Etaamb.openjustice.be
Wet van 05 juni 2004
gepubliceerd op 22 juni 2004

Wet tot wijziging van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2004002055
pub.
22/06/2004
prom.
05/06/2004
ELI
eli/wet/2004/06/05/2004002055/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 JUNI 2004. - Wet tot wijziging van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel

Art. 2.In artikel 3 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, gewijzigd bij de wetten van 20 juli 1991, 20 mei 1997 en 15 december 1998 en bij het koninklijk besluit van 10 april 1995 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het tweede lid wordt aangevuld als volgt : « Die onderhandelingen hebben betrekking op de materies bedoeld in artikel 3, § 1, zevende lid en § 3, artikel 9bis, § 1, 1° en 2°, f) en § 5 alsmede op de materies die tot de federale bevoegdheid behoren en die zowel op de onder 1° als op de onder 2° bedoelde personeelsleden betrekking hebben.Die onderhandelingen kunnen eveneens betrekking hebben op andere materies waarover de overheden en de vakorganisaties die zitting hebben in het comité akkoord zijn te onderhandelen. »; b) het zevende lid wordt vervangen als volgt : « In afwijking van het eerste lid, 1° en 2°, van deze paragraaf, van § 2 en van artikel 4, § 3, worden uitsluitend voorgelegd aan het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten : 1° de voorstellen tot wijziging van deze wet of van haar uitvoeringsbesluiten;2° de voorstellen tot wijziging van de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector of van zijn uitvoeringsbesluiten;3° de aspecten van de onderbreking van de beroepsloopbaan die tot de federale bevoegdheid behoren.» c) een achtste lid wordt toegevoegd luidend als volgt : « Het secretariaat van het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten is, ten opzichte van de overheden en de vakorganisaties die zitting hebben in het comité, belast met : 1° de informatieverstrekking over de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in de Nationale Arbeidsraad en over de protocols opgesteld na onderhandeling in het comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten en de sectorcomités van de Gewesten en Gemeenschappen;2° het in kennis stellen en opvolgen van Europese dossiers en Europese richtlijnen die betrekking hebben op personeelsleden van overheidsdiensten met het oog op een mogelijke bespreking ervan in het comité;3° het oprichten en organiseren van een studiecentrum dat de evolutie volgt van de collectieve arbeidsverhoudingen, de loopbanen, de arbeidsvoorwaarden en de lonen in de openbare en particuliere sectoren.»; 2° er wordt een § 3 toegevoegd, luidende : « § 3.De wettelijke of reglementaire bepalingen die alleen gelden voor het personeel op wie de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités van toepassing is, de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in een paritair orgaan en de voorstellen van de Nationale Arbeidsraad, worden, met het oog op het nemen van specifieke regels voor het personeel op wie de door deze wet ingestelde regeling toepasselijk is verklaard, voorgelegd aan het onderhandelingscomité of het overlegcomité bevoegd voor het betrokken personeel op initiatief van de overheid of van een representatieve vakorganisatie in de zin van artikel 7. »

Art. 3.Hoofdstuk IIbis van dezelfde wet, bestaande uit de artikelen 9bis tot 9sexies, ingevoegd bij de wet van 15 december 1998, wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK IIbis. - De minimale rechten

Art. 9bis.§ 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de minimale rechten bepaald in de volgende materies : 1° a) de kinderbijslag;b) de arbeidsongevallen en de beroepsziekten;c) het recht op pensioen en de nadere regelen ter berekening van het pensioen, met inbegrip van de principes die, met het oog op de perequatie van de pensioenen, moeten toegepast worden voor de vaststelling van de weddenschalen verbonden aan afgeschafte graden, in het bijzonder wat betreft de afschaffing van graden in het raam van sectorale herstructureringen of reorganisaties, met uitsluiting van de eigen pensioenregelingen die bestaan voor de statutaire personeelsleden van de publiekrechtelijke rechtspersonen die onder de gemeenschappen, de gewesten, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de Franse Gemeenschapscommissie ressorteren;d) het stelsel van de koppeling van de bezoldigingen aan het indexcijfer der consumptieprijzen;e) de sociale bescherming bij de verbreking van het statutair dienstverband;2° a) de maximale arbeidsduur;b) het minimale aantal dagen jaarlijks vakantieverlof;c) de minimale regels inzake de statutaire en geldelijke rechten bij bevallingsverlof;d) het minimale percentage van het brutomaandloon dat wordt toegekend als vakantiegeld;e) het gewaarborgd maandelijks minimuminkomen voor volledige prestaties;f) het recht op pensioen en de nadere regelen ter berekening van het pensioen in de eigen pensioenregelingen, die bestaan voor de statutaire personeelsleden van de publiekrechtelijke rechtspersonen die onder de gemeenschappen, de gewesten, de Gemeenschappelijke Gemeenschaps- commissie en de Franse Gemeenschapscommissie ressorteren, met inbegrip van de principes die, met het oog op de perequatie van de pensioenen, moeten toegepast worden voor de vaststelling van de weddenschalen verbonden aan afgeschafte graden. § 2. Op initiatief van de betrokken overheden of van de vakorganisaties die zitting hebben in het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten, kan de lijst van de materies bedoeld in § 1 door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, worden aangevuld na onderhandeling in dat comité. § 3. Wat de materies bedoeld in § 1, 1°, betreft, zijn alle bepalingen van de wetgeving minimale rechten. § 4. Wat de materie bedoeld in § 1, 2°, f), betreft, zijn alle bepalingen van de wetgeving minimale rechten. § 5. Wat de statutaire personeelsleden betreft op wie deze wet van toepassing verklaard is, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de minimale rechten in elk van de materies bedoeld in § 1, 2°, a) tot e).

Art. 9ter.- De voorstellen die betrekking hebben op minimale rechten bedoeld in artikel 9bis, § 1, 1° en 2°, f), worden uitsluitend voorgelegd aan het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten.

De ontwerpen van koninklijk besluit tot bepaling of tot wijziging van de minimale rechten krachtens artikel 9bis, § 5, worden uitsluitend voorgelegd aan het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten.

De federale overheid, de gemeenschaps- en gewestregeringen, het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en het College van de Franse Gemeenschapscommissie overleggen vooraf over het standpunt dat zij tijdens de onderhandelingen zullen innemen over elk voorstel betreffende de bepaling of de wijziging van de minimale rechten krachtens artikel 9bis, § 5, in het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten.

Art. 9quater.§ 1. In geval één of meer afvaardigingen van vakorganisaties die zitting hebben in een comité, van mening zijn dat het in strijd is met de bepalingen van dit hoofdstuk dat een voorstel wordt voorgelegd aan dit comité, zal de onderhandeling eerst handelen over de bevoegdheid van dit comité. § 2. - Bij gebrek aan een akkoord tussen de afvaardiging van de overheid en de afvaardigingen van de vakorganisaties over de bevoegdheid van het comité bedoeld in § 1, en op verzoek van een representatieve vakorganisatie die zowel zitting heeft in dat comité als in de algemene comités, heeft een onderhandeling over die bevoegdheid plaats, naar gelang van de bevoegde overheid, in het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten, het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten of de bevoegde onderafdeling opgericht in dit comité.

Het verzoek bedoeld in het eerste lid wordt bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs toegezonden aan de voorzitter van het comité waarin de onderhandeling over de bevoegdheid moet plaatshebben.

In afwijking van artikel 2, § 3, worden de termijnen voor de onderhandelingsprocedure in het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten, het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten of de bevoegde onderafdeling opgericht in dit comité, op zodanige wijze door de afvaardiging van de overheid vastgesteld dat de definitieve tekst van het protocol wordt opgesteld binnen dertig dagen na de datum van ontvangst van de aangetekende brief, bedoeld in het tweede lid. § 3. De onderhandeling in het comité bedoeld in § 1 kan niet worden beëindigd zolang de conclusies van de onderhandeling in het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten, het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten of de bevoegde onderafdeling opgericht in dit comité niet in een protocol zijn opgenomen. § 4. In geval dat een voorstel minder gunstig is als het minimaal recht bepaald door de Koning krachtens artikel 9bis, § 5, kan een representatieve vakorganisatie bedoeld in § 2, vragen dat voorstel op de dagorde te plaatsen, naar gelang de bevoegde overheid, van het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten, van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten of van de bevoegde onderafdeling opgericht in dit comité.

Het verzoek wordt bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs toegezonden aan de voorzitter van het bevoegde comité bedoeld in het eerste lid.

In afwijking van artikel 2, § 3, worden de termijnen voor de onderhandelingsprocedure in het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten, het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten of de bevoegde onderafdeling opgericht in dit comité, op zodanige wijze door de afvaardiging van de overheid vastgesteld dat de definitieve tekst van het protocol wordt opgesteld binnen dertig dagen na de datum van ontvangst van de aangetekende brief, bedoeld in het tweede lid. ».

Art. 4.In dezelfde wet wordt een hoofdstuk IIter ingevoegd, luidende : « HOOFDSTUK IIter. - Afwijking op de bevoegdheden

Art. 9quinquies.In geval de bepalingen van een voorstel die betrekking hebben op dezelfde materie ressorteren onder verscheidene onderhandelingscomités of overlegcomités bevoegd voor de federale overheidsdiensten, kan de overheid beslissen, na overleg met de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7, de totaliteit van het voorstel voor te leggen aan een algemeen comité zonder evenwel afbreuk te doen aan de respectieve bevoegdheden van de algemene comités. »

Art. 5.Artikel 13, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1983, wordt opgeheven. HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding

Art. 6.Artikel 2, 1°, a) en b) en artikel 3 treden in werking op een door de Koning te bepalen datum.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 5 juni 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie en Grootstedenbeleid, Mevr. M. ARENA Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Nota's (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-314 - 2003/2004 : Nr.1. : Wetsontwerp.

Nr. 2. : Verslag.

Nr. 3. : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 22 januari 2004.

Stukken van de Senaat : 3-477 - 2003/2004 : Nr. 1. : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Nr. 2. : Verslag.

Nr. 3. : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Handelingen van de Senaat : 18 maart 2004.

^