Etaamb.openjustice.be
Wet van 07 januari 2014
gepubliceerd op 22 januari 2014

Wet tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2014009011
pub.
22/01/2014
prom.
07/01/2014
ELI
eli/wet/2014/01/07/2014009011/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

7 JANUARI 2014. - Wet tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 2.Het tweede deel, boek IV, van het Gerechtelijk Wetboek, dat de artikelen 509 tot 555quater bevat, wordt vervangen door wat volgt : "BOEK IV. - Gerechtsdeurwaarders HOOFDSTUK I. - Titel, statuut, benoeming, eed en vestiging

Art. 509.§ 1. Gerechtsdeurwaarders zijn openbare ambtenaren en ministeriële officieren in de uitoefening van de ambtelijke taken die door een wet, decreet, ordonnantie of koninklijk besluit aan hen zijn opgedragen of voorbehouden.

Zij verlenen authenticiteit aan hun akten overeenkomstig artikel 1317 van het Burgerlijk Wetboek.

In elk gerechtelijk arrondissement zijn er gerechtsdeurwaarders. Zij worden door de Koning voor het leven benoemd uit de kandidaten voorgedragen overeenkomstig de in artikel 515 bepaalde regels. § 2. Een gerechtsdeurwaarder die eervol ontslag genomen heeft, mag de titel voeren van ere-gerechtsdeurwaarder, indien die hem door de Koning werd verleend.

Art. 510.§ 1. Ieder jaar benoemt de Koning een bepaald aantal kandidaat-gerechtsdeurwaarders. § 2. Na het advies van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders ingewonnen te hebben, stelt de Koning ieder jaar het aantal te benoemen kandidaat-gerechtsdeurwaarders, per taalrol, vast. Dit aantal wordt vastgesteld door de Koning op basis van het aantal te benoemen gerechtsdeurwaarders-titularis, van het aantal laureaten van vroegere sessies die nog niet benoemd zijn en van de behoefte aan bijkomende kandidaat-gerechtsdeurwaarders. De taalrol wordt bepaald door de taal van het diploma.

Het krachtens het eerste lid genomen koninklijk besluit, alsook een oproep tot kandidaatstelling worden jaarlijks bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 3. Om tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder te kunnen worden benoemd, moet de betrokkene : 1° houder zijn van het diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten;2° een uittreksel uit het Strafregister kunnen voorleggen dat dateert van na de bekendmaking van de oproep bedoeld in § 2, tweede lid;3° Belg zijn en de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° houder zijn van het in artikel 511 bedoelde stagecertificaat;5° voorkomen op de in artikel 513, § 5, bedoelde definitieve lijst.

Art. 511.§ 1. Om een stagecertificaat te verkrijgen, moet de betrokkene een effectieve stage hebben volbracht van twee volle jaren zonder onderbreking in een of meer kantoren van een gerechtsdeurwaarder stagemeester. De stagemeester is een gerechtsdeurwaarder die reeds minstens vijf volle jaren het ambt uitoefent en die geen hogere tuchtstraf heeft opgelopen. § 2. De stage kan pas ingaan nadat de betrokkene het diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten heeft behaald. § 3. Gelden niet als onderbreking, maar slechts als schorsing van de stage : 1° een jaarlijkse vakantie van maximum dertig kalenderdagen;2° afwezigheden wegens ziekte die gestaafd worden door medische getuigschriften, welke in totaal maximum zes maanden van de stageperiode in beslag mogen nemen;3° ouderschapsverlof;4° afwezigheden te wijten aan door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders aanvaarde omstandigheden van overmacht. § 4. De Koning bepaalt de inhoud van de stage en de wijze waarop deze wordt georganiseerd en het aantal uren permanente vorming, relevant voor de uitoefening van het beroep van gerechtsdeurwaarder, dat gevolgd dient te worden. De voorwaarden waaraan deze vorming dient te voldoen, worden bepaald door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.

De duur en de inhoud van de doorlopen stage moeten blijken uit het stageboekje dat wordt opgesteld door de stagemeester(s). Het stageboekje wordt in tweevoud opgemaakt. Een exemplaar wordt aan de stagiair tegen ontvangstbewijs afgegeven. Het tweede wordt aan de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders overgezonden.

Na ontvangst van het stageboekje en controle van de overeenstemming ervan met de in dit artikel vermelde voorwaarden, reikt de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders aan de stagiair het stagecertificaat uit.

Art. 512.§ 1. Er wordt een Nederlandstalige en een Franstalige benoemingscommissie voor gerechtsdeurwaarders opgericht. Beide commissies vormen samen de verenigde benoemingscommissies voor gerechtsdeurwaarders.

De Nederlandstalige benoemingscommissie is bevoegd voor : - de rangschikking van de meest geschikte kandidaten voor een benoeming tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder, van wie de in artikel 510, § 3, 1°, bedoelde taal van het diploma het Nederlands is; - de rangschikking van de kandidaten voor een benoeming tot gerechtsdeurwaarder-titularis in de gerechtelijke arrondissementen waar noch de Franstalige, noch de verenigde benoemingscommissies bevoegd voor zijn.

De Franstalige benoemingscommissie is bevoegd voor : - de rangschikking van de meest geschikte kandidaten voor een benoeming tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder, van wie de in artikel 510, § 3, 1°, bedoelde taal van het diploma het Frans is; - de rangschikking van de kandidaten voor een benoeming tot gerechtsdeurwaarder-titularis in de in het Waalse Gewest gelegen gerechtelijke arrondissementen.

De verenigde benoemingscommissies zijn bevoegd voor : - de rangschikking van de kandidaten voor een benoeming tot gerechtsdeurwaarder-titularis in het gerechtelijk arrondissement Brussel; - het opstellen van het programma van de in artikel 513 bedoelde vergelijkende toelatingsproef. § 2. Elke benoemingscommissies is samengesteld als volgt : 1° een magistraat in functie die wordt gekozen uit de zittende magistraten van de hoven en rechtbanken en de magistraten van het openbaar ministerie;2° drie gerechtsdeurwaarders uit drie verschillende gerechtelijke arrondissementen, onder wie een gerechtsdeurwaarder die op het ogenblik van zijn aanstelling minder dan drie jaren anciënniteit heeft;3° een hoogleraar of docent aan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit, die geen gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder is;4° een extern lid met een voor de opdracht relevante beroepservaring. § 3. De minister van Justitie benoemt de leden van de benoemingscommissies.

De leden-gerechtsdeurwaarders worden benoemd op voordracht van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.

Elk lid wordt volgens zijn taalrol aangewezen om deel uit te maken van de ene of de andere benoemingscommissie. De taalrol wordt voor gerechtsdeurwaarders, docenten of hoogleraren bepaald door de taal van hun diploma. Ten minste een lid van de Franstalige benoemingscommissie of een plaatsvervanger moet het bewijs leveren van de kennis van het Duits overeenkomstig de artikelen 45, § 2, en 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.

Voor elk lid wordt een plaatsvervanger aangewezen die aan dezelfde voorwaarden voldoet.

Een mandaat in een benoemingscommissie is onverenigbaar met een politiek mandaat.

De leden van een benoemingscommissie hebben zitting voor een termijn van vier jaar; een uittredend lid kan éénmaal herbenoemd worden. Een effectief lid dat in de onmogelijkheid verkeert zijn mandaat verder uit te oefenen wordt van rechtswege opgevolgd door zijn plaatsvervanger, die het mandaat voltooit. De voorzitter verzoekt om de aanwijzing van een nieuwe plaatsvervanger die het mandaat voltooit van het plaatsvervangend lid. § 4. Elke benoemingscommissie kiest uit haar effectieve leden, bij gewone meerderheid, een voorzitter, een ondervoorzitter en een secretaris.

Het voorzitterschap van de verenigde benoemingscommissies wordt beurtelings bekleed voor een termijn van twee jaar door de respectieve voorzitters van de Nederlandstalige en Franstalige benoemingscommissie. Gedurende de eerste twee jaar wordt het voorzitterschap toevertrouwd aan de oudste van beiden. § 5. Om geldig te beraadslagen en te beslissen, moeten alle leden van de benoemingscommissie aanwezig zijn. Ingeval van afwezigheid of verhindering van een effectief lid treedt zijn plaatsvervanger op.

De beslissingen worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de benoemingscommissie of van de ondervoorzitter die hem vervangt doorslaggevend. § 6. Het is de leden van een benoemingscommissie verboden deel te nemen aan een beraadslaging of een beslissing waarbij zij een persoonlijk, rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben. § 7. De nadere regels voor de werking van de benoemingscommissies en het presentiegeld van de leden worden door de Koning bepaald. De benoemingscommissies kunnen een huishoudelijk reglement opstellen dat dient goedgekeurd te worden door de Koning. De benoemingscommissies hanteren een lijst van uniforme evaluatiecriteria. Het reglement en de lijst worden door de Koning goedgekeurd.

Art. 513.§ 1. De houder van een stagecertificaat bedoeld in artikel 511 die kandidaat-gerechtsdeurwaarder wil worden, moet, op straffe van verval, zijn kandidatuur op de door de Koning bepaalde wijze bij de minister van Justitie indienen binnen een termijn van een maand na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in artikel 510, § 2, tweede lid, bedoelde koninklijk besluit.

Om ontvankelijk te zijn, moet iedere kandidaatstelling voor een benoeming tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder de door de Koning bepaalde bijlagen bevatten. § 2. Elke kandidaat die voldoet aan de voorwaarden van artikel 510, § 3, 1° tot 4°, wordt volgens zijn taalrol verwezen naar de ene of de andere in artikel 512 bedoelde benoemingscommissie.

Elke benoemingscommissie moet de voor de uitoefening van het ambt van gerechtsdeurwaarder noodzakelijke kennis, maturiteit en praktische bekwaamheden van de kandidaten beoordelen en de meest geschikte kandidaten rangschikken op basis van hun bekwaamheid en geschiktheid.

De rangschikking wordt opgemaakt op grond van een vergelijkend examen dat bestaat uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte en op grond van een onderzoek van de adviezen waarin wordt voorzien in § 3. Tot het mondelinge gedeelte worden slechts die kandidaten toegelaten die op het schriftelijke gedeelte minstens 60 % van de punten hebben behaald. Het mondelinge gedeelte wordt afgenomen vooraleer de leden van de benoemingscommissie kennis kunnen nemen van de adviezen waarin wordt voorzien in § 3. Op het mondelinge gedeelte moet de kandidaat minstens 50 % van de punten hebben behaald.

Het schriftelijke en het mondelinge gedeelte tellen in gelijke mate mee voor de berekening van de einduitslag van het vergelijkend examen.

Het programma van het schriftelijke en het mondelinge gedeelte wordt opgesteld door de verenigde benoemingscommissies. Het programma wordt bij ministerieel besluit door de minister van Justitie goedgekeurd en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 3. Binnen negentig dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in artikel 510, § 2, bedoelde koninklijk besluit nodigt de benoemingscommissie de kandidaten die toegelaten worden tot het mondeling gedeelte uit. Terzelfdertijd verzoekt de benoemingscommissie de minister van Justitie om adviezen over deze kandidaten in te winnen bij de procureur des Konings van het arrondissement waar de kandidaat zijn woonplaats heeft. Die adviezen zijn het resultaat van een onderzoek naar diens omgeving en antecedenten.

Het advies wordt binnen vijfenveertig dagen na het verzoek door de adviesverlenende instantie door middel van een door de Koning bepaald standaardformulier en op de door hem bepaalde wijze te worden overgezonden aan de minister van Justitie. Bij gebrek aan advies binnen de vastgestelde termijn wordt dit advies geacht gunstig noch ongunstig te zijn, hetgeen wordt meegedeeld aan de betrokken kandidaat. § 4. De benoemingscommissie maakt binnen zestig dagen na de oproep tot de kandidaten voor het mondelinge gedeelte een voorlopige rangschikking op van de meest geschikte kandidaten op basis van de behaalde resultaten van het schriftelijke en het mondelinge gedeelte.

De minister van Justitie zendt de gevraagde adviezen onverwijld over aan de voorzitter van de benoemingscommissie nadat deze laatste hem de voorlopige rangschikking heeft overgezonden.

Na het onderzoek van de adviezen, gaat de benoemingscommissie binnen veertien dagen na de ontvangst van deze adviezen over tot de definitieve rangschikking van de kandidaten. De voorlopige rangschikking kan slechts gewijzigd worden indien het advies negatieve aanwijzingen over de betrokken kandidaat bevat. De benoemingscommissie zendt op de door de Koning bepaalde wijze de definitieve lijst van de gerangschikte kandidaten ter benoeming over aan de minister van Justitie, samen met een met redenen omkleed proces-verbaal dat ondertekend wordt door de voorzitter en de secretaris van de betrokken benoemingscommissie. De benoemingscommissie voegt hierbij ook de dossiers van de gerangschikte kandidaten. Er worden maximaal zoveel kandidaten gerangschikt als er vacante plaatsen van kandidaat-gerechtsdeurwaarder zijn, zoals vermeld in het koninklijk besluit dat bekend gemaakt is in het Belgisch Staatsblad, overeenkomstig artikel 510, § 2, tweede lid, samen met de oproep tot kandidaatstelling voor de betrokken vergelijkende toelatingsproef. § 5. De Koning benoemt de betrokkenen tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder binnen de maand na de overzending van de definitieve lijst met de gerangschikte kandidaten. Deze benoemingen worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 6. Elke kandidaat kan, mits schriftelijk verzoek dat aan de benoemingscommissie wordt gericht, binnen acht dagen afschrift krijgen van het gedeelte van het proces-verbaal dat op hem en op de benoemde kandidaten betrekking heeft. § 7. Binnen veertien dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, stuurt iedere benoemingscommissie aan de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders de lijst met benoemde kandidaat-gerechtsdeurwaarders met het oog op hun inschrijving op het tableau van de kandidaat-gerechtsdeurwaarders, dat door deze laatste wordt bijgehouden. § 8. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder die op het tableau voorkomt, is onderworpen aan het gezag van de beroepsorganen van de gerechtsdeurwaarders.

Art. 514.§ 1. Wanneer een kandidaat-gerechtsdeurwaarder sedert ten minste zes maanden zijn voornaamste beroepsactiviteit niet meer in een gerechtsdeurwaarderskantoor uitoefent, wordt zijn inschrijving op het in artikel 513, § 8, bedoelde tableau, op verzoek van de procureur des Konings of van de raad van de arrondissementskamer waar de kandidaat-gerechtsdeurwaarder aangesloten is en op het tableau staat, weggelaten. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder kan evenwel om ernstige redenen vragen dat zijn inschrijving op het tableau wordt gehandhaafd.

De kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt gehoord.

De beslissing van de raad van de arrondissementskamer wordt met redenen omkleed en wordt binnen een maand ter kennis gebracht aan de kandidaat-gerechtsdeurwaarder. Deze laatste kan, binnen een termijn van één maand na de kennisgeving, tegen die beslissing op de door de Koning bepaalde wijze beroep instellen bij de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.

Het in artikel 555, § 2, bedoelde directiecomité hoort de kandidaat-gerechtsdeurwaarder en doet binnen twee maanden na de instelling van het beroep uitspraak. Van de met redenen omklede beslissing wordt binnen de korst mogelijke tijd kennis gegeven aan de kandidaat-gerechtsdeurwaarder en de betrokken raad van de arrondissementskamer. § 2. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder die zijn beroepsactiviteit in een gerechtsdeurwaarderskantoor beëindigt, kan de raad van de arrondissementskamer om de weglating van zijn inschrijving op het tableau verzoeken. § 3. Een kandidaat-gerechtsdeurwaarder die met toepassing van § 1 of § 2 weggelaten is van het tableau kan op elk ogenblik aan de raad van de arrondissementskamer van het rechtsgebied waar hij opnieuw zijn voornaamste beroepsactiviteit in een gerechtsdeurwaarderskantoor uitoefent, zijn wederinschrijving vragen. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt gehoord. De beslissing van de raad van de arrondissementkamer wordt met redenen omkleed en wordt binnen een maand ter kennis gebracht van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder.

Tegen de weigering van wederinschrijving kan een beroep worden ingesteld bij de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders overeenkomstig de regels bepaald in § 1.

Art. 515.§ 1. Om tot gerechtsdeurwaarder benoemd te worden, moet de betrokkene sedert minstens vijf jaar kandidaat-gerechtsdeurwaarder zijn. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder die zich kandidaat stelt voor een vacante plaats van gerechtsdeurwaarder moet, op straffe van verval, zijn kandidatuur op de door de Koning bepaalde wijze bij de minister van Justitie indienen binnen een termijn van een maand na bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad. Bij deze kandidatuur zijn de door de Koning bepaalde bijlagen gevoegd.

De vacature wordt bekendgemaakt ten vroegste twaalf maanden voor ze ontstaat. § 2. Alvorens tot benoeming wordt overgegaan, dient binnen vijfenveertig dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de vacature door de minister van Justitie het met redenen omklede schriftelijk advies over de kandidaten te worden aangevraagd aan : 1° de procureur des Konings van het arrondissement waar de kandidaat zijn woonplaats heeft, waarbij het gegeven advies het resultaat is van een onderzoek naar diens omgeving en antecedenten;2° de raad van de arrondissementskamer van gerechtsdeurwaarders van het gerechtelijk arrondissement waar de kandidaat zijn beroepsactiviteit betreffende gerechtsdeurwaarder uitoefent of het laatst heeft uitgeoefend. De Koning bepaalt de inhoudelijke en formele vormvereisten waaraan het advies van de raad van de arrondissementskamer moet voldoen.

Deze adviezen dienen binnen negentig dagen na voornoemde bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, door de adviesverlenende instanties op de door de Koning bepaalde wijze te worden overgezonden aan de minister van Justitie en in afschrift bij een aangetekende zending te worden gestuurd aan de kandidaten waarop ze betrekking hebben. Aan de minister van Justitie wordt op de door de Koning bepaalde wijze een afschrift gestuurd van het bewijs van deze aangetekende zending. Bij gebrek aan advies binnen de vastgestelde termijn of indien het standaardformulier niet is gebruikt, wordt dit advies geacht gunstig noch ongunstig te zijn, hetgeen wordt meegedeeld aan de betrokken kandidaat.

Binnen een termijn van honderd dagen na voornoemde bekendmaking in het Belgisch Staatsblad of uiterlijk binnen een termijn van vijftien dagen na de kennisgeving van het advies, kunnen de kandidaten bij een aangetekende zending, hun opmerkingen aan de adviesverlenende instantie en aan de minister van Justitie overzenden. § 3. Uiterlijk binnen dertig dagen na het verstrijken van de in § 2, vierde lid, bedoelde termijn zendt de minister van Justitie aan de bevoegde benoemingscommissie voor elke kandidaat een benoemingsdossier over.

Dit benoemingsdossier bevat : 1° de kandidatuur met de in § 1 bedoelde bijlagen;2° de schriftelijke adviezen en de in § 2, vierde lid, bedoelde eventuele opmerkingen. § 4. De benoemingscommissie hoort de kandidaten en maakt vervolgens een rangschikking op van de drie meest geschikte kandidaten. Indien de benoemingscommissie advies moet uitbrengen over minder dan drie kandidaten, wordt de lijst beperkt tot de enige kandidaat of de enige twee kandidaten.

De rangschikking geschiedt op grond van criteria die betrekking hebben op de bekwaamheid en de geschiktheid van de kandidaat voor het uitoefenen van het ambt van gerechtsdeurwaarder. § 5. Van de rangschikking wordt een met redenen omkleed proces-verbaal opgemaakt, dat door de voorzitter en de secretaris van de benoemingscommissie wordt ondertekend. Indien een kandidaat met eenparigheid van stemmen als eerste wordt gerangschikt, wordt daarvan melding gemaakt.

Binnen dertig dagen na het verstrijken van de in § 3 bedoelde termijn, zendt de voorzitter van de benoemingscommissie de lijst met de gerangschikte kandidaten en het proces-verbaal over aan de minister van Justitie en een afschrift van de lijst aan de gerangschikte kandidaten. De Koning benoemt de gerechtsdeurwaarder op voordracht van de minister van Justitie onder de door de benoemingscommissie gerangschikte kandidaten.

Elke kandidaat die niet benoemd werd, kan, mits hij de benoemingscommissie er schriftelijk om verzoekt, inzage en een afschrift krijgen van het gedeelte van het proces-verbaal dat op hem en op de benoemde kandidaat betrekking heeft. § 6. De leden van een benoemingscommissie zijn tot geheimhouding verplicht. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hen van toepassing.

Art. 516.Het koninklijk besluit tot benoeming bepaalt in welk gerechtelijk arrondissement de gerechtsdeurwaarder zijn ambt zal uitoefenen en kantoor moet houden.

De gerechtsdeurwaarder houdt kantoor in de gemeente die de minister van Justitie aanwijst. Deze aanwijzing kan worden gewijzigd op verzoek van de betrokkene.

De gerechtsdeurwaarder mag zijn ambtelijke taken slechts uitoefenen in het gerechtelijk arrondissement dat bij het koninklijk besluit tot benoeming is bepaald.

De bepalingen inzake de territoriale bevoegdheid bepaald in artikel 633, § 2, zijn van overeenkomstige toepassing op de gerechtsdeurwaarders.

De gerechtsdeurwaarders met standplaats in de kantons van Limburg-Aubel, Malmédy-Spa-Stavelot, Verviers-Herve en Verviers of in het gerechtelijk arrondissement Eupen mogen alle exploten in die gebiedsomschrijvingen verrichten. De gerechtsdeurwaarders met standplaats in de kantons Limbourg-Aubel, Malmédy-Spa-Stavelot, Verviers-Herve en Verviers die hun ambt willen uitoefenen in het gerechtelijk arrondissement Eupen, moeten het bewijs leveren van de kennis van het Duits, overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 november 1993 tot bepaling van de eisen inzake taalkennis en tot regeling van de taalexamens voor de kandidaten voor het ambt van gerechtsdeurwaarder.

Art. 517.§ 1. De gerechtsdeurwaarder meldt zich binnen een maand nadat hij in kennis is gesteld van het besluit van zijn benoeming ter openbare terechtzitting aan bij de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement waar hij zijn ambt zal uitoefenen; hij legt er de eed af van trouw aan de Koning en van gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk, alsmede die zich te zullen schikken naar de wetten en verordeningen van zijn ambt en zijn functies stipt en nauwgezet uit te oefenen. § 2. Onmiddellijk na zijn eedaflegging deponeert de gerechtsdeurwaarder zijn handtekening en paraaf ter griffie en bij de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders. § 3. De gerechtsdeurwaarder kan geen enkele ambtshandeling verrichten stellen vooraleer voldaan is aan de bepalingen van §§ 1 en 2.

Art. 518.De Koning bepaalt het aantal gerechtsdeurwaarders per gerechtelijk arrondissement, nadat de adviezen zijn ingewonnen van de procureur-generaal bij het hof van beroep, van de procureur des Konings en van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.

In het door de Koning bepaalde aantal gerechtsdeurwaarders zijn zij die de ouderdom van zeventig jaar hebben overschreden niet inbegrepen.

Zijn er meer gerechtsdeurwaarders in functie dan het getal dat door de Koning is bepaald, geschiedt de vermindering tot laatstbedoeld getal slechts bij overlijden, ontslag of afzetting. HOOFDSTUK II. - Taken en bevoegdheden van de gerechtsdeurwaarder

Art. 519.§ 1. Gerechtsdeurwaarders hebben taken waarvoor zij alleen bevoegd zijn en waarvoor zij ministerieplicht hebben.

Deze taken zijn : 1° het opstellen en betekenen van alle exploten en de tenuitvoerlegging van gerechtelijke beslissingen, alsmede van akten of titels in uitvoerbare vorm;2° het verrichten van vaststellingen, op verzoek van magistraten en op verzoek van particulieren, met betrekking tot zuiver materiële feiten, zonder enig advies uit te brengen omtrent de oorzaken en de gevolgen in feite of in rechte die daaruit zouden kunnen voortvloeien, evenals de vaststellingen die tot de wettelijke uitoefeningen van hun ambt behoren;deze vaststellingen zijn authentiek wat betreft de materiële feiten en gegevens die de gerechtsdeurwaarder zintuiglijk kan waarnemen; 3° het opmaken van protesten tegen een wisselbrief, orderbrief en bankcheque;4° de gerechtelijke openbare verkoping van roerende goederen en schepen in het kader van de gedwongen tenuitvoerlegging;5° de gerechtelijke verkoping in der minne van roerende goederen, overeenkomstig artikel 1526bis;6° de vrijwillige openbare verkopingen van roerende zaken, welk monopolie zij delen met de notarissen;7° het kennis nemen van de berichten van verzet, bevel, beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest, welk monopolie zij delen met de in artikel 1391, § 1, vermelde personen;8° het neerleggen, doorhalen en wijzigen van de berichten van verzet, bevel, beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest in de opdrachten die hen werden toevertrouwd of waarin ze werden aangesteld. § 2. Gerechtsdeurwaarders hebben residuaire bevoegdheden waarvoor zij geen monopolie en geen ministerieplicht hebben, onder meer : 1° ter griffie de uitgiften, afschriften en uittreksels van alle processtukken lichten en de verzoekschriften indienen die zij krachtens de wet kunnen ondertekenen, evenals ter griffie neerleggen van alle andere verzoekschriften;2° voor eensluidend tekenen van afschriften en vertalingen van documenten in hun bezit;3° uittreksels opstellen van alle akten van hun ambt;4° optreden als sekwester;5° zorgen voor de minnelijke inning van schuldvorderingen;6° optreden als pandverzilveraar;7° optreden als ondernemingsbemiddelaar of gerechtsmandataris in het kader van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen;8° het gerechtelijke mandaat van voorlopig bewindvoerder uitoefenen;9° schattingen van meubelen en roerende goederen maken en assistentie verlenen aan faillissementscuratoren met betrekking tot inventarisatie en realisatie van de faillissementsboedel;10° optreden als minnelijke schuldbemiddelaar en als schuldbemiddelaar in het kader van de collectieve schuldenregeling;11° optreden als bemiddelaar in familiezaken en als bemiddelaar in het kader van alternatieve geschillenbeslechting;12° optreden als curator over onbeheerde nalatenschappen;13° rechtskundige adviezen verlenen met betrekking tot de rechten, verplichtingen en lasten die voortvloeien uit de rechtshandelingen waarbij gerechtsdeurwaarders betrokken zijn;14° solvabiliteitsonderzoeken uitvoeren, vermogensrapporten, opstellen en afleveren;15° fiscale attesten afleveren met betrekking tot oninbare schuldvorderingen;16° toezicht houden op toegelaten loterijen en wedstrijden. § 3. De gerechtsdeurwaarder heeft een algemene informatieplicht jegens diegene die hem verzocht heeft zijn ambt uit te oefenen en jegens de schuldenaar. Zo zal hij bij dreigende insolvabiliteit van de schuldenaar de opdrachtgevende schuldeiser hiervan inlichten, opdat deze de wenselijkheid tenuitvoeringsmaatregelen te laten nemen juist kan inschatten en zal hij de schuldenaar inlichten over de mogelijkheden die de collectieve schuldregeling biedt.

De gerechtsdeurwaarder licht desgevallend ieder die hem verzocht heeft zijn ambt uit te oefenen in over de verplichtingen en lasten evenals de kosten die voortvloeien uit exploten, uitvoeringen van gerechtelijke beslissingen, akten of titels.

Art. 520.§ 1. Gerechtsdeurwaarders zijn verplicht hun ambt met betrekking tot de in artikel 519, § 1, bepaalde monopolietaken uit te oefenen telkens zij erom verzocht worden en voor ieder die erom verzoekt, tenzij : 1° er wettelijke beletsels bestaan;2° dit, gezien hun persoonlijke toestand redelijkerwijs niet van hen kan worden verlangd;3° de verzoeker niet bereid is de gevraagde provisie voor het verrichten van de ambtshandeling te voldoen, de termijnen verstreken zijn of de rechtshandeling redelijkerwijs beoordeeld niet meer binnen de termijn kan gesteld worden of het dossier onvolledig is;4° de opdracht naar het gevoel van de gerechtsdeurwaarder indruist tegen de openbare orde of de goede zeden of de belangen van een van de betrokken partijen onevenredig zou benadelen. § 2. Gerechtsdeurwaarders mogen wat al hun taken betreft niet optreden voor of tegen zichzelf, hun echtgenoot of de partner met wie zij samenwonen noch voor of tegen hun bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of die van hun echtgenoot of partner met wie zij samenwonen, noch voor hun bloed- of aanverwanten in de zijlijn tot in de vierde graad of die van hun echtgenoot of partner met wie zij samenwonen. § 3. Gerechtsdeurwaarders mogen wat al hun taken betreft niet optreden voor of tegen een rechtspersoon waarvan zij weten of hadden behoren te weten dat de in § 2 bedoelde personen daarin een meerderheid van de aandelen bezitten of de functie vervullen van zaakvoerder, dagelijks bestuurder of voorzitter van de raad van bestuur. § 4. Ambtshandelingen die verricht zijn in strijd met § 2 zijn nietig; ambtshandelingen die verricht zijn in strijd met § 3 zijn vernietigbaar. HOOFDSTUK III. - Onverenigbaarheden

Art. 521.Het is elke gerechtsdeurwaarder en elke kandidaat-gerechtsdeurwaarder verboden om zelf of door een tussenpersoon enig ander beroep uit te oefenen, met uitzondering van onderwijs- of onderzoeksopdrachten als assistent, docent, hoogleraar of auteur.

De procureur-generaal bij het hof van beroep kan, in bijzondere gevallen, na het advies van de procureur des Konings en van de raad van de arrondissementskamer te hebben ingewonnen, de gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder toestaan bestuurder van een handelsvennootschap te zijn, evenwel zonder dat hij zaakvoerder, afgevaardigd bestuurder of vereffenaar mag zijn. HOOFDSTUK IV. - Tarief, boekhouding, derdengelden en kwaliteitsrekening

Art. 522.§ 1. De Koning stelt het tarief vast van alle akten en ambtelijke taken van de gerechtsdeurwaarders. Voor de niet door de Koning vastgestelde tarieven kan de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders een minimumtarief opleggen.

Op het origineel en elk afschrift van hun akten moeten de gerechtsdeurwaarders de aangerekende vergoedingen vermelden, met een detail van alle posten van de totale vergoeding. § 2. De gerechtsdeurwaarders zijn verplicht een boekhouding te houden waarvan het model door de Koning wordt vastgesteld.

Ingeval gerechtsdeurwaarders hun beroep in associatie uitoefenen, al dan niet onder vennootschapsvorm, wordt een enkele boekhouding gevoerd.

Art. 522/1.§ 1. Elke gerechtsdeurwaarder maakt een onderscheid maken tussen zijn eigen gelden en derdengelden.

De gelden die gerechtsdeurwaarders in de uitoefening van hun beroep ontvangen ten behoeve van cliënten of derden worden gestort op een of meer rekeningen geopend op hun naam of op naam van hun gerechtsdeurwaardersvennootschap, met vermelding van hun of haar hoedanigheid. Deze rekening of rekeningen worden geopend overeenkomstig de door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders vast te stellen regels.

De gerechtsdeurwaarder verhandelt via deze rekening gelden van cliënten of derden. Hij verzoekt cliënten en derden steeds om uitsluitend te betalen op deze rekening.

Het beheer van deze rekening berust uitsluitend bij de gerechtsdeurwaarder, onverminderd de aanvullende regels inzake verhandeling van gelden van cliënten of derden vastgesteld door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders. § 2. De in § 1 bedoelde rekeningen omvatten de derdenrekeningen en de rubriekrekeningen.

De derdenrekening is een globale rekening waarop gelden worden ontvangen of beheerd die moeten worden doorgestort naar cliënten of derden.

De rubriekrekening is een geïndividualiseerde rekening geopend met betrekking tot een bepaald dossier of voor een bepaalde cliënt. § 3. De derdenrekening en de rubriekrekening zijn rekeningen die zijn geopend bij een door de Nationale bank van België op grond van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vergunde instelling of de Depositie- en Consignatiekas en die minstens voldoen aan de volgende eisen : 1° de derdenrekening en de rubriekrekening mogen nooit een debetsaldo vertonen;2° op een derdenrekening of een rubriekrekening mag geen krediet, in welke vorm ook, worden toegestaan;die rekeningen kunnen nooit tot zekerheid dienen; 3° elke schuldvergelijking, fusie of bepaling van eenheid van rekening tussen de derdenrekening, de rubriekrekening en andere rekeningen is uitgesloten;nettingovereenkomsten kunnen op deze rekeningen geen toepassing vinden. De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders kan aanvullende regels vaststellen inzake de verhandeling van gelden van cliënten of derden. § 4. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden stort de gerechtsdeurwaarder de op zijn derdenrekening ontvangen gelden zo vlug mogelijk door aan de bestemmeling.

Ingeval de gerechtsdeurwaarder om gegronde redenen de gelden niet binnen de bij reglement van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders bepaalde termijn en uiterlijk twee maanden na de ontvangst ervan aan de bestemmeling kan overmaken, stort hij ze op een rubriekrekening.

Onverminderd de toepassing van dwingende rechtsregels, is het tweede lid niet van toepassing indien het totaal van de bedragen ontvangen voor rekening van eenzelfde persoon of bij gelegenheid van eenzelfde verrichting of per dossier 2.500 euro niet te boven gaat. De Koning kan dit bedrag om de twee jaar aanpassen aan de economische toestand.

Deze aanpassing geldt vanaf 1 januari van het jaar volgend op de bekendmaking van het aanpassingsbesluit. § 5. Door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders wordt een toezichtregeling ingevoerd en georganiseerd, waarin minstens wordt bepaald wie, waarop, wanneer en op welke wijze toezicht wordt gehouden op de naleving van de bepalingen bedoeld in de §§ 1 tot 4. Deze toezichtsregeling bepaalt in het bijzonder de sancties en de maatregelen die in geval van overtreding kunnen worden genomen. Ze doet geen afbreuk aan andere wettelijke bepalingen die voorzien in een toezicht op de gelden geplaatst op de in § 2 bedoelde rekeningen. § 6. Alle sommen, ongeacht het bedrag ervan, die door de gerechtigde niet zijn teruggevorderd, noch aan hem zijn overgemaakt twee jaar na de afsluiting van het dossier naar aanleiding waarvan zij door de gerechtsdeurwaarder werden ontvangen, worden door deze laatste in de Deposito- en Consignatiekas gestort. De termijn wordt geschorst tot zolang deze sommen het voorwerp uitmaken van een rechtsgeding.

Die deposito's worden ingeschreven op naam van de gerechtigde, die door de gerechtsdeurwaarder wordt aangewezen. Ze worden door de Deposito- en Consignatiekas ter beschikking gehouden van de gerechtigde tot het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 25 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934.

Art. 522/2.§ 1. De effecten en geldswaardige papieren aan toonder die aan de gerechtsdeurwaarder zijn toevertrouwd naar aanleiding van een bepaald dossier, worden binnen de bij reglement van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders bepaalde termijn en binnen uiterlijk drie maanden, onder een afzonderlijke rubriek geopend bij een door de Nationale Bank van België op grond van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vergunde instelling in open bewaring gegeven voor rekening van de eigenaar op naam van de gerechtsdeurwaarder of van de deurwaardersvennootschap. § 2. Worden door de gerechtsdeurwaarder aan de Deposito- en Consignatiekas overgemaakt, overeenkomstig artikel 5 van het ministerieel besluit van 27 maart 1935 tot uitvoering van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934, alle effecten en geldswaardige papieren aan toonder die door de gerechtigde niet zijn teruggevorderd, noch aan hem zijn overgemaakt twee jaar na het afsluiten van het dossier naar aanleiding waarvan zij door de gerechtsdeurwaarder werden ontvangen.

Die deposito's worden ingeschreven op naam van de gerechtigde, die door de gerechtsdeurwaarder wordt aangewezen. Onverminderd artikel 4, eerste lid, van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, worden ze door de Deposito en Consignatiekas ter beschikking van de gerechtigde gehouden tot het verstrijken van de termijn bepaald in artikel 26 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935. HOOFDSTUK V. - Continuïteit van de openbare dienst, voortzetting van de activiteit, overdracht van dossiers en andere bestanddelen van het kantoor van een gerechtsdeurwaarder

Art. 523.§ 1. Indien een gerechtsdeurwaarder overlijdt of ontslag neemt met onmiddellijke ingang, wordt door de territoriaal bevoegde procureur des Konings, in overleg met de raad van de arrondissementskamer en uiterlijk binnen tien dagen na het overlijden of ontslag, een kandidaat-gerechtsdeurwaarder, tot waarnemend gerechtsdeurwaarder aangesteld.

Ingeval de overleden of ontslagnemende gerechtsdeurwaarder deel uitmaakt van een associatie van meerdere gerechtsdeurwaarders, wordt, in afwijking van vorig lid, geen waarnemend gerechtsdeurwaarder aangesteld. De continuïteit wordt verzekerd door de overige vennoot of vennoten.

Ingeval van associatie tussen een titularis-gerechtsdeurwaarder en een kandidaat-gerechtsdeurwaarder, wordt in voorkomend geval de geasssocieerde kandidaat-gerechtsdeurwaarder aangesteld als waarnemend gerechtsdeurwaarder.

Ingeval het een niet-geassocieerd gerechtsdeurwaarder betreft, wordt als waarnemend gerechtsdeurwaarder de kandidaat-gerechtsdeurwaarder aangesteld die op het ogenblik van het overlijden of het ontslag gedurende de langste periode op het betreffende kantoor werkzaam is als kandidaat-gerechtsdeurwaarder. § 2. Indien een gerechtsdeurwaarder wordt afgezet of er een schorsing tegen hem wordt uitgesproken, stelt de territoriaal bevoegde procureur des Konings, in overleg met de raad van de arrondissementskamer en uiterlijk binnen tien dagen na de afzetting of de schorsing, een kandidaat-gerechtsdeurwaarder of titularis-gerechtsdeurwaarder aan tot waarnemend gerechtsdeurwaarder. § 3. De waarnemend gerechtsdeurwaarder staat in voor het algemeen beheer en de handhaving van het kantoor, vervult de nodige ambtshandelingen in functie van de continuïteit van het kantoor, houdt de repertoria bij, en neemt alle functies waar van de vervangen gerechtsdeurwaarder voor de duur van de schorsing of, in voorkomend geval, tot de eedaflegging van de nieuw benoemde gerechtsdeurwaarder, en dit onder toezicht van de syndicus.

De Koning bepaalt de nadere regels inzake de vergoeding van de waarnemend gerechtsdeurwaarder en inzake de wijze waarop de afrekening gebeurt tussen de vervangen gerechtsdeurwaarder of diens rechthebbenden, de waarnemend gerechtsdeurwaarder en, in voorkomend geval, de nieuw benoemde gerechtsdeurwaarder na diens eedaflegging. § 4. Een waarnemend gerechtsdeurwaarder heeft dezelfde rechten en verplichtingen als een titularis-gerechtsdeurwaarder.

Bij elke in de uitoefening van het beroep gestelde daad vermeldt de waarnemend gerechtsdeurwaarder zijn hoedanigheid en de identiteit en plaats van vestiging van de gerechtsdeurwaarder waarvoor hij waarneemt.

Art. 524.§ 1. De gerechtsdeurwaarder die benoemd wordt in opvolging van een overleden, afgezet of ontslagnemend gerechtsdeurwaarder neemt van rechtswege die verplichtingen over van de gerechtsdeurwaarder die hij opvolgt, voorzover die verplichtingen er zijn of behouden blijven, welke verband houden met arbeidsovereenkomsten en lopende huur-, leverings-, renting- en leasingcontracten. Alle schulden die geen verband houden met arbeidsovereenkomsten en lopende huur-, leverings-, renting- en leasingcontracten kunnen niet worden overgedragen.

De opvolger neemt verplicht en tegen boekwaarde de kantoorinfrastructuur, zoals de lichamelijke roerende goederen, software, hardware, ICT over die toebehoort aan de gerechtsdeurwaarder die hij opvolgt. Onroerende goederen zijn uitgesloten.

In voorkomend geval neemt de opvolger de kwaliteitsrekeningen over van de gerechtsdeurwaarder die hij opvolgt. § 2. De Koning bepaalt de nadere regels inzake de overname van de lopende huur-, leverings, renting- en leasingcontracten en van de in § 1 bedoelde kantoorinfrastructuur en stelt de regels vast voor de mededeling aan de kandidaat-gerechtsdeurwaarders van de onder § 1 bedoelde verplichtingen en van de kantoorinfrastructuur en het bedrag van de vergoeding.

Verplichtingen of kantoorinfrastructuur die niet opgenomen zijn in de in het eerste lid bedoelde mededeling, kunnen niet worden overgedragen.

Art. 525.In voorkomend geval worden, ter uitvoering van artikel 524, de minuten, repertoria, grossen, bewaargevingen, tenuitvoerleggingsdossiers en alle lopende opdrachten door de vervangen gerechtsdeurwaarder of zijn erfgenamen onverwijld overgedragen aan de in opvolging benoemde gerechtsdeurwaarder.

De in opvolging benoemde gerechtsdeurwaarder is van rechtswege belast met de gerechtelijke opdrachten waartoe zijn voorganger bij rechterlijke beslissing werd aangesteld, onverminderd de bevoegdheid van de rechtbank om, op verzoek van een betrokken partij of de procureur des Konings, een andere gerechtsdeurwaarder aan te stellen. HOOFDSTUK VI. - Plaatsvervanging

Art. 526.Een gerechtsdeurwaarder kan zich laten vervangen door een plaatsvervangend gerechtsdeurwaarder in de volgende gevallen : 1° overmacht;2° verlof, met een maximum van 60 kalenderdagen per jaar;3° organisatie van het kantoor of bijscholing. Behoudens ingeval van overmacht, zijn de plaatsvervangingen door een plaatsvervangend gerechtsdeurwaarder beperkt tot 180 kalenderdagen per jaar.

Art. 527.De plaatsvervangende gerechtsdeurwaarder dient voor te komen op het tableau van kandidaat-gerechtsdeurwaarders en wordt benoemd door de procureur des Konings. Hij mag zijn ambt slechts uitoefenen na de in artikel 517 bepaalde voorwaarden te hebben vervuld.

Zolang hij plaatsvervanger is, heeft hij dezelfde rechten en prerogatieven, heeft hij dezelfde bevoegdheden en verplichtingen en is hij aan dezelfde tucht onderworpen als de gerechtsdeurwaarder die hij vervangt.

Art. 528.De aanvraag om vervanging door een kandidaat-gerechtsdeurwaarder wordt aan de procureur des Konings gericht door tussenkomst van de syndicus van de arrondissementskamer.

De gerechtsdeurwaarder voegt bij zijn aanvraag de verklaring van de plaatsvervangende gerechtsdeurwaarder, waarbij deze aanvaardt hem te vervangen en geeft in zijn aanvraag de reden op waarom hij vraagt te worden vervangen.

Indien de gerechtsdeurwaarder nalaat of niet bij machte is de aanvraag om vervanging door een plaatsvervangend gerechtsdeurwaarder te doen of indien de procureur des Konings weigert de vervanging toe te staan, dan wordt het verzoek door de syndicus gedaan aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die beslist op conclusie van het openbaar ministerie, de gerechtsdeurwaarder en zijn syndicus gehoord of opgeroepen.

Art. 529.§ 1. In de beslissing wordt de duur van de plaatsvervanging vastgesteld. Deze beslissing kan te allen tijde ingetrokken worden, hetzij op verzoek van de vervangen gerechtsdeurwaarder of van de plaatsvervangende gerechtsdeurwaarder, hetzij van ambtswege.

De duur van de plaatsvervanging kan worden verlengd door de procureur des Konings of, naargelang het geval, door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. § 2. De gerechtsdeurwaarder en de plaatsvervangende gerechtsdeurwaarder noteren van dag tot dag in een register ad hoc geopend op naam van de gerechtsdeurwaarder bij de Nationale Kamer de dagen waarop de gerechtsdeurwaarder vervangen wordt, de reden van de vervanging evenals de identiteit van de plaatsvervangende gerechtsdeurwaarder die hem vervangt. Dit register kan op elektronische wijze worden bijgehouden.

De Koning bepaalt de nadere regels voor de raadpleging van het register.

Art. 530.Op straffe van tuchtmaatregelen is het de vervangen gerechtsdeurwaarder verboden gedurende de vervangingstermijn zijn ambtelijke taken uit te oefenen.

De plaatsvervanger die na het verstrijken van de gestelde termijn een handeling verricht welke tot het ambt van gerechtsdeurwaarder behoort, wordt gestraft met de in artikel 262 van het Strafwetboek bepaalde straffen.

Niet-naleving van deze verbodsbepalingen heeft geen nietigheid van de betrokken handeling tot gevolg.

Art. 531.De eed, door de plaatsvervangende gerechtsdeurwaarder afgelegd, blijft geldig voor alle latere vervangingsopdrachten.

Art. 532.De plaatsvervangende gerechtsdeurwaarder die benoemd wordt op grond van artikel 526 houdt gedurende de gehele vervangingstermijn de repertoria van de vervangen gerechtsdeurwaarder bij.

De plaatsvervangende gerechtsdeurwaarder vermeldt op alle akten die hij ondertekent zijn hoedanigheid van plaatsvervanger en de naam van de gerechtsdeurwaarder die hij vervangt. HOOFDSTUK VII. - Tucht Afdeling I. - Tuchtstraffen

Art. 533.§ 1. Elke gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder die door zijn gedrag afbreuk doet aan de waardigheid van het gerechtsdeurwaarderskorps of die zijn plichten verzuimt, kan de in §§ 2 en 3 voorziene tuchtstraffen oplopen. § 2. De lagere tuchtstraffen zijn : 1° ten aanzien van gerechtsdeurwaarders, en kandidaat-gerechtsdeurwaarders : a) terechtwijzing;b) blaam; c) een tuchtrechtelijke geldboete van 250 tot 5.000 euro die in de Schatkist wordt gestort; d) uitsluiting uit de algemene vergadering en de Raad van de arrondissementskamer, de algemene vergaderingen en het directiecomité van de Nationale Kamer, de tuchtcommissie en de benoemingscommissie, gedurende ten hoogste vijf jaar, de eerste maal en tien jaar in geval van herhaling. De tuchtrechtelijke beslissing tot veroordeling tot een geldboete wordt op verzoek van de tuchtcommissie, die wordt vertegenwoordigd door haar voorzitter, op eenzijdig verzoekschrift, uitvoerbaar verklaard door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de betrokkene zijn beroepswerkzaamheid uitoefent of het laatst heeft uitgeoefend.

De tuchtrechtelijke geldboete kan samen met een andere tuchtstraf worden opgelegd. 2° ten aanzien van kandidaat-gerechtsdeurwaarders, het verbod tot het verrichten van plaatsvervangingen gedurende ten hoogste zes maanden, de eerste maal en twaalf maand in geval van herhaling. § 3. De hogere tuchtstraffen zijn : 1° ten aanzien van gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders : a) een tuchtrechtelijke geldboete van meer dan 5.000 euro tot 25.000 euro die in de Schatkist wordt gestort; b) schorsing;c) afzetting.2° ten aanzien van kandidaat-gerechtsdeurwaarders, het verbod tot het verrichten van plaatsvervangingen gedurende meer dan twaalf maanden tot levenslang. De tuchtrechtelijke geldboete kan samen met een andere tuchtstraf worden opgelegd. Afdeling II. - Tuchtprocedure voor de tuchtcommisie

Art. 534.§ 1. Er is een tuchtcommissie in het rechtsgebied van elk hof van beroep. De zetel ervan is gevestigd op de plaats waar het hof van beroep zijn zetel heeft. De commissie kan zitting houden in de hoofdplaats van elk gerechtelijk arrondissement in het bevoegde rechtsgebied. De tuchtcommissie is bevoegd voor de behandeling van de klachten tegen gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders uit de arrondissementen van hun rechtsgebied. De tuchtcommissie te Brussel bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige kamer.

Wanneer een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder uit het gerechtelijk arrondissement Brussel is ingediend, wordt de taal waarin de tuchtrechtelijke instantie zetelt, bepaald door de taalrol van de betrokken gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder.

Elke tuchtcommissie is samengesteld uit vier leden, waaronder een magistraat, die de commissie voorzit, twee gerechtsdeurwaarders en een extern lid met een voor de opdracht relevante beroepservaring. § 2. De eerste voorzitter van het hof van beroep wijst jaarlijks een magistraat in functie aan uit de zittende magistraten van de hoven en rechtbanken en deelt deze aanwijzing onverwijld mee aan de minister van Justitie.

De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders kiest voor elke tuchtcommissie een pool van minstens tien gerechtsdeurwaarders voor een termijn van vier jaar. Deze gerechtsdeurwaarders zijn herkiesbaar en komen uit ten minste drie verschillende arrondissementen. De Nationale Kamer zendt de lijst met deze pools binnen vijftien dagen over aan de minister van Justitie.

De Koning stelt per tuchtcommissie een pool vast van minstens drie externe leden en bepaalt de nadere regels voor deze aanwijzing en de voorwaarden waaraan deze leden dienen te voldoen.

De minister van Justitie maakt de pool van de verkozen gerechtsdeurwaarders en de externe leden bekend in het Belgisch Staatsblad. § 3. Voor elke tuchtzaak stelt de voorzitter van de tuchtcommissie de commissie samen uit de pool van verkozen gerechtsdeurwaarders en de pool van de externe leden. Verder wijst hij uit de pool van gerechtsdeurwaarders een niet-wraakbare secretaris-griffier aan die niet deelneemt aan het debat en de beraadslaging.

Bij de samenstelling van de commissie ziet de voorzitter er op toe dat de aangewezen gerechtsdeurwaarders hun kantoor niet hebben in het gerechtelijk arrondissement waar het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd zijn kantoor heeft of de betrokken plaatsvervanging heeft verricht. § 4. De Koning bepaalt het presentiegeld van de leden van de commissies.

Art. 535.De raad van arrondissementskamer van gerechtsdeurwaarders neemt, door toedoen van de syndicus, kennis van de tuchtzaken, hetzij ambtshalve, hetzij op klacht, hetzij op schriftelijke aangifte door de procureur des Konings of door de verslaggever van de Nationale Kamer.

Art. 536.Het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd, wordt daarvan door de syndicus bij een aangetekende zending binnen een maand na de kennisname van de feiten door de syndicus op de hoogte gebracht.

Die brief wordt door de syndicus ondertekend en door de secretaris, die daarvan aantekening houdt, verzonden. Hierin wordt het feit omschreven dat de betrokkene wordt ten laste gelegd en wordt de betrokkene geïnformeerd over de plaats en het tijdstip waarop hij kennis kan nemen van het dossier.

De betrokkene kan zijn opmerkingen schriftelijk of mondeling kenbaar maken en vragen om gehoord te worden. De syndicus kan bemiddelen en pogen de partijen te verzoenen. De bevoegde verslaggever doet een onderzoek en stelt een verslag op.

Art. 537.§ 1. Indien de raad van oordeel is dat het feit aanleiding geeft tot een tuchtprocedure, stuurt hij het dossier naar de tuchtcommissie. § 2. Indien de raad van oordeel is dat het feit geen aanleiding geeft tot een tuchtprocedure, wordt een met redenen omklede beslissing in die zin opgesteld. De raad deelt zijn beslissing bij aangetekende zending mee aan de klager, zo de aanhangigmaking bij de raad het gevolg was van een klacht, en aan de betrokkene, alsook aan de bevoegde procureur des Konings en aan de verslaggever van de Nationale Kamer. De bevoegde procureur des Konings is deze van de hoofdplaats van het gerechtelijk arrondissement waar de betrokken gerechtsdeurwaarder zijn standplaats heeft.

Indien de klager het niet eens is met de in het eerste lid bedoelde met redenen omklede beslissing, kan hij binnen vijftien dagen na de aangetekende zending van de beslissing de syndicus verzoeken om het dossier voor de behandeling van de klacht aan de tuchtcommissie voor te leggen.

De procureur des Konings of de verslaggever van de Nationale Kamer kunnen de verwijzing vorderen naar de tuchtcommissie binnen vijftien dagen na de verzending van de beslissing.

Art. 538.De secretaris van de tuchtcommissie roept het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd op om voor de commissie te verschijnen. In de oproeping maakt hij melding van het ten laste gelegde feit alsook van de plaats waar en de uren waarop dit lid kennis kan nemen van het dossier. Zij vermeldt eveneens de samenstelling van de tuchtcommissie. Van deze oproeping wordt gelijktijdig een kopie overgezonden aan de bevoegde procureur des Konings. Het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd kan zich laten bijstaan door een gerechtsdeurwaarder of een advocaat. Het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd en de procureur des Konings kunnen, uiterlijk vijftien dagen na de oproeping, vorderen dat getuigen door de tuchtcommissie opgeroepen worden op de zitting vastgesteld voor de debatten. Zij kunnen ook, binnen dezelfde termijn, stukken ter staving neerleggen.

De tuchtcommissie kan de leden van de kamer die bij de zaak betrokken zijn oproepen, alsook de belanghebbende derden die daartoe de wens hebben geuit, om te worden gehoord. Elk van hen kan worden bijgestaan door een gerechtsdeurwaarder of een advocaat.

De tuchtcommissie kan de verslaggever of een lid van de raad van het betrokken arrondissement horen. Ze kan ook ambtshalve de belanghebbende gerechtsdeurwaarders oproepen.

Art. 539.Het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd kan om de in artikel 828 opgesomde redenen zijn recht van wraking uitoefenen tegen elk van de leden van de tuchtcommissie die over zijn zaak moeten beslissen.

Hij richt hiertoe binnen acht dagen na de oproeping, op straffe van verval, aan de voorzitter van de betrokken tuchtcommissie een gedagtekend en ondertekend geschrift waarin hij de naam vermeldt van het lid of de leden die hij wil wraken, met opgave van de redenen van de wraking.

De tuchtcommissie doet binnen vijftien dagen na ontvangst van het geschrift uitspraak over de gegrondheid van de wraking en het gevolg dat er eventueel aan moet worden gegeven. De gewraakte leden nemen geen deel aan dit debat noch aan de stemming. Zij worden vervangen door verkiesbare leden die door loting worden aangewezen.

Van de met redenen omklede beslissing wordt binnen vijftien dagen na de uitspraak door de secretaris per aangetekende zending aan het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd kennis gegeven. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Art. 540.De zitting voor de debatten wordt door de tuchtcommissie vastgesteld binnen een termijn die niet minder mag bedragen dan vijftien dagen na de datum die is vastgesteld voor de verschijning voor deze commissie van het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd. Ingeval van wraking wordt deze termijn op dertig dagen gebracht.

De tuchtcommissie behandelt de zaken in openbare zitting. De betrokkene kan de tuchtcommissie echter verzoeken om de zaak met gesloten deuren te behandelen. De tuchtcommissie gaat op dit verzoek in, tenzij zij van oordeel is dat het algemeen belang zich daartegen verzet. De tuchtcommissie mag eveneens met gesloten deuren zitting houden gedurende de gehele rechtspleging of een gedeelte ervan, in het belang van de goede zeden of van de openbare orde, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd of van derden dit vereisen of, in de mate die door de tuchtcommissie onder bepaalde omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van de goede rechtsbedeling zou schaden.

De klager of zijn advocaat en de procureur des Konings worden op hun verzoek gehoord op de zitting.

Het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd heeft het recht op die zitting, zelf of bij monde van de persoon die hem bijstaat, bedoeld in artikel 538, eerste lid, zijn middelen van verweer uiteen te zetten.

De opgeroepen getuigen mogen zowel door het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd als door de tuchtcommissie ondervraagd worden.

Art. 541.Wanneer de tuchtcommissie de mening is toegedaan dat er aanwijzingen zouden kunnen bestaan dat de gerechtsdeurwaarder of plaatsvervangende gerechtsdeurwaarder proceshandelingen of andere handelingen heeft verricht die nutteloze kosten veroorzaakt hebben, legt de secretaris van de tuchtcommissie het tuchtdossier neer ter griffie van de bevoegde beslagrechter. Deze laatste bepaalt de dag en het uur van het onderzoek, na het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd, de klager en de eventuele andere belanghebbenden, welke door de griffier werden opgeroepen, te hebben gehoord.

Art. 542.De tuchtcommissie beslist bij geheime stemming, met volstrekte meerderheid. Ze kan de in artikel 533, § 2, bepaalde tuchtstraffen opleggen.

De beslissing wordt binnen een maand na de sluiting van de debatten in openbare zitting uitgesproken.

De beslissing wordt met redenen omkleed, in het daartoe bestemd register opgetekend en tijdens de zitting waarop zij werd uitgesproken, door de leden op de minuut getekend.

Iedere beslissing maakt melding van de naam van de aanwezige leden.

Art. 543.Binnen vijftien dagen na de uitspraak wordt van de beslissing bij aangetekende zending kennis gegeven aan het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd en aan de bevoegde procureur des Konings.

In de kennisgeving van de beslissing aan het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd wordt melding gemaakt van de mogelijkheid tot beroep, bepaald in artikel 544, en van de termijn waarbinnen het beroep kan worden ingesteld.

Een afschrift van de beslissing en van het dossier worden bezorgd aan de syndicus van de arrondissementskamer die de zaak heeft verzonden naar de tuchtcommissie.

De syndicus van de arrondissementskamer die de zaak heeft verzonden naar de tuchtcommissie of de voorzitter van de tuchtcommissie kan aan de klager, indien hij erom verzoekt, mondeling of schriftelijk de inlichtingen verschaffen die hij gepast acht betreffende de genomen beslissing en betreffende de rechtsmiddelen die ertegen worden aangewend.

De archieven van de tuchtcommissie worden bewaard op de Nationale Kamer.

Art. 544.Binnen een maand na de kennisgeving ervan kan tegen de beslissing van de tuchtcommissie beroep worden ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg van de hoofdplaats van het rechtsgebied waar de betrokkene zijn standplaats heeft. Dit beroep staat open voor de betrokkene, door de verslaggever van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders en de procureur des Konings. Het heeft schorsende kracht.

De rechtbank waarbij het beroep is ingesteld, doet in openbare zitting uitspraak in laatste aanleg.

Zij kan alleen de in artikel 533, § 2, bedoelde straffen opleggen of het lid aan wie een feit ten laste werd gelegd vrijspreken. Afdeling III. - Tuchtprocedure

voor de burgerlijke rechtbank

Art. 545.De procureur des Konings of de tuchtcommissie kunnen een zaak bij de rechtbank van eerste aanleg aanhangig maken indien zij van oordeel zijn dat een klacht een hogere tuchtstraf verantwoordt, tenzij de tuchtcommissie voor dezelfde feiten reeds een tuchtstraf heeft uitgesproken.

De zaak wordt bij de bevoegde rechtbank van eerste aanleg aanhangig gemaakt door dagvaarding van het lid tegen wie een feit ten laste werd gelegd, die wordt betekend op verzoek van de procureur des Konings of de door haar voorzitter vertegenwoordigde tuchtcommissie.

De dagvaarding die betekend is op verzoek van de tuchtcommissie wordt aangezegd aan de bevoegde procureur des Konings. De dagvaarding om voor de rechtbank te verschijnen heeft tot gevolg dat de zaak aan de tuchtcommissie wordt onttrokken.

De bevoegde rechtbank is die van het gerechtelijk arrondissement waar het gedagvaarde lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd zijn standplaats heeft of zijn beroepswerkzaamheid uitoefent of het laatst heeft uitgeoefend.

Art. 546.§ 1. De rechtbank kan de in artikel 533 bepaalde tuchtstraffen opleggen. § 2. Tegen de beslissing van de rechtbank van eerste aanleg kan hoger beroep worden ingesteld bij het hof van beroep. Het hoger beroep heeft schorsende kracht, onverminderd de toepassing van artikel 548, § 4. § 3. Indien de rechtbank een schorsing heeft uitgesproken, kan de betrokkene voor de duur van de schorsing, geen ambtshandelingen meer verrichten. Bij overtreding van deze bepaling is artikel 262 van het Strafwetboek van toepassing.

Tijdens de duur van de schorsing kan hij geen vergaderingen van de kamers van gerechtsdeurwaarders bijwonen en is hij niet verkiesbaar tot lid van de raad van gerechtsdeurwaarders. Indien de betrokkene reeds tot een van de voormelde functies is verkozen, mag hij gedurende de duur van schorsing deze functie niet uitoefenen en moet er in zijn vervanging voor deze duur worden voorzien.

De gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder die is afgezet, moet de uitoefening van zijn beroep stopzetten, zulks op straffe van schadevergoeding en, in voorkomend geval, andere veroordelingen waarin de wet voorziet ten aanzien van openbare ambtenaren die ondanks hun afzetting hun ambt blijven uitoefenen.

De bepalingen van het eerste tot het derde lid zijn van toepassing vanaf het ogenblik waarop de beslissing houdende uitspraak van de tuchtstraf definitief is geworden.

Art. 547.De gerechtsdeurwaarders en de plaatsvervangende gerechtsdeurwaarders kunnen zichzelf of hun vennootschap rechtstreeks noch onrechtstreeks de roerende goederen toewijzen waarvan de verkoop hen is opgedragen.

Iedere overtreding van deze bepaling wordt gestraft met schorsing gedurende drie maanden en met een geldboete van tweehonderdvijftig euro voor elk door hem gekocht voorwerp, onverminderd de toepassing van de strafwetten.

Herhaling heeft steeds afzetting tot gevolg. De Koning kan het in het tweede lid vermelde bedrag aanpassen. Afdeling IV. - Preventieve schorsing

Art. 548.§ 1. De gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder die het voorwerp uitmaakt van een strafrechtelijke vervolging of tuchtrechtelijke procedure wegens feiten die aanleiding kunnen geven tot een hogere tuchtstraf, kan een preventieve schorsing opgelegd worden overeenkomstig de in het tweede en derde lid bepaalde nadere regels.

De betrokkene wordt zoals in kort geding voor de voorzitter van de bevoegde rechtbank van eerste aanleg gedagvaard, hetzij door de tuchtcommissie, die wordt vertegenwoordigd door haar voorzitter, hetzij door de procureur des Konings. In dit laatste geval wint de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg het advies in van de tuchtcommissie. Indien wordt gedagvaard op verzoek van de tuchtcommissie, wordt de dagvaarding aangezegd aan de bevoegde procureur des Konings.

Indien er ernstige vermoedens bestaan ten aanzien van de gegrondheid van de ten laste gelegde feiten en er kennelijk gevaar bestaat dat de voortzetting van zijn beroepsactiviteit derden ernstig nadeel kan berokkenen of in aanzienlijke mate afbreuk kan doen aan de waardigheid van het gerechtsdeurwaarderskorps, kan de voorzitter van de bevoegde rechtbank van eerste aanleg de betrokken gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder preventief schorsen voor hoogstens de duur van de procedure. De beschikking is, niettegenstaande enig verzet of beroep, vanaf de uitspraak uitvoerbaar op minuut. § 2. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg kan aan elke gerechtsdeurwaarder, of kandidaat-gerechtsdeurwaarder, zelfs nog voor een tucht- of strafrechtelijke procedure tegen hem werd ingeleid, een gelijkaardige schorsing zoals bedoeld in § 1 opleggen, indien uit klachten blijkt dat er kennelijk gevaar bestaat dat de voortzetting van zijn beroepsactiviteit derden ernstig nadeel kan berokkenen of in aanzienlijke mate afbreuk kan doen aan de waardigheid van het gerechtsdeurwaarderskorps. De vordering wordt ingesteld op de in § 1 bepaalde wijze. De maatregel kan slechts voor een duur van maximaal één maand worden opgelegd. De beschikking is, niettegenstaande enig verzet of hoger beroep, vanaf de uitspraak uitvoerbaar op minuut. § 3. De voorzitter van de bevoegde rechtbank van eerste aanleg kan op verzoek van de procureur des Konings, van de raad van de arrondissementskamer van gerechtsdeurwaarders of van de betrokkene, de maatregel op elk ogenblik opheffen. § 4. De gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder die preventief geschorst is, mag tijdens de duur van de maatregel zijn ambt niet uitoefenen. § 5. Artikel 262 van het Strafwetboek is van toepassing op de gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder die preventief is geschorst. HOOFDSTUK VIII. - Arrondissementskamers van gerechtsdeurwaarders

Art. 549.§ 1. Elke arrondissementskamer organiseert zich bij een afdeling van de rechtbank of bij de rechtbank van het gerechtelijk arrondissement. Zij bestaat uit de gerechtsdeurwaarders en de kandidaat-gerechtsdeurwaarders die hun werkingsgebied hebben bij de afdeling of de rechtbank. Zij bezit rechtspersoonlijkheid.

Kandidaat-gerechtsdeurwaarders sluiten zich aan bij de arrondissementskamer van het gerechtelijk arrondissement waar zij voornamelijk werkzaam zijn.

Er is evenwel een enkel gemeenschappelijke arrondissementskamer voor Verviers en Eupen. Zij draagt de benaming "kamer voor Verviers en Eupen" en is gevestigd te Verviers. Zij bestaat uit de gerechtsdeurwaarders en de kandidaat-gerechtsdeurwaarders van het arrondissement Eupen en de kantons van Limburg-Aubel, Malmédy-Spa-Stavelot, Verviers-Herve en Verviers. Zij bezit rechtspersoonlijkheid. Voor de toepassing van § 2 wordt hun aantal gerechtsdeurwaarders samen vastgesteld. § 2. De arrondissementskamer wordt beheerd door een raad, waarvan het aantal leden vastgesteld is naargelang het aantal gerechtsdeurwaarders in elk arrondissement, zoals bepaald bij koninklijk besluit, en wel als volgt : 1° negen in hun werkingsgebied met meer dan vijftig gerechtsdeurwaarders;2° zeven in hun werkingsgebied met dertig tot vijftig gerechtsdeurwaarders;3° vijf in hun werkingsgebied met meer dan tien en minder dan dertig gerechtsdeurwaarders;4° vier in hun werkingsgebied met vijf tot tien gerechtsdeurwaarders;5° een eenheid minder dan het totaal van het aantal gerechtsdeurwaarders bepaald voor het arrondissement, indien dit aantal vier of minder bedraagt.

Art. 550.De algemene vergadering van de arrondissementskamer van gerechtsdeurwaarders heeft tot taak : 1° uit haar midden een raad te verkiezen;2° jaarlijks de begroting vast te stellen en de door de raad voorgelegde rekeningen goed te keuren;3° jaarlijks de bijdrage ten laste van de leden van de kamer vast te stellen;4° een huishoudelijk reglement op te stellen en de praktische regels betreffende de beroepsuitoefening uit te vaardigen die door haar leden moeten worden nageleefd.Zij mag hierbij geen afbreuk doen aan de bevoegdheid van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.

De beslissingen worden genomen bij volstrekte meerderheid van de aanwezige leden.

Art. 551.§ 1. De leden van de raad van de arrondissementskamer worden jaarlijks gekozen door de algemene vergadering, die wordt bijeengeroepen en voorgezeten door de syndicus. § 2. De raad van de arrondissementskamer bestaat uit de syndicus, de verslaggever, de penningmeester, de secretaris en de gewone raadsleden, binnen de grenzen van artikel 549, § 2. De syndicus, de verslaggever, de penningmeester en de secretaris worden gekozen uit de leden-gerechtsdeurwaarders. De overige raadsleden worden gekozen uit alle leden van de algemene vergadering, waarbij minstens één raadslid een kandidaat-gerechtsdeurwaarder dient te zijn, en de kandidaat-gerechtsdeurwaarders de meerderheid van de raadsleden niet mogen uitmaken.

Wanneer het aantal leden van de arrondissementskamer minder dan vier bedraagt, mogen de functies van secretaris en penningmeester gecumuleerd worden. § 3. De verkiezing van de leden van de raad van de arrondissementskamer geschiedt bij geheime stemming. Zij heeft ieder jaar plaats in de maand juni.

Eerst wordt de raad samengesteld, zonder toewijzing van de functies.

Nadien worden bijzondere stemmingen gehouden voor de verkiezing van de syndicus, de verslaggever, de secretaris en de penningmeester.

Indien bij de eerste stemming geen kandidaat de meerderheid der stemmen van de aanwezige leden behaalt, wordt herstemd tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen behaalden; bij staking van stemmen wordt de voorkeur gegeven aan de kandidaat met de meeste anciënniteit naar benoeming.

Alle verkiezingen geschieden bij volstrekte meerderheid van de aanwezige leden. § 4. De leden van de raad treden in functie op 1 september.

Aftredende leden kunnen worden herkozen, zonder dat een lid langer dan drie jaar ononderbroken in de raad kan zitting hebben. § 5. De raad vergadert ten minste eenmaal per maand, op bijeenroeping door de syndicus.

De syndicus roept een buitengewone vergadering bijeen als hij dit geraden acht of op een met redenen omkleed verzoek van twee andere leden, of op verzoek van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg of de procureur des Konings.

Art. 552.§ 1. De raad van de arrondissementskamer heeft tot opdracht : 1° de orde en tucht onder de gerechtsdeurwaarders en plaatsvervangende (kandidaat-)gerechtsdeurwaarders van het arrondissement te handhaven en de toepassing van de hen betreffende wetten, besluiten en verordeningen te verzekeren;2° alle geschillen, die tussen gerechtsdeurwaarders en plaatsvervangende (kandidaat-)gerechtsdeurwaarders kunnen rijzen betreffende hun rechten, functies en plichten, te voorkomen of bij te leggen;3° alle klachten en bezwaren van derden tegen leden van de kamer in verband met de uitoefening van hun beroep te voorkomen of, zo mogelijk, door minnelijke schikking te regelen;4° de hem onderworpen klachten te onderzoeken en, indien hij daartoe grond ziet, naar de tuchtcommissie door te verwijzen;5° toezicht te houden op de correcte toepassing van het tarief, de boekhouding, de kwaliteitsrekeningen van de kantoren en van de doorstorting van derdengelden;6° gelijklopend met de Nationale Kamer, toezicht te houden op de correcte toepassing van het systeem van de plaatsvervangingen door haar leden;7° advies te geven over betwistingen in verband met de vereffening van het honorarium en de kosten van de leden van de kamer;8° de rol op te stellen van de gerechtsdeurwaarders die belast zijn met de betekening van de akten in strafzaken;9° telkens wanneer dit van hem wordt gevorderd door de hoven en rechtbanken, door de procureur-generaal of door de procureur des Konings, advies uit te brengen, met name over alle geschillen die kunnen rijzen hetzij tussen gerechtsdeurwaarders, hetzij tussen hen en hun opdrachtgevers, en over alle klachten of bezwaren betreffende fouten of nalatigheden begaan door gerechtsdeurwaarders of plaatsvervangende gerechtsdeurwaarders in de uitoefening van hun functies;10° de door de algemene vergadering bij stemming vastgestelde bijdragen te innen bij haar leden, desnoods door middel van een in artikel 555 bedoeld dwangschrift;11° de gelden van de kamer te beheren en er, met haar instemming, over te beschikken als solidariteitsfonds ten behoeve van gerechtsdeurwaarders of ere-gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaarders, hun weduwen of weduwnaars en wezen;12° de veilingzaal van de gerechtsdeurwaarders te beheren of daarop toezicht te houden en de straal te bepalen waarbinnen het gebruik van deze zaal verplicht is;13° de beslissingen van de algemene vergadering van de arrondissementskamer uit te voeren;14° de kamer zowel in rechte als in de openbare als in de private sfeer te vertegenwoordigen in alle aangelegenheden die betrekking hebben op de gemeenschappelijke rechten en belangen van de leden ten aanzien van alle overheden en instellingen. § 2. De raad houdt een tableau bij voor iedere categorie van leden van de arrondissementskamer. Dit tableau wordt tevens op elektronische wijze bijgehouden bij de Nationale Kamer overeenkomstig artikel 555/1, 15°.

Iedere wijziging van het tableau wordt onverwijld aan de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders meegedeeld. Deze stelt de minister van Justitie daarvan binnen vijftien dagen in kennis.

Art. 553.§ 1. De syndicus zit de raad voor en handhaaft er de orde in.

Hij stelt de te behandelen onderwerpen voor, verricht de stemopneming en maakt de uitslag bekend.

Hij leidt alle vorderingen en vervolgingen welke door de raad dienen ingesteld te worden en handelt in alle gevallen in zijn naam, overeenkomstig hetgeen deze heeft beslist.

Hij alleen is gerechtigd om, in naam van de arrondissementskamer en de raad, briefwisseling te voeren met de voorzitter van de rechtbanken, met de procureur-generaal en met de procureur des Konings, tenzij er, wegens verhindering, aan de verslaggever opdracht is verleend. § 2. De verslaggever onderzoekt de klachten. Hij verzamelt inlichtingen over de feiten, kan de partijen horen en brengt verslag uit aan de raad. Hij kan ambtshalve feiten die aanleiding kunnen geven tot een tuchtstraf voorleggen aan de raad.

Hij vervangt de syndicus wanneer deze afwezig of verhinderd is.

In de gevallen waarin het onmogelijk blijkt te voldoen aan de in het eerste en het tweede lid bedoelde bepalingen wordt de verslaggever vervangen door de adjunct-verslaggever. Deze heeft dan dezelfde bevoegdheden als de verslaggever. Hij wordt jaarlijks verkozen door de algemene vergadering. Hij mag geen lid zijn van de raad van de arrondissementskamer. § 3. De secretaris stelt de beslissingen van de raad op schrift.

Deze beslissingen worden gebundeld in een door de syndicus genummerd en geparafeerd register en door al de medebeslissende leden ondertekend.

De secretaris bewaart het archief. Hij geeft door hem ondertekende uitgiften af. § 4. De personen die moeten gehoord worden of dit vragen met betrekking tot bezwaarschriften of klachten, die aan de raad van de arrondissementskamer zijn gericht, worden door de verslaggever opgeroepen bij een aangetekende zending waarin de reden van de oproeping wordt vermeld. De oproeping geschiedt met een termijn van acht dagen. Partijen mogen zich uit eigen beweging, zonder voorafgaande oproeping, ter vergadering van de raad aanmelden, na de syndicus daarvan ten minste drie werkdagen vóór de vergadering verwittigd te hebben. § 5. De raad kan over geen enkele aangelegenheid een beslissing nemen of een advies uitbrengen dan na de verslaggever te hebben gehoord.

Hij kan slechts op geldige wijze beslissen wanneer ten minste twee derden van zijn leden aan de stemming deelnemen.

De beslissingen worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen.

Bij staking van stemmen beslist de stem van de syndicus. § 6. De raad legt de registers met zijn beslissingen en alle overige in zijn archief berustende stukken voor aan de procureur-generaal of aan de procureur des Konings, telkens als zij erom verzoeken.

Art. 554.Indien een lid van de arrondissementskamer in gebreke blijft de jaarlijkse bijdrage te betalen, kan de raad een dwangschrift, ondertekend door de penningmeester, uitvaardigen. Indien tot gedwongen invordering moet worden overgegaan, wordt het dwangschrift op éénzijdig verzoekschrift, ingediend door de raad, uitvoerbaar verklaard door de voorzitter van de bevoegde rechtbank van eerste aanleg.

Tegen de uitvoerbaarverklaring kan hoger beroep worden ingesteld binnen een maand na de betekening van het uitvoerbaar verklaarde dwangschrift. HOOFDSTUK IX. - Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders

Art. 555.§ 1. De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders is een publiekrechtelijke instelling met rechtspersoonlijkheid. Haar zetel is gevestigd in het gerechtelijk arrondissement Brussel. § 2. De organen van de Nationale Kamer zijn : 1° de algemene vergadering;2° het directiecomité. § 3. De algemene vergadering bestaat uit de vertegenwoordigers van de arrondissementskamers of, bij hun afwezigheid, uit hun plaatsvervangers.

De algemene vergadering van iedere arrondissementskamer kiest als vertegenwoordigers : - uit haar leden gerechtsdeurwaarders, één gerechtsdeurwaarder per begonnen schijf van tien gerechtsdeurwaarders, met minimum één en maximum vijf vertegenwoordigers; - uit leden kandidaat-gerechtsdeurwaarders, één kandidaat-gerechtsdeurwaarder die minstens vijf jaar ervaring heeft als kandidaat-gerechtsdeurwaarder.

Het mandaat van vertegenwoordiger en van plaatsvervanger duurt drie jaar en kan éénmaal worden hernieuwd.

De vertegenwoordiger of plaatsvervanger die tijdens het mandaat in de plaats van een vertegenwoordiger of plaatsvervanger wordt gekozen, voltooit het mandaat van zijn voorganger, maar is niet onmiddellijk herkiesbaar.

De algemene vergadering neemt haar beslissingen bij volstrekte meerderheid van de aanwezige leden. § 4. De algemene vergadering verkiest uit haar leden een directiecomité. Dit directiecomité bestaat uit een voorzitter, twee ondervoorzitters, een secretaris en een adjunct-secretaris, een verslaggever en een adjunct-verslaggever, een penningmeester en een adjunct-penningmeester.

De aanstelling van de leden van het directiecomité geldt voor een termijn van twee jaar. Indien een verkozen lid van het directiecomité ontslag neemt, overlijdt, wordt geschorst of afgezet, wordt voor de duur van zijn mandaat een interim-lid gekozen door de overige leden van het directiecomité.

De leden van het directiecomité worden rechtstreeks verkozen door de leden van de algemene vergadering voor de functie waarvoor het lid kandideert.

Aftredende leden kunnen worden herkozen, zonder dat een lid langer dan zes jaar ononderbroken in het directiecomité kan zitting hebben. § 5. Het directiecomité deelt de agenda van zijn vergaderingen minstens tien werkdagen vooraf mee aan alle leden per gewone of elektronische post. Tien werkdagen na de vergadering worden de notulen eveneens per gewone of elektronische post aan alle leden toegestuurd. § 6. Het directiecomité roept halfjaarlijks een algemene ledenvergadering bijeen. Buitengewone algemene ledenvergaderingen worden bijeengeroepen telkens als het directiecomité zulks nodig acht en voorts indien vijfentwintig leden een daartoe door hen ondertekend verzoek indienen met opgave van de te behandelen onderwerpen.

De notulen van de algemene ledenvergaderingen worden binnen tien werkdagen per gewone of elektronische post toegestuurd aan alle leden.

De goedgekeurde verordeningen treden in werking tien dagen na de verzending van de notulen. § 7. Het directiecomité van de Nationale Kamer beraadslaagt in het Nederlands en het Frans. De verslagen en besluiten worden in deze beide talen gesteld, zonder voorrang van de ene tekst boven de andere. § 8. Indien een lid van de Nationale Kamer in gebreke blijft de jaarlijkse bijdrage te betalen, kan het directiecomité een dwangschrift, ondertekend door de penningmeester of adjunct-penningmeester, uitvaardigen. Indien tot gedwongen invordering moet worden overgegaan, wordt het dwangschrift, op verzoek van het directiecomité, ingediend door tussenkomst van de bevoegde syndicus, uitvoerbaar verklaard door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement waar de betrokken gerechtsdeurwaarder kantoor houdt.

Tegen de uitvoerbaarverklaring kan hoger beroep worden ingesteld binnen een maand na de betekening van het uitvoerbaar verklaarde dwangschrift.

Art. 555/1.Naast de taken die haar door andere bepalingen zijn opgedragen, heeft de Nationale Kamer tot taak : 1° de algemene regels inzake deontologie vast te stellen;2° te waken over de eenvormigheid van de tucht en over de deontologie onder haar leden en over de uitvoering van de hen betreffende wetten en verordeningen;3° alle geschikte maatregelen te nemen tot nakoming, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die zij bepaalt, van de verplichtingen die uit de beroepsaansprakelijkheid van de gerechtsdeurwaarders voortvloeien;4° de afgifte van het stageboekje te organiseren;5° de permanente vorming van de gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaarders, stagiairs en hun medewerkers te organiseren;de Koning bepaalt het aantal uren permanente vorming, relevant voor de uitoefening van het beroep van gerechtsdeurwaarder, dat gevolgd dient te worden; 6° gelijklopend met de raad van de arrondissementskamers, toezicht te houden op de correcte toepassing van het tarief, de boekhouding, de kwaliteitsrekeningen van de kantoren en van de doorstorting van derdengelden;7° gelijklopend met de raad van de arrondissementskamer, toezicht te houden op de correcte toepassing van het systeem van de plaatsvervangingen door haar leden;8° op eigen initiatief of op verzoek, ten behoeve van alle openbare overheden, adviezen uit te brengen in verband met aangelegenheden van algemeen belang betreffende de uitoefening van het beroep van gerechtsdeurwaarder;9° binnen de grenzen van haar bevoegdheid, alle leden van de arrondissementskamers van het Rijk te vertegenwoordigen ten aanzien van elke overheid of instelling;10° in rechte op te treden, als eiser of als verweerder, in om het even welke zaak die het beroep van gerechtsdeurwaarder in zijn geheel aanbelangt;11° jaarlijks de rekeningen die haar directiecomité voorlegt alsmede de begroting goed te keuren;12° het door haar directiecomité voorgestelde reglement betreffende de werking en de bevoegdheid ervan en betreffende de organisatie van haar algemene ledenvergaderingen goed te keuren;13° de infrastructuur te beheren en haar secretariaat alsmede dat van de benoemingscommissies en de tuchtcommissies te organiseren;14° richtlijnen op te stellen alsook een toezichtsregeling met betrekking tot de kwaliteitsrekening van de kantoren en het beheer van derdengelden in te stellen en te organiseren;15° een elektronische lijst op te stellen van de gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en toe te zien op de voortdurende bijwerking ervan.De Koning bepaalt de nadere regels voor de opstelling, de bewaring en de raadpleging ervan. De Nationale Kamer is gemachtigd alleen bij de gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders hun rijksregisternummer op te vragen om hun identiteit te kunnen nagaan; 16° de verkiezing van de leden van haar directiecomité organiseren;17° de leden van de benoemingscommissies en tuchtcommissies te verkiezen;18° de praktische regels betreffende de beroepsuitoefening die algemeen bindend zijn voor alle leden goed te keuren. De in het eerste lid, 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°, 13° en 15° omschreven taken worden uitgeoefend door haar directiecomité. De in het eerste lid, 1°, 11°, 12°, 14°, 16°, 17° en 18° omschreven taken worden uitgeoefend door haar algemene vergadering.

Art. 3.Artikel 571, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 mei 1999, wordt vervangen door wat volgt : "De rechtbank van eerste aanleg neemt overeenkomstig artikel 544 in hoger beroep kennis van de beroepen ingesteld tegen de beslissingen van de tuchtcommissie van gerechtsdeurwaarders die een tuchtstraf heeft uitgesproken, en spreekt in eerste aanleg de hogere tuchtstraffen tegen de gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders uit.".

Art. 4.In artikel 1389bis/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 mei 2000 en gewijzigd bij de wet van 14 januari 2013, wordt het cijfer "549" vervangen door het cijfer "555". HOOFDSTUK 3. - Opheffingsbepaling

Art. 5.Het koninklijk besluit van 30 juni 1993 betreffende de stage voor kandidaat-gerechtsdeurwaarder en de homologatie van die stage, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 4. - Overgangsmaatregelen en inwerkingtreding

Art. 6.De stagairs die op de datum van de inwerkingtreding van deze wet hun stageperiode volledig hebben beëindigd, kunnen een stagecertificaat verkrijgen van de Nationale Kamer. De aanvraag hiertoe moet uiterlijk binnen zes maanden na samenstelling ervan bij de Nationale Kamer worden ingediend. Bij de aanvraag wordt het bewijs van de doorlopen stageperiode gevoegd. De stagiairs die op de datum van de inwerkingtreding van deze wet hun aangevatte stage nog niet hebben beëindigd, zetten hun stage voort. De reeds verlopen termijn van de stage wordt in mindering gebracht van de in artikel 511 bedoelde termijn.

Art. 7.Degene die op de datum van de inwerkingtreding van deze wet, overeenkomstig artikel 17 van het koninklijk besluit van 30 juni 1993 betreffende de stage voor kandidaat-gerechtsdeurwaarder en de homologatie van die stage, de titel voert van kandidaat-gerechtsdeurwaarder, wordt van rechtswege door de Koning benoemd tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder. Deze benoemingen hebben uitwerking met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Art. 8.Bij de inwerkingtreding van deze wet organiseren de raden van de arrondissementskamers onmiddellijk een algemene vergadering met het oog op de verkiezing van de vertegenwoordigers voor de algemene vergadering van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, overeenkomstig artikel 555, § 3. De zetelende vaste raad van de Nationale Kamer organiseert binnen de twee maanden een algemene vergadering, waarop de nieuw verkozen vertegenwoordigers van de arrondissementskamers zullen uitgenodigd worden. De zetelende vaste raad doet tevens een oproep tot kandidaatstelling voor de functies van de leden van het directiecomité en voor de leden van de tuchtcommissies en benoemingscommissies. De kandidaturen moeten binnen een maand na de oproep aan de zittende voorzitter van de vaste raad van de Nationale kamer van Gerechtsdeurwaarders worden gericht. Binnen twee weken na de sluiting van de kandidaturen, roept de zittende voorzitter de nieuwe algemene vergaderingen van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders opnieuw samen en bezorgt hen tegelijkertijd de lijst van de kandidaten. De algemene vergaderingen gaan onmiddellijk over tot de verkiezing van de leden. Zij dragen tegelijkertijd aan de minister van Justitie de leden voor de benoemingscommissies voor met het oog op hun benoeming.

De zittende leden van de raden van de arrondissementskamers blijven lid voor de duur van hun oorspronkelijk mandaat.

Art. 9.De artikelen 509, 510 en 512 van het Gerechtelijk Wetboek zoals ze van kracht waren op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet, blijven van toepassing op de op dat ogenblik lopende benoemingsprocedures.

Art. 10.In afwijking van artikel 526, tweede lid, van hetzelfde Wetboek kunnen de gerechtsdeurwaarders zich gedurende een termijn van twee jaar te rekenen van de inwerkingtreding van deze wet, laten vervangen zonder beperking in het aantal kalenderdagen.

Art. 11.De tuchtoverheden die zijn bedoeld in de artikelen 531, 531bis en 532 van hetzelfde Wetboek, zoals ze van kracht waren op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet, blijven bevoegd voor de tuchtprocedures die tot op dat ogenblik bij hen zijn ingeleid. Deze tuchtprocedures worden behandeld overeenkomstig de artikelen 531 tot 534 van hetzelfde Wetboek zoals ze van kracht waren op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet.

De tuchtoverheid die wordt bedoeld in artikel 534 van hetzelfde Wetboek, zoals het van kracht was op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet, maakt de overige lopende tuchtprocedures onmiddellijk aanhangig bij de in artikel 534 van hetzelfde Wetboek bedoelde tuchtcommissie.

Art. 12.Deze wet treedt in werking op de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 516, vijfde lid, tweede zin, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen door artikel 2 van deze wet, dat in werking treedt op de door de Koning bepaalde datum en uiterlijk op 1 april 2014.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 7 januari 2014.

FILIP Van Koningswege : Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 53-2937 Integraal verslag : 24 oktober 2013 Senaat (www.senate.be) : Stukken : 5-2315 Handelingen van de Senaat : 18 en 19 december 2013

^