikel 177 worden in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden op hen toegepast."; c) in paragraaf 2, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : "2° geslaagd zijn voor een vergelijkende selectie voor het desbetreffende ambt als bedoeld in artikel 279, § 4."; d) in paragraaf 2, worden het tweede en het derde lid opgeheven.

Art. 66.In artikel 266 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 29 december 2010 en 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1 worden het tweede en het derde lid vervangen als volgt : "Na afloop van een stage die moet toelaten om de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt te kunnen beoordelen, wordt de benoeming definitief wanneer de stagiair na afloop van zijn evaluatieperiode, de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" of "uitzonderlijk" heeft verkregen of wanneer de beroepscommissie bedoeld in artikel 287quater zijn benoeming heeft voorgesteld. Tijdens de stage kan de Koning, in geval van beroepsongeschiktheid of wegens een zware fout, aan de stage een einde maken op voorstel van de bedoelde beroepscommissie."; b) in paragraaf 1 wordt het vierde lid vervangen als volgt : "De termijn en het statuut die van toepassing zijn op de stagiairs van de niveaus B, C en D bedoeld in artikel 177 worden in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden op hen toegepast."; c) in paragraaf 2, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : "2° geslaagd zijn voor een vergelijkende selectie voor het desbetreffende ambt als bedoeld in artikel 279, § 4."; d) in paragraaf 2, worden het tweede en het derde lid opgeheven.

Art. 67.In artikel 267 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden het tweede en het derde lid vervangen als volgt : "Na afloop van een stage die moet toelaten om de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt te kunnen beoordelen, wordt de benoeming definitief wanneer de stagiair na afloop van zijn evaluatieperiode, de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" of "uitzonderlijk" heeft verkregen of wanneer de beroepscommissie bedoeld in artikel 287quater zijn benoeming heeft voorgesteld. Tijdens de stage kan de Koning, in geval van beroepsongeschiktheid of wegens een zware fout, aan de stage een einde maken op voorstel van de bedoelde beroepscommissie."; 2° in paragraaf 1 wordt het vierde lid vervangen als volgt : "De termijn en het statuut die van toepassing zijn op de stagiairs van de niveaus B, C en D bedoeld in artikel 177 worden in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden op hen toegepast."; 3° in paragraaf 2, 1°, worden de woorden "of een parketsecretariaat" vervangen door de woorden ", een parketsecretariaat of, in voorkomend geval, een steundienst";4° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.De vergelijkende selectie kan meerdere opeenvolgende modules van proeven omvatten waarbij de kandidaat enkel tot de volgende module wordt toegelaten op voorwaarde dat hij geslaagd is voor de vorige. In dat geval wordt de rangschikking enkel vastgelegd op basis van de resultaten van de laatste module.".

Art. 68.In artikel 268 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 1 december 2013 en 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden het tweede tot vijfde lid vervangen als volgt : "Na afloop van een stage die moet toelaten om de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt te kunnen beoordelen, wordt de benoeming definitief wanneer de stagiair na afloop van zijn evaluatieperiode, de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" of "uitzonderlijk" heeft verkregen of wanneer de beroepscommissie bedoeld in artikel 287quater zijn benoeming heeft voorgesteld. Tijdens de stage kan de Koning, in geval van beroepsongeschiktheid of wegens een zware fout, aan de stage een einde maken op voorstel van de bedoelde beroepscommissie.

De termijn en het statuut die van toepassing zijn op de stagiairs van de niveaus B, C en D bedoeld in artikel 177 worden in dezelfde mate en onder dezelfde voorwaarden op hen toegepast."; 2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Om door middel van bevordering te worden benoemd in een klasse van het niveau A, moet de kandidaat vast benoemd zijn in het niveau C of B bij een griffie, een parketsecretariaat of, in voorkomend geval, een steundienst en geslaagd zijn voor een vergelijkende selectie voor het desbetreffende ambt als bedoeld in artikel 279, § 4.".

Art. 69.Artikel 269 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 10 april 2014, wordt opgeheven.

Art. 70.In artikel 270 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 1 december 2013 en 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden het tweede tot vierde lid vervangen als volgt : "Na afloop van een stage die moet toelaten om de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt te kunnen beoordelen, wordt de benoeming definitief wanneer de stagiair na afloop van zijn evaluatieperiode, de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" of "uitzonderlijk" heeft verkregen of wanneer de beroepscommissie bedoeld in artikel 287quater zijn benoeming heeft voorgesteld. Tijdens de stage kan de minister van Justitie, in geval van beroepsongeschiktheid of wegens een zware fout, aan de stage een einde maken op voorstel van de bedoelde beroepscommissie."; 2° in paragraaf 2, 1°, worden de woorden "of een parketsecretariaat" vervangen door de woorden ", een parketsecretariaat of, in voorkomend geval, een steundienst";3° in paragraaf 3 worden de woorden "voorlopige benoeming" vervangen door het woord "stage".

Art. 71.In artikel 271 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 1 december 2013 en 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden het tweede tot vierde lid vervangen als volgt : "Na afloop van een stage die moet toelaten om de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt te kunnen beoordelen, wordt de benoeming definitief wanneer de stagiair na afloop van zijn evaluatieperiode, de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" of "uitzonderlijk" heeft verkregen of wanneer de beroepscommissie bedoeld in artikel 287quater zijn benoeming heeft voorgesteld. Tijdens de stage kan de minister van Justitie, in geval van beroepsongeschiktheid of wegens een zware fout, aan de stage een einde maken op voorstel van de bedoelde beroepscommissie."; 2° in paragraaf 2, 1°, worden de woorden "of een parketsecretariaat" vervangen door de woorden ", een parketsecretariaat of, in voorkomend geval, een steundienst";3° in paragraaf 3 worden de woorden "voorlopige benoeming" vervangen door het woord "stage".

Art. 72.In artikel 272 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 1 december 2013 en 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede tot vierde lid worden vervangen als volgt : "Na afloop van een stage die moet toelaten om de geschiktheid van de kandidaat voor het ambt te kunnen beoordelen, wordt de benoeming definitief wanneer de stagiair na afloop van zijn evaluatieperiode, de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" of "uitzonderlijk" heeft verkregen of wanneer de beroepscommissie bedoeld in artikel 287quater zijn benoeming heeft voorgesteld. Tijdens de stage kan de minister van Justitie, in geval van beroepsongeschiktheid of wegens een zware fout, aan de stage een einde maken op voorstel van de bedoelde beroepscommissie."; 2° in het vijfde lid worden de woorden "voorlopige benoeming" vervangen door het woord "stage".

Art. 73.In het tweede deel, boek I, titel VI, hoofdstuk VI, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van afdeling II, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, vervangen als volgt : "Selectie.".

Art. 74.Artikel 273 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007, wordt vervangen als volgt : "

Art. 273.De Koning bepaalt de nadere regels voor de vergelijkende selectie bedoeld in de artikelen 261 tot 268 en 270 tot 272.".

Art. 75.In artikel 274 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 1 december 2013 en 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.In het niveau A en voor een betrekking van griffier of secretaris, kiest het directiecomité of de betrekking moet worden verleend door middel van mutatie, mobiliteit, werving, bevordering en/of verandering van graad.

Voor de vredegerechten en de politierechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Brussel ligt die keuze bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. De voorzitter van de bevoegde rechtbank van eerste aanleg wordt bepaald overeenkomstig artikel 186bis, tweede tot zevende lid."; 2° paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt : "Voor de benoeming tot hoofdgriffier, griffier-hoofd van dienst, hoofdsecretaris, secretaris-hoofd van dienst of tot functies in de klasse A3 of A4 in niveau A kiest het directiecomité of de betrekking moet worden verleend door middel van mutatie of bevordering."; 3° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende : " § 2/1.Voor de aanwijzing tot hoofdgriffier of hoofdsecretaris wordt in de vacante betrekking voorzien door een beroep te doen op gerechtspersoneel dat voldoet aan de reglementaire voorwaarden en dat aanspraak kan maken op bevordering."; 4° in paragraaf 3 worden de woorden "van Justitie" ingevoegd tussen de woorden "de minister" en de woorden "of zijn gemachtigde";5° in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden "van Justitie" ingevoegd tussen de woorden "de minister" en de woorden "of zijn gemachtigde" en worden de woorden "op verzoek van het directiecomité" ingevoegd tussen het woord "gemachtigde" en de woorden ", onder het toezicht";6° in paragraaf 4 wordt het derde lid vervangen door twee leden, luidende : "Ingeval van samenloop van kandidaten die in aanmerking komen voor mutatie, mobiliteit, werving, bevordering en/of verandering van graad, wordt steeds een bijkomende proef georganiseerd. De werfreserve van de bijkomende vergelijkende proef heeft een geldigheidsduur van twee jaar, te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal dat deze afsluit."; 7° de paragrafen 4/1 en 4/2 worden tussen de vierde en de vijfde paragraaf ingevoegd, luidende : " § 4/1.Het directiecomité kan, zonder toepassing van artikel 287sexies, een beroep doen op de bestaande reserve van een bijkomende vergelijkende proef bedoeld in paragraaf 4, vierde lid. § 4/2. De geslaagden voor de bijkomende vergelijkende proef die niet ingaan op een betrekking die hen wordt aangeboden, worden geschrapt uit de werfreserve van de bijkomende vergelijkende proef."; 8° in paragraaf 5 worden de woorden "uit de kandidaten voor de vacante betrekking ofwel" opgeheven.

Art. 76.In het tweede deel, boek I, titel VI, hoofdstuk VI, afdeling II, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 275bis ingevoegd, luidende : "

Art. 275bis.De geslaagden die een ambt postuleren, verbinden er zich toe in dienst te treden. Zij die na de kennisgeving van de benoeming weigeren in dienst te treden, worden uit de reserve van geslaagden geschrapt.

Met de benoeming putten de personeelsleden de rechten uit verbonden aan hun uitslag. Ontslagnemende personeelsleden verliezen het voordeel van hun uitslag, zelfs indien de termijn van de betrokken selectie niet is verstreken.".

Art. 77.In artikel 278, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt opgeheven; 2° in het tweede lid, dat het eerste lid wordt, worden de woorden "van Justitie" ingevoegd tussen de woorden "de minister" en de woorden "wat de deskundigen betreft.".

Art. 78.In het tweede deel, boek I, titel IV, hoofdstuk VI, afdeling III van hetzelfde Wetboek, wordt onderafdeling II, opgeheven bij de wet van 10 april 2014, hersteld als volgt : "Onderafdeling II. - Bevordering naar niveau A".

Art. 79.In onderafdeling II, hersteld bij artikel 78, wordt artikel 279, opgeheven bij de wet van 10 april 2014, hersteld als volgt : "

Art. 279.§ 1. Om aan de proeven voor de bevordering naar niveau A deel te nemen moet het personeelslid zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan laten gelden, en bij zijn laatste evaluatie de vermelding "uitzonderlijk" of "voldoet aan de verwachting" hebben gekregen en behouden. § 2. De proeven voor de overgang naar het niveau A zijn in drie reeksen ingedeeld : De eerste reeks wordt georganiseerd door Selor. De proeven van die reeks beogen een evaluatie van het vermogen van een personeelslid om in niveau A te functioneren. Ze worden afgesloten met een attest van slagen of een verslag van het niet-slagen. Het attest van slagen is onbeperkt in de tijd geldig.

De afgevaardigd bestuurder van Selor kan een vrijstelling toekennen voor proeven waarvoor men reeds geslaagd is.

Een personeelslid dat niet geslaagd is voor een proef wordt gedurende een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het afleggen van deze proef, uitgesloten van de mogelijkheid van het opnieuw afleggen ervan. § 3. De tweede reeks omvat vier proeven die een evaluatie van de verwerving van kennis beogen. Elk van de vier proeven bestaat in het volgen van en slagen voor cursussen van minstens vier ECTS-studiepunten van een masterprogramma van een universiteit of hogeschool van de Europese Economische Ruimte. De tweede reeks proeven is alleen toegankelijk voor de geslaagden van de eerste reeks proeven.

Een van die proeven dient gekozen te worden binnen de vakgebieden economie, recht of overheidsfinanciën.

De drie andere proeven worden gekozen in onderling akkoord tussen de kandidaat en de minister van Justitie of zijn afgevaardigde op advies van het Instituut voor de gerechtelijke opleiding.

Het Instituut voor gerechtelijke opleiding kan ook zelf de in het derde lid bedoelde proeven organiseren, mits gunstig advies van twee hoogleraren, één van elke taalrol, gespecialiseerd in het vakgebied van die proeven. Het advies zal gunstig zijn indien en alleen indien de proeven tot het niveau van een master behoren en indien elke proef met minstens vier ECTS-studiepunten overeenkomt.

Kandidaten die houder zijn van een master of van een ander diploma dat toegang verleent tot het niveau A, die is uitgereikt door een universiteit of hogeschool van de Europese Economische Ruimte, worden beschouwd als geslaagden van de proeven van deze reeks.

Voor elke proef van deze reeks is het slagen onbeperkt in de tijd geldig.

De inschrijvingskosten voor de proeven van deze reeks worden ten laste genomen door het Instituut voor gerechtelijke opleiding. § 4. De derde reeks is een vergelijkende selectie voor een functie van het niveau A. Ze wordt georganiseerd door Selor. Ze is alleen toegankelijk voor de geslaagden van de eerste en de tweede reeks proeven. De vergelijkende selectie kan meerdere proeven omvatten, waarvan de eerste een uitsluitingsproef kan zijn.".

Art. 80.In artikel 287ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 februari 1997 en vervangen bij de wet van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "vastbenoemde personeelsleden en alle contractuele" opgeheven;b) in paragraaf 1, derde lid, eerste zin, worden de woorden "de magistraat die of" ingevoegd tussen de woorden "De hiërarchische meerdere is" en de woorden "het vastbenoemd personeelslid";c) in paragraaf 1, derde lid, tweede zin, worden de woorden "de magistraat die of" ingevoegd tussen de woorden "De functionele chef is" en de woorden "het vastbenoemd of contractueel personeelslid dat";d) in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen als volgt : "De evaluatieperiode duurt een jaar behoudens uitzonderingen bepaald door de Koning.Er vindt een functiegesprek plaats in het begin van de evaluatieperiode wanneer het personeelslid vastbenoemd wordt, in dienst genomen wordt of van functie verandert. Er wordt ook een functiegesprek gehouden wanneer de functie belangrijke veranderingen ondergaat."; e) in paragraaf 2, tweede lid, wordt het woord "nieuwe" opgeheven;f) een paragraaf 3bis wordt ingevoegd, luidende : " § 3bis.De paragrafen 2 en 3 zijn van toepassing op de stage, onder voorbehoud van de volgende specificiteiten : 1° de stage bestaat minstens uit drie functioneringsgesprekken.Zij zijn evenwichtig verdeeld over de volledige evaluatieperiode en worden elk afgesloten met de toekenning van een vermelding "uitzonderlijk", "voldoet aan de verwachtingen", "te verbeteren" of "onvoldoende"; 2° wanneer ze betrekking hebben op de stage worden de in § 3 bedoelde elementen bepaald om : - de optimale integratie van de stagiair in zijn dienst en binnen de rechterlijke orde in het algemeen mogelijk te maken; - aan te tonen of de stagiair over de vereiste bekwaamheden beschikt om de taken uit te voeren die verbonden zijn aan de betrekking waarvoor hij aangewezen is."; g) in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden "zelfs indien deze niet volgt op de eerste vermelding "onvoldoende"" vervangen door de woorden "zelfs als ze niet opeenvolgend zijn"; h) paragraaf 4 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Deze paragraaf is niet van toepassing op de stagiairs."; i) in het artikel worden de paragrafen 4bis, 4ter en 4quater ingevoegd, luidende : " § 4bis.Indien gedurende de stage een vermelding "onvoldoende" wordt toegekend na afloop van een verplicht functioneringsgesprek, maakt de magistraat-korpschef het dossier over aan de in artikel 287quater bedoelde beroepscommissie die beslist of de stage mag worden verdergezet of die een ontslagvoorstel overmaakt aan de overheid bevoegd om het ontslag tijdens de stage uit te spreken.

In afwijking van het eerste lid leidt de aan de stagiair toegekende functioneringsvermelding "onvoldoende" niet tot de aanhangigmaking bij de beroepscommissie indien de stagiair, de evaluator en de magistraat-korpschef akkoord zijn over de verderzetting van de stage. § 4ter. Indien na afloop van de stage een vermelding "te verbeteren" of "onvoldoende" wordt toegekend, maakt de magistraat-korpschef het dossier over aan de beroepscommissie.

In geval van vermelding "onvoldoende", naargelang het geval : 1° beslist de beroepscommissie of de stage moet worden verlengd;2° legt de beroepscommissie een met redenen omkleed ontslagvoorstel voor aan de overheid bevoegd om het ontslag tijdens de stage uit te spreken. In geval van vermelding "te verbeteren", naar gelang het geval : 1° beslist de beroepscommissie of de stage moet worden verlengd;2° legt de beroepscommissie een met redenen omkleed benoemingsvoorstel voor aan de overheid bevoegd om het ontslag tijdens de stage uit te spreken.In dat geval wordt de stageperiode beschouwd als een periode die afgesloten wordt met de vermelding "voldoet aan de verwachtingen". § 4quater. Na afloop van de stage die werd verlengd overeenkomstig § 4ter, maakt de magistraat-korpsoverste aan de commissie het evaluatiedossier over van de stagiair aan wie de evaluatievermelding "te verbeteren" of "onvoldoende" werd toegekend.

De commissie legt, naar gelang het geval : 1° een met redenen omkleed benoemingsvoorstel voor aan de overheid bevoegd om het ontslag tijdens de stage uit te spreken.In dat geval wordt de stageperiode beschouwd als een periode die afgesloten wordt met de vermelding "voldoet aan de verwachtingen"; 2° een met redenen omkleed ontslagvoorstel voor aan de overheid bevoegd om het ontslag tijdens de stage uit te spreken.".

Art. 81.In artikel 287ter/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de Franse tekst van paragraaf 1 worden de woorden "six mois" ingevoegd tussen de woorden "se clôture" en de woorden "avant la fin";b) paragraaf 3, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zinnen : "Als voorbereiding op dit gesprek maakt de te evalueren persoon een zelfevaluatie op die hij twintig kalenderdagen vóór het gesprek doorstuurt naar de evaluator.Die schriftelijke zelfevaluatie wordt bij het evaluatiedossier gevoegd."; c) in paragraaf 4 wordt het tweede lid opgeheven;d) het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 9, luidende : " § 9.Het evaluatiedossier van de houder van een mandaat van hoofdgriffier of hoofdsecretaris bedoeld in artikel 160, § 8, derde lid, bestaat uit de volgende elementen : 1° een identificatiefiche met de persoonlijke gegevens en het aanstellingsbesluit;2° een gevalideerde functiebeschrijving;3° het beheersplan bedoeld in artikel 185/6;4° in voorkomend geval, de verslagen over de functioneringsgesprekken en/of ieder ander document dat inzicht verschaft in de afspraken, de schikkingen en de aanpassingen aan de te bereiken doelstellingen, die tussen de geëvalueerde mandaathouder en zijn evaluator werden getroffen;5° de zelfevaluatie van de mandaathouder;6° de evaluatieverslagen;7° eventueel dossier van het ingestelde beroep. De geëvalueerde kan documenten laten opnemen in zijn evaluatiedossier.

Het evaluatiedossier wordt bewaard bij de korpschef bedoeld in artikel 58bis.

Het individuele evaluatiedossier is toegankelijk voor de geëvalueerde, voor zijn evaluator en voor de minister van Justitie of zijn gemachtigde.".

Art. 82.In artikel 287quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 februari 1997 en vervangen bij de wet van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Er wordt een beroepscommissie opgericht die bevoegd is voor de beroepen inzake evaluatie en de stage.

De zetel van deze beroepscommissie is gevestigd te Brussel.

De beroepscommissie bestaat uit een Nederlandstalige afdeling en een Franstalige afdeling. De taalrol van het personeelslid bepaalt voor welke afdeling hij dient te verschijnen.

Het Duitstalige personeelslid verschijnt voor de afdeling voorgezeten door de plaatsvervangende voorzitter die zijn kennis van het Duits bewijst.

De beroepscommissie stelt haar huishoudelijk reglement op.

De beroepscommissie is samengesteld uit : 1° twee voorzitters aangewezen door de minister van Justitie : de Nederlandstalige voorzitter zit de Nederlandstalige afdeling voor, de Franstalige voorzitter zit de Franstalige afdeling voor;2° per afdeling, vijf leden, van wie er twee zijn aangewezen door de minister van Justitie en drie zijn aangewezen door de representatieve vakorganisaties, naar rato van één per organisatie;3° plaatsvervangers, namelijk : drie voorzitters aangewezen door de minister van Justitie, en, per afdeling, vijf leden, van wie er twee worden aangewezen door de minister van Justitie en drie worden aangewezen door de representatieve vakorganisaties. De voorzitters en de plaatsvervangende voorzitters worden aangewezen onder de magistraten van de rechterlijke orde.

De andere leden en de andere plaatsvervangende leden worden aangewezen uit het gerechtspersoneel van het niveau A of B. Met uitzondering van de voorzitters, wordt de ene helft van de leden en de plaatsvervangers aangewezen door de minister van Justitie op voorstel van het College van het openbaar ministerie en de andere helft op voorstel van het College van de hoven en rechtbanken.

Twee van de plaatsvervangende voorzitters nemen respectievelijk het voorzitterschap waar van de Nederlandstalige afdeling voor de Nederlandstalige voorzitter en van de Franstalige afdeling voor de Franstalige voorzitter. De derde plaatsvervangende voorzitter moet zijn kennis van het Duits bewijzen, evenals van het Nederlands of het Frans. Hij neemt met name het voorzitterschap waar van de afdeling die instaat voor de dossiers van Duitstalige personeelsleden.

Het beroep is opschortend."; b) in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen als volgt : "Het met redenen omkleed advies van de commissie bestaat hetzij uit een voorstel van behoud van de toegekende vermelding, hetzij uit een voorstel van een gunstigere vermelding."; c) paragraaf 2, tweede lid, wordt aangevuld met de volgende zin : "De minister van Justitie of zijn afgevaardigde brengt het personeelslid dat beroep heeft ingesteld onmiddellijk ervan op de hoogte en deelt hem het advies mee."; d) in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden ", hetzij een andere vermelding toe te kennen" opgeheven.

Art. 83.Artikel 287quinquies, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, wordt aangevuld met de volgende zinnen : "De voorwaarde met betrekking tot het gedrag wordt bewezen door middel van een uittreksel uit het strafregister waaruit blijkt dat de kandidaat niet werd veroordeeld, zelfs niet met uitstel, bij een in kracht van gewijsde gegane veroordeling, tot enige correctionele of criminele straf, tenzij hij in eer en rechten hersteld is. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de personen die soortgelijke, in kracht van gewijsde gegane veroordelingen hebben ondergaan in het buitenland.".

Art. 84.In artikel 287sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het eerste lid wordt vervangen als volgt : "Elke kandidaatstelling voor een benoeming in de rechterlijke orde of voor een aanwijzing als korpschef, rechter in de strafuitvoeringsrechtbank, verbindingsmagistraat in jeugdzaken, bijstandsmagistraat, federaal magistraat, substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken of van lid van het gerechtspersoneel moet op straffe van verval aan de minister van Justitie worden gericht binnen een termijn van twintig dagen vanaf de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad."; 2° het vierde lid wordt opgeheven;3° in het vijfde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden ", in tweevoud," opgeheven en worden de woorden "bij een ter post aangetekend schrijven" vervangen door de woorden "langs elektronische weg";4° het achtste lid, dat het zevende lid wordt, wordt vervangen als volgt : "De oproep in het Belgisch Staatsblad vermeldt de wijze waarop de kandidaturen moeten worden ingediend.De oproep kan evenzeer voor vacatures van het gerechtspersoneel en rekening houdende met de rangschikking, het maximum aantal deelnemers aan de bijkomende proef vastleggen."; 5° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "De in het derde lid bedoelde stavingstukken met betrekking tot de studies en beroepservaring moeten evenwel niet meer aan de kandidaat worden gevraagd wanneer zij reeds werden ingediend bij een eerdere kandidaatstelling of wanneer zij beschikbaar zijn omdat de kandidaat al lid of personeelslid is van de rechterlijke orde.".

Art. 85.In het tweede deel, boek I, titel VI, van hetzelfde Wetboek, wordt een hoofdstuk VIII ingevoegd, luidende "Definitieve ambtsneerlegging".

Art. 86.In hoofdstuk VIII, ingevoegd bij artikel 85, wordt een artikel 287septies ingevoegd, luidende : "

Art. 287septies.Wordt ambtshalve en zonder opzeggingstermijn uit zijn ambt ontslagen, het personeelslid bedoeld in de hoofdstukken Vsexies en VI : 1° van wie de benoeming als onregelmatig werd vastgesteld binnen de termijn van het beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State; deze termijn geldt niet in geval van fraude of bedrog vanwege het personeelslid; 2° die zonder geldige reden zijn post verlaat en gedurende meer dan tien werkdagen afwezig blijft en die behoorlijk en op voorhand verwittigd werd en om opheldering verzocht werd; 3° die verkeert in een geval waarin toepassing van de strafwetten en de burgerlijke wetten ambtsneerlegging ten gevolge heeft.".

Art. 87.In hetzelfde hoofdstuk VIII wordt een artikel 287octies ingevoegd, luidende : "

Art. 287octies.Het vrijwillig ontslag geeft aanleiding tot ambtsneerlegging. In dat geval mag het personeelslid bedoeld in de hoofdstukken Vsexies en VI zijn dienst slechts verlaten nadat hij zijn ontslag, bij een ter post aangetekende brief, ter kennis heeft gebracht aan de minister van Justitie of zijn gemachtigde.

De in het eerste lid bedoelde kennisgeving gebeurt ten minste dertig dagen voorafgaand aan het ontslag, dat ingaat op de datum van verzending van de aangetekende brief. Die termijn kan in onderlinge overeenstemming worden ingekort.".

Art. 88.In hetzelfde hoofdstuk VIII wordt een artikel 287novies ingevoegd, luidende : "

Art. 287novies.De artikelen 287septies en 287octies zijn van toepassing op de stagiairs.".

Art. 89.In artikel 288 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "of rechter in handelszaken" vervangen door de woorden ", rechter in handelszaken of assessor in strafuitvoeringszaken";2° in het eerste lid, gewijzigd bij de bepaling onder 1°, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank";3° in het vijfde lid worden de woorden "de voorzitters en ondervoorzitters van de vrederechters en rechters in de politierechtbank," ingevoegd tussen de woorden "de werkende en plaatsvervangende rechters in handelszaken," en de woorden "de procureurs des Konings";4° in het achtste lid worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank"; 5° het dertiende lid wordt aangevuld met de volgende zin : "De installatie van een assessor in de tuchtrechtbank of in de tuchtrechtbank in hoger beroep geldt als installatie in de tuchtrechtbank in hoger beroep respectievelijk in de tuchtrechtbank.".

Art. 90.In artikel 291, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "de voorzitters en ondervoorzitters van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, de assessoren in de tuchtrechtscolleges," worden ingevoegd tussen de woorden "plaatsvervangende rechters in de rechtbanken," en de woorden "van de procureurs des Konings";2° in het eerste lid, gewijzigd bij de bepaling onder 1°, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 91.In artikel 300 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid worden de woorden "De werkende assessoren in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "De werkende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank";2° in het vierde lid worden de woorden "De plaatsvervangende assessoren in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "De plaatsvervangende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 92.In artikel 304 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 93.In artikel 312 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 94.In artikel 313 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 17 juli 1984 en 21 juni 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "artikel 383bis, § 4," vervangen door de woorden "artikel 383bis, § 3,";2° in het tweede lid worden de woorden "tweede lid," vervangen door de woorden " § 2".

Art. 95.In artikel 314, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 96.Artikel 319bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 mei 2014, wordt aangevuld met het volgende lid : "Naargelang de voorzitter vrederechter of rechter in de politierechtbank is, wordt de verhinderde ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank respectievelijk vervangen door de rechter in de politierechtbank of de vrederechter die de korpschef daartoe aanwijst. Gebeurt die aanwijzing niet, dan wordt hij, naargelang de voorzitter vrederechter of rechter in de politierechtbank is, vervangen door de rechter in de politierechtbank of de vrederechter met de grootste dienstanciënniteit in het arrondissement of bij gebreke daarvan in de volgorde van dienstanciënniteit.".

Art. 97.In artikel 322 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, wordt het vierde lid vervangen als volgt : "De verhinderde assessor in de strafuitvoeringsrechtbank wordt vervangen door een plaatsvervangend assessor in de strafuitvoeringsrechtbank : de verhinderde assessor in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in penitentiaire zaken wordt vervangen door een plaatsvervangend assessor in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in penitentiaire zaken, de verhinderde assessor in strafuitvoeringszaken en interneringszaken gespecialiseerd in sociale re-integratie wordt vervangen door een plaatsvervangend assessor in strafuitvoeringszaken en interneringszaken gespecialiseerd in sociale re-integratie, de verhinderde assessor in interneringszaken gespecialiseerd in klinische psychologie wordt vervangen door een plaatsvervangend assessor in interneringszaken gespecialiseerd in klinische psychologie. Bij onvoorziene afwezigheid kan de rechter in de strafuitvoeringsrechtbank een andere assessor in de strafuitvoeringsrechtbank van dezelfde categorie of, bij gebrek daaraan, een assessor in de strafuitvoeringsrechtbank van een andere categorie aanwijzen om de verhinderde assessor te vervangen. Bij gebrek daaraan kan hij een rechter of een plaatsvervangend rechter of, bij gebrek daaraan, wanneer de behandeling van de zaak niet kan uitgesteld worden een op het tableau van de Orde ingeschreven advocaat die ten minste dertig jaar oud is, aanwijzen om de verhinderde assessor te vervangen.".

Art. 98.In artikel 330quater, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 juni 2006, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 1 december 2013 en 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "overheidsdienst" wordt telkens vervangen door het woord "dienst";2° in het eerste lid worden de woorden "of hogere" ingevoegd tussen de woorden "in een gelijke" en de woorden "graad of klasse";3° in het tweede lid wordt het woord "vakklasse" vervangen door de woorden "of hogere klasse".

Art. 99.In artikel 331, tweede lid, 8°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 1 december 2013 en 10 april 2014, worden de woorden "de assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank," ingevoegd tussen de woorden "de rechters in handelszaken," en de woorden "de referendarissen".

Art. 100.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 335bis ingevoegd, luidende : "

Art. 335bis.De voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank organiseert de vakantiezittingen in de vredegerechten en politierechtbanken.".

Art. 101.In artikel 340, § 5, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, die gewijzigd is bij de wet van 8 mei 2014, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 102.In artikel 341 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1, 5°, worden de woorden "en 87, eerste en derde lid," vervangen door de woorden "en 87, eerste en vierde lid,";b) in paragraaf 1, 6°, worden de woorden "en 87, eerste en derde lid," vervangen door de woorden "en 87, eerste en vierde lid,";c) in paragraaf 2, worden de woorden "340, § 2, 3°, 4°, 5°, 6° en 7°, en § 3, 1° " vervangen door de woorden "340, § 2, 2°, 3°, 4°, 5°, 6° en 7°, en § 4, eerste lid";d) in paragraaf 2, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank";e) in paragraaf 3, worden de woorden " § 3, 2° " vervangen door de woorden " § 4, tweede lid,".

Art. 103.In het tweede deel, boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek, wordt een hoofdstuk VIquater ingevoegd, luidende "Middelen van identificatie".

Art. 104.In hoofdstuk VIquater, ingevoegd bij artikel 103, wordt een artikel 352ter ingevoegd, luidende : "

Art. 352ter.De Koning bepaalt de legitimatiekaarten en andere middelen van identificatie van de magistraten, van de gerechtelijke stagiairs en van het gerechtspersoneel.".

Art. 105.In artikel 353bis, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 april 2014, worden de woorden "bij het Hof van Cassatie en aan de referendarissen" ingevoegd tussen de woorden "de referendarissen" en de woorden "en de parketjuristen".

Art. 106.In artikel 355 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 december 2002 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, die gewijzigd is bij de wet van 8 mei 2014, worden de woorden "Afdelingsvoorzitter en advocaat-generaal" vervangen door de woorden "Sectievoorzitter en advocaat-generaal".

Art. 107.In artikel 355ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "werkende assessoren in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "werkende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank";2° in het derde lid worden de woorden "plaatsvervangende assessoren in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "plaatsvervangende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 108.In artikel 358 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 mei 2006, worden de woorden "jeugdrechter en rechter in de strafuitvoeringsrechtbank, de eerste substituut-procureur des Konings die de titel van auditeur voert en de substituut-procureurs des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden, de substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "rechter in de familie- en jeugdrechtbank tijdens de duur van zijn ambtsuitoefening in de jeugdkamers, rechter in de strafuitvoeringsrechtbank, rechter gespecialiseerd in strafzaken in fiscale aangelegenheden in de rechtbank van eerste aanleg, eerste substituut-procureur des Konings die de titel van auditeur voert, substituut-procureurs des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden en substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken".

Art. 109.In de tabel opgenomen in artikel 360bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 juli 1991, vervangen bij de wet van 27 december 2002 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 april 2014, worden de woorden "Afdelingsvoorzitter en advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie" vervangen door de woorden "Sectievoorzitter en advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie".

Art. 110.In artikel 363, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "de rechters in sociale zaken, de rechters in handelszaken en de raadsheren in sociale zaken" worden vervangen door de woorden "de raadsheren in sociale zaken, de rechters in sociale zaken, de rechters in handelszaken en de assessoren in strafuitvoeringszaken";2° In het vierde lid, gewijzigd bij de bepaling onder 1°, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 111.In artikel 366ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 april 2014, wordt het woord "voorlopig" vervangen door het woord "stagiair".

Art. 112.In artikel 375, § 1, tweede lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 10 april 2014, worden de woorden "de artikelen 56 tot 58" vervangen door de woorden "de artikelen 57 tot 59".

Art. 113.Artikel 377, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 3 mei 2003, wordt aangevuld met de woorden "of wanneer het recht op pensioen wordt geopend".

Art. 114.Artikel 390 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 mei 2006, wordt vervangen als volgt : "

Art. 390.De artikelen 383 tot 389 zijn van toepassing op de plaatsvervangende rechters en de plaatsvervangende raadsheren met uitzondering van de artikelen 383bis en 383ter.

In afwijking van artikel 383, § 1, kunnen de plaatsvervangende raadsheren die werden benoemd onder de magistraten die zijn toegelaten tot de inruststelling wegens hun leeftijd, evenwel zetelen tot de leeftijd van 70 jaar. Zij kunnen door de eerste voorzitter van het hof van beroep aangewezen worden als plaatsvervangend magistraat om te zetelen tot de leeftijd van 73 jaar overeenkomstig de modaliteiten bedoeld in artikel 383, § 2, tweede lid.

De artikelen 383 tot 389 zijn van toepassing op de werkende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank.

Met uitzondering van de artikelen 383bis en 383ter, zijn zij ook van toepassing op de werkende en plaatsvervangende raadsheren in sociale zaken, op de werkende en plaatsvervangende rechters in sociale zaken en in handelszaken en op de plaatsvervangende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank.".

Art. 115.In artikel 408 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 17 mei 2006, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 116.In artikel 411 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 15 juli 2013, die gewijzigd is bij de wet van 8 mei 2014, en gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Gepensioneerde leden van het gerechtspersoneel kunnen hun mandaat van assessor verder blijven uitoefenen tot het einde van hun lopende aanwijzing en ten laatste tot ze de leeftijd van 70 jaar hebben bereikt."; 2° in paragraaf 6 worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt : "De eerste voorzitter van het Hof van Cassatie en de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie wijzen gezamenlijk drie Nederlandstalige en drie Franstalige emeriti of ere-magistraten aan, uit de zetel of het parket die zich kandidaat hebben gesteld om zitting te nemen in de in de artikelen 409, § 3, eerste lid, en 410, § 3, eerste lid, bedoelde gevallen.".

Art. 117.In artikel 412, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 15 juli 2013, die gewijzigd is bij de wet van 28 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 1°, d), worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank";b) het eerste lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 8° en 9°, luidende : "8° de voorzitter van het College van de hoven en rechtbanken ten aanzien van de leden en de personeelsleden van de steundienst bij dat College; 9° de voorzitter van het College van het openbaar ministerie en van het College van procureurs-generaal ten aanzien van de leden en personeelsleden van de steundienst bij die Colleges.".

Art. 118.In artikel 414 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 15 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin : "Voor alle tuchtrechterlijke klachten ten aanzien van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie wordt in dit artikel met de in artikel 412, § 1, bedoelde overheid, de voorzitter en twee sectievoorzitters van het Hof van Cassatie bedoeld die door de algemene vergadering daartoe werden aangewezen."; 2° het derde lid wordt vervangen als volgt : "Wanneer de klacht ontvankelijk en niet kennelijk ongegrond is, wordt een onderzoek uitgevoerd overeenkomstig artikel 413, § 1, eerste en tweede lid.De klager wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van de opening van het onderzoek of op met redenen omklede wijze van de beslissing om de klacht niet te behandelen.".

Art. 119.In artikel 512, § 5, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, wordt de zin "Om geldig te beraadslagen en te beslissen, moeten alle leden van de benoemingscommissie aanwezig zijn." vervangen als volgt : "Om geldig te beraadslagen en te beslissen, moet de meerderheid van de leden van de benoemingscommissie aanwezig zijn.".

Art. 120.In artikel 513 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "negentig dagen" vervangen door de woorden "honderdtwintig dagen";2° in paragraaf 5 worden de woorden "de maand" vervangen door de woorden "de veertig dagen".

Art. 121.In artikel 515 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen als volgt : "De vacatures worden twee keer per jaar in het Belgisch Staatsblad bekend gemaakt, tenzij een afzonderlijke publicatie noodzakelijk is."; 2° in paragraaf 4 wordt het eerste lid vervangen als volgt : "De benoemingscommissie kan ambtshalve beslissen alle kandidaten te horen.Zo niet, bestudeert zij de door de minister van Justitie overgezonden benoemingsdossiers en maakt, op basis van door de Koning te bepalen objectieve criteria, een lijst op van de te horen kandidaten. Van deze lijst wordt een met redenen omkleed proces-verbaal opgemaakt. Nadat de benoemingscommissie door een aangetekende zending iedere kandidaat van haar met redenen omklede beslissing op de hoogte heeft gebracht, roept zij de in aanmerking genomen kandidaten op en hoort ze, alsook alle niet in aanmerking genomen kandidaten die, binnen een termijn van 15 dagen na de kennisgeving die aan hen werd gedaan, hierom hebben verzocht bij aangetekende zending. Zij maakt vervolgens een rangschikking op van de drie meest geschikte kandidaten. Indien de benoemingscommissie advies moet uitbrengen over minder dan drie kandidaten, wordt de lijst beperkt tot de enige kandidaat of de enige twee kandidaten.".

Art. 122.Artikel 552, 8°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, wordt opgeheven.

Art. 123.In artikel 555/1 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 en gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het eerste lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 23° en 24°, luidende : "23° het in artikel 32quater/2 bedoelde register op te zetten en de controle te verzekeren op de werking en het gebruik ervan, de in artikel 32quater/2 bedoelde lijst bij te houden en de rol op te stellen van de gerechtsdeurwaarders die belast zijn met de betekening van de akten in strafzaken; 24° de registers of bestanden die bij wet aan de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders worden toegewezen, op te richten, te beheren en er toezicht over te houden."; b) in het derde lid worden de woorden "en 22° " vervangen door de woorden ", 22°, 23° en 24° ".

Art. 124.In artikel 635 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 17 mei 2006, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "de veroordeelden" vervangen door de woorden "de tot één of meerdere vrijheidsstraffen veroordeelden";2° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 2 en 3, luidende : " § 2.Behoudens de door de Koning bepaalde uitzonderingen ressorteren de geïnterneerde personen onder de bevoegdheid van de kamer voor de bescherming van de maatschappij van de strafuitvoeringsrechtbank die gevestigd is in het rechtsgebied van het hof van beroep waar het onderzoeks- of vonnisgerecht dat de internering heeft bevolen zich bevindt.

Indien interneringen werden bevolen in verschillende rechtsgebieden, is de kamer voor de bescherming van de maatschappij van de strafuitvoeringsrechtbank bevoegd uit het rechtsgebied waar de oudste actieve internering werd uitgesproken, in zoverre de geïnterneerde persoon nog niet definitief is vrijgesteld.

Indien evenwel de kamer voor de bescherming van de maatschappij van de strafuitvoeringsrechtbank het, in uitzonderlijke gevallen, voor een bepaalde geïnterneerde persoon aangewezen acht om de bevoegdheid over te dragen aan een andere kamer voor de bescherming van de maatschappij van de strafuitvoeringsrechtbank, neemt zij een met redenen omklede beslissing nadat die andere kamer voor de bescherming van de maatschappij van de strafuitvoeringsrechtbank binnen vijftien dagen een eensluidend advies heeft uitgebracht. § 3. De kamer voor de bescherming van de maatschappij van de strafuitvoeringsrechtbank, die overeenkomstig § 1 bevoegd is voor de tot één of meerdere vrijheidsstraffen veroordeelde, is bevoegd voor de procedure bedoeld in titel Vbis van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.".

Art. 125.In artikel 786 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, tweede zin, worden de woorden "de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank en in de arrondissementen Brussel en Eupen door" ingevoegd tussen de woorden "bevestigd door" en de woorden "de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg"; 2° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "Wat de vrederechters en de rechters in de politierechtbank van het gerechtelijk arrondissement Brussel betreft, wordt het proces-verbaal bevestigd door de voorzitter van de Nederlandstalige of Franstalige rechtbank van eerste aanleg, naargelang de taal van het diploma van licentiaat of master in de rechten waarvan hij houder is.".

Art. 126.In artikel 1389bis/6, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 mei 2000, worden de woorden "en door elk ander bestand of register dat bij wet door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders wordt opgericht" tussen de woorden "bedoeld in artikel 1389bis/8" en de woorden ", geeft de mededeling" ingevoegd.

Art. 127.In artikel 1394/20 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 oktober 2015, wordt de bepaling onder 2° aangevuld met de woorden "of in een van de ondernemingsdatabanken van de andere lidstaten van de Europese Unie in de zin van de Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken, waarvan de gelijkwaardigheid met de Kruispuntbank van Ondernemingen door de Koning wordt vastgesteld".

Art. 128.In artikel 1394/21, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 oktober 2015, wordt de bepaling onder 5° aangevuld met de woorden "of in een ondernemingsdatabank van andere Europese lidstaten die overeenkomstig artikel 1394/20, 2° met de Kruispuntbank van Ondernemingen gelijkwaardig is verklaard". HOOFDSTUK 8. - Wijziging van het Burgerlijk Wetboek

Art. 129.In artikel 1317 van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 11 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het tweede lid worden de woorden "bij wet of" ingevoegd tussen de woorden "wordt onder de" en de woorden "door de Koning";2° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Onverminderd de in het tweede lid bepaalde voorwaarden, voldoet een gekwalificeerde elektronische handtekening zoals bedoeld in artikel 4, § 4, van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten, voor de authentieke akten die door een openbaar ambtenaar in gedematerialiseerde vorm zijn opgemaakt, verleden of betekend, aan de voorwaarden van een handtekening. De hoedanigheid van de ondertekenaar dient steeds te kunnen worden gecontroleerd aan de hand van een bij wet bepaalde authentieke gegevensbank.". HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van de wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering

Art. 130.In de wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering, worden opgeheven : 1° in artikel 2, de bepaling onder 3° ;2° artikel 4, gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014;3° artikel 7;4° artikel 9;5° artikel 10, gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014;6° artikel 31, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014;7° artikel 34, gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014;8° artikel 36, gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014. HOOFDSTUK 1 0. - Wijzigingen van de wet van 5 augustus 2006 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de elektronische procesvoering

Art. 131.In de wet van 5 augustus 2006 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de elektronische procesvoering, worden opgeheven : 1° artikel 5, gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014;2° artikel 6;3° artikel 7, a), b) en d). HOOFDSTUK 1 1. - Wijzigingen van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding

Art. 132.In artikel 2, 2°, van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, worden de woorden "in strafuitvoeringszaken" vervangen door de woorden "in de strafuitvoeringsrechtbank".

Art. 133.In artikel 11, § 1, derde lid, 1°, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "de eerste voorzitters van de hoven van beroep" vervangen door de woorden "het College van de hoven en rechtbanken".

Art. 134.In artikel 27 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid wordt het woord "twintig" vervangen door het woord "tweeëntwintig";b) in het derde lid, 1°, worden de woorden "de eerste voorzitters van de hoven van beroep" vervangen door de woorden "het College van de hoven en rechtbanken"; c) tussen het derde en het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "Twee leden worden benoemd door de minister van Justitie voor een hernieuwbare termijn van een jaar : twee gerechtelijke stagiaires, waarvan de ene behoort tot de Nederlandse taalrol en de andere tot de Franse taalrol, van wie de ene wordt voorgedragen door het College van het openbaar ministerie en de andere door het College van de hoven en rechtbanken.". HOOFDSTUK 1 2. - Wijziging van de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie

Art. 135.Artikel 183 van de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie wordt vervangen als volgt : "

Art. 183.Personeelsleden die 10 jaar een ambt hebben bekleed met een oude graad van adjunct-griffier, adjunct-secretaris, eerstaanwezend adjunct-griffier, of eerstaanwezend adjunct-secretaris, of een nieuwe graad van griffier of secretaris, zijn tot 10 jaar na de inwerkingtreding van deze wet vrijgesteld van het behalen van de eerste twee reeksen proeven overeenkomstig artikel 279 van het Gerechtelijk Wetboek.". HOOFDSTUK 1 3. - Wijzigingen van de wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde

Art. 136.Artikel 158/1 van de wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de leden van de rechterlijke orde, ingevoegd bij de wet van 21 maart 2014, wordt opgeheven.

Art. 137.Artikel 158/2 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 maart 2014, wordt vervangen als volgt : "

Art. 158/2.De voormalige hoofdgriffiers in functie in de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel, de arbeidsrechtbank, de politierechtbank en de vredegerechten van het gerechtelijk arrondissement Eupen staan de hoofdgriffier van deze rechtscolleges bij.

Zij behouden hun wedde en ten persoonlijke titel de graad van hoofdgriffier.".

Art. 138.Artikel 159/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 maart 2014, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 4. - Wijziging van de wet van 4 april 2014 tot hervorming van de procedure van klachtenbehandeling bij de Hoge Raad voor de Justitie

Art. 139.In artikel 2 van de wet van 4 april 2014 tot hervorming van de procedure van klachtenbehandeling bij de Hoge Raad voor de Justitie, dat artikel 259bis-15 van het Gerechtelijk Wetboek vervangt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen als volgt : "Iedere belanghebbende kan kosteloos zijn klacht over de werking van de rechterlijke orde indienen bij de advies- en onderzoekscommissies, met inbegrip van de klachten over het gedrag van de leden en personeelsleden van de rechterlijke orde alsook van de personen die onder toezicht van die leden een opdracht vervullen, met uitzondering van de leden van de rechterlijke orde die worden bedoeld in het tweede deel, boek I, titel VI, hoofdstuk Vbis."; b) in paragraaf 1 wordt het derde lid opgeheven; c) in paragraaf 2 wordt het eerste lid vervangen als volgt : "De advies-en onderzoekscommissies beslissen over de ontvankelijkheid van de klacht."; d) in paragraaf 4 wordt het eerste lid vervangen door twee leden, luidende : "De ontvankelijk bevonden klacht wordt door de advies- en onderzoekscommissies geregistreerd en voor behandeling naar de korpschef of diens hiërarchische meerdere gezonden, die zij bevoegd acht om ze te behandelen.Tegelijk brengen ze de klager hiervan op de hoogte.

In afwijking van het eerste lid wordt de klacht niet aan de korpschef of zijn hiërarchische meerdere meegedeeld wanneer de advies-en onderzoekscommissies de klacht kennelijk ongegrond achten of wanneer ze van mening zijn dat zij het best geschikt zijn om ze te behandelen."; e) in paragraaf 6, eerste lid, worden de woorden ", de korpschef of diens hiërarchische meerdere" ingevoegd tussen de woorden "Wanneer de advies- en onderzoekscommissies" en de woorden "een klacht ontvangen";f) er wordt een paragraaf 6/1 ingevoegd, luidende : " § 6/1.In afwijking van paragraaf 2 beslist de korpschef die een klacht ontvangt over de werking van zijn gerechtelijke entiteit over de ontvankelijkheid van de klacht overeenkomstig paragraaf 2.

De klager kan tegen de beslissing van onontvankelijkheid van zijn klacht beroep indienen bij de advies-en onderzoekscommissies die de klacht behandelen overeenkomstig paragrafen 2 tot 6.

Wanneer de klacht gericht is tegen de korpschef bij wie ze is ingediend, worden de bevoegdheden die dit artikel hem toekent, uitgeoefend door diens hiërarchische meerdere."; g) paragraaf 8 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De advies -en onderzoekscommissies houden toezicht op de naleving door de korpschefs van de verplichtingen die dit artikel en de uitvoeringsbesluiten ervan oplegt aan hen.". HOOFDSTUK 1 5. - Wijziging van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van het gerechtelijk Wetboek, de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie, tot wijziging van de wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in oorlogstijd en tot wijziging van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding

Art. 140.In artikel 56 van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie, tot wijziging van de wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in oorlogstijd en tot wijziging van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, worden de woorden "behalve artikel 42 dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2002" vervangen door de woorden "behalve artikel 41 dat uitwerking heeft met ingang van 10 januari 2005". HOOFDSTUK 1 6. - Wijzigingen van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het invoeren van een nieuwe geldelijke loopbaan voor het gerechtspersoneel en van een mandatensysteem voor de hoofdgriffiers en de hoofdsecretarissen

Art. 141.In artikel 42 van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het invoeren van een nieuwe geldelijke loopbaan voor het gerechtspersoneel en van een mandatensysteem voor de hoofdgriffiers en de hoofdsecretarissen, worden de woorden "of als hoofdsecretaris" ingevoegd tussen de woorden "als hoofdgriffier" en de woorden "overeenkomstig hetzelfde artikel 160, § 8, derde lid,".

Art. 142.In artikel 63 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid van de Franse tekst worden de woorden "Par dérogation à l'article" vervangen door de woorden "Par dérogation aux articles"; 2° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "In afwijking van artikel 366ter van het Gerechtelijk Wetboek en van artikel 63 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het gerechtspersoneel, behoudt het personeelslid dat contractueel is bij de inwerkingtreding van deze wet en dat later als stagiair wordt benoemd in dezelfde graad of klasse, in geval zijn nieuwe wedde lager zou zijn, zijn oude wedde tot wanneer hij in de nieuwe weddenschaal die verbonden is aan zijn graad of klasse, een wedde bekomt die minstens daaraan gelijk is, onverminderd artikel 367bis, tweede en vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, artikel 47 van het koninklijk besluit van 10 november 2006 betreffende het statuut, de loopbaan en de bezoldigingsregeling van het gerechtspersoneel en het eerste en het tweede lid van dit artikel.". HOOFDSTUK 1 7. - Wijzigingen van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen

Art. 143.In het opschrift van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen worden de woorden "van personen" opgeheven.

Art. 144.In artikel 3 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 1° wordt opgeheven; b) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : "2° de directeur : de ambtenaar die belast is met het lokaal bestuur van een gevangenis of van een door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij of zijn afgevaardigde;" c) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : "3° de verantwoordelijke voor de zorg : de persoon die binnen een inrichting zoals bedoeld in 4°, c) en d), verantwoordelijk is voor de zorg of zijn afgevaardigde;" d) in de Franse tekst van de bepaling onder 4°, a), worden de woorden "la section" vervangen door de woorden "l'annexe";e) in de bepaling onder 4°, d), wordt het woord "samenwerkingsovereenkomst" vervangen door de woorden "overeenkomst betreffende de plaatsing";f) in de bepaling onder 5° wordt het woord "samenwerkingsovereenkomst" vervangen door de woorden "overeenkomst betreffende de plaatsing", de woorden "één of meerdere instellingen" door de woorden "één of meerdere inrichtingen zoals bedoeld in het 4°, d)", de woorden "instelling of instellingen" door de woorden "inrichting of inrichtingen" en het woord "instellingen" door het woord "inrichtingen"; g) de bepaling onder 5° wordt aangevuld met de woorden : "en, in voorkomend geval, de financiële tegemoetkoming door de Federale Staat voor kosten verbonden aan de veiligheid."; h) de bepaling onder 7° wordt vervangen als volgt : "7° de rechter voor de bescherming van de maatschappij : de voorzitter van de kamer voor de bescherming van de maatschappij;"; i) in de bepaling onder 9°, eerste lid, worden de woorden "en/of te worden gehoord" vervangen door de woorden ", te worden gehoord of voorwaarden in haar belang bij de toekenning van uitvoeringsmodaliteiten te laten opleggen"; j) in de bepaling onder 9° eerste lid, wordt een littera f) ingevoegd, luidende : "f) de natuurlijke persoon die zijn wens kenbaar maakt om als slachtoffer te worden geïnformeerd, te worden gehoord of voorwaarden in zijn belang bij de toekenning van uitvoeringsmodaliteiten te laten opleggen, nadat de internering werd bevolen door een onderzoeksgerecht met betrekking tot misdrijven gepleegd ten aanzien van hem." k) in de bepaling onder 9°, tweede lid, worden de woorden "c), d) en e)" vervangen door de woorden "c), d), e) en f)" en wordt het woord "interneringsrechter" vervangen door de woorden "rechter voor de bescherming van de maatschappij";l) de bepaling onder 10° wordt opgeheven; m) de bepaling onder 11° wordt vervangen als volgt : "11° kabinetsbeslissing : een beslissing van de rechter voor de bescherming van de maatschappij, zonder oproeping noch verschijning van de partijen.".

Art. 145.In artikel 4 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "c), d) en e)," vervangen door de woorden "c), d), e) en f),";2° in paragraaf 1, wordt het woord "interneringsrechter van de strafuitvoeringsrechtbank" vervangen door de woorden "rechter voor de bescherming van de maatschappij";3° in paragraaf 3, wordt het woord "interneringsrechter" vervangen door de woorden "rechter voor de bescherming van de maatschappij";4° in paragraaf 4, wordt het woord "interneringsrechter" vervangen door de woorden "rechter voor de bescherming van de maatschappij".

Art. 146.Artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 1 februari 2016, wordt vervangen als volgt : "

Art. 5.§ 1. Wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat een persoon zich bevindt in een in artikel 9 bedoelde toestand, bevelen de procureur des Konings, de onderzoeksrechter of de onderzoeks- of vonnisgerechten een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek teneinde minstens na te gaan : 1° of de persoon op het ogenblik van de feiten leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast en of de persoon op het ogenblik van het deskundigenonderzoek leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast;2° of er mogelijk een oorzakelijk verband bestaat tussen de geestesstoornis en de feiten;3° of het gevaar bestaat dat betrokkene ten gevolge van de geestesstoornis, in voorkomend geval in samenhang met andere risicofactoren, opnieuw misdrijven pleegt, zoals bepaald in artikel 9, § 1, 1° ;4° dat en hoe de persoon in voorkomend geval kan worden behandeld, begeleid, verzorgd met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij;5° dat desgevallend, indien de tenlastelegging betrekking heeft op de in artikelen 371/1 tot 378 van het Strafwetboek bedoelde feiten of de in de artikelen 379 tot 387 van hetzelfde Wetboek bedoelde feiten indien ze gepleegd werden op minderjarigen of met hun deelneming, de noodzaak bestaat om een gespecialiseerde begeleiding of behandeling op te leggen. § 2. Het forensisch psychiatrisch onderzoek wordt uitgevoerd onder de leiding en de verantwoordelijkheid van een deskundige, houder van de beroepstitel forensisch psychiater, die voldoet aan de voorwaarden welke zijn gesteld krachtens de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

Het deskundigenonderzoek kan ook in college of met bijstand van andere gedragswetenschappers uitgevoerd worden, telkens onder leiding van voormelde deskundige. § 3. De deskundige maakt van zijn bevindingen een omstandig verslag op, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde modellen.

De bevelende instantie kan een actualisering van het deskundigenonderzoek vragen wanneer zij dit nodig acht. § 4. Onverminderd de mogelijkheid voor de bevelende instantie om een nieuw deskundigenonderzoek te laten uitvoeren overeenkomstig de bepalingen van deze wet, blijven de deskundigenonderzoeken die een aanvang hebben genomen voor de inwerkingtreding van het ministerieel besluit van 28 oktober 2015 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten houders van de bijzondere beroepstitel in de forensische psychiatrie, alsmede van stagemeesters en stagediensten rechtsgeldig. § 5. De deskundige ontvangt een honorarium, dat wordt vastgesteld overeenkomstig het tarief dat voor een psychotherapeutische behandelingszitting van een geaccrediteerde psychiater is vastgelegd in de nomenclatuur voor de geneeskundige verstrekkingen, overeenkomstig de door de Koning bepaalde nadere regels.

Art. 147.In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid wordt vervangen als volgt : " § 1.Wanneer er redenen bestaan om aan te nemen dat een persoon die overeenkomstig de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis is opgesloten, zich bevindt in een in artikel 9 bedoelde toestand en de deskundige in zijn verslag aangeeft dat een forensisch psychiatrisch onderzoek met opneming ter observatie noodzakelijk is om zich uit te spreken over de punten vermeld in artikel 5, § 1, kunnen de onderzoeksrechter en de onderzoeks- of vonnisgerechten bevelen dat de verdachte aan een dergelijk onderzoek wordt onderworpen.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open."; 2° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : "In dat geval wordt de verdachte ter observatie overgebracht naar het door de Koning opgericht beveiligd klinisch observatiecentrum.De Koning bepaalt het aantal plaatsen in dit centrum."; 3° in paragraaf 2 worden de woorden "in een psychiatrische afdeling van een gevangenis of het door de Koning opgericht beveiligd klinisch observatiecentrum," opgeheven.

Art. 148.In artikel 7, eerste lid, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "vertrouwenspersoon" wordt vervangen door de woorden "arts naar keuze";2° de woorden "arts of psycholoog" worden telkens vervangen door de woorden "zorgverlener";3° de woorden "of door een advocaat" worden vervangen door de woorden "en een advocaat".

Art. 149.In artikel 8 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "raadsman" wordt telkens vervangen door het woord "advocaat";2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "op straffe van nietigheid" opgeheven;3° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden ", op straffe van nietigheid," opgeheven; 4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Het verslag van de deskundige is pas rechtsgeldig als het ondertekend is en de eed is afgelegd.".

Art. 150.Artikel 9, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : " § 1. De onderzoeksgerechten, tenzij het gaat om misdaden of wanbedrijven die worden beschouwd als politieke misdrijven of drukpersmisdrijven, behoudens voor drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie ingegeven zijn, en de vonnisgerechten kunnen de internering bevelen van een persoon : 1° die een misdaad of wanbedrijf heeft gepleegd die de fysieke of psychische integriteit van derden aantast of bedreigt en 2° die op het ogenblik van de beslissing aan een geestesstoornis lijdt die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast en 3° bij wie het gevaar bestaat dat hij als gevolg van zijn geestesstoornis, eventueel in samenhang met andere risicofactoren, opnieuw feiten zoals bedoeld in 1° zal plegen. Het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht beoordeelt op met redenen omklede wijze of het feit de fysieke of psychische integriteit van derden heeft aangetast of bedreigd.".

Art. 151.In artikel 10 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "Wanneer de onderzoeks- of vonnisgerechten de beklaagde of de beschuldigde interneren, die niet of niet meer aangehouden is" vervangen door de woorden "Wanneer de onderzoeks- of vonnisgerechten de betrokkene die niet of niet meer aangehouden is interneren";2° in het eerste lid worden de woorden "beklaagde of beschuldigde zich" vervangen door de woorden "beklaagde, beschuldigde of inverdenkinggestelde";3° in het eerste lid worden de woorden "beklaagde of beschuldigde een ernstig" vervangen door de woorden "deze een ernstig";4° in het tweede lid worden de woorden "beklaagde of beschuldigde en zijn raadsman" vervangen door de woorden "beklaagde, beschuldigde of inverdenkinggestelde en zijn advocaat".

Art. 152.In artikel 11 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "Indien de beklaagde of de beschuldigde" worden vervangen door de woorden "Indien de beklaagde, beschuldigde of inverdenkinggestelde";2° de woorden "van een verdachte of beschuldigde" worden opgeheven.

Art. 153.In artikel 12 van dezelfde wet worden de woorden "beklaagde of een beschuldigde" vervangen door de woorden "beklaagde, beschuldigde of inverdenkinggestelde".

Art. 154.In artikel 13 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "raadslieden" vervangen door het woord "advocaten";2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord "nog" opgeheven;3° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "en zijn advocaat" ingevoegd tussen de woorden "de inverdenkinggestelde" en de woorden "en de burgerlijke partij";4° in paragraaf 3, tweede lid, wordt het woord "raadsman" telkens vervangen door het woord "advocaat".

Art. 155.In artikel 14 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "187, 188 en 208" vervangen door de woorden "187 en 208";2° in de paragrafen 1 en 2, wordt het woord "raadsman" telkens vervangen door het woord "advocaat".

Art. 156.In artikel 15 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, worden de woorden "op dat ogenblik" ingevoegd tussen de woorden "hof van assisen" en de woorden "blijkt dat";2° in paragraaf 1, wordt het woord "raadsman" vervangen door het woord "advocaat";3° in paragraaf 1 wordt de zin "Staat het vast dat de beschuldigde lijdt aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet of ernstig aantast" aangevuld met de woorden "bedoeld in artikel 9, § 1, 1° ";4° in § 2, eerste lid, wordt het cijfer "334" vervangen door het cijfer "343".

Art. 157.In artikel 16 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "bevolen" wordt vervangen door het woord "uitgesproken";2° de woorden "beklaagde of beschuldigde" worden vervangen door de woorden "beklaagde, beschuldigde of inverdenkinggestelde".

Art. 158.In artikel 17 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 1 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "een termijn van één tot twintig jaar" vervangen door de woorden "de duur van de internering";2° paragraaf 2, eerste lid, wordt opgeheven;3° in paragraaf 2, tweede lid, dat het enige lid wordt, worden de woorden "Bovendien heeft de ontzetting" vervangen door de woorden "De ontzetting heeft";4° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Art. 159.In artikel 19, tweede lid, van dezelfde wet, worden de woorden "b) en c)" vervangen door de woorden "b), c) en d)".

Art. 160.In artikel 20, § 1, van dezelfde wet worden de woorden "of een gevangenis" opgeheven.

Art. 161.In artikel 21, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "of een gevangenis" worden opgeheven;2° het woord "zeven" wordt vervangen door het woord "veertien".

Art. 162.In artikel 22 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin worden de woorden "in elke fase" vervangen door de woorden "op elk ogenblik";2° in de bepaling onder 1°, b) wordt het woord "ernstige" opgeheven; 3° de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : "2° de geïnterneerde persoon stemt in met de voorwaarden die aan de uitgaansvergunning of het verlof kunnen worden verbonden krachtens artikel 36 en 37;"; 4° de bepaling onder 3° wordt opgeheven;b) het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2.De uitgaansvergunning kan gekoppeld worden aan de begeleiding door een vertrouwenspersoon.

Indien de begeleiding door een vertrouwenspersoon niet mogelijk is, kan de uitgaansvergunning worden gekoppeld aan de begeleiding door een personeelslid van de inrichting, in overleg met en na akkoord van de inrichting.".

Art. 163.In titel IV, hoofdstuk I, afdeling II, onderafdeling II, van dezelfde wet wordt een artikel 22/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 22/1.De uitgaansvergunning zoals bedoeld in artikel 20, § 2, 3° en het verlof kunnen niet worden toegekend wanneer op grond van een advies van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt dat de geïnterneerde persoon niet toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk.".

Art. 164.In artikel 23, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "een beslissing" worden vervangen door de woorden "de beslissing";2° het woord "veertien" wordt vervangen door het woord "zestien";3° de woorden "of een gevangenis" worden opgeheven.

Art. 165.In artikel 24 van dezelfde wet worden de woorden "een beslissing" vervangen door de woorden "de beslissing".

Art. 166.In artikel 26 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 1 februari 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, eerste zin, worden de woorden "op elk ogenblik van de uitvoering van de internering" ingevoegd tussen de woorden "op proef kunnen" en "worden toegekend";b) de bepaling onder 1°, a), wordt aangevuld met de woorden "rekening houdend met zijn geestesstoornis";c) de bepaling onder b) wordt opgeheven;d) in de bepaling onder c) wordt het woord "ernstige" opgeheven;e) de bepaling onder f) wordt opgeheven;f) in de bepaling onder g) worden de woorden "de vermogenssituatie van de geïnterneerde persoon" vervangen door de woorden "zijn vermogenssituatie".

Art. 167.Artikel 27 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 27.De beperkte detentie, het elektronisch toezicht en de invrijheidsstelling op proef kunnen niet worden toegekend wanneer op grond van een advies van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt dat de geïnterneerde persoon niet toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk.".

Art. 168.In artikel 28 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De twee eerste zinnen van paragraaf 1 worden vervangen als volgt : " § 1.De vervroegde invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering is een modaliteit voor een geïnterneerde persoon ten aanzien van wie een definitieve beslissing werd genomen waarin wordt vastgesteld dat hij geen verblijfsrecht in België heeft, hetzij ter beschikking van een buitenlands rechtsorgaan wordt gesteld of die de wil geuit heeft om het land te verlaten. Deze modaliteit kan op elk ogenblik worden toegekend voor zover er in hoofde van de geïnterneerde persoon geen tegenaanwijzingen bestaan."; 2° in de Franse tekst van paragraaf 1, 1°, wordt het woord "logement" vervangen door het woord "hébergement";3° paragraaf 1, 2°, wordt opgeheven;4° in paragraaf 1, 3°, wordt het woord "ernstige" opgeheven";5° in paragraaf 1, 5°, worden de woorden "de vermogenssituatie van de geïnterneerde persoon" vervangen door de woorden "zijn vermogenssituatie".

Art. 169.In artikel 29 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : " § 1.Het openbaar ministerie maakt binnen de twee maanden die volgen op het in kracht van gewijsde gegane vonnis of arrest tot internering de zaak aanhangig bij de kamer voor de bescherming van de maatschappij met het oog op het laten aanwijzen van de inrichting waar de internering ten uitvoer dient te worden gelegd en/of met het oog op de toekenning van een andere uitvoeringsmodaliteit, zoals bepaald in de artikelen 20, 21, 23, 24, 25 en 28."; 2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de zin "Bij deze brief wordt het strafdossier gevoegd dat aanleiding gaf tot de internering." opgeheven; 3° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "dienst Justitiehuizen" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen"; 4° paragraaf 1, derde lid, wordt aangevuld met de volgende zin : "De bevoegde dienst van de Gemeenschappen bezorgt de opgestelde slachtofferfiches aan het openbaar ministerie."; 5° in paragraaf 3, worden het derde en het vierde lid vervangen als volgt : "Het openbaar ministerie vult het dossier aan met een verslag van de directeur waaraan het verslag van de psychosociale dienst is gevoegd, indien de geïnterneerde persoon in een inrichting verblijft zoals bedoeld in artikel 3, 4°, a) en b), met een verslag van de verantwoordelijke voor de zorg indien de geïnterneerde persoon geplaatst is een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, c) en d), of met een beknopt voorlichtingsverslag of een maatschappelijke enquête van de bevoegde dienst van de Gemeenschappen, indien de geïnterneerde persoon in vrijheid is.Indien dit nodig is voor het opstellen van zijn advies omtrent de toekenning van uitvoeringsmodaliteiten bedoeld in de artikelen 20, § 2, 1° en 3°, 21, 23, 24 en 25, kan de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg de bevoegde dienst van de Gemeenschappen de opdracht geven een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren, met het oog op het verkrijgen van noodzakelijke informatie over het onthaalmilieu waarin de uitvoeringsmodaliteit zal worden uitgevoerd.

Het verslag van de directeur of van de verantwoordelijke voor de zorg bevat een advies omtrent de elementen vermeld in § 1, eerste lid."; 6° in paragraaf 3 wordt het vijfde lid opgeheven;7° de paragrafen 4 en 5 worden vervangen als volgt : " § 4.De geïnterneerde persoon en zijn advocaat en desgevallend ook het slachtoffer worden bij aangetekende brief in kennis gesteld; de directeur, indien de geïnterneerde persoon verblijft in een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4° a) en b), en de verantwoordelijke voor de zorg, indien de geïnterneerde persoon geplaatst is in een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, c) en d), worden schriftelijk in kennis gesteld van de dag, het uur en de plaats van de zitting. § 5. Het dossier wordt gedurende ten minste tien dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de geïnterneerde persoon en zijn advocaat op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of op de griffie van de inrichting waar de geïnterneerde persoon verblijft.

De geïnterneerde persoon kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen. De advocaat van de geïnterneerde persoon kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier verkrijgen.

Op advies van de psychiater van de inrichting of van de behandelende psychiater kan de rechter voor de bescherming van de maatschappij de geïnterneerde persoon in een met redenen omklede beschikking inzage en afschrift van zijn dossier of een gedeelte ervan ontzeggen wanneer die inzage een klaarblijkelijk ernstig nadeel voor zijn gezondheid kan meebrengen.".

Art. 170.In artikel 30 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De kamer voor de bescherming van de maatschappij hoort de geïnterneerde persoon en zijn advocaat, het openbaar ministerie, de directeur, indien de geïnterneerde persoon verblijft in een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, a) en b), en de verantwoordelijke voor de zorg, indien de geïnterneerde persoon verblijft in een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, c) en d)."; 2° in het derde lid worden de woorden "of de verantwoordelijke voor de zorg" ingevoegd tussen de woorden "de directeur" en de woorden "lichten bij deze gelegenheid";3° het woord "raadsman" wordt telkens vervangen door het woord "advocaat";

Art. 171.In artikel 32 van dezelfde wet wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 172.Artikel 34 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 34.De kamer voor de bescherming van de maatschappij beslist hetzij tot plaatsing, in voorkomend geval gepaard gaande met toekenning van een uitgaansvergunning, verlof of beperkte detentie, hetzij tot toekenning van elektronisch toezicht, hetzij tot toekenning van invrijheidstelling op proef, hetzij tot toekenning van een vervroegde invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering.

Aan deze uitvoeringsmodaliteiten kunnen geïndividualiseerde voorwaarden gekoppeld worden, zoals bedoeld in artikel 37. Tevens beslist de kamer voor de bescherming van de maatschappij over de opheffing, de wijziging of de nadere omschrijving van de veiligheidsmaatregelen die overeenkomstig artikel 17 zijn opgelegd.".

Art. 173.Artikel 35 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 35.Indien de kamer voor de bescherming van de maatschappij een beslissing tot plaatsing of overplaatsing neemt, bepaalt zij naar welke inrichting de geïnterneerde persoon moet worden overgebracht. De inrichting wordt gekozen uit de inrichtingen bedoeld in artikel 3, 4°, b), c) en d).".

Art. 174.In artikel 36 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de inleidende zin wordt vervangen als volgt : "Het vonnis tot toekenning van een uitgaansvergunning, een verlof, een beperkte detentie, een elektronisch toezicht, een invrijheidstelling op proef of een vervroegde invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering bepaalt dat de geïnterneerde persoon onderworpen is aan de volgende algemene voorwaarden :";b) in de bepaling onder 2° worden de woorden "vast adres" vervangen door de woorden "vaste verblijfplaats" en het woord "justitieassistent" wordt vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen";c) in de bepaling onder 3° wordt het woord "justitieassistent" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen"; d) het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende : "4° voor de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied, de verplichting om het grondgebied effectief te verlaten en het verbod om tijdens de proeftijd terug te keren naar België zonder in orde te zijn met de wetgeving en de reglementering betreffende de toegang, het verblijf of de vestiging in het Rijk en zonder de voorafgaande toelating van de kamer voor de bescherming van de maatschappij.".

Art. 175.In artikel 37 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Franse tekst van het eerste lid worden de woorden "circuit des soins" vervangen door de woorden "trajet de soins";2° in het eerste lid worden de woorden "artikelen 34 en 36" vervangen door de woorden "artikel 34";3° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 176.In artikel 40, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden "het bij artikel 5, § 1, 4°, b), bepaalde deskundigenadvies of het bij artikel 48, § 1, 7°, in fine, bepaalde advies van de dienst of persoon die gespecialiseerd is in de diagnostische expertise van seksuele delinquenten," vervangen door de woorden : "het in artikel 5, § 1, 5°, bedoelde deskundigenadvies of het in artikel 47, § 2, tweede lid, bedoelde advies van de dienst of persoon die gespecialiseerd is in de diagnostische expertise van seksuele delinquenten,".

Art. 177.In artikel 41 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "De justitieassistent, of in voorkomend geval het Nationaal Centrum voor elektronisch toezicht" vervangen door de woorden "De bevoegde dienst van de Gemeenschappen, in voorkomend geval, de dienst bevoegd voor het elektronisch toezicht,";2° in paragraaf 2 worden tussen het woord "bepaalt" en de woorden "het aantal verlofdagen" de woorden ", overeenkomstig artikel 21, § 1," ingevoegd;3° in paragraaf 3 worden de woorden "de beperkte detentie of" opgeheven en wordt het woord "strafuitvoeringsrechtbank" vervangen door de woorden "de kamer voor de bescherming van de maatschappij";4° paragraaf 4, eerste, tweede en derde lid, wordt vervangen als volgt : "Vijftien dagen voor het einde van de in paragraaf 3 bepaalde termijn beslist de kamer voor de bescherming van de maatschappij over de verlenging van het elektronisch toezicht, of over de omzetting van het elektronisch toezicht in een andere uitvoeringsmodaliteit. De geïnterneerde persoon en zijn advocaat, evenals het slachtoffer worden bij aangetekende brief in kennis gesteld van de dag, het uur en de plaats van de zitting.

Het dossier wordt gedurende ten minste tien dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de geïnterneerde persoon en zijn advocaat op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank."; 5° paragraaf 4, vijfde lid, wordt vervangen als volgt : "Op advies van de psychiater van de inrichting of van de behandelende psychiater kan de rechter voor de bescherming van de maatschappij de geïnterneerde persoon in een met redenen omklede beschikking inzage en afschrift van zijn dossier of een gedeelte ervan ontzeggen wanneer die inzage een klaarblijkelijk ernstig nadeel voor zijn gezondheid kan meebrengen."; 6° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden ", de directeur, indien de geïnterneerde persoon in beperkte detentie is," opgeheven;7° in paragraaf 4, vierde lid, en paragraaf 5, eerste lid en tweede lid, wordt het woord "raadsman" telkens vervangen door het woord "advocaat"; 8° in paragraaf 5, derde lid, wordt de zin "Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval de directeur, lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben geformuleerd in het belang van het slachtoffer." vervangen door de zin "Het openbaar ministerie licht bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die het in zijn advies heeft geformuleerd in het belang van het slachtoffer."; 9° in paragraaf 5, vierde lid, wordt het woord "raadsman" vervangen door het woord "advocaat"; 10° in paragraaf 5 wordt tussen het vierde en het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende : "De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan beslissen eveneens andere personen te horen."; 11° in de paragrafen 6 en 7 wordt het woord "strafuitvoeringsrechtbank" telkens vervangen door het woord "kamer voor de bescherming van de maatschappij".

Art. 178.In artikel 42 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "een verlengbare termijn van twee jaar" vervangen door de woorden "een termijn van drie jaar, telkens hernieuwbaar met maximaal twee jaar."; 2° in paragraaf 2 worden de woorden "twee jaar automatisch definitief in vrijheid gesteld overeenkomstig artikelen 72 en 75" vervangen door de woorden "zes jaar van rechtswege definitief in vrijheid gesteld, te rekenen vanaf de uitvoering van het vonnis";3° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt : " § 3.Ingeval de invrijheidsstelling op proef wordt toegekend onder de voorwaarde te verblijven in een residentiële inrichting, worden alle beslissingen om de inrichting te verlaten genomen door de verantwoordelijke van deze inrichting.".

Art. 179.Artikel 43, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "Indien de kamer voor de bescherming van de maatschappij beslist tot een plaatsing, bepaalt zij in haar vonnis wanneer de directeur, indien de geïnterneerde persoon geplaatst is een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, b), of de verantwoordelijke voor de zorg, indien de geïnterneerde persoon geplaatst is in een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, c) en d), een advies moet uitbrengen.".

Art. 180.In artikel 44 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : " § 1.Het vonnis of de beschikking wordt binnen een werkdag bij aangetekende brief ter kennis gebracht van de geïnterneerde persoon en zijn advocaat en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie, van de directeur, indien de geïnterneerde persoon verblijft in een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, a) en b), van de verantwoordelijke voor de zorg, indien de geïnterneerde persoon geplaatst is in een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, c) en d), of van de bevoegde dienst van de Gemeenschappen, indien de geïnterneerde persoon in vrijheid is."; 2° in paragraaf 2, 2°, worden de woorden "artikel 44/4" vervangen door de woorden "artikel 44/2";3° in paragraaf 2, 3°, worden de woorden "de directeur van het justitiehuis" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst van de Gemeenschappen";4° in paragraaf 2, 4° worden de woorden "het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst voor elektronisch toezicht".

Art. 181.In artikel 45 van dezelfde wet worden de woorden "of een ander moment" ingevoegd tussen het woord "datum" en het woord "bepaalt".

Art. 182.In artikel 46 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het woord "gerechtsbrief" vervangen door de woorden "aangetekende brief" en het woord "raadsman" door het woord "advocaat"; 2° paragraaf 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt : "De directeur, indien de geïnterneerde persoon verblijft in een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, a) en b), of de verantwoordelijke voor de zorg, indien de geïnterneerde persoon geplaatst is in een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, c) en d), en desgevallend het slachtoffer, worden schriftelijk in kennis gesteld van de dag, het uur en de plaats van de zitting.".

Art. 183.Artikel 47 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 47.§ 1. De directeur of de verantwoordelijke voor de zorg, naargelang van de inrichting waar de geïnterneerde persoon verblijft, bezorgt een advies aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank op het tijdstip bedoeld in artikel 43, na de geïnterneerde persoon gehoord te hebben. § 2. Het advies van de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg omvat een geactualiseerd multidisciplinair psychosociaal-psychiatrisch verslag en een met redenen omkleed voorstel tot toekenning of afwijzing van de overplaatsing, en de in de artikelen 20, 21, 23 tot 25 en 28 bepaalde modaliteiten en, in voorkomend geval, de bijzondere voorwaarden die hij nodig acht op te leggen aan de geïnterneerde persoon. Indien dit nodig is voor het opstellen van zijn advies omtrent de toekenning van uitvoeringsmodaliteiten bedoeld in de artikelen 20, § 2, 3°, 21 en 23 tot 25, kan de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg de bevoegde dienst van de Gemeenschappen de opdracht geven een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren, met het oog op het verkrijgen van noodzakelijke informatie over het onthaalmilieu waarin de uitvoeringsmodaliteit zal worden uitgevoerd.

Indien de betrokkene geïnterneerd is voor de in de artikelen 371/1 tot 378 van het Strafwetboek bedoelde feiten of voor de in de artikelen 379 tot 387 van hetzelfde Wetboek bedoelde feiten indien ze gepleegd werden op minderjarigen of met hun deelneming, omvat het advies van de directeur of de verantwoordelijke van de zorg eveneens het met redenen omkleed advies dat een beoordeling van de noodzaak om een begeleiding of behandeling op te leggen omvat en dat opgesteld is door een dienst of persoon die gespecialiseerd is in de diagnostische expertise van seksuele delinquenten. § 3. Een afschrift van het advies van de directeur of van de verantwoordelijke voor de zorg wordt overgezonden aan het openbaar ministerie, aan de geïnterneerde persoon en aan de advocaat van de geïnterneerde persoon. Op advies van de psychiater van de inrichting of van de behandelende psychiater kan de rechter voor de bescherming van de maatschappij de geïnterneerde persoon in een met redenen omklede beschikking de afgifte van het afschrift aan de geïnterneerde persoon ontzeggen wanneer dit een klaarblijkelijk ernstig nadeel inhoudt voor zijn gezondheid.".

Art. 184.Artikel 48 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 1 februari 2016, wordt vervangen als volgt : "

Art. 48.De griffie van de strafuitvoeringsrechtbank vult het dossier, zoals samengesteld overeenkomstig artikel 29, § 3, aan met : 1° in voorkomend geval, een recent afschrift van de opsluitingsfiche;2° een recent uittreksel uit het strafregister;3° het advies van de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg;4° desgevallend een recent verslag van de bevoegde dienst van de Gemeenschappen; 5° desgevallend de slachtofferverklaring(en) en de nieuwe slachtofferfiche(s).".

Art. 185.Artikel 49 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 49.Binnen een maand na de ontvangst van het advies van de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg, stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en deelt het in afschrift mee aan de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg. De griffie van de strafuitvoeringsrechtbank deelt een afschrift van het advies van het openbaar ministerie mee aan de advocaat van de geïnterneerde persoon en aan de geïnterneerde persoon, tenzij op advies van de psychiater van de inrichting of van de behandelende psychiater in een met redenen omklede beschikking inzage en afschrift van zijn dossier of van een gedeelte ervan is ontzegd wanneer die inzage een klaarblijkelijk ernstig nadeel voor zijn gezondheid kan inhouden.".

Art. 186.In artikel 50 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "van de inrichting of de hoofdgeneesheer van de inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, b), c) en d)" vervangen door de woorden "of de verantwoordelijke voor de zorg";2° in paragraaf 2 worden de woorden "uit te brengen tijdens de zitting" vervangen door de woorden "schriftelijk uit te brengen vóór de zitting of het schriftelijke advies neer te leggen ter zitting".

Art. 187.In artikel 51 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "dienst Justitiehuizen" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst van de gemeenschappen" en wordt de zin "De inhoud van dit beknopt voorlichtingsverslag en van deze maatschappelijke enquête wordt door de Koning bepaald." opgeheven; 2° in paragraaf 2 worden de woorden "artikel 5, § 2, 3° en 4° " vervangen door de woorden "de artikelen 5, § 2, 7 en 8".

Art. 188.Artikel 53 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 53.§ 1. In afwijking van de procedure bepaald bij de artikelen 47 tot 51, kan bij hoogdringendheid een kabinetsbeslissing worden genomen omtrent een verzoek tot uitgaansvergunning zoals bedoeld in artikel 20, § 2, 1° en 2°.

In dit geval blijven de artikelen 36, 37, 38, 44, §§ 1 en 2, 45 en desgevallend 46 van toepassing. § 2. Daartoe wordt een schriftelijk verzoek door het openbaar ministerie, door de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg, naargelang de inrichting waar de geïnterneerde persoon geplaatst is, of door de geïnterneerde persoon en zijn advocaat, gericht tot de rechter voor de bescherming van de maatschappij dat ter griffie van de strafuitvoeringrechtbank in een daartoe speciaal gehouden register wordt ingeschreven.

In voorkomend geval kan de rechter voor de bescherming van de maatschappij via de snelst mogelijke weg bijkomende inlichtingen inwinnen die noodzakelijk zijn om zijn beslissing te kunnen nemen. § 3. De beschikking wordt genomen binnen de vijf werkdagen, zonder oproeping van partijen noch debat, na inschrijving in voormeld register. Ingeval er bijkomende inlichtingen worden ingewonnen, kan deze termijn worden verlengd tot zeven werkdagen.

De beschikking wordt door de griffier aan het openbaar ministerie, aan de verzoeker, aan de geïnterneerde persoon en de advocaat, de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg en/of aan het slachtoffer, via het snelst mogelijke schriftelijk communicatiemiddel, ter kennis gebracht binnen de vierentwintig uur na de beschikking.

Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.".

Art. 189.In artikel 54 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de paragrafen 1 en 2 worden vervangen als volgt : " § 1.Bij hoogdringendheid neemt de kamer voor de bescherming van de maatschappij, bij een met redenen omklede beschikking, een beslissing omtrent een verzoek tot overplaatsing van de geïnterneerde persoon, uitgaansvergunning, zoals bedoeld in artikel 20, § 2, 3°, verlof, beperkte detentie, elektronisch toezicht, invrijheidstelling op proef en vervroegde invrijheidsstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering. § 2. Een verzoek overeenkomstig paragraaf 1, kan worden ingediend door het openbaar ministerie, door de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg, naargelang de inrichting waar de geïnterneerde persoon geplaatst is, of door de geïnterneerde persoon en zijn advocaat."; 2° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende : "In voorkomend geval kan de kamer voor de bescherming van de maatschappij via de snelst mogelijke weg bijkomende inlichtingen inwinnen die noodzakelijk zijn om haar beslissing te kunnen nemen."; 3° paragraaf 4, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zin : "Ingeval er bijkomende inlichtingen worden ingewonnen, kan deze termijn worden verlengd tot zeven werkdagen."; 4° paragraaf 4, derde lid, wordt vervangen als volgt : "De beschikking wordt door de griffier aan het openbaar ministerie, aan de geïnterneerde persoon en zijn advocaat, de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg en, in voorkomend geval, aan het slachtoffer, via het snelst mogelijke schriftelijk communicatiemiddel, binnen de vierentwintig uur na de beschikking ter kennis gebracht."; 5° paragraaf 5, eerste lid, wordt vervangen als volgt : "Tegen deze beschikking kunnen het openbaar ministerie en de advocaat van de geïnterneerde persoon, binnen vijf werkdagen na de kennisgeving verzet aantekenen."; 6° in paragraaf 6, eerste lid, worden de woorden "van één of meer partijen" opgeheven.

Art. 190.Artikel 55 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 55.In geval van overbrenging om medische redenen van een geplaatste geïnterneerde persoon naar een penitentiair genees- en heelkundig centrum of naar een ziekenhuis, stelt de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg, naargelang van de inrichting waar de geïnterneerde persoon verblijft, hiervan onmiddellijk via het snelst mogelijke, schriftelijke communicatiemiddel de kamer voor de bescherming van de maatschappij in kennis, die zo nodig kan handelen overeenkomstig artikel 54, voor de duur van de behandeling.".

Art. 191.In artikel 56, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "federale inrichting naar een andere federale inrichting" vervangen door de woorden "inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, a) en b) naar een andere inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, a) en b)".

Art. 192.In artikel 57 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, eerste lid, eerste zin, worden de woorden "hoofdgeneesheer van de inrichting brengt over het verloop van de plaatsing en de met een bepaalde periodiciteit toegekende uitgaansvergunning" vervangen door de woorden "verantwoordelijke voor de zorg brengt over het verloop van de plaatsing en de uitgaansvergunning";2° in paragraaf 2, eerste lid, tweede zin, worden de woorden "hoofdgeneesheer van de inrichting" vervangen door de woorden "verantwoordelijke voor de zorg";3° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "hoofdgeneesheer van de instelling" vervangen door de woorden "verantwoordelijke voor de zorg";4° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "dienst Justitiehuizen" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen";5° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "van de inrichting" vervangen door de woorden "of de verantwoordelijke voor de zorg, naargelang de inrichting waar de geïnterneerde persoon verblijft,";6° in paragraaf 4 worden de woorden "Dienst Justitiehuizen" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen, in voorkomend geval, de dienst bevoegd voor het elektronisch toezicht";7° in paragraaf 5, eerste lid, wordt het woord "justitieassistent" vervangen door de woorden "bevoegde dienst van de Gemeenschappen";8° in paragraaf 5, tweede lid, wordt het woord "betrokkene" telkens vervangen door de woorden "geïnterneerde persoon";9° paragraaf 5, tweede lid, wordt aangevuld met de woorden "of voor zichzelf";10° paragraaf 6 wordt opgeheven.

Art. 193.In artikel 58 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "hoofdgeneesheer van de inrichting" vervangen door de woorden "verantwoordelijke voor de zorg" en het woord "raadsman" door het woord "advocaat";2° in paragraaf 1, tweede en derde lid, worden de woorden "kamer voor de bescherming van de maatschappij" telkens vervangen door het woord "strafuitvoeringsrechtbank";3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het woord "raadsman" vervangen door het woord "advocaat" en de woorden "hoofdgeneesheer van de inrichting" door de woorden "verantwoordelijke voor de zorg";4° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "het justitiehuis" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst van de Gemeenschappen, in voorkomend geval de dienst bevoegd voor het elektronisch toezicht";5° paragraaf 3, tweede lid, wordt opgeheven;6° in paragraaf 4 wordt het woord "raadsman" telkens vervangen door het woord "advocaat";7° in de Franse tekst van paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden "Le conseil' vervangen door de woorden "L' avocat";8° in paragraaf 4, derde lid, worden de woorden "of de verantwoordelijke voor de zorg" ingevoegd tussen de woorden "de directeur" en de woorden "lichten bij deze gelegenheid";9° in paragraaf 5, eerste lid, wordt het woord "gerechtsbrief" vervangen door de woorden "aangetekende brief";10° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "vierentwintig uur" vervangen door de woorden "een werkdag";11° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "hoofdgeneesheer van de inrichting" vervangen door de woorden "verantwoordelijke voor de zorg";12° in paragraaf 5, eerste lid, wordt het woord "raadsman" vervangen door het woord "advocaat";13° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "directeur van het justitiehuis" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst van de Gemeenschappen, in voorkomend geval, de dienst bevoegd voor het elektronisch toezicht".

Art. 194.In het opschrift van hoofdstuk IV van titel IV, van dezelfde wet wordt het cijfer "19," opgeheven.

Art. 195.In artikel 59 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 1° worden de woorden "gegane beslissing" vervangen door de woorden "gegaan vonnis of arrest";b) in de bepaling onder 1° worden de woorden "zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 1°, " ingevoegd tussen de woorden "of een wanbedrijf" en de woorden "heeft gepleegd";c) in de bepaling onder 4° wordt het woord "justitieassistent" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst van de Gemeenschappen";d) in de bepaling onder 5°, wordt het woord "justitieassistent" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst van de Gemeenschappen";e) in de bepaling onder 6° worden de woorden "op grond van een medisch verslag" ingevoegd tussen de woorden"wanneer er" en het woord "redenen"; f) het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 8°, luidende : "8° wanneer de geïnterneerde persoon na de toekenning van een vervroegde invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering nalaat of weigert om het grondgebied effectief te verlaten, niet meewerkt aan zijn verwijdering, niet meewerkt aan zijn identificatie met het oog op het bekomen van een reisdocument of terugkeert zonder de in artikel 36, 4°, vereiste toestemming van de kamer voor de bescherming van de maatschappij.".

Art. 196.In artikel 60 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "in de inrichting geplaatst" vervangen door de woorden "in een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, b), c) en d), geplaatst";2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.In geval van herroeping van een modaliteit, bepaalt de kamer voor de bescherming van de maatschappij overeenkomstig artikel 43 wanneer de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg, naargelang de inrichting waar de geïnterneerde persoon geplaatst is, een nieuw advies moet uitbrengen.".

Art. 197.In artikel 61, § 2, van dezelfde wet worden de woorden "in een inrichting geplaatst" vervangen door de woorden "in een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, a), b), c) en d), opgenomen".

Art. 198.In artikel 62, § 1, van dezelfde wet, wordt het cijfer "19," opgeheven.

Art. 199.Artikel 63 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 200.In artikel 64 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, derde lid, wordt het woord "gerechtsbrief" vervangen door de woorden "aangetekende brief";2° in paragraaf 1, derde lid, wordt het woord "raadsman" vervangen door het woord "advocaat";3° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Het dossier wordt ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de geïnterneerde persoon en zijn advocaat op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank of op de griffie van de inrichting waar de geïnterneerde verblijft.

De geïnterneerde persoon en zijn advocaat kunnen op hun verzoek een afschrift van het dossier verkrijgen.

Op advies van de psychiater van de inrichting of van de behandelende psychiater kan de rechter voor de bescherming van de maatschappij de geïnterneerde persoon in een met redenen omklede beschikking inzage en afschrift van zijn dossier of een gedeelte ervan ontzeggen wanneer die inzage een klaarblijkelijk ernstig nadeel voor zijn gezondheid kan meebrengen."; 4° in paragraaf 3, derde lid, worden de woorden "de niet-naleving van" ingevoegd tussen de woorden "nodig is om" en de woorden "van deze" en wordt de zin "Het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de directeur lichten bij deze gelegenheid de voorwaarden toe die zij in hun advies hebben gesteld in het belang van het slachtoffer." opgeheven; 5° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "vierentwintig uur bij gerechtsbrief" vervangen door de woorden "binnen een werkdag bij aangetekende brief" en de woorden "het justitiehuis" door de woorden "de bevoegde dienst van de Gemeenschappen, in voorkomend geval, de dienst bevoegd voor het elektronisch toezicht";6° in paragrafen 3 en 5, wordt het woord "raadsman" telkens vervangen door het woord "advocaat".

Art. 201.In artikel 65 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "Wanneer de geïnterneerde persoon een ernstig gevaar vormt voor de fysieke of psychische integriteit van derden, kan de procureur des Konings van het arrondissement waar de geïnterneerde persoon zich bevindt of het openbaar ministerie bij de bevoegde strafuitvoeringsrechtbank, zijn voorlopige aanhouding bevelen, onder verplichting de bevoegde kamer voor de bescherming van de maatschappij en desgevallend het openbaar ministerie daarvan onmiddellijk in kennis te stellen."; 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De voorlopige aanhouding wordt uitgevoerd in een inrichting zoals bedoeld in artikel 3, 4°, a)."; 3° in het tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "het justitiehuis" vervangen door de woorden "de bevoegde dienst van de Gemeenschappen, in voorkomend geval de dienst bevoegd voor het elektronisch toezicht" en het woord "raadsman" door het woord "advocaat".

Art. 202.In artikel 66 van dezelfde wet wordt de bepaling onder b) vervangen als volgt : "b) op voorwaarde dat de geestesstoornis voldoende gestabiliseerd is, zodat redelijkerwijze niet te vrezen valt dat de geïnterneerde persoon, al dan niet ten gevolge van zijn geestesstoornis, eventueel in samenhang met andere risicofactoren, opnieuw misdrijven zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 1°, zal plegen.".

Art. 203.In artikel 67 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Drie maanden voor het einde van de proeftermijn waaraan de invrijheidstelling op proef overeenkomstig artikel 42, § 1, onderworpen is, deelt de bevoegde dienst van de Gemeenschappen aan de kamer voor de bescherming van de maatschappij een eindverslag mee waarvan een afschrift aan het openbaar ministerie wordt gezonden.

Twee maanden voor het einde van de proeftermijn stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en deelt het in afschrift mee aan de geïnterneerde persoon en zijn advocaat. Wanneer het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht om te oordelen of de voorwaarden voor een definitieve invrijheidstelling vervuld zijn, vordert het een nieuw forensisch psychiatrisch onderzoek dat voldoet aan de vereisten van de artikelen 5, § 2, 3° en 4°, 7 en 8.

Eén maand voor het einde van de proeftermijn beslist de kamer voor de bescherming van de maatschappij over de definitieve invrijheidstelling.

Indien de kamer voor de bescherming van de maatschappij beslist tot de uitvoering van een nieuw forensisch psychiatrisch onderzoek dat voldoet aan vereisten van de artikelen 5, § 2, 7 en 8, wordt de proeftermijn van rechtswege verlengd met vier maanden."; 2° in paragraaf 2 wordt het woord "gerechtsbrief" vervangen door de woorden "aangetekende brief";3° in paragraaf 3 wordt het woord "vier" vervangen door het woord "tien";4° in de paragrafen 2 en 3, wordt het woord "raadsman" telkens vervangen door het woord "advocaat";5° paragraaf 4 wordt opgeheven.

Art. 204.In artikel 68, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt vervangen als volgt : "Het slachtoffer is aanwezig op de zitting voor de tijd die nodig is om de in zijn belang opgelegde voorwaarden te evalueren.Het slachtoffer kan zijn opmerkingen voordragen."; 2° het woord "raadsman" wordt telkens vervangen door het woord "advocaat".

Art. 205.In artikel 72 van dezelfde wet worden de woorden "De beslissing" vervangen door de woorden "Het in kracht van gewijsde getreden vonnis".

Art. 206.Artikel 73 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 73.Indien de kamer voor de bescherming van de maatschappij de definitieve invrijheidstelling niet toekent, kan zij de proeftermijn van de invrijheidstelling op proef verlengen, onder dezelfde voorwaarden als voorheen of met aangepaste voorwaarden zonder deze echter te kunnen verscherpen of bijkomende voorwaarden te kunnen opleggen, met een telkens hernieuwbare termijn van maximaal twee jaar.".

Art. 207.In artikel 75 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "binnen vierentwintig uur bij gerechtsbrief" vervangen door de woorden "binnen een werkdag bij aangetekende brief";2° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "of de verantwoordelijke voor de zorg" ingevoegd tussen de woorden "de directeur" en de woorden ", indien de";3° paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "van het justitiehuis" vervangen door de woorden "van de bevoegde dienst van de Gemeenschappen indien de geïnterneerde persoon in vrijheid is"; 4° in paragraaf 2, 2°, worden de woorden "artikel 44/4" vervangen door de woorden "artikel 44/2"." 5° paragraaf 2, 3°, wordt vervangen als volgt : "3° in voorkomend geval, de bevoegde dienst van de Gemeenschappen die met de begeleiding is belast.".

Art. 208.In artikel 76 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op een persoon die zowel een vrijheidsstraf als een internering ondergaat."; 2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "In afwijking van artikel 19 wordt de persoon die zowel een vrijheidsstraf als een internering ondergaat, geplaatst in een inrichting vermeld in artikel 3, 4°, b) of c).Indien hij de toelaatbaarheidsdatum voor een voorwaardelijke invrijheidstelling zoals bedoeld in artikel 25 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, heeft bereikt, kan hij ook worden geplaatst in een inrichting vermeld in artikel 3, 4°, d). 3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "Voor de toepassing van de voormelde wet wordt de duur van het verblijf in een inrichting vermeld in artikel 3, 4°, a), b) of c), gelijkgesteld met detentie.".

Art. 209.In artikel 77 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het artikel, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden in het eerste lid de woorden "en invrijheidstelling op proef" vervangen door de woorden ", invrijheidsstelling op proef en voorlopige invrijheidsstelling met het oog op de verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering,";2° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 2 en 3, luidende : " § 2.Op het ogenblik dat de duur van de invrijheidstelling de proeftermijn overschrijdt waaraan de persoon, indien hij uitsluitend een vrijheidsstraf zou ondergaan, zou zijn onderworpen overeenkomstig artikel 71 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, wordt de betrokken persoon van rechtswege definitief in vrijheid gesteld voor wat betreft de veroordelingen. § 3. Indien de geestestoestand van de betrokken persoon voldoende verbeterd is voorafgaand aan het bereiken van de tijdsvoorwaarden voor de invrijheidstelling op proef zoals bepaald overeenkomstig paragraaf 1, kan de kamer voor de bescherming van de maatschappij, voor wat betreft de tenuitvoerlegging van de internering, beslissen tot een definitieve invrijheidsstelling overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 77/9, §§ 1 tot 9.

Ingeval een beslissing tot definitieve invrijheidsstelling van de internering wordt genomen, wordt de vrijheidsstraf verder ten uitvoer gelegd in een gevangenis. De bepalingen van de voormelde wet zijn vanaf dat ogenblik van toepassing.".

Art. 210.In dezelfde wet wordt een titel Vbis ingevoegd, luidende "De internering van veroordeelden".

Art. 211.In Titel Vbis, ingevoegd bij artikel 208, wordt een hoofdstuk 1 ingevoegd, luidende "De beslissing tot internering".

Art. 212.In hoofdstuk 1, ingevoegd bij artikel 211, wordt een artikel 77/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 77/1.§ 1. De veroordeelde die het voorwerp is van minstens één veroordeling wegens een misdaad of wanbedrijf zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 1°, bij wie tijdens de detentie door de psychiater van de gevangenis een geestesstoornis met een duurzaam karakter wordt vastgesteld die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet of ernstig aantast of en ten aanzien van wie het gevaar bestaat dat hij ten gevolge van zijn geestesstoornis opnieuw misdrijven zal plegen zoals bedoeld in artikel 9, § 1, 1°, kan op verzoek van de directeur worden geïnterneerd door de bevoegde kamer voor de bescherming van de maatschappij. § 2. Indien bij deze persoon een in paragraaf 1 bedoelde toestand wordt vastgesteld, stelt de directeur een advies tot internering op.

Om zijn advies op te stellen, stelt de directeur een dossier samen dat bestaat uit : 1° een afschrift van de opsluitingsfiche;2° een afschrift van de vonnissen en de arresten;3° een uittreksel uit het strafregister;4° de uiteenzetting van de feiten waarvoor de betrokkene werd veroordeeld;5° het verslag van de psychiater van de gevangenis;6° een recent verslag van de psychosociale dienst van de gevangenis. § 3. De directeur maakt het dossier over aan de kamer voor de bescherming van de maatschappij en de griffie deelt een afschrift ervan mee aan het openbaar ministerie, de veroordeelde en zijn advocaat. De kamer voor de bescherming van de maatschappij beveelt onverwijld een forensisch psychiatrisch onderzoek dat voldoet aan de vereisten van de artikelen 5, § 2, 3° en 4°, 7 en 8.

De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan beslissen dat de veroordeelde ter observatie wordt opgenomen. In dat geval wordt de veroordeelde overgebracht naar het door de Koning opgericht beveiligd klinisch observatiecentrum. De observatiestelling mag twee maanden niet te boven gaan. § 4. Binnen de maand na de ontvangst van het verslag van de deskundige, stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit aan de kamer voor de bescherming van de maatschappij en deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde, zijn advocaat en de directeur.".

Art. 213.In hetzelfde hoofdstuk 1, wordt een artikel 77/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 77/2.§ 1. De kamer voor de bescherming van de maatschappij behandelt de zaak op de eerste nuttige zitting na de ontvangst van het advies van het openbaar ministerie. Deze zitting vindt plaats uiterlijk twee maanden na de ontvangst van het verslag van de deskundige. Indien geen advies van het openbaar ministerie wordt toegezonden binnen de bij artikel 77/1, § 4, bepaalde termijn, brengt het openbaar ministerie zijn advies mondeling uit op de zitting.

De veroordeelde en zijn advocaat worden bij aangetekende brief en de directeur schriftelijk in kennis gesteld van de dag, het uur en de plaats van de zitting. § 2. Het dossier wordt gedurende ten minste tien dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn advocaat op de griffie van de gevangenis waar de veroordeelde zijn straf ondergaat. De veroordeelde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier krijgen. De advocaat van de veroordeelde kan op zijn verzoek een afschrift van het dossier verkrijgen.".

Art. 214.In hetzelfde hoofdstuk 1 wordt een artikel 77/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 77/3.De kamer voor de bescherming van de maatschappij hoort de veroordeelde en zijn advocaat, het openbaar ministerie en de directeur.

De veroordeelde verschijnt persoonlijk.

De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan beslissen eveneens andere personen te horen.

De zitting vindt plaats met gesloten deuren.".

Art. 215.In hetzelfde hoofdstuk 1 wordt een artikel 77/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 77/4.De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan de behandeling van de zaak eenmalig uitstellen tot een latere zitting zonder dat die zitting meer dan twee maanden na het uitstel mag plaatsvinden.".

Art. 216.In hetzelfde hoofdstuk 1 wordt een artikel 77/5 ingevoegd, luidende : "

Art. 77/5.De kamer voor de bescherming van de maatschappij beslist binnen veertien dagen nadat de zaak in beraad is genomen.

Indien de kamer voor de bescherming van de maatschappij de internering van de veroordeelde uitspreekt, duidt zij de psychiatrische afdeling van de gevangenis aan waar de veroordeelde naar wordt overgebracht, in afwachting van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis.

Het vonnis wordt binnen een werkdag bij aangetekende brief ter kennis gebracht van de betrokkene en zijn advocaat en het slachtoffer, en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en de directeur van de inrichting.".

Art. 217.In titel Vbis, ingevoegd bij artikel 210, wordt een hoofdstuk 2 ingevoegd, luidende "Hoger beroep".

Art. 218.In hoofdstuk 2, ingevoegd bij artikel 217, wordt een artikel 77/6 ingevoegd, luidende : "

Art. 77/6.§ 1. Tegen het vonnis van de kamer voor de bescherming van de maatschappij kan hoger beroep worden ingesteld door het openbaar ministerie en door de veroordeelde bij de correctionele kamer van het hof van beroep. § 2. Het hoger beroep moet worden ingesteld binnen een termijn van vijftien dagen die, ten aanzien van het openbaar ministerie begint te lopen vanaf de dag van het vonnis en ten aanzien van de veroordeelde vanaf de dag van kennisgeving.

De verklaring van hoger beroep wordt gedaan op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank die deze onverwijld overmaakt aan de griffie van het hof van beroep, die deze onmiddellijk inschrijft in het register van hoger beroep.".

Art. 219.In hetzelfde hoofdstuk 2, wordt een artikel 77/7 ingevoegd, luidende : "

Art. 77/7.§ 1. De zaak wordt behandeld op de eerste nuttige zitting van de correctionele kamer bij het hof van beroep.

Het dossier wordt gedurende ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn advocaat op de griffie van de gevangenis waar de veroordeelde zijn straf ondergaat. § 2. De correctionele kamer van het hof van beroep hoort de veroordeelde en zijn advocaat en de directeur.

De veroordeelde verschijnt persoonlijk.

De correctionele kamer van het hof van beroep kan beslissen eveneens andere personen te horen. § 3. De zitting vindt plaats met gesloten deuren. § 4. Over het hoger beroep wordt uitspraak gedaan uiterlijk binnen de vijftien dagen nadat het beroep is ingesteld. § 5. De beslissing wordt meegedeeld binnen een werkdag bij aangetekende brief aan de veroordeelde en aan zijn advocaat en aan het slachtoffer en schriftelijk aan het openbaar ministerie.".

Art. 220.In Titel Vbis, ingevoegd bij artikel 210, wordt een hoofdstuk 3 ingevoegd, luidende "Beheer van de internering van de geïnterneerde veroordeelde".

Art. 221.In hoofdstuk 3, ingevoegd bij artikel 220, wordt een artikel 77/8 ingevoegd, luidende : "

Art. 77/8.§ 1. De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op de geïnterneerde veroordeelde, met dien verstande dat de geïnterneerde veroordeelde uitsluitend geplaatst kan worden in een inrichting vermeld in artikel 3, 4°, b) of c), aangewezen door de kamer voor de bescherming van de maatschappij. Indien hij de toelaatbaarheidsdatum voor een voorwaardelijke invrijheidstelling zoals bedoeld in artikel 25 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, heeft bereikt, kan hij ook worden geplaatst in een inrichting vermeld in artikel 3, 4°, d). § 2. De toekenning van een uitgaansvergunning, verlof, beperkte detentie, elektronisch toezicht, invrijheidstelling op proef of invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of overlevering is slechts mogelijk overeenkomstig de tijdsvoorwaarden zoals bedoeld in de artikelen 4, 7, 23, § 1, 25 of 26 van de voormelde wet van 17 mei 2006.

In geval van invrijheidsstelling op proef mag de door de kamer voor de bescherming van de maatschappij te bepalen termijn niet korter zijn dan de proeftermijn waaraan de persoon, indien hij uitsluitend een vrijheidsstraf zou ondergaan, zou zijn onderworpen overeenkomstig artikel 71 van de voormelde wet van 17 mei 2006. § 3. Voor de toepassing van de voormelde wet van 17 mei 2006 wordt de duur van het verblijf in een inrichting vermeld in artikel 3, 4°, a), b), of c), gelijk gesteld met detentie.".

Art. 222.In hetzelfde hoofdstuk 3, wordt een artikel 77/9 ingevoegd, luidende : "

Art. 77/9.§ 1. Indien voor het bereiken van de tijdsvoorwaarden voor de invrijheidstelling op proef, zoals bepaald overeenkomstig artikel 77/8, § 2, de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg, op basis van een medisch advies, van oordeel is dat de geestestoestand van de geïnterneerde veroordeelde voldoende verbeterd is, maakt hij een verzoek tot opheffing, vergezeld van het medisch advies, over aan de kamer voor de bescherming van de maatschappij.

De griffie van de strafuitvoeringsrechtbank maakt het verzoek, samen met het medisch verslag, binnen de termijn van een werkdag over aan het openbaar ministerie en aan de geïnterneerde en zijn advocaat. § 2. Binnen de maand na de ontvangst van het verzoek, stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit aan de kamer voor de bescherming van de maatschappij en deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde, zijn advocaat en de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg. § 3. De kamer voor de bescherming van de maatschappij behandelt de zaak op de eerste nuttige zitting na de ontvangst van het advies van het openbaar ministerie. Deze zitting vindt plaats uiterlijk twee maanden na de ontvangst van het verzoek tot opheffing van de internering. Indien geen advies van het openbaar ministerie wordt toegezonden binnen de bij paragraaf 2 bepaalde termijn, legt het openbaar ministerie zijn advies schriftelijk neer op de zitting.

De veroordeelde en zijn advocaat worden bij aangetekende brief en de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg schriftelijk in kennis gesteld van de dag, het uur en de plaats van de zitting. § 4. Het dossier wordt gedurende ten minste tien dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn advocaat op de griffie van de inrichting waar de veroordeelde verblijft. De veroordeelde kan, op zijn verzoek, een afschrift van het dossier krijgen. De advocaat van de veroordeelde kan op zijn verzoek een afschrift van het dossier verkrijgen. § 5. Wanneer de kamer voor de bescherming van de maatschappij dit nodig acht, vordert zij een nieuw forensisch psychiatrisch onderzoek dat voldoet aan de vereisten van de artikelen 5, § 2, 3° en 4°, 7 en 8. § 6. De kamer voor de bescherming van de maatschappij hoort de veroordeelde en zijn advocaat, het openbaar ministerie en de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg.

De veroordeelde verschijnt persoonlijk.

De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan beslissen eveneens andere personen te horen.

De zitting vindt plaats met gesloten deuren. § 7. De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan de behandeling van de zaak één maal uitstellen tot een latere zitting zonder dat die zitting meer dan twee maanden na het uitstel mag plaatsvinden. § 8. De kamer voor de bescherming van de maatschappij beslist binnen veertien dagen nadat de zaak in beraad is genomen.

Indien de kamer voor de bescherming van de maatschappij van oordeel is dat de internering niet langer aangewezen is, heft ze deze op en beveelt zij de terugkeer van de veroordeelde naar de gevangenis, tenzij de veroordeelde op dat ogenblik al zijn vrijheidsstraffen heeft ondergaan.

Het vonnis wordt binnen een werkdag bij aangetekende brief ter kennis gebracht van de geïnterneerde-veroordeelde en zijn advocaat en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg. § 9. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. § 10. Indien de geestestoestand van de geïnterneerde veroordeelde niet voldoende verbeterd is op het ogenblik van het verstrijken van de straffen, blijft deze wet op hem van toepassing.".

Art. 223.Artikel 78 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 78.Tegen de beslissingen van de kamer voor de bescherming van de maatschappij met betrekking tot de toekenning, de afwijzing of de herroeping van de beperkte detentie, het elektronisch toezicht, de vrijstelling op proef en de vervroegde invrijheidstelling met het oog op de verwijdering van het grondgebied of met het oog op de overlevering en tot de herziening van de aan genoemde modaliteiten gekoppelde bijzondere voorwaarden, met betrekking tot de definitieve invrijheidstelling, evenals tegen de beslissing tot internering van een veroordeelde overeenkomstig artikel 77/5, staat cassatieberoep open voor het openbaar ministerie en de advocaat van de geïnterneerde persoon.".

Art. 224.In artikel 79 van dezelfde wet wordt in de plaats van § 1, eerste lid, vernietigd bij arrest nr. 22/2016 van het Grondwettelijk Hof, het als volgt luidende lid ingevoegd : " § 1. Het openbaar ministerie en de advocaat van de geïnterneerde persoon, desgevallend de veroordeelde, stellen het cassatieberoep in binnen een termijn van vijf werkdagen, te rekenen van de kennisgeving van het vonnis.".

Art. 225.In artikel 80 van dezelfde wet worden de woorden "of andere strafuitvoeringsrechtbank" opgeheven.

Art. 226.In artikel 81 van dezelfde wet wordt het woord "raadsman" telkens vervangen door het woord "advocaat".

Art. 227.In titel VII, hoofdstuk 1, wordt een artikel 81/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 81/1.De kamer voor de bescherming van de maatschappij houdt zich op de hoogte van de toestand van de geïnterneerde persoon en kan zich met het oog daarop naar de plaats van zijn internering begeven of deze taak aan één of meer van haar leden opdragen.".

Art. 228.Artikel 83 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 83.Binnen elk ressort van het hof van beroep wordt een coördinator "extern zorgcircuit" aangewezen. De coördinatoren "extern zorgcircuit" ontwikkelen binnen hun ressort van het hof van beroep alle initiatieven die het mogelijk maken de opvang van de geïnterneerde personen te verbeteren en de samenwerking tussen Justitie en de zorgsector te bevorderen.".

Art. 229.In artikel 84 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het woord "samenwerkingsovereenkomst" vervangen door de woorden "overeenkomst betreffende de plaatsing";2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.De kosten van de noodzakelijke medische zorgen verstrekt aan de personen die geïnterneerd zijn en geplaatst zijn in een in artikel 3, 4°, bedoelde inrichting, vallen ten laste van de Federale Staat. De Koning stelt de aard van de niet-medische kosten vast evenals de voorwaarden van de tenlasteneming ervan door de Federale Staat in geval van plaatsing in een in artikel 3, 4°, d), vermelde inrichting.".

Art. 230.Artikel 85 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 231.In artikel 87 van dezelfde wet worden de woorden "of ernstig heeft aangetast," opgeheven.

Art. 232.In artikel 89 van dezelfde wet, dat artikel 590, 4°, van het Wetboek van strafvordering vervangt, worden de woorden "de artikelen 9, 25, § 1, 28, 59 en 66 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen, alsook de bijkomende veiligheidsmaatregelen opgelegd in toepassing van artikel 17 van voormelde wet;" vervangen door de woorden "de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering;".

Art. 233.In artikel 90 van dezelfde wet, dat artikel 603bis in het Wetboek van strafvordering invoegt, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "worden een beveiligd klinisch observatiecentrum of forensisch psychiatrische centra" worden vervangen door de woorden "wordt een beveiligd klinisch observatiecentrum";2° het tweede lid, wordt opgeheven.

Art. 234.In titel VII, hoofdstuk II, van dezelfde wet wordt een afdeling III/bis ingevoegd, luidende "Wijziging van het Kieswetboek.

Art. 235.In afdeling III/bis, ingevoegd bij artikel 234, wordt een artikel 90/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 90/1.In artikel 7 van het Kieswetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) In het 1°, vervangen door de wet van 21 januari 2013, worden de woorden "van de bepalingen van de hoofdstukken I tot VI van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen,gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, vervangen bij artikel 1 van de wet van 1 juli 1964" vervangen door de woorden "van de wet van 5 mei 2014 houdende de internering"; b) De bepaling onder 3° wordt opgeheven.".

Art. 236.In hetzelfde hoofdstuk II, wordt een afdeling IIIter ingevoegd, luidende "Wijziging van het koninklijk besluit nr. 236 van 20 januari 1936 tot vereenvoudiging van sommige vormen van de strafvordering ten opzichte van de gedetineerden".

Art. 237.In afdeling IIIter, ingevoegd bij artikel 236, wordt een artikel 90/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 90/2.In artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 236 van 20 januari 1936 tot vereenvoudiging van sommige vormen van de strafvordering ten opzichte van de gedetineerden, gewijzigd bij de wet van 19 december 2014, worden de woorden ", de directeur van een inrichting bedoeld in artikel 3, 4°, c) en d) van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering" ingevoegd tussen de woorden ""of adviseur-gevangenisdirecteur" en de woorden "of de directeur van een gemeenschapscentrum".

Art. 238.In hetzelfde hoofdstuk II wordt afdeling IV, die de artikelen 91 tot 119 bevat, opgeheven.

Art. 239.In artikel 120 van dezelfde wet, dat artikel 162 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten aanvult met een bepaling onder 48, wordt het woord "interneringsrechters" vervangen door de woorden "rechters voor de bescherming van de maatschappij" en het woord "interneringsrechter" door de woorden "rechter voor de bescherming van de maatschappij".

Art. 240.Artikel 121 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "In artikel 23bis, derde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2006 en gewijzigd bij de wet van 15 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het lid wordt aangevuld met de woorden "of van de taal van het oudste vonnis of arrest dat de internering beveelt."; 2° de woorden "of door artikel 3, 9° van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering" worden ingevoegd tussen het woord "strafuitvoeringsmodaliteiten" en de woorden ", dat in persoon".

Art. 241.In de artikelen 122, 123, 125, 126 en 130 tot 132 van dezelfde wet, worden de woorden "van personen" telkens opgeheven.

Art. 242.In titel VII, hoofdstuk II, van dezelfde wet wordt een afdeling Xbis ingevoegd, luidende "Wijziging van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden.

Art. 243.In afdeling Xbis, ingevoegd bij artikel 242, wordt een artikel 130/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 130/1.In artikel 2 van de wet van de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 2° worden de woorden "en de internering van ter beschikking van de regering gestelde recidivisten, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, gelast door de minister van Justitie op grond van artikel 25bis van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten" opgeheven; b) in de bepaling onder 3° worden de woorden "artikelen 7 en 21 van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten" vervangen door de woorden "de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering".".

Art. 244.In hetzelfde hoofdstuk II wordt een afdeling Xter ingevoegd, luidende "Wijzigingen van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische activiteiten met wapens".

Art. 245.In afdeling Xter, ingevoegd bij artikel 244, wordt een artikel 130/2 ingevoegd, luidende : "Art. 130/2 In de artikelen 5, § 4, 1°, en 11, § 3, 4°, van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens worden de woorden "de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten" telkens vervangen door de woorden "de wet van 5 mei 2014 betreffende internering".".

Art. 246.In artikel 131, dat hoofdstuk 4, dat artikel 19 bevat, van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, vervangt, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : "2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "Enkel in de gevallen en op de wijze bepaald in artikel 991decies van het Gerechtelijk Wetboek, kan het psychiatrisch deskundigenonderzoek uitgevoerd worden onder de leiding en de verantwoordelijkheid van een psychiater die geen houder is van de beroepstitel forensisch psychiater.".

Art. 247.Artikel 133 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 248.Artikel 134 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 134.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 135, § 4, zijn de bepalingen van deze wet van toepassing op alle lopende zaken.".

Art. 249.In artikel 135 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 worden de woorden "dit artikel" vervangen door de woorden "deze wet";2° in paragraaf 2 wordt het woord "twee" vervangen door het woord "drie";3° de paragraaf 3, tweede lid, wordt vervangen als volgt : "De artikelen 77/8, en 77/9 zijn van toepassing op de geïnterneerde veroordeelden.In afwijking van artikel 77/8, § 1, blijven de beslissingen tot plaatsing in inrichtingen vermeld onder artikel 3, 4°, d), genomen voor de inwerkingtreding van deze wet, geldig.

De beslissingen tot toekenning van uitvoeringsmodaliteiten die vóór de inwerkingtreding van deze wet door de commissies voor de bescherming van de maatschappij zijn genomen, blijven geldig na de inwerkingtreding ervan."; 4° een nieuwe paragraaf 3/1 wordt ingevoegd, luidende : " § 3/1.Voor de personen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet zowel een veroordeling als een internering ondergaan, wordt binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet door de directeur een advies bezorgd aan de kamer voor de bescherming van de maatschappij met het oog op de aanwijzing van de inrichting waar de internering zal plaatsvinden en de eventuele toekenning van uitvoeringsmodaliteiten."; 5° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : " § 4.De directeur of de verantwoordelijke voor de zorg stelt, overeenkomstig artikel 47, een advies op, ten vroegste vier en ten laatste zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet.

Indien zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet geen advies werd uitgebracht, vat het openbaar ministerie de kamer voor de bescherming van de maatschappij."; 6° in paragraaf 5 worden de woorden "gedurende één jaar" opgeheven;7° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : " § 5.De geïnterneerde personen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet geplaatst zijn in een inrichting die niet door de bevoegde overheid erkend is of waarmee geen overeenkomst betreffende de plaatsing is afgesloten, kunnen er geplaatst blijven na de inwerkingtreding van deze wet, tenzij de kamer voor de bescherming van de maatschappij beslist tot plaatsing in een erkende instelling.

Gedurende deze plaatsing zijn deze inrichtingen gehouden tot dezelfde verplichtingen als de inrichtingen bedoeld in artikel 3, 4°, d).

Artikel 84 is op deze inrichtingen van toepassing."; 8° in paragraaf 6 wordt het woord "opgeheven" opgeheven;9° in paragraaf 6 worden de woorden "in werking" vervangen door het woord "bevoegd".10° in paragraaf 7, worden de woorden "de interneringsrechter" telkens vervangen door de woorden "de rechter voor de bescherming van de maatschappij".

Art. 250.In artikel 136 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016, worden de woorden "1 juli 2016" vervangen door de woorden "1 oktober 2016". HOOFDSTUK 1 8. - Overgangsbepalingen

Art. 251.De artikelen 42, 52, 53, 55, 57, 60 tot 68, 70 tot 77, 80, 83 en 84 zijn uitsluitend van toepassing op de procedures die zijn gestart na hun inwerkingtreding.

Art. 252.De emeriti leden van de zetel of het parket-generaal bij het Hof van Cassatie die werden aangewezen onder de wetgeving die van toepassing was vóór de inwerkingtreding van deze wet, worden geacht gezamenlijk te zijn aangewezen door de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie en de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en kunnen zowel als assessor zitting houden in de tuchtrechtscolleges ten aanzien van de magistraten van de zetel van het Hof van Cassatie als ten aanzien van de magistraten van het openbaar ministerie bij het Hof van Cassatie van dezelfde taalrol.

Art. 253.De adjunct-mandaten van "afdelingsvoorzitter in het Hof van Cassatie" worden ambtshalve omgezet in adjunct-mandaten van "sectievoorzitter in het Hof van Cassatie".

Art. 254.De examens met het oog op de werving van de werkende en plaatsvervangende assessoren in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in sociale reïntegratie, georganiseerd of lopend op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel, worden gelijkgesteld met de examens georganiseerd met het oog op de werving van assessoren in strafuitvoeringszaken en interneringszaken gespecialiseerd in de sociale re-integratie, ter uitvoering van artikel 196bis van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij deze wet.

Het slagen voor het examen blijft evenwel enkel gelden voor het rechtsgebied van het hof van beroep waarvoor dat examen werd georganiseerd.

Art. 255.De personen die benoemd zijn tot werkende of plaatsvervangende assessor in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in de sociale reïntegratie op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel, worden ambtshalve benoemd tot werkende of plaatsvervangende assessor in strafuitvoeringszaken en interneringszaken gespecialiseerd in sociale re-integratie, voor de resterende duur van hun mandaat.

Art. 256.In afwijking van artikel 259sexies, § 2, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij deze wet, worden de rechters in de strafuitvoeringsrechtbank en de substituten-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken die aangewezen zijn voor een eerste periode van vier jaar op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel, met hun instemming, aangewezen voor een tweede periode van vier jaar, zulks na positief advies respectievelijk van de eerste voorzitter van het hof van beroep en de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg waar de zetel van het hof van beroep is gevestigd of van de procureur-generaal bij het hof van beroep en de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg waar de zetel van het hof van beroep is gevestigd.

Art. 257.In afwijking van artikel 196ter, § 2, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij deze wet, worden de werkende en plaatsvervangende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank die benoemd zijn voor een eerste periode van vier jaar op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit artikel, met hun instemming, benoemd voor een tweede periode van vier jaar, zulks na gunstig advies van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg waar de zetel van het hof van beroep is gevestigd en van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg waarin de assessor zijn ambt uitoefent.

De evaluatie van de assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank van wie de duur van het mandaat verstrijkt binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit artikel, blijft geregeld door de bepalingen die gelden vóór de inwerkingtreding van artikel 196quater, zoals gewijzigd bij deze wet.

Art. 258.De personeelsleden van de penitentiaire inrichtingen die belast zijn met het secretariaat van de commissies voor bescherming van de maatschappij voor de inwerkingtreding van dit artikel, kunnen, met hun instemming, door de minister van Justitie ter beschikking gesteld worden van de griffie van de strafuitvoeringsrechtbanken, van het secretariaat van de parketten bij die rechtbanken, of van beide diensten, gedurende een periode van maximaal zes maanden met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit artikel.

De terbeschikkinggestelde personeelsleden behouden de bezoldiging, alsook de premies, toelagen en vergoedingen die zij voor hun terbeschikkingstelling genoten, tijdens de ganse duur ervan. Deze bezoldiging is ten laste van de aan de rechterlijke orde toegekende begroting.

Voor de duur van hun terbeschikkingstelling verkrijgen de personeelsleden een verlof dat een periode van actieve dienst uitmaakt. Ze nemen deel aan de bevordering in hun dienst van herkomst.

Art. 259.De op het tijdstip van de inwerkingtreding van artikel 37 benoemde of aangewezen hoofdgriffiers en hoofdsecretarissen moeten een opleiding inzake budgettair beheer en gerechtskosten volgen binnen de twee jaren die volgen op de inwerkingtreding van dat artikel.

Art. 260.De beroepen die aanhangig zijn gemaakt voor de beroepscommissie die rechtsgeldig was samengesteld krachtens de vóór de inwerkingtreding van artikel 82 geldende bepalingen, worden verder behandeld door de beroepscommissie die samengesteld wordt overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van artikel 82. HOOFDSTUK 1 9. - Inwerkingtreding

Art. 261.Artikel 140 heeft uitwerking met ingang van 10 juni 2014.

Artikel 142 heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2014.

Artikel 89, 5°, heeft uitwerking met ingang van 1 september 2014.

De artikelen 24, 45, 2° en 3°, 46, e), 47, 55, 9°, 238, 256, 257 en dit artikel treden in werking de dag waarop deze wet wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

De artikelen 60 tot 68, 70 tot 72, 78 tot 80, 111 en 135 treden in werking op 1 juli 2016.

De artikelen 8 tot 17, 122, 123, 126, en 129 tot 131 treden in werking op 31 december 2016.

De artikelen 21 tot 23, 26, 27, 2°, 28 tot 31, 40, 45, 1°, 46, a), b), c), d), f) en g), 48, 49, 89, 2° en 4°, 90, 2°, 91 tot 93, 95, 97, 99, 102, d), 107, 110, 2°, 114, 115, 117, a), 124, 132, 254, 255 en 258 treden in werking op dezelfde datum als de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.

De Koning kan de data van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de data vermeld in het vijfde, zesde en zevende lid.

De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van artikel 52, 10°.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 4 mei 2016.

FILIP Van Koningswege : De minister van Justitie, K. GEENS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 54-1590 Integraal verslag : 28 april 2016

^