Etaamb.openjustice.be
Wet van 05 mei 2019
gepubliceerd op 19 juni 2019

Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2019041200
pub.
19/06/2019
prom.
05/05/2019
ELI
eli/wet/2019/05/05/2019041200/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

5 MEI 2019. - Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2. - Bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door de Federale Overheidsdienst Justitie in het kader van de uitoefening van de wettelijke opdrachten van de penitentiaire administratie, in het kader van de uitoefening van de wettelijke opdrachten van toezicht, opvolging en controle van personen die het voorwerp uitmaken van een strafrechtelijke beslissing en die, mits naleving van voorwaarden, in vrijheid zijn, in vrijheid werden gesteld of in vrijheid zijn gelaten en in het kader van de opvolging op dossierniveau van de uitvoeringsfase van gerechtelijke beslissingen houdende straffen en maatregelen van gerechtelijke overheden in strafzaken HOOFDSTUK 1. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van deze titel en zijn uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder : 1° de wet van 12 januari 2005 : de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden;2° vrijheidsstraf : opsluiting, hechtenis, gevangenisstraf, militaire gevangenisstraf, vervangende gevangenisstraf, de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank;3° vrijheidsbenemende maatregel : elke vorm van vrijheidsbeneming op andere dan de in 2° genoemde gronden, met inbegrip van de internering op basis van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering;4° penitentiaire administratie : het openbaar bestuur belast met de uitvoering van veroordelingen tot vrijheidsstraffen en van vrijheidsbenemende maatregelen waarvan de bevoegde overheid de uitvoering heeft gevorderd;5° inrichting : a) de gevangenis bedoeld in artikel 2, 15°, van de wet van 12 januari 2005;b) de door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij;c) het gemeenschapscentrum voor minderjarigen waarin personen worden geplaatst na uithandengeving als bedoeld bij artikel 57bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade;6° gedetineerde: de persoon ten aanzien van wie de uitvoering van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel geheel of gedeeltelijk plaats vindt in een inrichting;7° Algemene Verordening Gegevensbescherming: de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van de Richtlijn 95/46/EG;8° de minister: de minister die Justitie in zijn bevoegdheden heeft. HOOFDSTUK 2. - De gegevensbanken Afdeling 1. - Sidis Suite

Art. 3.Bij de Federale Overheidsdienst Justitie wordt een geïnformatiseerde gegevensbank opgericht, hierna "Sidis Suite" genoemd, waarin de gegevens worden verwerkt die nodig zijn voor de adequate uitoefening van de wettelijke opdrachten van de penitentiaire administratie, bestaande uit : 1° het beheer van de inrichtingen bedoeld in artikel 2, 5°, a) en b);2° de uitvoering van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen, in het bijzonder de toepassing van alle regels die verband houden met : a) de rechten en plichten van de gedetineerde als bewoner van de inrichting;b) de duur van de detentie;c) het al dan niet tijdelijk verlaten van de inrichting.

Art. 4.De Federale Overheidsdienst Justitie is met betrekking tot de in deze afdeling bedoelde gegevensbank de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

Art. 5.§ 1. Met betrekking tot de gedetineerde worden de volgende categorieën van persoonsgegevens in Sidis Suite verwerkt : 1° de identificatiegegevens, zijnde de gegevens die het mogelijk maken de gedetineerde op unieke wijze te identificeren;2° de gerechtelijke gegevens, zijnde de gegevens in verband met de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel die de grondslag van de detentie vormt;3° de gegevens aangaande de interne rechtspositie van de gedetineerde, zijnde de gegevens die verband houden met het leven van de persoon in de inrichting en de op hem in dat kader van toepassing zijnde rechten en plichten;4° de gegevens aangaande de externe rechtspositie van de gedetineerde, zijnde de gegevens die verband houden met de duur van de detentie en het al dan niet tijdelijk verlaten van de inrichting;5° de gegevens die de gezondheid betreffen, zijnde de gegevens die worden bijgehouden in het kader van de medische opvolging en behandeling van de gedetineerde. § 2. Met betrekking tot het bij de in de eerste paragraaf bedoelde persoon verblijvend kind worden de volgende categorieën van persoonsgegevens in Sidis Suite verwerkt : 1° de identificatiegegevens;2° de gegevens betreffende het verblijf in de inrichting. § 3. Met betrekking tot de personen bedoeld in artikel 59 van de wet van 12 januari 2005, worden de volgende categorieën van persoonsgegevens in Sidis Suite verwerkt : 1° de identificatiegegevens;2° de gegevens betreffende de bezoeken. § 4. Met betrekking tot de andere dan de in de paragrafen 1 tot en met 3 bedoelde personen die de inrichting in welke hoedanigheid ook betreden, worden volgende categorieën van persoonsgegevens in Sidis Suite verwerkt : 1° de identificatiegegevens;2° de gegevens betreffende de toegang tot de inrichting. § 5. Indien met betrekking tot slachtoffers gegevens worden verwerkt met het oog op de opdrachten bedoeld in artikel 3, worden volgende categorieën van persoonsgegevens in Sidis Suite verwerkt : 1° de identificatiegegevens en contactgegevens van het slachtoffer of zijn vertegenwoordiger;2° de voor de uitvoering van de in artikel 3 bedoelde opdrachten relevante gegevens. § 6. Na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, geeft de Koning nadere invulling aan de categorieën van gegevens bedoeld in de paragrafen 1 tot en met 5.

Art. 6.De Federale Overheidsdienst Justitie kent op individuele en persoonlijke basis lees- en/of schrijfrechten toe in Sidis Suite aan haar personeel, aan het personeel van de gemeenschapscentra en, in voorkomend geval, aan de door de penitentiaire administratie aangestelde beroepsbeoefenaren bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt. Deze rechten mogen niet worden overgedragen.

De draagwijdte van deze rechten wordt vastgesteld rekening houdend met de taken en, in voorkomend geval, de hoedanigheid van de gebruiker. De gebruiker heeft enkel toegang tot Sidis Suite voor zover die toegang toereikend, ter zake dienend en niet overmatig is voor het uitvoeren van diens specifieke taken binnen de wettelijke opdrachten bedoeld in artikel 3. De Federale Overheidsdienst Justitie stelt daartoe de gebruikersprofielen vast.

Art. 7.§ 1. Aan de volgende overheden, organen of diensten wordt een leesrecht toegekend met betrekking tot de in Sidis Suite verwerkte gegevens die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun wettelijke opdrachten : 1° de politiediensten;2° de Veiligheid van de Staat;3° de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid;4° het coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse;5° het openbaar ministerie en de parketsecretariaten;6° de magistraten van de zetel, de assessoren bij de strafuitvoeringsrechtbank en de griffies;7° de Dienst Vreemdelingenzaken;8° het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen;9° de diensten van de Gemeenschappen die opdrachten uitoefenen in het kader van de gerechtelijke procedure of de uitvoering van gerechtelijke beslissingen, met inbegrip van de dienst die de uitwerking en de opvolging van het elektronisch toezicht verzekert;10° de personen of diensten belast met de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden;11° de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen en de Commissies van toezicht;12° de gerechtsdeurwaarders;13° de instellingen of diensten belast met de toepassing van een wetgeving betreffende de sociale zekerheid of de sociale bijstand en de inspectiediensten belast met de controle op de naleving van de toekenningsvoorwaarden van de in toepassing van die wetgeving toegekende voordelen of uitkeringen;14° de gemeentebesturen;15° de niet door de penitentiaire administratie aangestelde beroepsbeoefenaar bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt;16° de federale Ombudsman. § 2. De Koning bepaalt, na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, de omvang en de modaliteiten van dat leesrecht en preciseert per overheid, orgaan of dienst voor welke specifieke doeleinden de gegevens kunnen worden aangewend. § 3. Binnen elke overheid, orgaan of dienst is het leesrecht strikt beperkt tot de gemachtigde personen en wordt het slechts toegekend voor zover het toereikend, ter zake dienend en niet overmatig is voor het uitvoeren van hun wettelijke opdrachten.

Bij de organisatie van het leesrecht zal maximaal gebruik gemaakt worden van de technieken die door dienstenintegratoren ter beschikking gesteld kunnen worden. § 4. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, andere overheden, organen of diensten aanwijzen die een leesrecht krijgen met betrekking tot de in de in Sidis Suite verwerkte gegevens en er overeenkomstig het tweede lid de omvang en modaliteiten en specifieke doeleinden van bepalen.

Art. 8.§ 1. De Dienst Vreemdelingenzaken heeft een registratieplicht en ten behoeve daarvan een schrijfrecht in Sidis Suite voor wat betreft de relevante gegevens inzake het verblijfsstatuut van de gedetineerde vreemdelingen. Hij is verantwoordelijk voor de juistheid van deze gegevens.

De directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken wijst de personeelsleden aan belast met de registratie en bijwerking van de gegevens bedoeld in het eerste lid. Deze lijst wordt in functie van het gebruikers- en toegangsbeheer ter beschikking gesteld van de Federale Overheidsdienst Justitie. § 2. De politiediensten hebben een registratieplicht en ten behoeve daarvan een schrijfrecht in Sidis Suite voor de relevante gegevens inzake gedetineerden in het kader van de uitoefening van hun opdrachten bedoeld in artikel 23 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.

De korpschefs van de lokale politie, de directeurs-generaal en de directeurs van de federale politie of de personen aan wie zij die opdracht delegeren, wijzen de personen aan die belast zijn met de registratie en de bijwerking van de gegevens bedoeld in het eerste lid. Deze lijst wordt in functie van het gebruikers- en toegangsbeheer ter beschikking gesteld van de Federale Overheidsdienst Justitie. § 3. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, andere Belgische overheden, organen of diensten aanwijzen die schrijfrecht en registratieplicht hebben in Sidis Suite en er de specifieke doelen, de omvang en modaliteiten van bepalen.

Art. 9.Onverminderd de toepassing van bijzondere regelgeving inzake de bewaring van de gegevens bedoeld in artikel 5, § 1, 5°, zijn de gegevens bedoeld in artikel 5, §§ 1, 1° tot en met 4°, 2, 3 en 5 beschikbaar en raadpleegbaar gedurende de door de Koning, na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, te bepalen periode en uiterlijk tot tien jaar na de invrijheidstelling van de persoon in het kader van wiens detentie de gegevens werden verwerkt. Na deze periode worden de gegevens gearchiveerd tot aan het overlijden van de betrokkene of totdat de betrokkene de leeftijd van 90 jaar heeft bereikt. De gearchiveerde gegevens zijn opnieuw beschikbaar en raadpleegbaar : 1° wanneer de persoon in het kader van wiens detentie de gegevens werden verwerkt terug wordt opgesloten, of 2° mits individuele, gemotiveerde beslissing van de directeur-generaal van de penitentiaire administratie of zijn gemachtigde. De gegevens bedoeld in artikel 5, § 4, worden bewaard tot vijf jaar na de laatste verwerking ervan in Sidis Suite en worden vervolgens gewist. Afdeling 2. - Geïntegreerd register voor opvolging, begeleiding en

controle van personen die het voorwerp uitmaken van een strafrechtelijke beslissing, een jeugdbeschermingsbeslissing of een interneringsbeslissing en die, mits het naleven van voorwaarden, in vrijheid zijn, in vrijheid werden gesteld of in vrijheid zijn gelaten

Art. 10.Er wordt een geïnformatiseerde gegevensbank opgericht waarvan de minister van Justitie de verwerkingsverantwoordelijke is. In deze gegevensbank worden de persoonsgegevens en informatie verwerkt die nodig zijn voor de adequate uitoefening van de wettelijke of reglementaire opdrachten van opvolging, begeleiding en controle door de bevoegde overheden, organen of diensten bedoeld in de artikelen 12 tot 13 van de voorwaarden opgelegd aan personen die het voorwerp vormen van een strafrechtelijke beslissing, een jeugdbeschermingsbeslissing of een interneringsbeslissing, en die, mits naleving van deze voorwaarden in vrijheid zijn, in vrijheid werden gesteld of in vrijheid zijn gelaten.

Art. 11.§ 1. Met betrekking tot de personen die het voorwerp uitmaken van een beslissing bedoeld in artikel 10 worden volgende categorieën van persoonsgegevens en informatie verwerkt in dit Register : 1° de identificatiegegevens, zijnde de gegevens die het mogelijk maken de betrokkene op unieke wijze te identificeren die, mits voorwaarden worden nageleefd, in vrijheid is, in vrijheid werd gesteld of in vrijheid is gelaten;2° de strafrechtelijke beslissing, jeugdbeschermingsbeslissing of interneringsbeslissing;3° in voorkomend geval, de uitvoeringsmodaliteit van de beslissing bedoeld in artikel 10;4° de voorwaarden opgelegd aan de persoon bedoeld in punt 1° ;5° de gegevens inzake opvolging en controle met betrekking tot de persoon bedoeld in 1°. § 2. Persoonsgegevens van slachtoffers, getuigen en derden opgenomen in de voorwaarden bedoeld in § 1, 4°, kunnen worden verwerkt in het kader van de uitoefening van de opdrachten overeenkomstig artikel 10. § 3. Na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, geeft de Koning nadere invulling aan de categorieën van gegevens bedoeld in de paragrafen 1 en 2.

Art. 12.§ 1. Aan de volgende overheden, organen of diensten wordt een leesrecht toegekend met betrekking tot de gegevens en informatie die verwerkt zijn in het Register bedoeld in artikel 10, en die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun wettelijke opdrachten van opvolging, begeleiding en controle van personen die het voorwerp uitmaken van de voorwaarden bedoeld in artikel 11, § 1, 4° : 1° de magistraten van de zetel van alle strafgerechten, de assessoren bij de strafuitvoeringsrechtbank en de griffies;2° het openbaar ministerie en de parketsecretariaten;3° de probatiecommissie en haar secretariaat;4° de politiediensten;5° de diensten van de Gemeenschappen die opdrachten uitoefenen in het kader van de gerechtelijke procedure of de uitvoering van gerechtelijke beslissingen, met inbegrip van de dienst die de uitwerking en de opvolging van het elektronisch toezicht verzekert;6° de personeelsleden van de penitentiaire administratie;7° de minister van Justitie of zijn gemachtigde. § 2. De overheden, organen of diensten bedoeld in de eerste paragraaf, 1°, 2° en 4° kunnen eveneens de persoonsgegevens en informatie consulteren in het Register bedoeld in artikel 10 in het kader van strafonderzoeken. § 3. De minister stelt in het kader van zijn bevoegdheden de profielen van de leesrechten op voor het Register bedoeld in artikel 10. De draagwijdte van die profielen wordt vastgesteld rekening houdende met de opdrachten en, in voorkomend geval, met de hoedanigheid van de gebruiker en met de beginselen van bescherming van de persoonsgegevens, de naleving van de vertrouwelijkheidsplicht en het beroepsgeheim. § 4. De overheden, organen of diensten wijzen binnen hun diensten de personen met een leesrecht aan.

Dit leesrecht wordt individueel toegekend en is toereikend, ter zake dienend en niet overmatig voor het uitvoeren van specifieke taken in het kader van hun wettelijke of reglementaire opdrachten.

De lijst met die personen wordt ter beschikking gehouden van de bevoegde toezichthoudende autoriteit. § 5. Na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit preciseert de Koning de specifieke doeleinden, de draagwijdte en de modaliteiten van de leesrechten voor die overheden, organen of diensten. § 6. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, andere overheden, organen of diensten aanwijzen waaraan een leesrecht wordt toegekend met betrekking tot de gegevens en informatie die verwerkt zijn in het Register bedoeld in artikel 10, alsmede de specifieke doeleinden, de draagwijdte en modaliteiten van dat leesrecht bepalen.

Art. 13.§ 1. De volgende overheden, organen of diensten krijgen een registratieplicht opgelegd en ten behoeve daarvan een schrijfrecht in het Register bedoeld in artikel 10, voor de basisgegevens bedoeld in artikel 11, eerste paragraaf, 1° tot 4°, en § 2 : 1° de magistraten van de zetel van alle strafgerechten en de assessoren bij de strafuitvoeringsrechtbank in het kader van de beslissingen bedoeld in artikel 10 die zij genomen hebben of waarvan zij de opvolging verzekeren, alsmede de griffies;2° het openbaar ministerie in het kader van de voorwaarden die het wettelijk kan opleggen, alsmede de parketsecretariaten;3° de probatiecommissie in het kader van de voorwaarden die zij wettelijk kan opleggen alsook in het kader van haar bevoegdheid inzake opvolging van de probatiemaatregelen, alsmede het secretariaat van de probatiecommissie;4° de personeelsleden van de penitentiaire administratie bevoegd voor het toekennen van strafuitvoeringsmodaliteiten die onder haar bevoegdheid vallen;5° de minister in het kader van de maatregelen die onder zijn bevoegdheid vallen of zijn gemachtigde. § 2. De volgende overheden, organen of diensten krijgen een registratieplicht opgelegd met betrekking tot de gegevens en informatie bedoeld in artikel 11, § 1, 5°, volgens de richtlijnen die gezamenlijk zijn opgesteld door de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken, de bevoegde gemeenschapsministers en het College van procureurs-generaal, en ten behoeve daarvan een schrijfrecht in het Register bedoeld in artikel 10 : 1° de politiediensten in het kader van de opvolging en controle bedoeld in de artikelen 19 tot 20 van de wet op het politieambt;2° het openbaar ministerie en de parketsecretariaten in het kader van hun opdracht inzake strafuitvoering en van de controle daarop. § 3. De overheden, organen of diensten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 zijn verantwoordelijk voor de juistheid en actualisering van deze gegevens. § 4. De minister in het kader van zijn bevoegdheden stelt de profielen van de schrijfrechten op voor het Register bedoeld in artikel 10. De draagwijdte van die profielen wordt vastgesteld rekening houdende met de opdrachten en, in voorkomend geval, met de hoedanigheid van de gebruiker. § 5. De overheden, organen of diensten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 wijzen binnen hun diensten de personen aan die belast zijn met de registratie en bijwerking van de gegevens en informatie bedoeld in artikel 11 in het Register bedoeld in artikel 10.

De overheden, organen of diensten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 blijven verantwoordelijk voor de registratie en bijwerking van de gegevens en informatie bedoeld in artikel 11 wanneer zij automatisch worden doorgegeven door hun eigen informatiesysteem via een gegevensstroom.

Pertinente gegevens uit de gegevensbanken bedoeld in de artikelen 3 en 15 worden automatisch doorgestuurd naar dit Register. § 6. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, andere overheden, organen of diensten aanwijzen die door of krachtens hun wettelijke of reglementaire opdrachten basisgegevens en informatie bedoeld in artikel 11, § 1, 1° tot 4° en § 2, verwerken en die, teneinde het register bedoeld in artikel 10 te voeden, beschikken over een schrijfrecht en registratieplicht in dat register, en de draagwijdte en modaliteiten ervan bepalen, of andere Belgische overheden, organen of diensten aanwijzen die door of krachtens hun wettelijke of reglementaire opdrachten een plicht tot begeleiding, opvolging of controle van de personen bedoeld in artikel 11 hebben en die, teneinde het Register bedoeld in artikel 10 te voeden, beschikken over een schrijfrecht en registratieplicht in dat Register, voor de gegevens en informatie bedoeld in artikel 11, § 1, 5°, en de draagwijdte, de omvang en modaliteiten ervan bepalen.

Art. 14.De gegevens bedoeld in artikel 11 zijn beschikbaar en raadpleegbaar gedurende maximaal tien jaar na de laatste verwerking ervan in het Register bedoeld in artikel 10. Na die termijn worden zij gewist. Afdeling 3. - Geïntegreerd Elektronisch Justitieel Opvolgdossier

Art. 15.Bij de Federale Overheidsdienst Justitie wordt een geïnformatiseerde gegevensbank opgericht, hierna "Geïntegreerd Elektronisch Justitieel Opvolgdossier" genoemd, waarin de gegevens verwerkt worden die nodig zijn voor de adequate opvolging op dossierniveau van de uitvoeringsfase van gerechtelijke beslissingen houdende straffen en maatregelen van gerechtelijke overheden in strafzaken.

Art. 16.De Federale Overheidsdienst Justitie is met betrekking tot de in deze afdeling bedoelde gegevensbank de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 4, 7), van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

Art. 17.§ 1. Met betrekking tot de personen die het voorwerp uitmaken van een beslissing bedoeld in artikel 15 worden volgende categorieën van persoonsgegevens in het Geïntegreerd Elektronisch Justitieel Opvolgdossier verwerkt : 1° de identificatiegegevens, zijnde de gegevens die het mogelijk maken de betrokkene op unieke wijze te identificeren;2° de gerechtelijke en andere gegevens, zijnde al de gegevens in verband met de tenuitvoerlegging van de beslissingen bedoeld in artikel 15. § 2. Indien met betrekking tot slachtoffers gegevens worden verwerkt met het oog op de opdrachten omschreven in artikel 15, worden volgende categorieën van persoonsgegevens in het Geïntegreerd Elektronisch Justitieel Opvolgdossier verwerkt : 1° de identificatiegegevens en contactgegevens van het slachtoffer of zijn vertegenwoordiger;2° de voor de uitvoering van de in artikel 15 bedoelde opdrachten relevante gegevens. § 3. Na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, geeft de Koning nadere invulling aan de categorieën van gegevens bedoeld in de paragrafen 1 en 2.

Art. 18.De Federale Overheidsdienst Justitie kent op individuele en persoonlijke basis lees- en/of schrijfrechten toe in het Geïntegreerd Elektronisch Justitieel Opvolgdossier aan haar personeel. Deze rechten mogen niet worden overgedragen.

De draagwijdte van deze rechten wordt vastgesteld rekening houdend met de taken en, in voorkomend geval, de hoedanigheid van het personeelslid. Het personeelslid heeft enkel toegang tot het Geïntegreerd Elektronisch Justitieel Opvolgdossier voor zover die toegang toereikend, ter zake dienend en niet overmatig is voor het uitvoeren van diens specifieke taken binnen de algemene wettelijke opdrachten bedoeld in artikel 15. De Federale Overheidsdienst Justitie stelt daartoe de gebruikersprofielen vast.

Art. 19.§ 1. Aan de volgende overheden, organen of diensten wordt een leesrecht toegekend met betrekking tot de in het Geïntegreerd Elektronisch Justitieel Opvolgdossier verwerkte gegevens die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun specifieke taken binnen de wettelijke opdrachten bedoeld in artikel 15: 1° de magistraten van de zetel, de assessoren bij de strafuitvoeringsrechtbank en de griffies;2° het openbaar ministerie en de parketsecretariaten;3° de probatiecommissie en het secretariaat van de probatiecommissie;4° de diensten van de Gemeenschappen die opdrachten uitoefenen in het kader van de gerechtelijke procedure, die bevoegd zijn voor de organisatie en de controle van het elektronisch toezicht, voor de opvolging en de begeleiding van beschuldigde, veroordeelde of geïnterneerde personen, evenals voor slachtofferonthaal;5° de verantwoordelijke voor de zorg, zoals bedoeld in artikel 3, 3°, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering indien de geïnterneerde persoon geplaatst is in een inrichting bedoeld in artikel 3, 4°, c) of d) van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering;6° de personeelsleden van de penitentiaire administratie. § 2. Binnen elke overheid, orgaan of dienst is het leesrecht strikt beperkt tot de gemachtigde personen en wordt het slechts toegekend voor zover het toereikend, ter zake dienend en niet overmatig is voor het uitvoeren van hun wettelijke opdrachten. § 3. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, andere overheden, organen of diensten aanwijzen die een leesrecht krijgen met betrekking tot de in het Geïntegreerd Elektronisch Justitieel Opvolgdossier verwerkte gegevens en er de specifieke doeleinden, de omvang en modaliteiten van bepalen.

Art. 20.§ 1. De volgende overheden, organen of diensten hebben een registratieplicht en ten behoeve daarvan een schrijfrecht in het Geïntegreerd Elektronisch Justitieel Opvolgdossier, voor de gegevens bedoeld in artikel 17, waarvan zij de auteur zijn : 1° de magistraten van de zetel en de assessoren bij de strafuitvoeringsrechtbank;2° het openbaar ministerie en de parketsecretariaten;3° de probatiecommissie en het secretariaat van de probatiecommissie;4° de diensten van de Gemeenschappen bevoegd voor de organisatie en de controle van het elektronisch toezicht, voor de opvolging en de begeleiding van veroordeelde en geïnterneerde personen evenals voor de bijstand aan slachtoffers;5° de directeur, zoals bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van 17 mei 2016 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten en in artikel 3, 2°, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering;6° de verantwoordelijke voor de zorg, zoals bedoeld in artikel 3, 3°, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering indien de geïnterneerde persoon geplaatst is in een inrichting bedoeld in artikel 3, 4°, c) of d) van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering. § 2. De overheden, organen of diensten bedoeld in paragraaf 1 zijn verantwoordelijk voor de juistheid van deze gegevens.

Zij wijzen binnen hun diensten de personen aan belast met de registratie en bijwerking van de gegevens bedoeld in artikel 17 en, ingeval deze gegevens automatisch worden overgezonden aan het Geïntegreerd Elektronisch Justitieel Opvolgdossier door een ander geïnformatiseerd informatiesysteem, de personen belast met de registratie en de bijwerking van deze gegevens in laatstgenoemd systeem. Deze lijst wordt ter beschikking gesteld van de Federale Overheidsdienst Justitie in functie van het gebruikers- en toegangsbeheer. § 3. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de bevoegde toezichthoudende autoriteit, andere Belgische overheden, organen of diensten aanwijzen die schrijfrecht en registratieplicht hebben in het Geïntegreerd Elektronisch Justitieel Opvolgdossier en er de specifieke doeleinden, de omvang en modaliteiten van bepalen.

Art. 21.De gegevens bedoeld in artikel 17 zijn beschikbaar en raadpleegbaar tot tien jaar na de laatste verwerking ervan in het Geïntegreerd Elektronisch Justitieel Opvolgdossier. Na deze periode worden de gegevens gearchiveerd tot aan het overlijden van de betrokkene of totdat de betrokkene de leeftijd van 90 jaar heeft bereikt. De gearchiveerde gegevens zijn opnieuw beschikbaar en raadpleegbaar : 1° wanneer de persoon opnieuw het voorwerp uitmaakt van een beslissing zoals bedoeld in artikel 15 inzake straffen of maatregelen, of 2° mits individuele, gemotiveerde beslissing van de Federale Overheidsdienst Justitie of zijn gemachtigde. HOOFDSTUK 3. - Bepalingen die gemeen zijn aan de afdelingen 1, 2, 3 en 4 van hoofdstuk 2

Art. 22.Eenieder die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verwerking van gegevens in de gegevensbanken bedoeld in de artikelen 3, 10 en 15 of kennis heeft van die gegevens dient het vertrouwelijk karakter ervan in acht te nemen. De schending van deze bepaling wordt gestraft met de straffen voorzien in artikel 458 van het Strafwetboek.

Art. 23.Elke verwerking van persoonsgegevens in de gegevensbanken bedoeld in de artikelen 3, 10 en 15 wordt automatisch geregistreerd.

Deze registratie wordt gedurende ten minste tien en hoogstens dertig jaar vanaf de uitgevoerde verwerking bewaard.

Art. 24.De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, leesrecht toekennen aan buitenlandse politionele of gerechtelijke overheden, organen of diensten, aan internationale organisaties voor politionele en gerechtelijke samenwerking en aan internationale rechtshandhavingsdiensten, met betrekking tot de in de artikelen 3 en 10 bedoelde gegevensbanken verwerkte gegevens, teneinde aan verdragsrechtelijke verplichtingen tegemoet te komen. Hij bepaalt de omvang en de modaliteiten van dat leesrecht en preciseert per instantie voor welke specifieke doeleinden de gegevens kunnen worden aangewend.

Art. 25.§ 1. In afwijking van de rechten voorzien in artikel 13, § 1, d), e) en f), § 2, b), c), e) en f) en § 3, artikel 14, artikel 15, § 1, b), c), e), g) en h), § 2, de artikelen 20 tot en met 22 en artikel 34 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, om de doelstelling voorzien in artikel 23.1.d) van de Algemene Verordening Gegevensbescherming te waarborgen, kunnen de voormelde rechten ten opzichte van de betrokkenen geheel of gedeeltelijk worden beperkt voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens beheerd door openbare overheden met betrekking tot de in de artikelen 3 en 10 bedoelde gegevensbanken.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die noodzakelijk zijn ter uitvoering van de wettelijke opdrachten bedoeld in de artikelen 3 en 10.

De in het eerste lid bedoelde openbare overheden zijn deze die krachtens deze wet over een schrijfrecht en/of een leesrecht beschikken ten aanzien van de in de artikelen 3 en 10 bedoelde gegevensbanken. § 2. Deze afwijkingen worden niet in de tijd beperkt tenzij : - het beperken van de uitoefening van de rechten van de betrokkenen niet langer noodzakelijk is voor de uitoefening van de wettelijke opdrachten bedoeld in de artikelen 3 en 10; - een uitdrukkelijke wettelijke bepaling hiertoe verplicht in het kader van een geschillen- of administratieve procedure; of - de betrokken openbare overheid dit uitdrukkelijk toestaat. § 3. Bij ontvangst van een verzoek tot uitoefening van de rechten bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, bevestigt de betrokken openbare overheid de ontvangst hiervan en informeert de verzoeker over de afwijkingen tenzij dit afbreuk kan doen aan het doel van de afwijkingen.

De betrokken openbare overheid informeert de verzoeker in ieder geval over de mogelijkheden om klacht in te dienen bij de bevoegde toezichthoudende autoriteit of om een beroep in rechte in te stellen.

Art. 26.§ 1. In afwijking van de rechten voorzien in artikel 16 tot 19 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming, om de doelstelling voorzien in artikel 23.1.d) van de Algemene Verordening Gegevensbescherming te waarborgen, kunnen de voormelde rechten ten opzichte van de betrokkenen geheel of gedeeltelijk worden beperkt voor wat betreft verwerkingen van persoonsgegevens beheerd door openbare overheden met betrekking tot de in de artikelen 3 en 10 bedoelde gegevensbanken.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die noodzakelijk zijn ter uitvoering van de wettelijke opdrachten bedoeld in artikel 3 en artikel 10.

De in het eerste lid bedoelde openbare overheden zijn deze die krachtens deze wet over een schrijfrecht en/of een leesrecht beschikken ten aanzien van de in artikel 3 en artikel 10 bedoelde gegevensbanken. § 2. Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van de rechten van de betrokkenen bedoeld in het paragraaf 1, eerste lid : - zou leiden tot kennisname van die gegevens die gebruikt worden tot vaststelling van het risicoprofiel van de gedetineerde; - een kennisname in hoofde van de betrokkene impliceert die de veiligheid ernstig in gevaar zou brengen. § 3. Deze afwijkingen worden niet in de tijd beperkt tenzij : - het beperken van de uitoefening van de rechten van de betrokkenen niet langer noodzakelijk is in het licht van de risico's bedoeld in paragraaf 2; - een uitdrukkelijke wettelijke bepaling hiertoe verplicht in het kader van een geschillen- of administratieve procedure; of - de betrokken openbare overheid dit uitdrukkelijk toestaat. § 4. Bij ontvangst van een verzoek tot uitoefening van de rechten bedoeld in paragraaf 1, eerste lid bevestigt de betrokken openbare overheid de ontvangst hiervan en informeert de verzoeker over de afwijkingen tenzij dit afbreuk kan doen aan het doel van de afwijkingen.

De betrokken openbare overheid informeert de verzoeker in ieder geval over de mogelijkheden om klacht in te dienen bij de bevoegde toezichthoudende autoriteit of om een beroep in rechte in te stellen. HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtredingsbepaling

Art. 27.Met uitzondering van dit artikel, dat in werking treedt de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, treedt elk artikel van deze titel in werking op de door de Koning te bepalen datum, en uiterlijk op 1 januari 2020.

TITEL 3. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering betreffende de toegang tot het Centraal Strafregister

Art. 28.In artikel 589 van het Wetboek van strafvordering, hersteld bij de wet van 8 augustus 1997 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt als volgt aangevuld: "De Federale Overheidsdienst Justitie wordt beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 4, 7), van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG."; 2° er wordt een bepaling onder 1° /1 ingevoegd, luidende : "1° /1 de leden van de politiediensten bedoeld in artikel 593 belast met de uitvoering van opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie overeenkomstig de artikelen 14 en 15 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt;"; 3° er wordt een bepaling onder 2° /1, 2° /2, 2° /3, 2° /4 en 2° /5 ingevoegd, luidende : "2° /1 de leden van de politiediensten bedoeld in artikel 593 die in het kader van andere opdrachten voorzien bij of krachtens de wet kennis moeten hebben van het gerechtelijk verleden van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon;2° /2 de personeelsleden van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten en van zijn Dienst Enquêtes, bedoeld in artikel 593, in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten;2° /3 de personeelsleden van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en van zijn Dienst Enquêtes, bedoeld in artikel 593, in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten;2° /4 de leden en personeelsleden van het Controleorgaan op de politionele informatie en van zijn Dienst Onderzoeken, bedoeld in artikel 593, in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten; 2° /5 de personeelsleden van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, bedoeld in artikel 593 in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten;".

Art. 29.In artikel 593, eerste lid van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 8 augustus 1997, gewijzigd door de wet van 31 juli 2009, de wet van 21 februari 2010 en de wet van 25 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "de politieambtenaren bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie voorzien in artikel 3 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt" worden vervangen door de woorden "de leden van de politiediensten die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de korpschefs van de lokale politie en de commissaris-generaal, de directeurs-generaal en de directeurs van de federale politie, de personeelsleden van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten en van zijn Dienst Enquêtes, opgericht door de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de voorzitter van dit Comité, de leden en personeelsleden van het Controleorgaan op de politionele informatie, opgericht door de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de voorzitter van dit Controleorgaan, de personeelsleden van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en van zijn Dienst Enquêtes, opgericht door dezelfde wet, die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam zijn aangewezen door de voorzitter van dit Comité, de leden van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, zoals bedoeld in artikel 4 van de wet van 15 mei 2007 op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten, die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de Inspecteur-generaal.". 2° dit artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende : "De toegangsmodaliteiten maken het voorwerp uit van een protocolakkoord in de zin van artikel 20 van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens tussen de verantwoordelijke van de verwerking van het Strafregister en de aanvrager, zijnde de diensten bedoeld in artikel 593, eerste lid.Dit protocol bevat eveneens de gepaste maatregelen om de rechten en vrijheden van de betrokken personen te beschermen, in het bijzonder deze met betrekking tot : a) de registratie van de toegangen;b) de verplichting gehouden te zijn aan het beroepsgeheim of aan de vertrouwelijkheidsplicht;c) de technische en organisatorische maatregelen betreffende het beheer van de toegangen. De registratie van de toegangen dient ten minste toe te laten vast te stellen wie toegang had wanneer, tot welke gegevens en vanuit welke post en voor welke doeleinden de toegang werd gerealiseerd.".

Art. 30.In artikel 596, tweede lid van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 8 augustus 1997, gewijzigd bij de wet van 31 juli 2009, de wet van 10 april 2014 en de wet van 25 december 2016, wordt de zin "Teneinde deze informatie te verkrijgen, wendt de gemeentelijke administratie zich tot de lokale politiedienst." opgeheven.

TITEL 4. - Wijzigingen van het Wetboek van economisch recht

Art. 31.In artikel III.85, § 2, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 17 juli 2013 en gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, wordt het eerste lid vervangen als volgt : " § 2. De verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de internationale verenigingen zonder winstoogmerk die niet meer dan één van de criteria vermeld in paragraaf 3 van de respectievelijke artikelen 17, 37 en 53 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen overschrijden, behoeven geen boekhouding te voeren volgens de voorschriften van de artikelen III.83 en III.84 wanneer de verrichtingen die betrekking hebben mutaties in contant geld of op rekeningen zonder uitstel, getrouw en volledig en naar tijdsorde ingeschreven worden in een ongesplitst dagboek volgens het model door de Koning bepaald." TITEL 5. - Informatisering van de procedure van collectieve schuldenregeling HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Gerechtelijk wetboek

Art. 32.In artikel 1390quater van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 mei 2000 en gewijzigd bij de wet van 14 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Binnen vierentwintig uur na de beslissing tot vervanging van de schuldbemiddelaar, zendt de griffier middels het centraal register collectieve schuldenregeling bedoeld in artikel 1675/20 aan het bestand van berichten de vermelding van de datum van deze beslissing en van de identiteit van de vervangende schuldbemiddelaar zoals in lid 1, 2°."; 2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° opgeheven.

Art. 33.In artikel 1675/4 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 6 april 2010, en de wet van 14 oktober 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.De vordering tot collectieve schuldenregeling wordt ingeleid bij verzoekschrift bij de rechter.

Het verzoekschrift wordt neergelegd ter griffie en behandeld overeenkomstig de bepalingen in deze titel.

De als bijlage toegevoegde stukken bij het verzoekschrift worden genummerd ter griffie neergelegd."; b) In paragraaf 2 wordt een punt 2bis° ingevoegd, luidende : "2bis° in voorkomend geval het akkoord van de verzoeker voor het gebruik van het register bedoeld in artikel 1675/20 en de elektronische keuze van woonplaats;"; c) in dezelfde paragraaf wordt een punt 14° ingevoegd, luidende : "14° in voorkomend geval, de beslissing van het bureau voor juridische bijstand bedoeld in artikel 667;"; d) in dezelfde paragraaf wordt een punt 15° ingevoegd, luidende : "15° de inventaris van de genummerde als bijlage toegevoegde stukken."; e) in paragraaf 3 worden de woorden "vraagt de rechter binnen acht dagen de verzoeker om zijn verzoekschrift aan te vullen" vervangen door de woorden "deelt de rechter aan de verzoeker mee dat hij binnen de acht dagen zijn verzoekschrift dient aan te vullen volgens de nadere regels bedoeld in paragraaf 1";f) er wordt een paragraaf 4 ingevoegd, luidende : " § 4.De Koning kan de vorm bepalen waarin het verzoekschrift bedoeld in dit artikel wordt opgesteld.".

Art. 34.In artikel 1675/4, § 2, van het hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 2° : - tussen de woorden "de geboortedatum" en de woorden "en de woonplaats van de verzoeker", worden de woorden ", het rijksregisternummer" ingevoegd; - tussen het woord "woonplaats" en de woorden "en de hoedanigheid van zijn wettelijke vertegenwoordigers", worden de woorden ", het rijksregisternummer" ingevoegd; b) in de bepaling onder 6°, tussen het woord "geboortedatum" en de woorden "van de echtgenoot van de verzoeker", worden de woorden ", alsook rijksregisternummer" ingevoegd; c) in de bepaling onder 9°, tussen de woorden "de benaming" en de woorden "en de zetel", worden de woorden ", het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen" ingevoegd."

Art. 35.In artikel 1675/5 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 36.In artikel 1675/6 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 6 mei 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.De rechter onderzoekt de vordering. Hij kan te dien einde de verzoeker in raadkamer oproepen.

Binnen de acht dagen na de neerlegging van het verzoekschrift, na de zitting in raadkamer, of na neerlegging van het vervolledigde verzoekschrift overeenkomstig artikel 1675/4, § 3, doet de rechter uitspraak over de toelaatbaarheid van de vordering."; 2° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : "De griffie voert de beschikking van toelaatbaarheid in het register bedoeld in artikel 1675/20 in, en deelt deze beschikking mee aan de griffies de rechtbanken waarbij de in artikel 1675/5 bedoelde procedures aanhangig zijn gemaakt."

Art. 37.In artikel 1675/7 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een paragraaf 2bis ingevoegd, luidende: " § 2bis.De beschikking van toelaatbaarheid brengt van rechtswege de schrapping van de vorderingen ingediend op basis van de procedure bedoeld in artikel 1675/5."; 2° In paragraaf 6 wordt het woord "1390quinquies" vervangen door het woord 1390quater".

Art. 38.In artikel 1675/8 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 14 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "bezorgen de schuldbemiddelaar die is belast met een procedure van minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling, op diens verzoek, alle noodzakelijke inlichtingen over door de schuldenaar uitgevoerde verrichtingen en over de samenstelling en de vindplaats van diens vermogen" vervangen door de woorden "delen de schuldbemiddelaar die is belast met een procedure van minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling, op diens verzoek, alle noodzakelijke inlichtingen over door de schuldenaar uitgevoerde verrichtingen en over de samenstelling en de vindplaats van diens vermogen mee";2° in hetzelfde lid wordt het woord "verzonden" vervangen door het woord "meegedeeld";3° in het tweede lid worden de woorden "voor te dragen" vervangen door de woorden "mee te delen";4° in het derde lid worden de woorden "brengt de rechter, zodra hij het verzoek van de bemiddelaar ontvangt, de orde of het tuchtcollege waarvan de derde afhangt daarvan in kennis" vervangen door de woorden "geeft de rechter, zodra hij het verzoek van de bemiddelaar ontvangt, daarvan kennis aan de orde of het tuchtcollege waarvan de derde afhangt";5° in hetzelfde lid worden de woorden "van advies te dienen" vervangen door de woorden "een advies mee te delen";

Art. 39.Er wordt een artikel 1675/8bis ingevoerd, luidende : "

Art. 1675/8bis.In geval van niet-toelaatbaarheid, geeft de griffier binnen de drie dagen kennis van de beschikking aan de verzoeker en aan zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende, onder toevoeging van de tekst van artikel 1675/16ter en, in voorkomend geval, aan zijn raadsman."

Art. 40.In artikel 1675/9 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 14 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.De griffier geeft kennis van de beschikking van toelaatbaarheid aan de schuldbemiddelaar."; b) er wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidende : " § 1bis.Binnen de acht dagen na de kennisgeving bedoeld in paragraaf 1 deelt de schuldbemiddelaar de beslissing mee aan : 1° de verzoeker en zijn echtgenoot of de wettelijk samenwonende, onder toevoeging van de tekst van artikel 1675/7 en, in voorkomend geval, aan zijn raadsman;2° de schuldeisers en de personen die een persoonlijke zekerheid hebben gesteld onder toevoeging van de tekst van § 2, van dit artikel van de tekst van artikel 1675/7 en, in voorkomend geval, van een formulier van aangifte van schuldvordering;3° de griffies van de rechtbanken waarbij de in artikel 1675/5 bedoelde procedures aanhangig zijn gemaakt;4° de betrokken schuldenaars onder toevoeging van de tekst van artikel 1675/7.Zij worden ervan op de hoogte gebracht dat iedere betaling, vanaf ontvangst van de beschikking, op een door de schuldbemiddelaar daartoe geopende rekening moet worden gestort, waarop alle betalingen aan verzoeker worden gestort. De schuldbemiddelaar stelt de verzoeker in staat doorlopend te worden geïnformeerd over de rekening, de verrichtingen erop en het saldo ervan.

De mededeling bevat zowel de nadere regels van inschrijving in het register bedoeld in artikel 1675/20 als de tekst van artikel 1675/15bis, § 1.". c) paragraaf 2, eerste lid wordt vervangen als volgt: "De aangifte van schuldvordering moet uiterlijk een maand na kennisgeving van de beschikking van toelaatbaarheid aan de schuldbemiddelaar worden meegedeeld, hetzij bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbericht, hetzij bij aangifte op zijn kantoor met ontvangstbericht gedagtekend en ondertekend door de bemiddelaar of zijn gemachtigde."; d) paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.Wanneer een schuldeiser geen aangifte van schuldvordering doet binnen de termijn bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, deelt de schuldbemiddelaar hem mee dat hij over een laatste termijn van vijftien dagen beschikt, te rekenen vanaf ontvangst van deze mededeling, om alsnog aangifte te doen. Wanneer de aangifte niet wordt meegedeeld binnen deze termijn, wordt de betreffende schuldeiser geacht afstand te doen van zijn schuldvordering. In dat geval verliest de schuldeiser zijn recht om zich te verhalen op de schuldenaar en de personen die voor hem een persoonlijke zekerheid hebben gesteld. Hij herwint dit recht in geval van afwijzing of herroeping van de aanzuiveringsregeling.

De tekst van dit artikel en van de mededeling bedoeld in paragraaf 1bis wordt gevoegd bij de mededeling bedoeld in het eerste lid.".

Art. 41.In artikel 1675/10 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 14 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden "zendt het ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling bij een ter post aangetekende brief naar" vervangen door de woorden "deelt het ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling mee aan";2° in dezelfde paragraaf, tweede lid, worden de woorden "ofwel bij ter post aangetekende brief ofwel door middel van een verklaring bij de schuldbemiddelaar uiterlijk twee maanden na toezending van het ontwerp worden ingebracht" vervangen door de woorden "uiterlijk twee maanden na toezending van het ontwerp worden meegedeeld aan de schuldbemiddelaar";3° in het eerste lid van paragraaf 5 worden de woorden "bezorgt de schuldbemiddelaar de minnelijke aanzuiveringsregeling, het verslag van zijn werkzaamheden en de dossierstukken aan de rechter" vervangen door de woorden "deelt de schuldbemiddelaar de minnelijke aanzuiveringsregeling, het verslag van zijn werkzaamheden en de dossierstukken aan de rechter mee".

Art. 42.In artikel 1675/11 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 26 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "bezorgt" vervangen door het woord "meedeelt";2° in paragraaf 2 worden de woorden "overeenkomstig artikel 1675/16, § 1" opgeheven.

Art. 43.In artikel 1675/14 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 14 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "stelt de schuldbemiddelaar onverwijld in kennis van iedere wijziging van zijn vermogenstoestand die optrad na de indiening van het verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4" vervangen door de woorden "deelt onverwijld iedere wijziging van zijn vermogenstoestand die optrad na de indiening van het verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4 mee aan de schuldbemiddelaar";2° in paragraaf 2, derde lid, wordt het woord "verzonden" vervangen door het woord "meegedeeld"; 3° paragraaf 2, vierde lid, wordt vervangen als volgt : "De griffier geeft kennis van de datum waarop de zaak voor de rechter komt aan de schuldenaar en de schuldeisers.".

Art. 44.In artikel 1675/15 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 14 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het woord "verzonden" vervangen door het woord "meegedeeld"; 2° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : "De griffier geeft kennis van de datum waarop de zaak voor de rechter komt aan de schuldenaar en de schuldeisers."; 3° in paragraaf 1/1 wordt het woord "verzonden" vervangen door het woord "meegedeeld";4° in paragraaf 2 worden de woorden "aan de rechter een herroeping van de regeling vragen" vervangen door de woorden "een verzoek tot herroeping van de regeling meedelen".

Art. 45.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1675/15bis ingevoegd, luidende : "

Art. 1675/15bis.§ 1. De kennisgevingen, mededelingen en neerleggingen vermeld in deze titel en in artikel 20, § 2, van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, tussen de volgende categorieën van personen gebeuren middels het register bedoeld in artikel 1675/20 : 1° de rechtbank, met inbegrip van de griffie;2° de schuldbemiddelaar;3° de advocaten;4° derden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen;5° de FOD Economie;6° de rechtspersonen die in België gevestigd zijn;7° voor zover ze zich hebben ingeschreven in het register, de rechtspersonen die in het buitenland gevestigd zijn;8° voor zover ze zich hebben ingeschreven in het register, de natuurlijke personen, met dien verstande dat zij het recht hebben zich eender wanneer uit het register uit te schrijven. Ten aanzien van de personen bedoeld in het eerste lid, 6°, 7° en 8° die in het register zijn ingeschreven ter gelegenheid van een eerdere procedure, maar nog niet voor de betrokken procedure zijn ingeschreven, doet de schuldbemiddelaar de eerste mededeling door middel van het register, met de vraag om de inschrijving binnen drie werkdagen te bevestigen. De bevestiging die binnen die termijn wordt gegeven, geldt als inschrijving in het register voor de betrokken procedure. Bij gebreke van bevestiging binnen de termijn, wordt de elektronische mededeling of kennisgeving als ongedaan beschouwd en gaat de schuldbemiddelaar over tot de mededeling overeenkomstig artikel 1675/16, § 4.

Elke mededeling, kennisgeving of neerlegging die niet wordt gedaan zoals bepaald in het eerste en tweede lid, wordt beschouwd niet te hebben plaatsgevonden.

De tekst van deze paragraaf wordt weergegeven in elke mededeling of kennisgeving uitgaande van de rechtbank of de schuldbemiddelaar. § 2. De papieren stukken uitgaande van de griffier en de schuldbemiddelaar, alsook de stukken die aan hen worden meegedeeld of bij hen worden neergelegd op andere wijzen dan via het register, worden, wanneer die wijzen zijn toegelaten krachtens dit wetboek, door hen omgezet naar elektronische vorm, gelijkvormig verklaard en opgeladen in het register bedoeld in artikel 1675/20 wanneer die wijzen van mededeling en neerlegging zijn toegelaten krachtens het huidige artikel.".

Art. 46.In artikel 1675/16 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 14 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Elke kennisgeving of mededeling die niet plaatsvindt middels het register, wordt gedaan zoals bepaald in dit artikel."; b) in paragraaf 2 wordt punt 1° vervangen als volgt : "1° De beschikking van niet-toelaatbaarheid bedoeld in artikel 1675/8bis;"; c) paragraaf 2/1 wordt vervangen als volgt : " § 2/1.De griffier geeft bij een ter post aangetekende brief kennis van de beschikking van vervanging bedoeld in artikel 1675/17, § 4, aan de vervangen schuldbemiddelaar, en aan de schuldenaar. Vervolgens deelt de vervangende schuldbemiddelaar de beschikking mee bij een ter post aangetekende brief aan de schuldeisers en aan de schuldenaars van inkomsten."; d) in paragraaf 3 worden de woorden "De in artikel 1675/17, § 4, bedoelde beslissing tot vervanging wordt alleen ter kennis gebracht van de vervangen schuldbemiddelaar, van de vervangende schuldbemiddelaar en van de schuldenaar" opgeheven;e) paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : " § 4.De mededelingen bedoeld in artikel 1675/9, § 1bis, 1°, 2° en 4°, en § 3, in artikel 1675/10, § 4, en in artikel 16bis, § 2, tweede lid, gebeuren bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs."; f) er wordt een paragraaf 5 ingevoegd, luidende : " § 5.De mededelingen bedoeld in artikel 1675/9, § 2, gebeuren hetzij bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, hetzij bij aangifte op het kantoor van de schuldbemiddelaar met ontvangstbericht gedagtekend en ondertekend door de bemiddelaar of zijn gemachtigde."; g) er wordt een paragraaf 6 ingevoegd, luidende : " § 6.Alle overige kennisgevingen of mededelingen gebeuren bij gewone brief.".

Art. 47.In artikel 1675/16bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 6 april 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt : "De schuldbemiddelaar deelt aan die persoon, van zodra deze bekend is, de mogelijkheid om de in het eerste lid bedoelde verklaring neer te leggen mee.Deze mededeling bevat zowel de nadere regels van inschrijving in het register bedoeld in artikel 1675/20 als de tekst van dit artikel en van de artikelen 1675/15bis, § 1, en 1675/16, § 4."; 2° paragraaf 3, eerste lid, wordt aangevuld met de woorden "en, in voorkomend geval, zijn akkoord voor het gebruik van het register bedoeld in artikel 1675/20 en de elektronische keuze van woonplaats."; 3° in paragraaf 4, derde lid, worden de woorden "overeenkomstig artikel 1675/16, § 1, worden opgeroepen" door de woorden "door de griffie worden opgeroepen bij kennisgeving".

Art. 48.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1675/16ter ingevoegd, luidende : "

Art. 1675/16ter.De uitspraken zijn uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep en zonder borgstelling.

Behalve wat de in artikel 1675/6 bedoelde beschikking van toelaatbaarheid betreft en zonder dat, in deze veronderstelling, artikel 1122, tweede lid, 3°, kan worden ingeroepen, zijn die uitspraken niet vatbaar voor derdenverzet.

De vonnissen en arresten die bij verstek werden gewezen zijn niet vatbaar voor verzet.

Hoger beroep tegen de uitspraken door de verzoeker of een partij, wordt binnen een maand na de kennisgeving ingesteld bij een verzoekschrift dat voldoet aan de bepalingen van artikel 1675/4, § 2, 1° tot 4° en 13°, en wordt neergelegd op de griffie van het gerecht in hoger beroep. De kennisgeving van de uitspraken geldt als betekening.".

Art. 49.In artikel 1675/17 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd door de wet van 14 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, tweede lid, wordt de zin "De wrakingsprocedure verloopt overeenkomstig de artikelen 970 en 971" aangevuld met de woorden ", onverminderd de bepalingen van artikel 1675/15bis";2° in de Franstalige versie van paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "en informe le procureur du Roi, qui apprécie les suites disciplinaires qu'elle peut comporter, ou l'autorité" vervangen door de woorden "le notifie au procureur du Roi, qui apprécie les suites disciplinaires qu'elle peut comporter, ou à l'autorité";3° in dezelfde paragraaf, tweede lid worden de woorden "bezorgt de schuldbemiddelaar de rechter een verslag over de stand en de evolutie van de procedure" vervangen door de woorden "deelt de schuldbemiddelaar aan de rechter een verslag over de stand en de evolutie van de procedure mee";4° in dezelfde paragraaf wordt het vierde lid vervangen als volgt : "De schuldbemiddelaar deelt het verslag mee aan de schuldenaar.De schuldeisers kunnen ter plaatse of in het register bedoeld in artikel 1675/20 van dat verslag kennis nemen.".

Art. 50.In artikel 1675/22, § 1, eerste lid van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 december 2016, worden de woorden "de FOD Economie," ingevoegd tussen de woorden "artikel 58bis," en de woorden "de griffiers". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen

Art. 51.In artikel 20, paragraaf 2 van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 december 2016, worden het eerste, het tweede en het derde lid vervangen als volgt: "Om de tussenkomst van de FOD Economie te verkrijgen, delen de schuldbemiddelaars aan de FOD Economie hun aanvraag tot betaling mee, met vermelding van het onbetaald gebleven saldo na toepassing van artikel 1675/19, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, van hun ereloon, de emolumenten en de kosten voor de verrichtingen uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het Vijfde Deel, Titel IV, van het Gerechtelijk Wetboek. Deze aanvraag bevat de volgende stukken en gegevens : 1° het bevel van tenuitvoerlegging bedoeld in artikel 1675/19, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek en waar nodig een afschrift van de verslagen, bedoeld in artikel 1675/17, § 3, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek;2° voor de bedragen die door de rechter niet ten laste zijn gelegd aan de FOD Economie, het bewijs van het onbetaald gebleven saldo na toepassing van artikel 1675/19, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek. Voor de toepassing van deze wet worden de gerechtelijke beslissingen die verwijzen naar het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast geacht te verwijzen naar de FOD Economie; 3° de naam van de consument voor wie hij tussenkomt, het bedrag van het onbetaald gebleven saldo evenals het gerechtelijk arrondissement binnen hetwelk de uitvoerbare titel bedoeld in artikel 1675/19, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek werd afgeleverd;4° het rekeningnummer waarop de betaling door de FOD Economie gebeurt;5° elke inlichting die van aard is om de aanvraag tot betaling te staven. De FOD Economie controleert naar vorm en inhoud de aanvraag tot betaling van de schuldbemiddelaar. Wanneer de aanvraag niet volledig is, deelt de FOD zulks mee aan de schuldbemiddelaar met vermelding van de ontbrekende stukken en gegevens. De aanvraag wordt geacht volledig te zijn op de dag dat de FOD Economie alle ontbrekende gegevens en documenten heeft ontvangen.

De betaling door de FOD Economie gebeurt binnen de drie maanden nadat de volledige aanvraag bij de FOD is toegekomen. Indien de betaling niet kan plaatsvinden binnen de drie maanden na ontvangst van de volledige aanvraag, wordt dit meegedeeld aan de schuldbemiddelaar.". HOOFDSTUK 3. - Overgangsbepaling

Art. 52.De wijzigingen aangebracht bij deze wet zijn slechts van toepassing op de procedures van collectieve schuldenregeling die open worden verklaard na de dag waarop deze titel in werking treedt. HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding

Art. 53.De artikelen van deze titel treden in werking op de door de Koning te bepalen datum, en uiterlijk op 1 januari 2020.

TITEL 6. - Wijziging aan het nationaal register voor gerechtsdeskundigen en het nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen aan het Gerechtelijk Wetboek

Art. 54.In deel II van het Gerechtelijk Wetboek, wordt een boek V ingevoegd, dat de artikelen 555/6 tot 555/16 omvat, met als opschrift : "Boek V. Gerechtsdeskundigen en de beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken.".

Art. 55.In boek V van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 555/6 ingevoegd, luidende : "

Art. 555/6.Behoudens de uitzondering bedoeld in artikel 555/15, zijn uitsluitend de personen die, na beslissing van de minister van Justitie of de door hem gemachtigde ambtenaar en zulks na advies van de aanvaardingscommissie, opgenomen zijn in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen en voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, gemachtigd om de titel van gerechtsdeskundige te voeren en bevoegd om opdrachten als gerechtsdeskundige te aanvaarden en uit te voeren of om de titel van beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk te voeren en bevoegd om de hen bij de wet toevertrouwde vertaal- of tolkwerkzaamheden te verrichten die hen bij wet zijn toevertrouwd.".

Art. 56.In boek V van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 555/7 ingevoegd, luidende : "

Art. 555/7.§ 1. Voorafgaand aan de opname wint de minister of de door hem gemachtigde ambtenaar inlichtingen in omtrent de moraliteit en de beroepsbekwaamheid van de kandidaat gerechtsdeskundige of van de kandidaat beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk bij het openbaar ministerie, bij de gerechtelijke overheden waarvoor hij eventueel reeds is opgetreden en, in voorkomend geval, bij de wettelijk ingestelde tuchtoverheden.

Indien nodig kan een veiligheidsadvies met betrekking tot de kandidaat vereist worden zoals bedoeld in de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.

Deze inlichtingen mogen enkel gebruikt worden in het kader van de toepassing van de bepalingen van Boek V. De ingewonnen gegevens worden bewaard door de Federale Overheidsdienst Justitie tot de opname in het register om welke reden ook wordt beëindigd. Bij weigering van de opname of van verlenging van de opname in het register worden de gegevens bewaard tot de beslissing definitief is.

De personen die niet over een woon- of verblijfplaats in België beschikken, leggen een document voor van de lidstaat van de Europese Unie waar zij hun woon- of verblijfplaats hebben dat gelijkwaardig is aan het uittreksel uit het strafregister bedoeld in artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering dat niet ouder is dan drie maanden. § 2. De opname in het nationaal register voor de gerechtsdeskundigen en voor de beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken alsook de verlenging ervan gebeurt na beslissing van de minister van Justitie of de door hem gemachtigde ambtenaar, zulks na advies van de aanvaardingscommissie. Deze gaat in het bijzonder na of het voorgelegde diploma toegang kan geven tot het gekozen domein van deskundigheid of tot de gekozen taal, of de aangegeven ervaring relevant is en of het bewijs van de juridische kennis is gegeven. Zij houdt rekening met de ingewonnen inlichtingen. § 3. Op initiatief en onder toezicht van de aanvaardingscommissie verzekert de Federale Overheidsdienst Justitie een permanente kwaliteitsbewaking ten aanzien van de aanstellingen van gerechtsdeskundigen en van beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, en houdt permanent toezicht op de naleving van de deontologische code bedoeld in artikel 555/9, 3°, en op de kwaliteit van de uitvoering van de expertiseopdrachten die zijn toevertrouwd aan de gerechtsdeskundigen of van de vertaal- of tolkopdrachten die zijn toevertrouwd aan de beëdigd vertalers, tolken of vertalers-tolken. § 4. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de aanvaardingscommissie. In geen geval kan de commissie samengesteld zijn uit een meerderheid van gerechtsdeskundigen of van beëdigd vertalers, tolken of vertalers-tolken.".

Art. 57.In boek V van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 555/8 ingevoegd, luidende : "

Art. 555/8.Enkel de natuurlijke personen die voldoen aan de volgende voorwaarden kunnen worden opgenomen in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen en beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken: 1° onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of er wettelijk verblijven;2° niet veroordeeld zijn bij een in kracht van gewijsde gegane veroordeling, zelfs niet met uitstel, tot een correctionele of criminele straf, bestaande uit een geldboete, een werkstraf of een gevangenisstraf, behoudens veroordelingen wegens inbreuken op de wetgeving betreffende de politie over het wegverkeer en behoudens veroordelingen die volgens de minister van Justitie kennelijk geen bezwaar vormen voor de uitvoering van deskundigenonderzoeken in het domein van deskundigheid en specialisatie waarvoor ze zich in de hoedanigheid van gerechtsdeskundige hebben laten registreren of voor de uitvoering van de vertaal- of tolkwerkzaamheden door de beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, in de talen waarvoor ze zich hebben laten registreren in de hoedanigheid van beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op personen die in het buitenland tot een soortgelijke straf zijn veroordeeld bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis. 3° ten minste 21 jaar oud zijn voor wat betreft de beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken;4° het bewijs leveren dat zij over de nodige beroepsbekwaamheid en juridische kennis beschikken. De volgende categorieën worden verondersteld over de nodige beroepsbekwaamheid en juridische kennis te beschikken en hoeven dit bewijs niet te leveren : - De gerechtsdeskundigen die verbonden zijn aan een instelling waarvoor een accreditatiecertificaat is afgegeven, op de wijze bepaald door het koninklijk besluit van 31 januari 2006 tot oprichting van het BELAC accreditatiesysteem van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling en bij die instelling activiteiten uitvoeren die onder de accreditatie bij deze laatste vallen, dit voor zover de vereiste juridische kennis wordt geïntegreerd in het opleidingsplan.

Indien een gerechtsdeskundige niet meer verbonden is aan de instelling, is deze instelling ertoe gehouden hiervan de Federale Overheidsdienst Justitie in kennis te stellen. - De gerechtsdeskundige waarvan het activiteitendomein een bij wet gereglementeerd beroep is en die ingeschreven is op de ledenlijst van de instelling of van de orde van dat beroep is, voor wat betreft de uitoefening van opdrachten die tot dat activiteitendomein behoren, voor wat betreft de voorwaarde inzake beroepsbekwaamheid. Zij dienen wel nog het bewijs van juridische kennis te leveren. - De gerechtsdeskundige of beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk die in die hoedanigheid tewerkgesteld is bij de Federale Overheidsdienst Justitie.".

Art. 58.In boek V van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 555/9 ingevoegd, luidende : "

Art. 555/9.De natuurlijke personen die worden opgenomen in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen en beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken hebben de volgende verplichtingen : 1° zich ter beschikking houden van de gerechtelijke overheden, voor wat betreft de gerechtsdeskundigen, of van de overheden, voor wat betreft de beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, die een beroep kunnen doen op hun diensten;2° het volgen van permanente vormingen in hun domein van deskundigheid en op het vlak van de gerechtelijke procedures, voor wat betreft de gerechtsdeskundigen of op het vlak van de kennis van de taal waarvoor ze werden opgenomen, alsook van de vertaaltechniek en van de gerechtelijke procedures, voor wat betreft de beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, volgens de door de Koning bepaalde nadere regels;3° het naleven van de door de Koning bepaalde deontologische code, die minstens voorziet in de principes van onafhankelijkheid en onpartijdigheid bevat; 4° het bijwerken van de contactgegevens welke de overheden die een beroep kunnen doen op hun diensten in staat stellen hen te bereiken.".

Art. 59.In boek V van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 555/10 ingevoegd, luidende : "

Art. 555/10.§ 1. Het nationaal register voor gerechtsdeskundigen en beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken wordt door de Federale Overheidsdienst Justitie beheerd en wordt permanent bijgewerkt.

De opname in het nationaal register geldt voor een periode van zes jaar, die telkens verlengd kan worden voor dezelfde duur.

De gerechtsdeskundige of beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk kan zes maanden vóór het verstrijken van deze periode een verlenging van zijn opname vragen. Bij deze aanvraag voegt hij een lijst van de burgerrechtelijke en administratieve opdrachten die hem werden toevertrouwd alsook het bewijs van de gevolgde permanente vormingen.

Personen die over een woon- of verblijfplaats beschikken in het buitenland zijn ertoe gehouden een document voor te leggen van de lidstaat van de Europese Unie waar zij hun woon- of verblijfplaats hebben, dat gelijkwaardig is aan een uittreksel uit het strafregister bedoeld in artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering en sedert minder dan drie maanden is afgegeven.

Bij beslissing van de minister van Justitie of van de door hem gemachtigde ambtenaar, binnen de zes maanden na aanvraag en na advies van de aanvaardingscommissie, wordt de inschrijving verlengd voor een nieuwe periode van zes jaar. De aanvaardingscommissie houdt in haar advies over de aanvraag tot verlenging rekening met de gevolgde opleidingen en de ingewonnen inlichtingen zoals bepaald in artikel 555/7, § 1.

De gerechtsdeskundige of beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk blijft opgenomen in het register tot na de beslissing van de minister van Justitie of de door hem gemachtigde ambtenaar, voor zover de verlenging van zijn opname is gevraagd voor het verstrijken van de in het tweede lid voorziene periode van zes jaar. § 2. Het register bevat de volgende gegevens : 1° de naam, de voornaam en het geslacht van de gerechtsdeskundige, de beëdigd vertaler, de tolk of de vertaler-tolk;2° de contactgegevens die de overheden die een beroep kunnen doen op zijn diensten in staat stellen hem te bereiken;3° a) voor wat betreft de gerechtsdeskundige, de gekozen proceduretaal of -talen, de deskundigheid en de specialisatie(s) waarvoor hij is geregistreerd;b) voor wat betreft de beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk de gekozen proceduretaal of -talen en de andere taal of talen waarvoor hij zich heeft laten registreren;4° de gerechtelijke arrondissementen waarvoor hij beschikbaar is;5° het identificatienummer van de gerechtsdeskundige, de beëdigd vertaler, de tolk of de vertaler-tolk;6° de datum van de opname, van de verlenging, van de schorsing en de schrapping;7° het neergelegde specimen van de handtekening zoals bedoeld in artikel 555/14, § 3;8° het specimen van de officiële stempel zoals bedoeld in artikel 555/11, § 1. De Koning bepaalt welke gegevens ter beschikking worden gesteld van het publiek via de website van de Federale Overheidsdienst Justitie en welke instanties toegang krijgen tot alle gegevens.".

Art. 60.In boek V van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 555/11 ingevoegd, luidende : "

Art. 555/11.§ 1. Aan de persoon, die vermeld wordt in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen en voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, wordt door de minister van Justitie of de door hem gemachtigde ambtenaar een identificatienummer en een legitimatiekaart uitgereikt, waarvan het model wordt bepaald door de Koning. Voor de beëdigd vertalers en vertalers-tolken wordt een officiële stempel met het identificatienummer uitgereikt, waarvan het model wordt bepaald door de Koning. § 2. De bevoegde overheid kan een anoniem identificatienummer toekennen per dossier in de gevallen waarvoor het vereist is dat de identiteit van de betrokkene die optreedt in zijn hoedanigheid wordt afgeschermd om veiligheidsredenen. Dit anoniem identificatienummer is een ander dan het identificatienummer bedoeld in het eerste lid en bestaat in het verbergen van de identiteit van de betrokkene die in zijn hoedanigheid handelt. De modaliteiten inzake toekenning en het beheer van dit anoniem identificatienummer worden door de Koning bepaald.

Een anoniem identificatienummer kan ook worden toegekend in de gevallen voorzien in artikel 555/15. § 3. Het identificatienummer of het anoniem identificatienummer wordt opgenomen in de verslagen van de gerechtsdeskundige bedoeld in artikel 978, § 1. De gerechtsdeskundige vermeldt eerst zijn identificatienummer, gevolgd door zijn handtekening, naam en titel.

In afwijking van het vorig lid, wordt bij het gebruik van het anoniem identificatienummer in geen geval de naam en de handtekening van de gerechtsdeskundige vermeld. § 4. Het identificatienummer of het anoniem identificatienummer wordt vermeld op de gemaakte vertalingen van de beëdigd vertaler of vertaler-tolk.

Op alle gemaakte vertalingen wordt volgende vermelding aangebracht : "Voor eensluidende vertaling ne varietur van het ... naar het ...

Gedaan te ..., op ...." of "Pour traduction conforme et ne varietur de la langue ... vers la langue ... Fait à ..., le ...." of "Für gleichlautende und ne varietur Übersetzung aus dem ... ins ...

Gegeben zu ..., den ....".

De beëdigd vertaler of vertaler-tolk vermeldt eerst zijn identificatienummer, gevolgd door zijn handtekening, naam, titel en zijn officiële stempel.

In afwijking van het vorig lid, wanneer het anoniem identificatienummer wordt gebruikt, wordt in geen geval de naam, de handtekening en de officiële stempel met het identificatienummer vermeld. § 5. In geval van verlies van de titel van gerechtsdeskundige of van beëdigd vertaler, tolk, of vertaler-tolk, of ingeval de gerechtsdeskundige of de beëdigd vertaler, tolk, of vertaler-tolk er afstand van doet, wordt de legitimatiekaart en de officiële stempel voor beëdigd vertalers en vertalers-tolken onverwijld aan de minister van Justitie teruggegeven en wordt de opname in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen en voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken geschrapt of geschorst, bij tijdelijk verlies. § 6. De gerechtsdeskundige, de beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk betaalt bij zijn aanvraag tot opname en tot verlenging van de opname in het register, een bijdrage in de kosten. De Koning bepaalt het bedrag en de modaliteiten van deze bijdrage.".

Art. 61.In boek V van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 555/12 ingevoegd, luidende : "

Art. 555/12.§ 1. Wanneer de voorwaarden voor opname in het register niet langer voldaan zijn of wanneer herhaaldelijk kennelijk ontoereikende prestaties worden geleverd of de gerechtsdeskundige of de beëdigd vertaler, tolk, of vertaler-tolk aan de plichten van zijn opdracht verzuimt of wanneer zijn gedrag of houding afbreuk doet aan de waardigheid van zijn titel of een tekortkoming ten aanzien van de deontologie inhoudt, kan de minister van Justitie of de door hem gemachtigde ambtenaar bij een met redenen omklede beslissing de betrokkene schorsen of diens naam tijdelijk of definitief schrappen uit het nationaal register, desgevallend op voorstel van de korpschef in de zin van artikel 58bis, 2°, na advies van de aanvaardingscommissie, of op voorstel van de aanvaardingscommissie en na kennis te hebben genomen van de opmerkingen van de betrokkene. De duur van de schorsing of tijdelijke schrapping wordt, afhankelijk van de ernst van de tekortkoming, bepaald door de minister of de door hem gemachtigde ambtenaar, zonder dat zij een jaar te boven mag gaan.

De tijdelijke schrapping kan bij een met redenen omklede beslissing van de minister van Justitie of de door hem gemachtigde ambtenaar worden verlengd met telkens maximaal een jaar, na kennis te hebben genomen van de opmerkingen van de betrokkene. § 2. De aanvaardingscommissie ziet erop toe dat de gerechtsdeskundigen, de beëdigde vertalers, tolken en vertalers-tolken de deontologische code bedoeld in artikel 555/9, 3°, naleven. Zij kan op eigen initiatief of in geval van klachten de gerechtsdeskundige of de beëdigde vertaler, tolk of vertaler-tolk horen en kan aan de minister van Justitie of aan de door hem gemachtigde ambtenaar, aanbevelingen doen of een advies geven over de te nemen maatregelen.".

Art. 62.In boek V van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 555/13 ingevoegd, luidende : "

Art. 555/13.§ 1. Het in artikel 555/8, 4°, bedoelde bewijs wordt geleverd door het voorleggen aan de minister van Justitie van : 1° wat de beroepsbekwaamheid betreft : a) voor de gerechtsdeskundigen, een diploma in het domein van deskundigheid waarvoor de kandidaat zich als gerechtsdeskundige laat registreren en een bewijs waaruit vijf jaar relevante ervaring gedurende een periode van acht jaar voorafgaand aan de aanvraag tot registratie blijkt, of bij afwezigheid van diploma, het bewijs van vijftien jaar relevante ervaring gedurende de twintig jaar voorafgaand aan de aanvraag tot registratie;b) voor de beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, elk diploma dat is behaald of elk bewijs waaruit minimum twee jaar relevante ervaring gedurende een periode van acht jaar voorafgaand aan de aanvraag tot registratie blijkt of elk ander bewijs van de kennis van de taal of talen waarvoor hij zich laten registreren heeft; De gerechtsdeskundigen en de beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken die in een ander land van de Europese Unie gedomicilieerd zijn, kunnen hun beroepsbekwaamheid bewijzen door een opname in het gelijkaardig register van hun land, waarvan zij het bewijs leveren. 2° wat de juridische kennis betreft: een getuigschrift afgegeven na het volgen van een opleiding die beantwoordt aan de door de Koning bepaalde voorwaarden. § 2. De minister van Justitie of de door hem gemachtigde ambtenaar kan aan de gerechtsdeskundige een vrijstelling verlenen van de in § 1, 1°, bedoelde voorwaarde van vijf jaar relevante ervaring voor de specialiteiten die enkel in het kader van een gerechtelijk deskundigenonderzoek kunnen uitgeoefend worden.

De minister van Justitie of de door hem gemachtigde ambtenaar kan een vrijstelling voor de in § 1, 2°, bedoelde voorwaarde verlenen aan de gerechtsdeskundige of beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk, die voor 1 december 2016 gedurende een ononderbroken periode van vijftien jaar de activiteit van gerechtsdeskundige of beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk heeft uitgeoefend en zich in die periode voldoende heeft bijgeschoold.".

Art. 63.In boek V van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 555/14 ingevoegd, luidende : "

Art. 555/14.§ 1. De kandidaat die voldoet aan de bij artikel 555/8, 1° tot 4° bepaalde voorwaarden, legt ten laatste binnen de drie maanden na opname in het register de volgende eed af in handen van de eerste voorzitter van het hof van beroep van het rechtsgebied van zijn woon- of verblijfplaats, de volgende eed af : "Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk zal vervullen.", of : "Je jure que je remplirai ma mission en honneur et conscience, avec exactitude et probité.", of "Ich schwöre, dass ich den mir erteilten Auftrag auf Ehre und Gewissen genau und ehrlich erfüllen werde.".

Deze eed is geldig voor alle opdrachten die nadien aan de betrokkene in zijn hoedanigheid van gerechtsdeskundige of van beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk zullen worden toevertrouwd.

De gerechtsdeskundige, beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk kan pas nadat hij de eed heeft afgelegd deze titel dragen en in deze hoedanigheid de opdrachten aanvaarden voor de domeinen waarvoor hij is opgenomen in het nationaal register. § 2. De kandidaat die geen woon- of verblijfplaats heeft in België, legt de eed af in handen van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Brussel. § 3. De eedaflegging zoals bedoeld in de vorige paragrafen wordt minstens viermaal per jaar georganiseerd. Na de eedaflegging leggen de gerechtsdeskundige, de beëdigd vertaler, de tolk en de vertaler-tolk het specimen van hun handtekening neer bij de eerste voorzitter van het hof van beroep waarvoor zij de eed hebben afgelegd. Dit specimen van hun handtekening wordt opgenomen in het nationaal register overeenkomstig artikel 555/10, § 2. De Federale Overheidsdienst Justitie wordt in kennis gesteld van de namen van de personen die de eed hebben afgelegd en van het specimen van hun handtekening.".

Art. 64.In boek V van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 555/15 ingevoegd, luidende : "

Art. 555/15.Onverminderd artikel 555/6 kan de overheid die de opdracht geeft bij een met redenen omklede beslissing een gerechtsdeskundige of beëdigd vertaler, tolk, of vertaler-tolk aanwijzen die niet in het nationaal register van gerechtsdeskundigen of voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken is opgenomen, in de hierna genoemde gevallen : - in spoedeisende gevallen; - wanneer geen gerechtsdeskundige met de vereiste deskundigheid en specialisatie beschikbaar is of wanneer er geen beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk beschikbaar is voor de betrokken taal; - wanneer het nationaal register, gelet op de specifieke aard van het geschil, geen gerechtsdeskundige bevat die beschikt over de vereiste deskundigheid en specialisatie of wanneer het nationaal register, gelet op de zeldzaamheid van de taal, geen beëdigd vertaler, tolk of vertaler-tolk bevat die beschikt over de vereiste kennis van de betrokken taal; - wanneer het gaat om een coördinerende deskundige wiens exclusieve opdracht beoogd is in artikel 964.

De betrokkene bedoeld in het eerste lid voert de titel van gerechtsdeskundige of beëdigd vertaler, tolk of vertaler tolk enkel voor de hem toevertrouwde opdracht.

De aldus aangestelde tolk legt de volgende eed af : "Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk zal vervullen.", of "Je jure que je remplirai ma mission en honneur et conscience avec exactitude et probité.", of "Ich schwöre, dass ich den mir erteilten Auftrag auf Ehre und Gewissen genau und ehrlich erfüllen werde.".

De aangewezen gerechtsdeskundige, beëdigd vertaler of vertaler-tolk ondertekent zijn verslag of zijn vertaling op straffe van nietigheid waarbij hij zijn handtekening laat voorafgaan door de volgende schriftelijke eed : "Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk vervuld heb.", of "Je jure avoir rempli ma mission en honneur et conscience, avec exactitude et probité.", of "Ich schwöre, dass ich den mir erteilten Auftrag auf Ehre und Gewissen, genau und ehrlich erfült habe.".

In voorkomend geval wordt er van deze procedure, van de beweegredenen en van de naam en voornaam van de aangestelde gerechtsdeskundige of beëdigd vertaler, tolk, of vertaler-tolk melding gemaakt in de beslissing tot aanstelling of op het zittingsblad.

Een uittreksel van de beslissing met vermelding van de identiteit van de gerechtsdeskundige of beëdigd vertaler, tolk, of vertaler-tolk alsook van de motivering worden meegedeeld aan de Federale Overheidsdienst Justitie.".

Art. 65.In boek V van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 555/16 ingevoegd, luidende : "

Art. 555/16.Gerechtsdeskundigen kunnen beslissen een opdracht te weigeren. In burgerlijke zaken kunnen beëdigde vertalers, tolken en vertalers-tolken een opdracht weigeren.".

Hoofdstuk 2. - Wijzigingen van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken

Art. 66.Artikel 28 van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, wordt vervangen als volgt : "

Art. 28.Deskundigen die werken voor de gerechtelijke overheden vóór 1 december 2016 dienen uiterlijk vijf jaar na deze datum aan de bepalingen ervan te voldoen.

Na voorlegging van het bewijs van deze werkzaamheid worden de betrokken deskundigen voorlopig opgenomen in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen met de vermelding van het voorlopig karakter van deze opname voor zover zij voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 555/8, 1°, 2° en 3° van het Gerechtelijk Wetboek. Zij zijn onderworpen aan de verplichtingen voorzien in artikel 555/9 van het Gerechtelijk Wetboek.

Uiterlijk op 30 november 2021 worden zij, nadat zij hiertoe een aanvraag hebben ingediend, opgenomen in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen en voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, voor zover zij bij hun opname voldoen aan de voorwaarden voorzien in artikel 555/8, 1° tot 4° van het Gerechtelijk Wetboek. In dat geval betalen de gerechtsdeskundigen uiterlijk op 30 november 2021 de bijdrage in de kosten, bedoeld in artikel 555/11 voor de opname in het register. Artikel 555/7 is op hen van toepassing.

De personen die nog niet actief waren als deskundige voor de gerechtelijke overheden op 1 december 2016, kunnen voorlopig worden opgenomen in het register, voor zover zij voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 555/8, 1°, 2° en 3° van het Gerechtelijk Wetboek en zij, voor wat betreft artikel 555/8, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek enkel het bewijs leveren van de nodige beroepsbekwaamheid. Zij zijn onderworpen aan de verplichtingen voorzien in artikel 555/9 van het Gerechtelijk Wetboek. Hun voorlopige opname vervalt uiterlijk op 30 november 2021, tenzij zij worden opgenomen in het nationaal register overeenkomstig de bepalingen van het vorig lid.

De personen die vallen onder de toepassing van dit artikel leggen binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van deze bepaling de eed af overeenkomstig artikel 555/14 van het Gerechtelijk Wetboek.".

Art. 67.Artikel 29 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 29.Vertalers, tolken en vertaler-tolken die werkzaam zijn voor de bevoegde overheden voor 1 december 2016 dienen uiterlijk vijf jaar na deze datum aan de bepalingen ervan te voldoen.

Na voorlegging van het bewijs van deze werkzaamheid worden zij voorlopig opgenomen in het nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken met de vermelding van het voorlopig karakter van deze opname voor zover zij voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 555/8, 1°, 2° en 3° van het Gerechtelijk Wetboek.

Zij zijn onderworpen aan de verplichtingen voorzien in artikel 555/9 van het Gerechtelijk Wetboek.

Uiterlijk op 30 november 2021 worden zij, nadat zij hiertoe een aanvraag hebben ingediend, opgenomen in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen, voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, voor zover zij bij hun opname voldoen aan de voorwaarden omschreven in artikel 555/8, 1° tot 4° van het Gerechtelijk Wetboek. In dat geval betalen de beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken uiterlijk op 30 november 2021 de bijdrage in de kosten, bedoeld in artikel 555/11 van het Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 555/7 van het Gerechtelijk Wetboek is op hen van toepassing.

De vertalers, tolken en vertalers-tolken die nog niet werkzaam zijn voor de overheden op 1 december 2016, kunnen voorlopig worden opgenomen in het register, voor zover zij voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 555/8, 1°, 2° en 3° van het Gerechtelijk Wetboek en zij, voor wat betreft artikel 555/8, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek enkel het bewijs leveren van de nodige beroepsbekwaamheid. Zij zijn onderworpen aan de verplichtingen bedoeld in artikel 555/9 van het Gerechtelijk Wetboek. Hun voorlopige opname vervalt uiterlijk op 30 november 2021, tenzij zij worden opgenomen in het nationaal register overeenkomstig de bepalingen van het vorig lid.

De personen die vallen onder de toepassing van dit artikel leggen binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van deze bepaling de eed af overeenkomstig artikel 555/14 van het Gerechtelijk Wetboek.". HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering

Art. 68.In artikel 5, § 2, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, vervangen door de wet van 4 mei 2016 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "nationaal register van gerechtsdeskundigen overeenkomstig artikel 991quater van het Gerechtelijk Wetboek" vervangen door de woorden "nationaal register voor gerechtsdeskundigen en beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken";2° in het tweede lid worden de woorden "artikel 991decies" vervangen door de woorden "artikel 555/15". HOOFDSTUK 4. - Opheffingsbepalingen

Art. 69.Worden opgeheven : - artikel 647 van het Wetboek van Strafvordering, laatst gewijzigd bij de wet van 19 april 2017; - onderafdeling 6 van afdeling VI, van hoofdstuk VIII, van titel III, van boek II van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 april 2017; - hoofdstuk 5 van de wet van 10 april 2014 tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken, gewijzigd bij de wet van 19 april 2017.

Titel 7. - Wijzigingen aan het Gerechtelijk Wetboek betreffende de authentieke bronnen HOOFDSTUK 1. - Elektronische lijst van de leden van de rechterlijke orde

Art. 70.In het tweede deel, boek II, titel II van het Gerechtelijk Wetboek wordt na het eerste hoofdstuk een hoofdstuk Ibis ingevoegd, luidende : "Hoofdstuk Ibis. Elektronische lijst van de leden van de rechterlijke orde".

Art. 71.In hoofdstuk Ibis, ingevoegd bij artikel 70, wordt een artikel 315ter ingevoegd, luidende als volgt: "

Art. 315ter.§ 1. De Federale Overheidsdienst Justitie stelt een elektronische lijst op van de personen die een gerechtelijk ambt uitoefenen zoals bedoeld in Deel II, boek II, eerste titel, en van de personen die werden benoemd tot gerechtelijk stagiair overeenkomstig artikel 259octies, § 1, vierde lid, hierna "de lijst" genoemd.

Behoudens tegenbewijs, wordt in geval van niet-overeenstemming de voorkeur gegeven aan de vermeldingen op die lijst boven elke andere vermelding. § 2. De Federale Overheidsdienst Justitie, hierna "de beheerder" genoemd, staat in voor inrichting en het beheer van de lijst. Zij staat in voor de controle op de werking en het gebruik van deze lijst en ziet erop toe dat deze voortdurend wordt bijgewerkt.

De Federale Overheidsdienst Justitie wordt met betrekking tot de lijst beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 4, 7) van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. § 3. De Koning bepaalt, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de gegevens die in de lijst zijn opgenomen. § 4. De lijst en de daarin opgenomen gegevens zullen, onder toezicht van de beheerder en voor zover noodzakelijk voor het vervullen van hun respectievelijke wettelijke opdrachten, uitsluitend kunnen worden geraadpleegd door : 1° de Federale Overheidsdienst Justitie;2° de personen opgenomen in de lijst bedoeld in paragraaf 1. § 5. De gegevens die in de lijst zijn opgenomen, worden bewaard gedurende dertig jaar te rekenen vanaf de dag waarop het gerechtelijk ambt zoals bedoeld in Deel II, boek II, eerste titel, of de gerechtelijke stage bedoeld in artikel 259octies eindigt. § 6. Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in de lijst opgenomen gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem toepasselijk. § 7. Teneinde voor de toepassing van de eerste paragraaf de personen die een gerechtelijk ambt uitoefenen zoals bedoeld in deel II, boek II, eerste titel en de personen die werden benoemd tot gerechtelijk stagiair overeenkomstig artikel 259octies, § 1, vierde lid, te identificeren, is de beheerder gemachtigd om: 1° gebruik te maken van het rijksregisternummer van de personen die een gerechtelijk ambt uitoefenen zoals bedoeld in Deel II, boek II, eerste titel, en toegang te hebben tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 6°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van de natuurlijke personen;2° toegang te hebben tot de volgende gegevens uit de registers bedoeld in artikel 4, § 2, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid : a) naam en voornamen;b) geboorteplaats en -datum;c) datum van overlijden. Het rijksregisternummer, de geboorteplaats en -datum en de datum van overlijden van de in het vorige lid bedoelde fysieke personen mogen niet worden meegedeeld aan het publiek. HOOFDSTUK 2. - Elektronische lijsten van advocaten

Art. 72.In het Gerechtelijk wetboek wordt een artikel 434/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 434/1.§ 1. De "Orde van Vlaamse balies" en de "Ordre des barreaux francophones et germanophone" maken de volgende gezamenlijke elektronische lijsten op : 1° een gezamenlijke elektronisch tableau van de advocaten ingeschreven op de in artikel 430, 1 bedoelde tableaus van de verschillende ordes van advocaten waaruit zij zijn samengesteld;2° een gezamenlijke elektronische lijst van de advocaten ingeschreven op de in artikel 430, 1 bedoelde lijsten van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, bijgehouden door de verschillende ordes van advocaten waaruit zij zijn samengesteld;3° een gezamenlijke elektronische lijst van de advocaten ingeschreven op de in artikel 430, 1 bedoelde lijsten van de stagiairs, bijgehouden door de verschillende ordes van advocaten waaruit zij zijn samengesteld. Deze drie gezamenlijke elektronische lijsten worden hierna "de lijsten" genoemd.

Behoudens tegenbewijs, wordt in geval van niet-overeenstemming de voorkeur gegeven aan de vermeldingen op deze lijsten boven elke andere vermelding. § 2. De "Orde van Vlaamse balies" en de "Ordre des barreaux francophones et germanophone", hierna "de beheerder" genoemd, staan gezamenlijk in voor de inrichting en het beheer van de lijsten. Zij staan gezamenlijk in voor de controle op de werking en het gebruik van deze lijsten en zien er gezamenlijk op toe dat deze voortdurend worden bijgewerkt.

De "Orde van Vlaamse balies" en de "Ordre des barreaux francophones et germanophone" worden met betrekking tot de lijsten gezamenlijk beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van de artikelen 4, 7) en 26 van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG. § 3. De Koning bepaalt, na advies van de beheerder en de Gegevensbeschermingsautoriteit, de gegevens die in de lijst zijn opgenomen. § 4. De lijsten en de daarin opgenomen gegevens zijn publiek. § 5. De gegevens die in de lijst zijn opgenomen, worden bewaard gedurende dertig jaar te rekenen vanaf de dag waarop de advocaat of stagiair wordt geschrapt van het tableau of de lijst bedoeld in artikel 430, 1, al naargelang het geval. § 6. Teneinde voor de toepassing van de eerste paragraaf de personen die het beroep van advocaat uitoefenen, te identificeren, is de beheerder gemachtigd om : 1° gebruik te maken van het rijksregisternummer van de advocaten en de stagiairs, en toegang te hebben tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 6°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van de natuurlijke personen;2° toegang te hebben tot de volgende gegevens uit de registers bedoeld in artikel 4, § 2, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid : d) naam en voornamen;e) geboorteplaats en -datum;f) datum van overlijden. Het rijksregisternummer, de geboorteplaats en -datum en de datum van overlijden van de in het vorige lid bedoelde fysieke personen mogen niet worden meegedeeld aan het publiek.

Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling of de verwerking van de in het tweede lid bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet in voorkomend geval het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem toepasselijk.". HOOFDSTUK 3. - Elektronische lijsten van gerechtsdeurwaarders

Art. 73.In artikel 555/1 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 7 januari 2014, 8 mei 2014, 4 mei 2016 en 18 juni 2018 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid wordt de bepaling onder 15° vervangen als volgt : "15° een elektronische lijst op te stellen van de gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders;"; 2° In het eerste lid wordt de bepaling onder 22° vervangen als volgt : "22° een elektronische lijst op te stellen van alle gerechtsdeurwaarders-titularis en plaatsvervangende gerechtsdeurwaarders;"; 3° paragraaf 1, tweede lid wordt opgeheven.

Art. 74.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 555/1bis ingevoegd, luidende : "

Art. 555/1bis.§ 1. Behoudens tegenbewijs, wordt in geval van niet-overeenstemming de voorkeur gegeven aan de vermeldingen op de in artikel 555/1, eerste lid, 15°, en, in ondergeschikte orde, 22°, bedoelde lijsten, hierna "de lijsten" genoemd, boven elke andere vermelding. § 2. De Nationale Kamer, hierna "de beheerder" genoemd, staat in voor inrichting en het beheer van de lijsten. Zij staat in voor de controle op de werking en het gebruik van deze lijsten en ziet erop toe dat deze voortdurend worden bijgewerkt.

De Nationale Kamer wordt met betrekking tot de lijsten beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 4, 7) van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG. § 3. De Koning bepaalt, na advies van de beheerder en van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de gegevens die in de lijsten zijn opgenomen. § 4. De lijsten en de daarin opgenomen gegevens zijn publiek. § 5. De gegevens die in de lijsten zijn opgenomen, worden bewaard gedurende dertig jaar te rekenen vanaf de dag waarop hun ambt bedoeld in het tweede deel, boek V, hoofdstuk I, een einde neemt. § 6. Teneinde voor de toepassing van artikel 555/1, eerste lid, 15° en 22° de gerechtsdeurwaarders, de kandidaat-gerechtsdeurwaarders, de gerechtsdeurwaarders-titularis en de plaatsvervangende gerechtsdeurwaarders te identificeren, is de beheerder gemachtigd om : 1° gebruik te maken van het rijksregisternummer van de gerechtsdeurwaarders, de kandidaat-gerechtsdeurwaarders, de gerechtsdeurwaarders-titularis en de plaatsvervangende gerechtsdeurwaarders, en toegang te hebben tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 6°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van de natuurlijke personen;2° toegang te hebben tot de volgende gegevens uit de registers bedoeld in artikel 4, § 2, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid : g) naam en voornamen;h) geboorteplaats en -datum;i) datum van overlijden. Het rijksregisternummer, de geboorteplaats en -datum en de datum van overlijden van de in het vorige lid bedoelde fysieke personen mogen niet worden meegedeeld aan het publiek.

Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling of de verwerking van de in het tweede lid bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet in voorkomend geval het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem toepasselijk.".

Art. 75.In artikel 32quater/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, wordt de zin "Het register bevat eveneens elke andere door de Koning, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, aangeduide authentieke akte die opgemaakt wordt door een gerechtsdeurwaarder." ingevoegd tussen de zin die aanvangt met de woorden "Hierin worden de door de Koning aangeduide gegevens" en de zin die aanvangt met de woorden "Dit register geldt als"; 2° in paragraaf 3, worden de woorden "voor zover de raadpleging betrekking heeft op de betekeningen die door hun tussenkomst werden verricht" vervangen door de woorden "voor de vervulling van hun wettelijke opdrachten". HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding

Art. 76.Hoofdstuk 1 van deze titel treedt in werking op de door de Koning te bepalen datum, en uiterlijk op 1 januari 2020.

Art. 77.Hoofdstuk 2 van deze titel treedt in werking op de door de Koning te bepalen datum, en uiterlijk op 1 januari 2020.

Art. 78.Hoofdstuk 3 van deze titel treedt in werking op de door de Koning te bepalen datum, en uiterlijk op 1 januari 2020.

TITEL 8. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek betreffende het zittingsblad

Art. 79.Artikel 782, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 26 april 2007, wordt aangevuld door wat volgt : "In dat geval wordt het vonnis binnen de drie dagen ondertekend door de rechters die het hebben gewezen en door de griffier.".

Art. 80.Artikel 783 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2014, wordt vervangen als volgt : "

Art. 783.§ 1. Het zittingsblad bevat de volgende vermeldingen : 1° de dag en het uur waarop de zitting geopend en gesloten is;2° de verrichte proceshandelingen;3° elke behandelde zaak, met opgave van het nummer van inschrijving op de algemene rol en van de namen van de partijen en van hun advocaten;4° de lijst van bijlages bij het zittingsblad. § 2. De minuut van het tijdens de zitting gewezen vonnis wordt als bijlage bij het zittingsblad gevoegd.

In afwijking van het eerste lid kan, indien het vonnis in gedematerialiseerde vorm is opgemaakt, in voorkomend geval het door de griffier eensluidend verklaard afschrift van dit vonnis als bijlage bij het zittingsblad worden gevoegd. § 3. De bij de wet voorgeschreven meldingen op de kant van de minuut van het in gedematerialiseerde vorm opgemaakte en bewaarde vonnis worden opgemaakt door de griffier, die ze ondertekent met een gekwalificeerde elektronische handtekening, bedoeld in artikel 3, 12°, van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van richtlijn 1999/93/EG. Zij worden verbonden met de vonnissen waarop ze betrekking hebben overeenkomstig de door de Koning bepaalde nadere regels. § 4. De rechter die de zitting heeft voorgezeten, ziet het zittingsblad na en ondertekent het samen met de griffier.".

Art. 81.Artikel 784 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "

Art. 784.De zittingsbladen en hun bijlages zijn van een zelfde formaat en worden per jaar samengevoegd tot een register.

Het zittingsblad kan worden opgemaakt en bewaard in gedematerialiseerde vorm onder de voorwaarden vastgelegd door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

De Koning kan de opmaak en bewaring bedoeld in het tweede lid opleggen aan de hoven of rechtbanken en hun griffies.".

Art. 82.In artikel 195bis, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967, worden de woorden "achtenveertig uren" vervangen door de woorden "tweeënzeventig uren".

TITEL 9. - Wijzigingen aan het statuut van de rechter in ondernemingszaken HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 83.In deel II, boek I, titel I, van het Gerechtelijk Wetboek, worden in het opschrift van hoofdstuk II de woorden "rechtbank van koophandel" vervangen door het woord "ondernemingsrechtbank".

Art. 84.In deel II, boek I, titel I, hoofdstuk II, van hetzelfde Wetboek, worden in het opschrift van afdeling V de woorden "Rechtbank van koophandel" vervangen door het woord "Ondernemingsrechtbank".

Art. 85.In artikel 85, derde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 1 december 2013, 8 mei 2014 en 15 april 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "In elk arrondissement kiezen de rechters in ondernemingszaken in hun midden een voorzitter in ondernemingszaken" worden vervangen door de woorden "De rechters in ondernemingszaken kiezen in hun midden een voorzitter in ondernemingszaken"; 2° het lid wordt aangevuld met de volgende zin : "De minister bevoegd voor Justitie maakt de naam van de voorzitter in ondernemingszaken bekend in het Belgisch Staatsblad.".

Art. 86.In artikel 87, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, worden de woorden "en plaatsvervangende rechters in ondernemingszaken," en de woorden "en rechters in ondernemingszaken" opgeheven.

Art. 87.In artikel 113bis, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 december 2013, worden in de Franse tekst de woorden "ou de commerce" vervangen door de woorden "ou un tribunal de l'entreprise".

Art. 88.In artikel 186, § 1, zevende lid, b), van het hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 december 2013 en gewijzigd bij de wet van 11 augustus 2017, worden de woorden" 573, 2°, 574, 2°, 3°, 4°, 7°, 8°, 9°, 11° tot 19° " vervangen door de woorden "574, 2°, 3°, 4°, 7°, 8°, 9°, 11° tot 20° ".

Art. 89.In deel II, boek I, titel VI, van hetzelfde Wetboek, worden in het opschrift van hoofdstuk II de woorden "rechtbank van koophandel" vervangen door het woord "ondernemingsrechtbank".

Art. 90.In deel II, boek I, titel VI, hoofdstuk II, van hetzelfde Wetboek, worden in het opschrift van afdeling IV de woorden "rechtbank van koophandel" vervangen door het woord "ondernemingsrechtbank".

Art. 91.Artikel 203 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1998, 10 april 2014, 8 mei 2014 en 15 april 2018, wordt vervangen als volgt : "

Art. 203.Rechters in ondernemingszaken worden door de Koning benoemd op de gezamenlijke voordracht van de ministers die Justitie, Economische Zaken en Middenstand in hun bevoegdheid hebben.

Zij worden benoemd in een ondernemingsrechtbank voor een eerste termijn van drie jaar die telkens hernieuwbaar is voor vijf jaar.

Rechters in ondernemingszaken benoemd in de Franstalige ondernemingsrechtbank te Brussel worden in subsidiaire orde benoemd in de ondernemingsrechtbank te Waals-Brabant en de rechters in ondernemingszaken benoemd in de ondernemingsrechtbank te Waals-Brabant worden in subsidiaire orde benoemd in de Franstalige ondernemingsrechtbank te Brussel. De rechters in ondernemingszaken benoemd in de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank te Brussel worden in subsidiaire orde benoemd in de ondernemingsrechtbank te Leuven en de rechters in ondernemingszaken benoemd in de ondernemingsrechtbank te Leuven worden in subsidiaire orde benoemd in de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank te Brussel. De aanwijzing van de rechter in ondernemingszaken buiten de ondernemingsrechtbank waarin hij in hoofdorde wordt benoemd, wordt in onderling overleg tussen de betrokken korpschefs geregeld nadat de betrokkene werd gehoord. De gemeenschappelijke beslissing bepaalt de nadere regels van de aanwijzing. De aanwijzingsbeschikking omschrijft de redenen waarom het noodzakelijk is een beroep te doen op een rechter in ondernemingszaken benoemd in hoofdorde in een andere ondernemingsrechtbank en omschrijft de nadere regels van de aanwijzing. De aanwijzing geldt voor een hernieuwbare periode van ten hoogste een jaar. De instemming van de aangewezen rechter in ondernemingszaken is niet vereist. Ingeval de korpschefs weigeren of bij gebreke van een akkoord over de nadere regels van de aanwijzing, beslist de eerste voorzitter van het hof van beroep te Brussel op grond van een met redenen omkleed advies van de korpschefs die betrokken zijn bij deze aanwijzing.

Om tot rechter in ondernemingszaken te worden benoemd, dient de kandidaat de leeftijd van dertig jaar bereikt te hebben en over ten minste tien jaar nuttige beroepservaring te beschikken die blijk geeft van praktische kennis van aangelegenheden inzake ondernemingszaken.".

Art. 92.Artikel 204 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 6 mei 1982, 22 december 2003 en 15 april 2018 wordt vervangen als volgt : "

Art. 204.§ 1. Ter voorziening van de vacatures voor rechters in ondernemingszaken delen de voorzitters van de ondernemingsrechtbanken de minister bevoegd voor justitie vóór 1 oktober van elk jaar het aantal vacante plaatsen mee alsook de profielen aan welke de kandidaat rechters in ondernemingszaken dienen te voldoen. De voorzitters waken over de evenwichtige vertegenwoordiging van de diverse profielen in functie van de behoefte van de rechtbank.

Uiterlijk zestig dagen na de ontvangst van het aantal vacatures en van de profielen gaat de minister bevoegd voor Justitie over tot een oproep tot kandidaten in het Belgisch Staatsblad. § 2. De kandidaten voor die ambten kunnen zelf hun kandidatuur stellen of worden voorgedragen door representatieve professionele of interprofessionele organisaties of federaties, met inbegrip van een orde, een instituut van beoefenaars van vrije beroepen of een andere representatieve professionele of interprofessionele organisatie in de nijverheids- of de verenigingssector.

In afwijking van artikel 287sexies moet elke kandidaatstelling of voordracht op straffe van verval aan de minister bevoegd voor Justitie worden gericht binnen een termijn van dertig dagen vanaf de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad. De oproep tot de kandidaten in het Belgisch Staatsblad vermeldt de wijze waarop op straffe van verval de kandidaturen en voordrachten moeten worden ingediend en welke stavingsstukken hierbij moeten worden gevoegd. De stavingstukken met betrekking tot de studies en beroepservaring moeten evenwel niet meer aan de kandidaat worden gevraagd wanneer zij reeds werden ingediend bij een eerdere kandidaatstelling en de kandidatuur ontvankelijk werd verklaard.

Binnen de zestig dagen na de bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad vraagt de minister bevoegd voor Justitie voor de kandidaturen die hij ontvankelijk heeft verklaard overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, een gemotiveerd schriftelijk advies overeenkomstig een door hem bepaald standaardformulier aan de procureur-generaal van het rechtsgebied waar de benoeming dient te geschieden en aan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank.

De procureur-generaal verstrekt de minister bevoegd voor Justitie dit advies langs elektronische weg binnen de dertig dagen te rekenen van het verzoek om advies bedoeld in het derde lid en maakt hiervan tegelijkertijd een afschrift over aan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank van de vacature waarvoor gekandideerd wordt.

Voor de kandidaturen die een omstandiger onderzoek voor advies lijken te vereisen, wordt de termijn van dertig dagen verlengd tot vijfenveertig dagen op voorwaarde dat de procureur-generaal deze verlenging binnen de dertig dagen te rekenen van het verzoek om advies langs elektronische weg ter kennis brengt aan de minister bevoegd voor Justitie en de voorzitter van de ondernemingsrechtbank. Bij gebrek aan advies binnen de termijn van dertig dagen of de verlengde termijn van vijfenveertig dagen of bij gebrek aan het gebruik van het standaardformulier wordt het advies geacht gunstig te zijn.

De voorzitters van de ondernemingsrechtbanken bezorgen de minister bevoegd voor Justitie hun advies langs elektronische weg binnen de zestig dagen te rekenen van het verzoek om advies bedoeld in het derde lid.

De rechters in ondernemingszaken worden benoemd op 1 juni. De benoeming wordt bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 3. De rechters in ondernemingszaken kunnen slechts zitting nemen indien zij vooraf de initiële opleiding bij het Instituut voor gerechtelijke opleiding hebben gevolgd. Deze opleiding bevat een opleiding inzake deontologie en een opleiding aangaande de procedure.

Zij kunnen slechts optreden als rechter-commissaris in een faillissement, als gedelegeerd rechter bij een gerechtelijke reorganisatie of in de Kamer voor ondernemingen in moeilijkheden indien zij hiervoor een bijzondere opleiding bij het Instituut voor gerechtelijke opleiding hebben gevolgd.".

Art. 93.Artikel 205 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1985, 17 juli 1997, 13 april 2005 en 15 april 2018, wordt vervangen als volgt : "

Art. 205.§ 1. De benoeming van rechter in ondernemingszaken kan na iedere termijn voor vijf jaar hernieuwd worden na advies van de voorzitter van de ondernemingsrechtbank en van de procureur-generaal van het rechtsgebied waar de benoeming dient te geschieden.

Uiterlijk vóór 1 september voorafgaand aan het burgerlijk jaar waarin zijn ambt een einde neemt, richt de rechter in ondernemingszaken langs elektronische weg een verzoek tot hernieuwing van zijn benoeming aan de minister bevoegd voor Justitie en bezorgt hij hiervan tegelijkertijd een afschrift aan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank. § 2. Op het ogenblik dat de minister bevoegd voor Justitie overeenkomstig artikel 204, § 2, derde lid, de adviezen vraagt aan de procureur-generaal en de voorzitter van de ondernemingsrechtbank in de benoemingsprocedures, vraagt hij hen een gemotiveerd schriftelijk advies door middel van een door hem bepaald standaardformulier over de verzoeken tot hernieuwing.

De adviezen worden hem verstrekt binnen de termijnen opgenomen in artikel 204, § 2, vierde en vijfde lid.

De hernieuwingen van de benoemingen van de rechters in ondernemingszaken worden samen bekend gemaakt met de benoemingen bedoeld in artikel 204, § 2, zesde lid.".

Art. 94.In artikel 206 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 15 mei 1987, 19 juli 2012, 8 mei 2014, 19 december 2014 en 15 april 2018, worden de woorden "of in ondernemingszaken" telkens vervangen door de woorden "of tot rechter in ondernemingszaken".

Art. 95.In artikel 288, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, worden de woorden "en van de werkende en plaatsvervangende rechters in ondernemingszaken" vervangen door de woorden "en van de rechters in ondernemingszaken".

Art. 96.In artikel 300 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "raadsheren in sociale zaken, rechters in sociale zaken en rechters in ondernemingszaken," vervangen door de woorden "raadsheren in sociale zaken en rechters in sociale zaken";2° in het tweede lid worden de woorden "behoudens de uitoefening van het beroep van advocaat en van notaris en de bezigheden die hun daardoor geoorloofd zijn" opgeheven;3° het artikel wordt aangevuld met een lid luidende : "De rechters in ondernemingszaken zijn onderworpen aan dezelfde regels van onverenigbaarheid als de werkende magistraten, met uitzondering van de uitoefening van beroepswerkzaamheden die voor het opdoen van ervaring toegestaan zijn om benoemd te worden tot rechter in ondernemingszaken.Niemand mag tegelijk het ambt van rechter in ondernemingszaken en van gerechtsmandataris uitoefenen in het arrondissement of de afdeling van de ondernemingsrechtbank waar hij als gerechtsmandataris werd aangewezen.".

Art. 97.In artikel 322, derde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 30 maart 1973, 10 februari 1998, 17 mei 2006, 1 december 2013 en 15 april 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "of in ondernemingszaken" worden telkens opgeheven;2° de woorden "in hetzelfde geval kan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank een andere werkende of plaatsvervangend rechter in ondernemingszaken, een rechter, een plaatsvervangende rechter of een op het tableau van de Orde ingeschreven advocaat die ten minste dertig jaar oud is, aanwijzen om de verhinderde assessor te vervangen" worden vervangen door de volgende zinnen : "De verhinderde rechter in ondernemingszaken wordt vervangen door een andere rechter in ondernemingszaken.Bij onvoorziene afwezigheid kan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank een rechter of een plaatsvervangend rechter of een op het tableau van de Orde ingeschreven advocaat die ten minste dertig jaar oud is, aanwijzen om degene die verhinderd is te vervangen.".

Art. 98.In artikel 331 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wetten van 19 juli 2012, 1 december 2013, 10 april 2014, 5 mei 2014, 4 mei 2016 en 15 april 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het tweede lid, in de bepaling onder 8°, worden de woorden", de rechters in ondernemingszaken" opgeheven; b) het artikel wordt aangevuld met een lid luidende : "De rechter in ondernemingszaken stelt de voorzitter van de ondernemingsrechtbank onverwijld in kennis van zijn afwezigheden wanneer deze afwezigheden een invloed kunnen hebben op de goede werking van de rechtbank.".

Art. 99.In artikel 390 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 mei 2016 en gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vierde lid, worden de woorden "en in ondernemingszaken" opgeheven; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "Rechters in ondernemingszaken houden op hun ambt uit te oefenen op het einde van de maand in de loop van dewelke zij de leeftijd bereiken van drieënzeventig jaar.".

Art. 100.In artikel 411, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 15 juli 2013 en gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014 worden in de Franse tekst de woorden "de commerce" vervangen door de woorden "de l'entreprise".

Art. 101.Artikel 437 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 november 2001, wordt aangevuld met een lid, luidende : "Het beroep van advocaat is verenigbaar met het ambt van rechter in ondernemingszaken.".

Art. 102.Artikel 521, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, wordt aangevuld met de woorden "en met uitzondering van het ambt van rechter in ondernemingszaken". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van diverse bepalingen

Art. 103.In het opschrift van de wet van 15 juli 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van koophandel en tot wijziging van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek, worden de woorden "rechtbanken van koophandel" vervangen door het woord "ondernemingsrechtbanken".

Art. 104.Artikel 2 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 1 december 2013, die vervangen is bij de wet van 6 januari 2014, en gewijzigd bij de wet van 15 april 2018, wordt opgeheven.

Art. 105.In de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en kennisbeheer en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 juni 2018, wordt een artikel 4/1 ingevoegd, luidende : "Art 4/1. De rechter in ondernemingszaken heeft de verplichting om gedurende elke hernieuwing van zijn ambt tenminste 15 opleidingspunten te behalen wat betreft de permanente opleidingen die worden aangeboden door het Instituut voor gerechtelijke opleiding of waarvan het Instituut de inschrijvingsgelden ten laste neemt.

De rechter in ondernemingszaken kiest in overleg met de voorzitter van de ondernemingsrechtbank de opleidingen uit het aanbod van permanente opleidingen.

Een opleidingspunt staat gelijk aan één uur permanente opleiding. Het Instituut kan na advies van het wetenschappelijk comité beslissen dat aan haar eigen opleidingen of andere academische opleidingen meer opleidingspunten per uur kunnen toegekend worden, zonder dat dit evenwel het maximum van 10 opleidingspunten mag overschrijden.

Een rechter in ondernemingszaken die betrokken is als lesgever aan een opleiding bedoeld in artikel 204, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek, van het Instituut, is gerechtigd op opleidingspunten permanente vorming a rato van het aantal uur dat hij aanwezig is geweest tijdens de opleiding, zonder dat dit 10 opleidingspunten mag overschrijden.

Indien een rechter in ondernemingszaken geen les heeft gegeven aan een opleiding bedoeld in artikel 204, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek, van het Instituut, maar wel een tekst heeft geschreven die door het Instituut verder mag verspreid worden onder zijn doelpubliek, zal na advies van het wetenschappelijk comité een aantal punten worden toegekend, zonder dat dit 10 opleidingspunten mag overschrijden.".

Art. 106.In artikel 3 van de wet van 23 maart 2019 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een betere werking van de rechterlijke orde en van de Hoge Raad voor de Justitie, worden in het voorgestelde artikel 87, § 3, eerste lid, de woorden "en plaatsvervangende rechters in ondernemingszaken" en de woorden "en rechters in ondernemingszaken" weglaten.

Art. 107.In artikel 30, c), van dezelfde wet, worden de woorden "en § 3" opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Overgangsbepalingen

Art. 108.§ 1. De op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze titel lopende benoemingsprocedures worden afgehandeld volgens de bepalingen zoals ze van kracht waren vóór de inwerkingtreding van deze titel. De rechters in ondernemingszaken worden echter benoemd in een ondernemingsrechtbank voor een periode die eindigt op 31 mei 2024.

De werkende rechters in ondernemingszaken in een arrondissement of een afdeling die werden benoemd overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van deze titel, worden van rechtswege en zonder toepassing van artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek benoemd tot rechter in ondernemingszaken in de ondernemingsrechtbank voor de resterende termijn van hun benoeming.

Hun ambt eindigt op 31 mei van het burgerlijk jaar waarin hun ambt een einde neemt. Hun benoeming kan evenwel niet eindigen vóór 31 mei 2020.

Rechters in ondernemingszaken benoemd in een arrondissement of een afdeling die ingevolge het bereiken van de leeftijdsgrens als ontslagnemend worden beschouwd in het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van titel 9 van deze wet, worden van rechtswege en zonder toepassing van artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek benoemd als rechter in ondernemingszaken in de ondernemingsrechtbank voor de resterende termijn van hun benoeming mits zij daartoe langs elektronische weg een verzoek richten aan de minister bevoegd voor Justitie uiterlijk voor 1 september 2019. Hun ambt eindigt op 31 mei van het burgerlijk jaar waarin hun ambt een einde neemt. Hun benoeming kan evenwel niet eindigen vóór 31 mei 2020.

Werkende rechters in ondernemingszaken benoemd in een arrondissement of een afdeling van wie de benoeming of de hernieuwing van de benoeming door de Koning beperkt werd tot het bereiken van de leeftijdsgrens worden van rechtswege geacht benoemd geweest te zijn voor een periode van vijf jaar. Zij worden van rechtswege en zonder toepassing van artikel 287sexies van het Gerechtelijk Wetboek benoemd als rechter in ondernemingszaken in de ondernemingsrechtbank voor de resterende termijn van hun benoeming mits zij daartoe langs elektronische weg een verzoek richten aan de minister bevoegd voor Justitie uiterlijk voor 1 september 2019. Hun ambt eindigt op 31 mei van het burgerlijk jaar waarin hun ambt een einde neemt. Hun benoeming kan evenwel niet eindigen vóór 31 mei 2020.

Rechters in ondernemingszaken aan wie ingevolge het bereiken van de leeftijd ontslag werd verleend en die bij beschikking van de voorzitter van de rechtbank van ondernemingszaken zijn aangewezen tot plaatsvervangend rechter in ondernemingszaken zetelen van rechtswege als rechter in ondernemingszaken voor de resterende termijn vermeld in de beschikking dewelke uiterlijk van rechtswege eindigt op 31 december 2020. § 2. De benoemingen bedoeld in de eerste paragraaf kunnen in geen geval langer duren dan tot op het einde van de maand in de loop van dewelke de rechter in ondernemingszaken de leeftijd zal bereiken van drieënzeventig jaar. § 3. De in eerste paragraaf benoemde rechters in ondernemingszaken in de Franstalige ondernemingsrechtbank te Brussel worden in subsidiaire orde benoemd in de ondernemingsrechtbank Waals-Brabant en de rechters in ondernemingszaken benoemd in de ondernemingsrechtbank Waals-Brabant worden in subsidiaire orde benoemd in de Franstalige ondernemingsrechtbank te Brussel. De in eerste paragraaf bedoelde rechters in ondernemingszaken benoemd in de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank te Brussel worden in subsidiaire orde benoemd in de ondernemingsrechtbank te Leuven en de rechters in ondernemingszaken benoemd in de ondernemingsrechtbank te Leuven worden in subsidiaire orde benoemd in de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank te Brussel. § 4. In afwijking van het artikel 204, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij deze wet, kunnen de rechters in ondernemingszaken benoemd of aangewezen overeenkomstig paragrafen 1 en 3 onmiddellijk zitting nemen. De benoemingen bedoeld in paragrafen 1 en 3 kunnen worden hernieuwd overeenkomstig het artikel 205 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij deze wet. Na de hernieuwing van hun benoeming kunnen zij slechts zitting nemen indien zij de opleidingen gevolgd hebben overeenkomstig het artikel 204, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij deze wet.

Art. 109.Opleidingen bedoeld in het artikel 204, § 3, van het Gerechtelijk wetboek, zoals vervangen door deze wet, die reeds gevolgd werden in de loop van vijf jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van titel 9 van deze wet worden van rechtswege geacht gevolgd te zijn in het kader van de verplichte opleiding bedoeld in het nieuwe artikel 4/1 van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en kennisbeheer en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, zoals ingevoegd bij deze wet.".

TITEL 10. - Wijzigingen betreffende de Notariële Aktebank HOOFDSTUK 1. - Wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt

Art. 110.Artikel 1 van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, gewijzigd bij de wet van 16 april 1927, wordt aangevuld met twee leden, luidende : "De notaris licht elke partij altijd volledig in over de rechten, verplichtingen en lasten die voortvloeien uit de rechtshandelingen waarbij hij betrokken is en geeft aan alle partijen op onpartijdige wijze raad.

Onder voorbehoud van de rechten der openbare overheid en behoudens andersluidende wettelijke bepaling is de notaris bevoegd voor de waarmerking van gedematerialiseerde gegevens en documenten, in het bijzonder op het vlak van de herkomst van de gegevens en documenten, en om er gewaarmerkte afschriften of uittreksels van af te leveren, al dan niet in gedematerialiseerde vorm, die de conformiteit bevestigen met het oorspronkelijk gegeven of document. De notaris is tevens bevoegd om, al dan niet in gedematerialiseerde vorm, de identiteit en de elektronische of manuele handtekening van personen te waarmerken.

De in dit lid bedoelde waarmerkingen vereisen geen authentieke akte en zijn niet onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de notariële akten.".

Art. 111.In artikel 20, eerste lid, 2°, van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen, vervangen bij de wet van 6 juli 2017, worden de woorden "vijftien dagen na het verlijden" vervangen door de woorden "termijn die is voorgeschreven voor de aanbieding ter registratie, overeenkomstig artikel 32 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten".

Art. 112.In de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1999, wordt een artikel 18bis ingevoegd luidende : "

Art. 18bis.De in authentieke vorm verleden testamenten, herroepingen van testament en contractuele erfstellingen bij afzonderlijke akte, worden binnen de vijftien dagen na het verlijden van de akte enkel ingeschreven in de Notariële Aktebank, zonder dat een gedematerialiseerd afschrift wordt neergelegd.

Een gedematerialiseerd afschrift van de in het eerste lid vermelde akten zal worden neergelegd in de Notariële Aktebank die beheerd wordt door de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat bij de aanbieding ter registratie van de akte.".

Art. 113.In dezelfde wet wordt een artikel 18ter ingevoegd luidende : "

Art. 18ter.In de Notariële Aktebank worden tevens neergelegd en bewaard : 1° alle gegevens en documenten die door de notaris samen met een uitgifte van een notariële akte waarop zij betrekking hebben, dienen te worden aangeboden aan of neergelegd bij een overheidsinstantie;2° het registratierelaas en, in voorkomend geval, de gelijkaardige afzonderlijke berichten met betrekking tot regionale registratierechten van de overeenkomstig artikel 18 en 18bis in de Notariële Aktebank neergelegde akten;3° in voorkomend geval, het relaas of bewijs van de vervulling van een hypothecaire formaliteit van de overeenkomstig artikel 18 in de Notariële Aktebank neergelegde akten;4° latere meldingen op en bijvoegingen of aanhechtingen aan de overeenkomstig artikel 18 en 18bis in de Notariële Aktebank neergelegde akten. De Koning bepaalt, na advies te hebben ingewonnen van de minister van Financiën, de modaliteiten van de neerlegging, de bewaring en de toegang tot de gegevens en documenten bedoeld in het vorige lid.

De Notariële Aktebank geldt als authentieke bron voor de in het eerste lid bepaalde gegevens en documenten.

De plannen die ingevolge aanhechting of neerlegging deel uitmaken van overeenkomstig de artikelen 18, 18bis en 18ter in de Notariële Aktebank neer te leggen akten, moeten niet opgenomen worden in deze Notariële Aktebank, op voorwaarde dat in een verklaring in de akte of in een ondertekende verklaring onderaan de akte, de partijen of de instrumenterende notaris in hun naam: 1° bevestigen dat ze opgenomen zijn in de databank van plannen van afbakening van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, zonder nadien te zijn gewijzigd;2° de referte ervan in deze databank vermelden. HOOFDSTUK 2. - Financiering

Art. 114.In dezelfde wet wordt een artikel 18quater ingevoegd luidende : Voor de financiering van de inrichting en het onderhoud van de Notariële Aktebank, zoals bepaald door artikel 18, wordt een vergoeding aangerekend naar aanleiding van de neerlegging, waarvan de hoogte en de betalingsformaliteiten worden bepaald door de Koning na overleg in de Ministerraad. HOOFDSTUK 3. - Overgangsmaatregelen en inwerkingtreding

Art. 115.De gedematerialiseerde uitgiften, bijlagen, gegevens en documenten, van akten die vóór de oprichting van de Notariële Aktebank op gedematerialiseerde wijze werden aangeboden tot de registratieformaliteit of tot de hypothecaire openbaarmaking, waarvan de toegestane bewaringstermijn nog niet is verstreken, worden eveneens opgenomen in de Notariële Aktebank. De bepalingen van de artikelen 3 en 4 van deze wet en van artikel 18 van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, zoals ingevoegd door artikel 20 van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing.

Art. 116.De artikelen 112 tot en met 115 treden in werking op het ogenblik dat artikel 20, eerste lid, 2°, van de wet van 6 mei 2009 in werking treedt.

Titel 11. - Wijzigingen aan de programmawet van 24 december 2002 betreffende het bewaren op elektronische wijze van een exemplaar van het Belgisch Staatsblad

Art. 117.In artikel 474 van de programmawet (I) van 24 december 2002 wordt het derde lid vervangen als volgt : "Eén exemplaar wordt bewaard op elektronische wijze. De Koning bepaalt de modaliteiten van de bewaring op elektronische wijze. Hij kan de elektronische bronbestanden van de in het eerste lid bedoelde exemplaren, of één van die bestanden, conform verklaren aan een op elektronische wijze bewaard exemplaar in de zin van dit lid.".

Art. 118.Deze titel heeft uitwerking met ingang van 17 oktober 2013.

Titel 12. - Wijzigingen van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden

Art. 119.In artikel 32 van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden worden de woorden ", met inbegrip van de vastlegging en de opslag van de beeltenis van de persoon die de gevangenis betreedt," ingevoegd tussen de woorden "controle- en veiligheidsmaatregelen" en "waarvan de Koning".

Art. 120.In artikel 61, § 2, van dezelfde wet worden de woorden "van de vastlegging van de beeltenis van de bezoeker," opgeheven.

TITEL 13. - Wijzigingen van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing

Art. 121.In artikel 239, vijfde lid, van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, worden de woorden "tot 1 september 2019" vervangen door de woorden "tot 1 september 2020".

Art. 122.In artikel 239, zesde lid, van dezelfde wet, worden de woorden "tot 1 september 2020" vervangen door de woorden "tot 1 september 2021".

TITEL 14. - Wijzigingen aan de wet van 10 augustus 2005 tot oprichting van het informatiesysteem Phenix

Art. 123.In artikel 7 van de wet van 10 augustus 2005 tot oprichting van het informatiesysteem Phenix, worden de woorden "in Phenix" opgeheven.

Art. 124.In artikel 8 van de dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "enkel toegankelijk voor de leden van dat gerecht" vervangen door de woorden "toegankelijk voor de leden van de rechterlijke orde";2° in het vierde lid worden de woorden "Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer" vervangen door het woord "Gegevensbeschermingsautoriteit". TITEL 15. - Wijzigingen betreffende het centraal erfrechtregister

Art. 125.Artikel 805 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 10 oktober 1967, wordt vervangen als volgt: "

Art. 805.De beschikking tot aanwijzing van een beheerder in toepassing van de artikelen 803bis en 804, wordt binnen de vijftien dagen opgenomen in het centraal erfrechtregister, zoals bedoeld in de artikelen 892/1 en volgende".

Art. 126.In artikel 892/6 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 6 juli 2017, worden de woorden "van de aanwijzingen van een curator, en van de aanwijzingen van een beheerder," ingevoegd tussen de woorden "voorrecht van boedelbeschrijving" en de woorden "die door de Koninklijke Federatie".

Art. 127.In artikel 1228 van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 128.Artikel 1231 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "De aanwijzing van een curator in het geval van artikel 811 van het Burgerlijk Wetboek, wordt binnen de vijftien dagen opgenomen in het centraal erfrechtregister, zoals bedoeld in de artikelen 892/1 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.".

TITEL 16. - Wijziging aan het Gerechtelijk Wetboek betreffende de vervangingen in de rechtbanken

Art. 129.In artikel 323bis, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998, vervangen bij de wet van 17 juli 2000 en gewijzigd bij de wetten van 3 mei 2003 en 1 december 2013, worden de woorden", met uitzondering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank," opgeheven.

TITEL 17. - Wijziging aan het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten

Art. 130.In artikel 2691, eerste lid, 2°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967, vervangen bij de wet van 28 april 2015 vernietigd bij het arrest nr. 13/2017 van het Grondwettelijk Hof, gewijzigd bij de wet van 14 oktober 2018, worden de woorden "rechtbanken van koophandel" vervangen door de woorden "ondernemingsrechtbanken".

Art. 131.In artikel 2692, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967, vervangen bij de wet van 28 april 2015 vernietigd bij het arrest nr. 13/2017 van het Grondwettelijk Hof, vervangen bij de wet van 14 oktober 2018, worden de woorden", § 1 en § 2, a)," ingevoegd tussen de woorden "artikel 730" en de woorden "van het Gerechtelijk Wetboek".

TITEL 18. - Wijzigingen betreffende het gebruik van het rijksregisternummer Rijksregister van de natuurlijke personen

Art. 132.Artikel 142 van de Hypotheekwet, ingevoegd bij de wet van 9 februari 1995, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2. Personen die gemachtigd zijn om een getuigschrift aan te vragen bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie gebruiken, in voorkomend geval, het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen uit hoofde van wie de inlichtingen worden gevraagd, als zoekcriterium, voor zover zij worden beoogd overeenkomstig artikel 5, § 1 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.".

Art. 133.Artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, laatst gewijzigd bij de wet van 25 november 2018, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4. De rechters van de hoven en rechtbanken, de magistraten van het openbaar ministerie, de onderzoeksrechters, de schriftelijk bij naam aangewezen ambtenaren van niveau 1 van de administratieve overheden belast met de tenuitvoerlegging van beslissingen in strafzaken en van maatregelen ter bescherming van de maatschappij, de hoofdgriffiers,de griffiers-hoofden van de griffie en de griffiers-hoofden van dienst van de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde zijn bij de uitoefening van hun respectievelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en mogen toegang hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste tot derde lid.

Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elk lid van de justitiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Rijksregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.".

Art. 134.Artikel 8, § 6 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 25 november 2018, wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende : "De rechters van de hoven en rechtbanken, de magistraten van het openbaar ministerie, de onderzoeksrechters, de schriftelijk bij naam aangewezen ambtenaren van niveau 1 van de administratieve overheden belast met de tenuitvoerlegging van beslissingen in strafzaken en van maatregelen ter bescherming van de maatschappij, de hoofdgriffiers, de griffiers-hoofden van de griffie en de griffiers-hoofden van dienst van de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde zijn bij de uitoefening van hun respectievelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en mogen toegang hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste tot derde lid.

Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elk lid van de justitiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Rijksregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.".

Art. 135.In artikel 17, eerste lid van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 november 2018, worden de woorden "alsook de justitiediensten vermeld in de artikelen 5 en 8" ingevoegd tussen de woorden "met inbegrip van de politiediensten," en de woorden "moet de uitgevoerde consultaties kunnen verantwoorden".

Art. 136.Artikel 2 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, laatst gewijzigd door de wet van 25 november 2018, wordt aangevuld met een zevende en achtste lid, luidende als volgt : "De rechters van de hoven en rechtbanken, de magistraten van het openbaar ministerie, de onderzoeksrechters, de schriftelijk bij naam aangewezen ambtenaren van niveau 1 van de administratieve overheden belast met de tenuitvoerlegging van beslissingen in strafzaken en van maatregelen ter bescherming van de maatschappij, de hoofdgriffiers, de griffiers-hoofden van de griffie en de griffiers-hoofden van dienst van de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde zijn bij de uitoefening van hun respectievelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en mogen toegang hebben tot de gegevens van de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.".

Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elk lid van de justitiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via de bevolkingsregisters of het vreemdelingenregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.".

Art. 137.Artikel 6bis van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 november 2018, wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende : " § 6. De rechters van de hoven en rechtbanken, de magistraten van het openbaar ministerie, de onderzoeksrechters, de schriftelijk bij naam aangewezen ambtenaren van niveau 1 van de administratieve overheden belast met de tenuitvoerlegging van beslissingen in strafzaken en van maatregelen ter bescherming van de maatschappij, de hoofdgriffiers,de griffiers-hoofden van de griffie en de griffiers-hoofden van dienst van de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde zijn bij de uitoefening van hun respectievelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging en mogen toegang hebben tot de gegevens van het Register van de Identiteitskaarten en het Register van de Vreemdelingenkaarten.

Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elk lid van de justitiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Register van de Identiteitskaarten en het Register van de Vreemdelingenkaarten verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.".

TITEL 19. - Bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging op goederen

Art. 138.Artikel 1500 van het Gerechtelijk Wetboek, waarvan de huidige tekst § 1 wordt, wordt aangevuld met een § 2, luidende : " § 2. Het bevel bevat, op straffe van nietigheid, de tekst van artikel 1506/1.".

Art. 139.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1506/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 1506/1.§ 1. Wanneer zich onder de in beslag genomen goederen een motorrijtuig bevindt, kan de gerechtsdeurwaarder dat voertuig immobiliseren wanneer het voorwerp van de uitvoerbare titel geheel of deels betrekking heeft op een misdrijf inzake de belasting op de inverkeerstelling, de verkeersbelasting, de verplichte verzekering voor motorrijtuigen of het wegverkeer.

Wanneer het in beslag genomen voertuig ter plaatse wordt geïmmobiliseerd, ziet de gerechtsdeurwaarder erop toe dat de vigerende algemene parkeerregels niet worden overtreden. Als de gerechtsdeurwaarder bovendien geen contact heeft met de betekende partij, brengt hij een zichtbare toelichting aan, met vermelding van zijn contactgegevens. De Koning bepaalt het model ervan.

Als de gerechtsdeurwaarder het nuttig acht, kan hij onmiddellijk en in elk geval op de dag van zijn optreden, overgaan tot het takelen van het in beslag genomen voertuig.

De gerechtsdeurwaarder kan deze uitvoeringsmaatregel tevens aanwenden bij het betekenen van de nieuwe verkoopdag. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt afgeweken van het principe dat de schuldenaar het bij artikel 1443, eerste lid, bedoelde genot van het in beslag genomen goed behoudt. § 3. Indien de in § 1 bedoelde maatregel wordt toegepast, vermeldt het proces-verbaal van beslaglegging (of in voorkomend geval de akte tot bepaling van een nieuwe verkoopdag) naast hetgeen in artikel 1506 wordt aangegeven, ook de bestemming van het in beslag genomen voertuig, in zeer duidelijk lettertype. § 4. Het voertuig wordt geïmmobiliseerd op kosten van de schuldenaar, ongeacht of hij de eigenaar is van het voertuig, dan wel de houder van de nummerplaat ervan.

De gerechtsdeurwaarder heft de immobilisering van het voertuig alleen op nadat de schulden en de kosten volledig zijn betaald, nadat de partijen een overeenkomst hebben bereikt dan wel nadat de beslagrechter tot die opheffing heeft beslist.

Uiterlijk binnen twee werkdagen na de opheffing van de immobilisering van het voertuig gaat de gerechtsdeurwaarder over tot de vrijgave van het voertuig en kan hij kosteloos een proces-verbaal van opheffing van immobilisering opstellen, waarvan hij een afschrift aan de schuldenaar bezorgt.".

Art. 140.Artikel 1511 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende : "De verkoop vindt plaats ofwel op fysieke wijze, ofwel op elektronische wijze, ofwel middels een combinatie van beide, zoals bepaald in artikel 1522.".

Art. 141.In artikel 1516 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 7 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, eerste zin, worden de woorden "op elektronische wijze of" ingevoegd tussen de woorden "De verkoop wordt bekendgemaakt" en de woorden "door middel van de nieuwsbladen";2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: "De Koning bepaalt de modaliteiten voor de bekendmaking van de verkoop op elektronische wijze".

Art. 142.In artikel 1519 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 7 mei 1999 en bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden ", op fysieke of elektronische wijze," worden ingevoegd tussen het woord "verkocht" en de woorden "dan na";2° het artikel wordt aangevuld met de woorden ", hetzij op elektronische wijze".

Art. 143.In artikel 1522 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 28 juni 1974, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, wordt de eerste zin aangevuld met de woorden ", of op elektronische wijze mits identificatie van de kandidaat-koper."; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: "De Koning bepaalt de modaliteiten voor de verkoop op elektronische wijze".

Art. 144.In artikel 1525 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "op fysieke wijze, of op elektronische wijze, of middels een combinatie van beide" ingevoegd tussen het woord "verkoop" en de woorden "stelt vast".

Art. 145.Artikel 1526 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende : "De Koning duidt bij een in Ministerraad overlegd besluit aan via welk elektronisch platform de verkoop kan geschieden. Hij bepaalt tevens de bijkomende modaliteiten met betrekking tot de toewijzing en de betaling in geval van verkoop op elektronische of gecombineerde wijze.".

TITEL 20. - Bepalingen met betrekking op de inzage van het dossier in strafzaken HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering

Art. 146.In artikel 21bis, § 6, van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 18 maart 2018, wordt tussen het eerste lid en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "De inwilliging van het verzoek tot het bekomen van inzage van het dossier houdt in dat de verzoeker of zijn advocaat er zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie van kunnen nemen ter plaatse. De procureur des Konings kan echter, op een met redenen omklede wijze, de kopiename van het dossier of van bepaalde stukken ervan verbieden indien de noodwendigheden van het onderzoek dit vereisen, of indien kopiename een gevaar zou opleveren voor personen of een ernstige schending van hun privéleven zou inhouden.".

Art. 147.Artikel 61ter, § 4, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2012 en 18 maart 2018, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De inwilliging van het verzoek tot het bekomen van inzage van het dossier houdt in dat de verzoeker of zijn advocaat er zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie van kunnen nemen ter plaatse. De onderzoeksrechter kan echter, op gemotiveerde wijze, de kopiename van het dossier of van bepaalde stukken ervan verbieden indien de noodwendigheden van het gerechtelijk onderzoek dit vereisen, of indien kopiename een gevaar zou opleveren voor personen of een ernstige schending van hun privéleven zou inhouden.".

Art. 148.Artikel 127, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 31 mei 2005 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2012, wordt aangevuld met de volgende zin : "Ze kunnen zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie van het dossier nemen ter plaatse.".

Art. 149.Artikel 216, § 3, negende lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 februari 2016, wordt aangevuld met de volgende zin : "Ze kunnen zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie ervan nemen ter plaatse.".

Art. 150.In artikel 216bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 juni 1984 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste paragraaf wordt het derde lid aangevuld met de volgende zin : "Ze kunnen zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie ervan nemen ter plaatse."; 2° in de tweede paragraaf wordt het derde lid aangevuld met de volgende zin : "Ze kunnen zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie ervan nemen ter plaatse.".

Art. 151.Artikel 216ter, § 1, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 maart 2018, wordt aangevuld met de volgende zin: "Ze kunnen zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie ervan nemen ter plaatse.".

Art. 152.In artikel 464/1, § 5, achtste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014, wordt tussen de zin die aanvangt met de woorden "Het secretariaat" en de zin die aanvangt met de woorden "De verzoeker" de volgende zin ingevoegd : "Ze kunnen zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie ervan nemen ter plaatse.".

Art. 153.In artikel 464/36, § 5, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014, wordt tussen de zin die aanvangt met de woorden "De stukken" en de zin die aanvangt met de woorden "De verzoeker" de volgende zin ingevoegd : "Ze kunnen zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie ervan nemen ter plaatse.".

Art. 154.In artikel 464/38, § 3, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014, wordt tussen de zin die aanvangt met de woorden "De stukken" en de zin die aanvangt met de woorden "De verzoeker" de volgende zin ingevoegd : "Ze kunnen zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie ervan nemen ter plaatse.". HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het Strafwetboek

Art. 155.In artikel 460ter van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "of het met eigen middelen tijdens een inzage gemaakte kopie van stukken van het dossier, " worden ingevoegd tussen de woorden "afschrift van het dossier" en "verkregen inlichtingen";2° de woorden "tot één jaar" worden vervangen door de woorden "tot twee jaar";3° de woorden "tot vijfhonderd euro" worden vervangen door de woorden "tot duizend euro". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis

Art. 156.Artikel 21, § 3, eerste lid, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis wordt aangevuld als volgt : "De inzage van het dossier houdt in dat de verzoeker of zijn advocaat er zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie van kunnen nemen ter plaatse. De onderzoeksrechter kan echter, op gemotiveerde wijze, de kopiename van het dossier of van bepaalde stukken ervan verbieden indien de noodwendigheden van het gerechtelijk onderzoek dit vereisen, of indien kopiename een gevaar zou opleveren voor personen of een ernstige schending van hun privéleven zou inhouden.".

Art. 157.Artikel 22, vierde lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 december 2012, wordt aangevuld als volgt : "De inzage van het dossier houdt in dat de verzoeker of zijn advocaat er zelf met hun eigen middelen kosteloos een kopie van kunnen nemen ter plaatse. De onderzoeksrechter kan echter, op gemotiveerde wijze, de kopiename van het dossier of van bepaalde stukken ervan verbieden indien de noodwendigheden van het gerechtelijk onderzoek dit vereisen, of indien kopiename een gevaar zou opleveren voor personen of een ernstige schending van hun privéleven zou inhouden.".

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 5 mei 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, K. GEENS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 54 3549 Integraal Verslag : 24 en 25 april 2019

^