Etaamb.openjustice.be
Wet van 05 juni 2002
gepubliceerd op 04 juli 2002

Wet betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022382
pub.
04/07/2002
prom.
05/06/2002
ELI
eli/wet/2002/06/05/2002022382/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 JUNI 2002. - Wet betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.In de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt in titel III een hoofdstuk IIIbis , bestaande uit de artikelen 37quinquies tot 37vicies , ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK IIIbis - Maximumfactuur Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 37quinquies . Onder de voorwaarden die in dit hoofdstuk worden opgesomd, wordt het bedrag van de tegemoetkoming van de verzekering in de kostprijs van de in artikel 34 bedoelde verstrekkingen voor een bepaald kalenderjaar aangepast op grond van de sociale categorie van de rechthebbende of van het gezinsinkomen van de rechthebbende, waarbij rekening wordt gehouden met het totaal van de persoonlijke aandelen die de rechthebbende of het gezin waarvan hij deel uitmaakt, daadwerkelijk ten laste heeft genomen.

Art. 37sexies . Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder « persoonlijk aandeel » verstaan het persoonlijk aandeel van de rechthebbende in de kostprijs van de in artikel 34 bedoelde geneeskundige verstrekking, zoals ze blijkt uit de reglementering en rekening houdende met de overeenkomsten, akkoorden en als zodanig geldende documenten of met de honoraria die door de Koning zijn vastgesteld ter uitvoering van artikel 52 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel. Het gedeelte van de kostprijs van de farmaceutische specialiteiten van de categorieën A en B, bedoeld in artikel 2, 2°, a) , 1e en 2e streepje, van het koninklijk besluit van 7 mei 1991 tot vaststelling van het persoonlijk aandeel van de rechthebbenden in de kosten van de in het raam van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen vergoedbare farmaceutische verstrekkingen, dat overeenkomstig artikel 35bis door de rechthebbenden ten laste wordt genomen, wordt als persoonlijk aandeel beschouwd.

Worden echter niet in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag van de persoonlijke aandelen die daadwerkelijk door de rechthebbende ten laste worden genomen : 1° de persoonlijke aandelen betreffende de in artikel 34, eerste lid, 5°, bedoelde verstrekkingen, met uitzondering van : a) de farmaceutische specialiteiten van de categorieën A en B;b) het forfaitair persoonlijk aandeel van de aangenomen farmaceutische specialiteiten die bestemd zijn voor rechthebbenden die in een algemeen ziekenhuis zijn opgenomen, zoals bedoeld in artikel 2, 2°, 2 b) , van hogervermeld koninklijk besluit van 7 mei 1991;c) het forfaitair persoonlijk aandeel van de farmaceutische specialiteiten die bestemd zijn voor rechthebbenden die in een psychiatrisch ziekenhuis zijn opgenomen, zoals bedoeld in artikel 4, § 5, tweede lid, van de nationale overeenkomst van 12 maart 1999 tussen de psychiatrische inrichtingen en diensten en de verzekeringsinstellingen;2° de persoonlijke aandelen betreffende de in artikel 34, eerste lid, 6°, bedoelde opnemingen, vanaf de 91e dag opneming in een algemeen ziekenhuis en vanaf de 366e dag opneming in een psychiatrisch ziekenhuis. De totalisering van het aantal verpleegdagen geschiedt in ononderbroken perioden van opneming zoals bedoeld in artikel 2, §§ 2 en 3, van het koninklijk besluit van 5 maart 1997 tot vaststelling van het bedrag van de vermindering van de verzekeringstegemoetkoming in geval van opneming in een ziekenhuis of van verblijf in een revalidatiecentrum; 3° de huisvestingskosten die verband houden met de in artikel 34, eerste lid, 11° en 18°, bedoelde verstrekkingen. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wijzigingen aanbrengen in dit artikel.

Art. 37septies . Niettegenstaande het bedrag van de tegemoetkoming van de verzekering in de kostprijs van de in artikel 34 bedoelde verstrekkingen voor een bepaald kalenderjaar wordt aangepast onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 37octies , 37undecies of 37quindecies , blijft de verzekeringstegemoetkoming ongewijzigd : - voor de in artikel 34, eerste lid, 5°, bedoelde verstrekkingen, uitgezonderd de farmaceutische specialiteiten van de categorieën A en B en de aangenomen farmaceutische specialiteiten die bestemd zijn voor rechthebbenden die in een algemeen of een psychiatrisch ziekenhuis zijn opgenomen; - voor de huisvestingskosten die verband houden met de in artikel 34, eerste lid, 11° en 18°, bedoelde verstrekkingen; - voor de persoonlijke aandelen betreffende de in artikel 34, eerste lid, 6°, bedoelde opnemingen, vanaf de 91e dag opneming in een algemeen ziekenhuis en vanaf de 366e dag in een psychiatrisch ziekenhuis; de totalisering van het aantal verpleegdagen geschiedt in ononderbroken perioden van opneming zoals bedoeld in artikel 2, §§ 2 en 3, van hogervermeld koninklijk besluit van 5 maart 1997.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wijzigingen aanbrengen in dit artikel. Afdeling II. - Maximumfactuur vastgesteld op grond van de sociale

categorie van de rechthebbenden Art. 37octies . Voor het gezin waarvan een of meer rechthebbenden, bedoeld in artikel 37novies , deel uitmaken, wordt de tegemoetkoming van de verzekering in de kostprijs van de in artikel 34 bedoelde verstrekkingen vastgesteld op 100 pct. van de vergoedingsbasis zodra het totaal van de persoonlijke aandelen met betrekking tot verstrekkingen die tijdens het lopende jaar zijn verricht en die daadwerkelijk ten laste zijn genomen door de rechthebbenden die dit gezin vormen, 450 EUR bereikt.

Art. 37novies . De rechthebbenden bedoeld in artikel 37octies zijn : 1° de rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, §§ 1 en 19, 1°, 2°, 3° en 6°, alsmede de gerechtigden, bedoeld in artikel 32, eerste lid, 13° en 15°, die de verhoogde tegemoetkoming genieten, voor zover ze niet opgenomen zijn in het 2° van dit artikel;2° de rechthebbenden aan wie één van de in de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen voor gehandicapten bedoelde tegemoetkomingen wordt toegekend, met uitzondering van de rechthebbenden op een integratietegemoetkoming, behorend tot de categorieën 3 en 4, bedoeld in artikel 6, § 4, eerste lid, 3° en 4° van hogervermelde wet van 27 februari 1987, waarvoor daadwerkelijk de aftrek, bedoeld in artikel 8, § 1, van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende en de integratietegemoetkoming, werd toegepast. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wijzigingen aanbrengen in dit artikel.

Art. 37decies . § 1. Het in artikel 37octies bedoelde gezin is samengesteld uit hetzij één persoon die gewoonlijk alleen leeft, hetzij twee of meer personen die gewoonlijk in dezelfde woonplaats verblijven en er samenleven. De samenstelling van het gezin wordt bepaald aan de hand van de gegevens die zijn opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen. § 2. Maakt evenwel geen deel uit van het overeenkomstig § 1 samengesteld gezin, de persoon die zich in een van de hierna opgesomde situaties bevindt : a) in een bepaald gezin geplaatst zijn in het raam van een gereglementeerde vorm van gezinsplaatsing;b) leven in een gemeenschap.Als die persoon dezelfde hoofdverblijfplaats heeft als zijn (haar) echtgenote (echtgenoot), de persoon met wie hij (zij) een feitelijk gezin vormt of zijn/haar personen ten laste, vormt hij/zij evenwel een gezin met deze personen.

De persoon die zich in één van die situaties bevindt, wordt geacht gewoonlijk alleen te leven, en op zichzelf een gezin te vormen.

Kan volgens de door de Koning vastgestelde modaliteiten kiezen geen deel uit te maken van het overeenkomstig § 1 samengesteld gezin, de persoon die zich wegens zijn gezondheidstoestand in een afhankelijkheidssituatie bevindt. Als die persoon dezelfde hoofdverblijfplaats heeft als zijn (haar) echtgenote (echtgenoot), de persoon met wie hij (zij) een feitelijk gezin vormt of zijn (haar) personen ten laste, vormt hij (zij) evenwel een gezin met deze personen. § 3. De informatie die is opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen, wordt op 1 januari van een kalenderjaar in aanmerking genomen om het recht van het betrokken gezin te bepalen in het raam van het maximum te factureren bedrag in de loop van datzelfde jaar. Indien in de loop van datzelfde jaar een persoon voor de eerste maal in het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt ingeschreven, wordt evenwel rekening gehouden met de aldus in de samenstelling van het gezin aangebrachte wijziging. § 4. De Koning bepaalt wat wordt verstaan onder « zich wegens zijn gezondheidstoestand in een afhankelijkheidssituatie bevinden », onder « gemeenschap », en onder « een feitelijk gezin vormen ». § 5. Indien de rechthebbenden van een zelfde gezin zijn aangesloten of ingeschreven bij verschillende verzekeringsinstellingen, beheert de verzekeringsinstelling waarbij de oudste persoon is aangesloten of ingeschreven, het dossier betreffende de toepassing van deze afdeling.

De betrokken verzekeringsinstellingen verstrekken haar de informatie die nodig is voor de toepassing van deze afdeling, met name die betreffende de gezinssamenstelling, en de door het betrokken lid daadwerkelijk ten laste genomen persoonlijke aandelen. Afdeling III. - Maximumfactuur, vastgesteld op grond van het

gezinsinkomen van de rechthebbende en uitgevoerd door de verzekeringsinstellingen Art. 37undecies . De verzekeringstegemoetkoming in de kosten voor de in artikel 34 bedoelde verstrekkingen is vastgesteld op 100 pct. van de vergoedingsbasis zodra het totaal van de door de rechthebbenden die het overeenkomstig artikel 37decies samengestelde gezin vormen, daadwerkelijk ten laste genomen persoonlijke aandelen betreffende de verstrekkingen die tijdens een bepaald kalenderjaar zijn verricht, hoger ligt dan een referentiebedrag dat als volgt varieert volgens het inkomen van dat gezin : Inkomen Referentiebedrag van 0 tot 13 400,00 EUR 450,00 EUR van 13 400,01 tot 20 600,00 EUR 650,00 EUR Nochtans wordt de verzekeringstegemoetkoming aan 100 pct. toegekend, ongeacht het bedrag van het inkomen van het gezin waarvan het deel uitmaakt, aan het kind, jonger dan zestien jaar, indien het tijdens het betrokken kalenderjaar daadwerkelijk persoonlijke aandelen voor een bedrag van 650 EUR heeft gedragen.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, hogervermelde leeftijdsgrens aanpassen.

In dit geval maken de persoonlijke aandelen van dat kind deel uit van het geheel van de persoonlijke aandelen die door het betrokken gezin worden gedragen.

Art. 37duodecies . § 1. De Koning stelt de procedure vast die moet worden gevolgd om het in artikel 37undecies bedoeld bedrag van de gezinsinkomens te bepalen op grond van de informatie die wordt verstrekt door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit. Worden in aanmerking genomen, de in artikel 6, tweede lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde netto-inkomens, betreffende het recentste jaar waarvoor een belasting is ingekohierd.

Indien de voormelde administratie over geen enkele informatie beschikt omtrent één of meerdere leden van het betrokken gezin, wordt het bedrag van de inkomens van deze personen vastgesteld op grond van andere bewijsmiddelen, die nader worden omschreven door de Koning. In dit geval stelt de Koning vast welke inkomens in aanmerking worden genomen. § 2. De verzekeringsinstellingen delen aan de Dienst voor administratieve controle van het Instituut de identiteitsgegevens mee van de personen die het in artikel 37undecies bedoelde gezin uitmaken.

De Dienst voor administratieve controle bezorgt deze gegevens via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid aan de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit. Deze administratie deelt, via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, aan hogervermelde Dienst voor administratieve controle, de informatie mee met betrekking tot het inkomen van de personen waarvan de identiteitsgegevens haar overgezonden werden.

De Dienst voor administratieve controle zendt, in afwijking van artikel 337, vierde lid, van het Wetboek der Inkomstenbelastingen 1992, aan de verzekeringsinstellingen de informatie over die hen moet toelaten de beslissing te nemen omtrent de toekenning van de tegemoetkoming tegen 100 pct., die bedoeld is in artikel 37undecies . § 3. Indien uit precieze, door de Koning vastgestelde criteria, blijkt dat sinds het jaar waarop de in § 1 bedoelde informatie betrekking heeft, het inkomen van één of meer rechthebbenden van het bepaalde gezin wijzigingen heeft ondergaan die een beduidende vermindering van het gezinsinkomen tot gevolg hebben, wordt het recht op de tegemoetkoming tegen 100 pct., rekening houdende met die elementen, opnieuw door de verzekeringsinstelling onderzocht op basis van die elementen en op grond van de inkomens en van een procedure die door de Koning worden vastgesteld. § 4. De verzekeringsinstellingen moeten de in § 1 bedoelde informatie geheim houden en mogen de aldus verkregen inlichtingen niet gebruiken buiten het kader van de toepassing van deze afdeling.

Art. 37terdecies . In geval van onrechtmatige toekenning van de in artikel 37undecies bedoelde tegemoetkoming tegen 100 pct., die voortvloeit uit het meedelen van onjuiste gegevens door het betrokken gezin, kan aan elk betrokken gezinslid een administratieve geldboete worden opgelegd van 90 tot 370 EUR. Deze administratieve geldboete wordt uitgesproken door de leidend ambtenaar van de Dienst voor administratieve controle of door de door hem aangewezen ambtenaar. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden, waarbij onder meer rekening gehouden wordt met de sociale en financiële toestand van de betrokken gezinsleden, en de procedure tot oplegging van de geldboete. Bij recidive kan de geldboete worden verdubbeld.

De definitieve beslissingen die met betrekking tot de in het vorige lid bedoelde geldboeten worden genomen, zijn van rechtswege uitvoerbaar. In geval de schuldenaar in gebreke blijft, kan de Administratie van het kadaster, de registratie en domeinen ermee belast worden de administratieve geldboete in te vorderen overeenkomstig de bepalingen van artikel 94 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.

De opbrengst van die geldboete wordt aan het Instituut gestort.

Art. 37quaterdecies . De in artikel 37undecies vermelde bedragen betreffende het inkomen worden jaarlijks aangepast aan een gecorrigeerd indexcijfer dat wordt berekend overeenkomstig de volgende leden.

De aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van de prijzen van het jaar vóór dat waarin de persoonlijke tegemoetkomingen in aanmerking worden genomen, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van de prijzen van het tweede jaar vóór dat waarin de persoonlijke tegemoetkomingen in aanmerking worden genomen.

Bij de berekening van de coëfficiënt wordt als volgt tewerk gegaan voor de afronding : 1° het gemiddelde van de indexcijfers wordt afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt naargelang het cijfer van het duizendste van een punt al dan niet 5 bereikt;2° de coëfficiënt wordt afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van het honderdduizendste al dan niet 5 bereikt. Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere of lagere honderdste naargelang het cijfer van het duizendste al dan niet 5 bereikt.

De aanpassing aan het gecorrigeeerde indexcijfer geschiedt voor de eerste maal voor de maximumfactuur toegekend in 2002. Afdeling IV. - Maximumfactuur, vastgesteld op grond van het

gezinsinkomen van de rechthebbende en uitgevoerd door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit Art. 37quindecies . De Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit stort het gedeelte van het persoonlijk aandeel van een jaar, dat voor een fiscaal gezin meer bedraagt dan een referentiebedrag dat als volgt varieert volgens het belastbaar inkomen van dat fiscaal gezin tijdens het jaar terug, of brengt het op de eventueel door de rechthebbende of door het fiscaal gezin waarvan hij deel uitmaakt, verschuldigde inkomstenbelastingen in mindering : Belastbaar inkomen Referentie-bedrag Van 0 tot 13 400,00 EUR 450,00 EUR Van 13 400,01 EUR tot 20 600,00 EUR 650,00 EUR Van 20 600,01 EUR tot 27 800,00 EUR 1 000,00 EUR Van 27 800,01 EUR tot 34 700,00 EUR 1 400,00 EUR Van 34 700,01 EUR tot 49 600,00 EUR 1 800,00 EUR Vanaf 49 600,01 EUR 2 500,00 EUR Art. 37sedecies . Voor de toepassing van deze afdeling moet worden verstaan onder « fiscaal gezin » : de persoon of alle personen samen, ten laste van wie één enkele fiscale aanslag in de personenbelasting wordt gevestigd, overeenkomstig de artikelen 126 en 128 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. De in het kader van deze afdeling in aanmerking genomen persoonlijke aandelen moeten betrekking hebben op de verstrekkingen die tijdens het betrokken kalenderjaar zijn vergoed en door de rechthebbende daadwerkelijk ten laste zijn genomen.

Art. 37septiesdecies . Het Instituut stort de in artikel 37quindecies bedoelde bedragen terug op de rekening van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit in een bijzonder fonds, dat voor het overige wordt gelijkgesteld met een terugbetalingsfonds als bedoeld in artikel 37 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de regels voor de uitvoering van het eerste lid, inclusief de wijze van berekening van de nalatigheidsintresten en andere administratieve kosten in geval van laattijdige storting door het Instituut.

Art. 37duodevicies . De in artikel 37quindecies vermelde terugstorting wordt behandeld als een overschot van voorheffing als bedoeld in artikel 419, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. Ze wordt enkel in aanmerking genomen voor zover het bedrag ervan ten minste 2,50 EUR bedraagt. Titel VII van genoemd Wetboek is van toepassing op dat overschot.

Art. 37undevicies . De gegevens die noodzakelijk zijn voor de toepassing van deze afdeling, worden door de verzekeringsinstellingen via elektronische weg meegedeeld aan de Kruispuntbank van de sociale zekerheid. De Kruispuntbank van de sociale zekerheid stuurt die geaggregeerde gegevens via elektronische weg door naar de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit;

Een manuele procedure wordt bepaald voor de elektronische gegevens die de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit niet heeft kunnen verwerken. Volgens die procedure bezorgen de verzekeringsinstellingen de rechthebbenden een getuigschrift op papier dat de nodige gegevens bevat voor de toepassing van dit artikel. De rechthebbenden bezorgen dat getuigschrift aan de voormelde administratie.

Die manuele procedure wordt ook toegepast voor de correctie van gegevens die vroeger zijn bezorgd, ofwel via elektronische weg, ofwel door middel van een getuigschrift op papier.

De manuele procedure wordt niet toegepast als het bedrag van de persoonlijke aandelen voor de tijdens een kalenderjaar vergoede verstrekkingen, minder dan 12,40 EUR bedraagt.

Art. 37vicies . De in artikel 37quindecies vermelde bedragen betreffende het belastbaar inkomen worden jaarlijks aangepast aan het gecorrigeerde indexcijfer, zoals bepaald in artikel 37quaterdecies .

Die aanpassing gebeurt per aanslagjaar.

De aanpassing gebeurt met behulp van de coëfficiënt die wordt verkregen door het gemiddelde van de indexcijfers van het jaar dat aan het jaar van de inkomsten voorafgaat, te delen door het gemiddelde van de indexcijfers van het tweede jaar dat aan het jaar van de inkomsten voorafgaat.

Bij de berekening van de coëfficiënt wordt op de volgende wijze afgerond : 1° het gemiddelde van de indexcijfers wordt afgerond tot het hogere of lagere honderdste van een punt naargelang het cijfer van het duizendste van een punt al dan niet 5 bereikt;2° de coëfficiënt wordt afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van het honderdduizendste al dan niet 5 bereikt. Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere of lagere honderdste naargelang het cijfer van het duizendste al dan niet 5 bereikt.

De aanpassing aan het gecorrigeerde indexcijfer geschiedt voor de eerste maal voor het inkomen van het jaar 2002 (aanslagjaar 2003). »

Art. 3.Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het Handvest van de sociaal verzekerde stelt de Koning de nadere regels vast waaronder de rechthebbenden die het betrokken gezin vormen, geïnformeerd worden omtrent hun rechten inzake de toekenning van de maximumfactuur.

De Koning stelt tevens de regels en modaliteiten vast met betrekking tot de overdracht van informatie aangaande de maximumfactuur die toegekend werd aan een rechthebbende, ten behoeve van de rechtspersonen die persoonlijke aandelen ten laste nemen betreffende de verstrekkingen die verleend werden aan die rechthebbende.

Art. 4.Het gehandicapte kind dat op de datum van bekendmaking van deze wet verhoogde kinderbijslag geniet omwille van zijn handicap, geniet de maximumfactuur bedoeld in afdeling III van hoofdstuk IIIbis van titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor het kalenderjaar waarin aan volgende voorwaarden is voldaan : - in het kalenderjaar valt een tijdvak van genot van de verhoogde kinderbijslag; - in het kalenderjaar worden daadwerkelijk persoonlijke aandelen gedragen voor een bedrag van 450 EUR. De persoonlijke aandelen van dat kind maken deel uit van het geheel van de persoonlijke aandelen, gedragen door het gezin waarvan het deel uitmaakt.

Art. 5.§ 1. Houden op uitwerking te hebben voor de verstrekkingen die zijn verricht sinds 1 januari 2002 : 1° artikel 37, § 18, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;2° het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 januari 1994, 15 mei 1995, 15 januari 1997, 17 april 1997, 24 november 1997 en 19 oktober 2001;3° het koninklijk besluit van 20 december 1993 tot uitvoering van artikel 37, § 18, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, met betrekking tot sommige zelfstandigen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 mei 1995 en 13 november 2001. Voor de toekenning van de maximumfactuur, die wordt vastgesteld op grond van de sociale categorie van de rechthebbenden en met betrekking tot de verstrekkingen die in 2002 zijn verricht, blijven die bepalingen evenwel van toepassing op de rechthebbenden die zich op de datum van de bekendmaking van deze wet in de situatie bevinden, bedoeld in artikel 2, § 2, 4°, van het hogervermeld koninklijk besluit van 3 november 1993. § 2. De verzekeringstegemoetkoming tegen 100 pct. die uiterlijk tot voor de eerste dag van de maand, volgend op de bekendmaking van deze wet, is toegekend op grond van de reglementaire bepalingen die in § 1 bedoeld zijn en betreffende de in 2002 verrichte verstrekkingen, blijft verworven voor de betrokken rechthebbenden. § 3. Artikel 43 van de programmawet van 24 december 1993, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1994, 29 april 1996, 24 december 1999, 12 augustus 2000, 2 januari 2001 en 30 december 2001 en bij de koninklijke besluiten van 20 juli 2000 en 11 december 2001, wordt opgeheven.

Dit artikel blijft evenwel van toepassing op de sociale vrijstellingen van het persoonlijk aandeel die zijn toegekend tot en met het jaar 2001. § 4. De Koning bepaalt de toepassingsvoorwaarden waaronder Hoofdstuk IIIbis van titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt toegepast door de Hulp- en voorzorgkas voor zeevarenden en de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid.

Art. 6.§ 1. De bepalingen van deze wet hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2002. § 2. In afwijking van § 1 hebben de bepalingen van de door deze wet ingevoegde afdeling III van Hoofdstuk IIIbis van Titel III van dezelfde gecoördineerde wet, uitwerking met ingang van 1 januari 2001 voor de gezinnen waarvan het bedrag van de inkomens die zijn bedoeld in artikel 37duodecies , § 1, eerste lid, lager is dan of gelijk is aan 13 730,98 EUR. De in artikel 37undecies bedoelde tegemoetkoming tegen 100 pct. in de kosten van de in 2001 verrichte verstrekkingen wordt toegekend op grond van een procedure die door de Koning wordt vastgesteld. Het in aanmerking genomen gezin is het gezin dat op 1 januari 2002 bestaat en het bedrag van de daadwerkelijk ten laste genomen persoonlijke aandelen moet hoger liggen dan 446 EUR. Met betrekking tot de gezinnen bedoeld in het eerste lid, hebben de bepalingen van hogervermelde afdeling III evenwel uitwerking met ingang van 1 januari 2002 1° wanneer een verzekeringstegemoetkoming tegen 100 pct.is toegekend op grond van het in artikel 5, § 1, bedoeld koninklijk besluit van 3 november 1993, behalve als er zich in het betrokken gezin een rechthebbende bevindt, die is bedoeld in artikel 2, § 2, 6°, van hogervermeld koninklijk besluit van 3 november 1993; 2° in alle gevallen, als de leden van het betrokken gezin aangesloten zijn bij verschillende verzekeringsinstellingen. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 5 juni 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^