Etaamb.openjustice.be
Wet van 09 maart 1999
gepubliceerd op 02 april 1999

Wet tot omzetting van de richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 over de financiële instellingen

bron
ministerie van financien
numac
1999003156
pub.
02/04/1999
prom.
09/03/1999
ELI
eli/wet/1999/03/09/1999003156/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 MAART 1999. - Wet tot omzetting van de richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 over de financiële instellingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Met deze wet wordt voor de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de instellingen voor collectieve belegging, de richtlijn 95/26/EG omgezet van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1996 tot wijziging van de richtlijnen 77/780/EEG en 89/646/EEG op het gebied van kredietinstellingen, de richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG op het gebied van het schadeverzekeringsbedrijf, de richtlijnen 79/267/EEG en 92/96/EEG op het gebied van het levensverzekeringsbedrijf, de richtlijn 93/22/EEG op het gebied van beleggingsondernemingen en de richtlijn 85/611/EEG op het gebied van instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's), teneinde het bedrijfseconomische toezicht te versterken. HOOFDSTUK II. - Bepalingen over kredietinstellingen

Art. 3.In artikel 3, § 1, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, gewijzigd bij de wet van 20 maart 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een 1°bis ingevoegd dat als volgt luidt : « 1°bis nauwe banden : a) een situatie waarin een deelnemingsverhouding bestaat of b) een situatie waarin ondernemingen verbonden ondernemingen zijn of c) een band van dezelfde aard als bedoeld in bovenstaande litterae a) en b) tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon;»; 2° het 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° de begrippen controle, deelneming, deelnemingsverhouding, moederonderneming, dochteronderneming en verbonden onderneming : de omschrijving die hiervan wordt gegeven in de uitvoeringsbesluiten van artikel 44, derde lid, van deze wet;».

Art. 4.In artikel 8 van dezelfde wet wordt de eerste zin in fine aangevuld met de woorden « en de nauwe banden die zij heeft met andere personen ».

Art. 5.Artikel 20, tweede lid, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende leden : « Als de kredietinstelling nauwe banden heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, mogen die banden geen belemmering vormen voor een individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de instelling.

Als de kredietinstelling nauwe banden heeft met een natuurlijke of rechtspersoon die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, mogen de voor die persoon geldende wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen of hun uitvoering, geen belemmering vormen voor een individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de instelling. »

Art. 6.In de Nederlandse tekst van het opschrift van onderafdeling 6 van titel II, hoofdstuk I, afdeling II, en in de Nederlandse tekst van artikel 21 van dezelfde wet, wordt het woord « hoofdkantoor » vervangen door het woord « hoofdbestuur ».

Art. 7.In artikel 55 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin van het eerste lid, 4°, wordt vervangen als volgt : « brengen zij, in het kader van hun opdracht bij de kredietinstelling of een revisorale opdracht bij een met de kredietinstelling verbonden onderneming, op eigen initiatief verslag uit bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, zodra zij kennis krijgen van : »;2° het eerste lid, 4°, wordt als volgt aangevuld : « c) andere beslissingen of feiten die kunnen leiden tot een weigering van de certificering van de jaarrekening of tot het formuleren van voorbehoud.»; 3° het volgende lid wordt ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid : « Tegen erkende commissarissen-revisoren die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld in het eerste lid, 4°, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken.»

Art. 8.In artikel 74, § 2, van dezelfde wet wordt het volgende lid ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid : « Tegen erkende revisoren die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld in het eerste lid, 4°, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken. »

Art. 9.In artikel 82, derde lid, van dezelfde wet worden de woorden « 55, eerste, tweede en vierde lid, en 74, § 1, tweede lid, § 2, derde en vierde lid, en § 3 » vervangen door « 55, eerste, tweede, derde en vijfde lid en 74, § 1, tweede lid, § 2, vierde en vijfde lid, en § 3 ».

Art. 10.Artikel 96, 2°, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « 2° de bekendmaking in de loop van burgerrechtelijke of handelsrechtelijke procedures, van vertrouwelijke gegevens over een kredietinstelling die failliet is verklaard of een gerechtelijk akkoord heeft verkregen, met uitzondering van de vertrouwelijke gegevens over het aandeel van derden in pogingen om de instelling te redden voor faillissement of gerechtelijk akkoord. »

Art. 11.Artikel 97, 2°, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° gegevens te verstrekken aan de autoriteiten die toezicht houden op de kredietinstellingen van andere Staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, waarmee zij een samenwerkingsovereenkomst voor de uitwisseling van gegevens heeft gesloten, in zoverre de autoriteit die deze gegevens ontvangt aan een ten minste gelijkwaardig beroepsgeheim is gebonden als op grond van artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 en van dit hoofdstuk. »

Art. 12.Artikel 99 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 99.§ 1. In afwijking van artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen vertrouwelijke gegevens over kredietinstellingen verstrekken aan : 1° de commissarissen-revisoren en bedrijfsrevisoren en alle andere personen die belast zijn met de wettelijke controle van de rekeningen van Belgische of buitenlandse kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging en vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn, alsook van andere financiële instellingen, in het kader van hun opdracht;2° de Controledienst voor de Verzekeringen, voor het toezicht op de verzekeringsondernemingen op individuele of geconsolideerde basis en voor het toezicht op de hypotheekondernemingen;3° de Belgische autoriteiten die instaan voor het toezicht op de financiële markten, in het kader van hun opdracht;4° de instanties die betrokken zijn bij de vereffening of het faillissement van kredietinstellingen en bij andere, soortgelijke procedures, alsook aan de toezichthoudende autoriteiten voor die instanties, voor het vervullen van hun opdracht;5° de Belgische en buitenlandse instellingen die instaan voor het beheer van deposito- of beleggersbeschermingsregelingen, in het kader van hun opdracht;6° overheidsinstanties die onder een lidstaat van de Europese Gemeenschap ressorteren en bevoegd zijn voor het toezicht op buitenlandse beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging en vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn of andere financiële instellingen, dan wel voor het toezicht op de buitenlandse financiële markten;7° het sekwester, in het kader van zijn opdracht als bedoeld in artikel 24, § 7, 2°, en artikel 57, § 1, tweede lid, 2°, vierde zin;8° de toezichthoudende autoriteiten voor de personen die belast zijn met de wettelijke controle van de jaarrekening van kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging en vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn alsook van andere financiële instellingen, voor het uitoefenen van hun toezichtsopdracht;9° het ministerie van Economische Zaken, in het kader van het toezicht op het consumentenkrediet;10° een verrekeningskamer of een andere, soortgelijke instelling die bij wet gemachtigd is om diensten te verstrekken voor het verrekenen of afwikkelen van contracten op een Belgische gereglementeerde markt bedoeld in artikel 1, § 3, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, als de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van oordeel is dat een dergelijke mededeling noodzakelijk is om de regelmatige werking van die instellingen te vrijwaren tegen, zelfs potentiële, tekortkomingen van een marktdeelnemer. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag mededelingen overeenkomstig het eerste lid pas verstrekken als de ontvanger die enkel zal gebruiken voor de in het eerste lid of in artikel 96, 1°, vermelde doeleinden en voorzover de in het eerste lid bedoelde buitenlandse ontvangers gebonden zijn aan een gelijkwaardig beroepsgeheim als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935, rekening houdend met artikel 95. Bovendien mag informatie afkomstig van een toezichthoudende autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap, in de in het 45°, 89° en 101° van het eerste lid bedoelde gevallen, enkel worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van die autoriteit en, in voorkomend geval, enkel voor de doeleinden waarmee zij heeft ingestemd. § 2. In afwijking van artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935, kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen eveneens aan de centrale banken en andere instellingen met een gelijkaardige opdracht als monetaire overheid, alsook aan andere overheidsinstanties die belast zijn met het toezicht op de betalingssystemen, de gegevens verstrekken die zij nodig hebben om hun opdracht waar te nemen, voorzover voor de krachtens deze paragraaf ontvangen gegevens een gelijkwaardig beroepsgeheim geldt als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935, rekening houdend met artikel 95 en voorzover de ontvangers die gegevens enkel binnen dezelfde grenzen en onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in deze paragraaf of met dezelfde doeleinden als bepaald in artikel 96, 1°, verstrekken aan andere centrale banken of instellingen met een soortgelijke opdracht als monetaire overheid of aan andere overheidsinstanties die belast zijn met het toezicht op de betalingssystemen. § 3. De in § 1 bedoelde Belgische autoriteiten, instanties of personen die niet zelf gebonden zijn door een gelijkwaardig beroepsgeheim als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935, rekening houdend met artikel 95, en die vertrouwelijke gegevens ontvangen van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, zijn, voor die mededelingen, gebonden door het beroepsgeheim als bedoeld in artikel 40, eerste lid van het voormelde koninklijk besluit nr. 185, rekening houdend met artikel 95. § 4. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag de vertrouwelijke gegevens waarvan zij kennis heeft gekregen op grond van de bevoegdheden die deze wet haar verleent, alsook de gegevens die zij ontvangt van de in § 1 bedoelde autoriteiten en personen, aanwenden bij de uitoefening van andere wettelijke toezichtsopdrachten. § 5. In afwijking van artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen vertrouwelijke gegevens over kredietinstellingen verstrekken aan de in § 1, 1°, 3°, 4°, 5°, 6° en 8°, bedoelde autoriteiten of instanties die onder het recht van een Staat ressorteren die geen lid is van de Europese Gemeenschap en waarmee zij een samenwerkingsovereenkomst voor de uitwisseling van gegevens heeft gesloten, in zoverre de autoriteit of de instantie die deze gegevens ontvangt aan een ten minste gelijkwaardig beroepsgeheim is gebonden als op grond van artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 en van dit hoofdstuk.

De beperking van § 1, tweede lid, tweede zin, is eveneens van toepassing op mededelingen toegestaan bij deze paragraaf en bij artikel 97, 2°. » HOOFDSTUK III. - Bepalingen over de beleggingsondernemingen

Art. 13.In artikel 46 van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, gewijzigd bij koninklijk besluit van 22 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een 2°bis ingevoegd dat als volgt luidt : « 2°bis nauwe banden : a) een situatie waarin een deelnemingsverhouding bestaat of b) een situatie waarin ondernemingen verbonden ondernemingen zijn of c) een band van dezelfde aard als bedoeld in bovenstaande litterae a) en b) tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon;»; 2° het 3° wordt vervangen als volgt : « 3° de begrippen controle, deelneming, deelnemingsverhouding, moederonderneming, dochteronderneming en verbonden onderneming : de omschrijving die hiervan wordt gegeven in de uitvoeringsbesluiten van artikel 91, tweede lid;».

Art. 14.In artikel 48 van dezelfde wet wordt de tweede zin in fine aangevuld met de woorden « en de nauwe banden die zij heeft met andere personen ».

Art. 15.Artikel 62, derde lid, van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende leden : « Als de beleggingsonderneming nauwe banden heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, mogen die banden geen belemmering vormen voor een passend individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de onderneming.

Als de beleggingsonderneming nauwe banden heeft met een natuurlijke of rechtspersoon die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, mogen de voor die persoon geldende wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen of hun uitvoering, geen belemmering vormen voor een passend individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de onderneming. »

Art. 16.In de Nederlandse tekst van het opschrift van onderafdeling 6 van boek II, titel II, hoofdstuk I, afdeling II, en in de Nederlandse tekst van artikel 63 van dezelfde wet, wordt het woord « hoofdkantoor » vervangen door het woord « hoofdbestuur ».

Art. 17.In artikel 101 van dezelfde wet, gewijzigd bij koninklijk besluit van 22 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin van het eerste lid, 4°, wordt vervangen als volgt : « brengen zij, in het kader van hun opdracht bij de beleggingsonderneming of een revisorale opdracht bij een met de beleggingsonderneming verbonden onderneming, op eigen initiatief verslag uit bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, zodra zij kennis krijgen van : »;2° het eerste lid, 4°, wordt als volgt aangevuld : « c) andere beslissingen of feiten die kunnen leiden tot een weigering van de certificering van de jaarrekening of tot het formuleren van voorbehoud.»; 3° het volgende lid wordt ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid : Tegen erkende commissarissen-revisoren die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld in het eerste lid, 4°, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken.»

Art. 18.Artikel 102 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « Artikel 101, eerste lid, 4°, en tweede lid, is evenwel van toepassing op de commissarissen-revisoren die bij een in het eerste lid bedoelde beleggingsonderneming een opdracht uitoefenen als voorgeschreven door de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen. »

Art. 19.Artikel 144 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. In afwijking van artikel 140 kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen vertrouwelijke gegevens over beleggingsondernemingen verstrekken aan : 1° de commissarissen-revisoren en bedrijfsrevisoren en alle andere personen die belast zijn met de wettelijke controle van de rekeningen van Belgische of buitenlandse beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging en vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn alsook van andere financiële instellingen, in het kader van hun opdracht;2° de Controledienst voor de Verzekeringen, voor het toezicht op de verzekeringsondernemingen op individuele of geconsolideerde basis en voor het toezicht op de hypotheekondernemingen;3° de Belgische autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de financiële markten, in het kader van hun opdracht;4° de instanties die betrokken zijn bij de vereffening of het faillissement van beleggingsondernemingen en bij andere, soortgelijke procedures, alsook aan de toezichthoudende autoriteiten voor die instanties, voor het vervullen van hun opdracht;5° de Belgische en buitenlandse instellingen die instaan voor het beheer van de deposito- of beleggersbeschermingsregelingen, in het kader van die opdracht;6° overheidsinstanties die onder een lidstaat van de Europese Gemeenschap ressorteren en bevoegd zijn voor het toezicht op buitenlandse kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging en vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn of andere financiéle instellingen, dan wel voor het toezicht op de buitenlandse financiële markten;7° het sekwester, in het kader van zijn opdracht bedoeld in artikel 67, § 7, tweede lid, en artikel 104, § 1, tweede lid, 2°, vierde zin;8° de toezichthoudende autoriteiten voor de personen die belast zijn met de wettelijke controle van de rekeningen van beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging en vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn alsook van andere financiële instellingen, voor het uitoefenen van hun toezichtsopdracht;9° een verrekeningskamer of een andere, gelijksoortige instelling die bij wet is gemachtigd om diensten aan te bieden voor het verrekenen of afwikkelen van contracten op een Belgische gereglementeerde markt bedoeld in artikel 1, § 3, als de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van oordeel is dat een dergelijke mededeling noodzakelijk is om de regelmatige werking van die instellingen te waarborgen in geval van - zelfs potentiële - tekortkoming van een marktdeelnemer. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag de op grond van het eerste lid toegestane mededelingen alleen maar verrichten als de ontvanger die enkel zal gebruiken voor de in het eerste lid of in artikel 141, 1°, vermelde doeleinden en voorzover de in het eerste lid vermelde buitenlandse ontvangers gebonden zijn door een gelijkwaardig beroepsgeheim als bedoeld in artikel 140, eerste lid. Bovendien mag informatie afkomstig van een toezichthoudende autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap, in de in het 4°, 8° en 9° van het eerste lid bedoelde gevallen, enkel worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van die autoriteit en, in voorkomend geval, enkel voor de doeleinden waarmee zij heeft ingestemd. § 2. In afwijking van artikel 140 kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen eveneens aan de centrale banken en andere instellingen met een soortgelijke opdracht, alsook aan andere overheidsinstanties die belast zijn met het toezicht op de betalingssystemen, de gegevens verstrekken die zij als monetaire overheid of voor dit toezicht nodig hebben om hun opdracht uit te oefenen, voorzover voor de krachtens deze paragraaf ontvangen gegevens een gelijkwaardig beroepsgeheim geldt als bedoeld in artikel 140, eerste lid, en voorzover de ontvangers die gegevens enkel binnen dezelfde grenzen en onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in deze paragraaf of met dezelfde doeleinden als bepaald in artikel 141, 1° verstrekken aan andere centrale banken of instellingen met een soortgelijke opdracht als monetaire overheid of aan andere overheidsinstanties die belast zijn met het toezicht op de betalingssystemen. § 3. De in § 1 bedoelde Belgische autoriteiten, organen of personen die zelf niet gebonden zijn door een ten minste gelijkwaardig beroepsgeheim als bedoeld in artikel 140, eerste lid, en die gegevens ontvangen van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen zijn voor die mededelingen onderworpen aan het in artikel 140 bepaalde beroepsgeheim. § 4. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag de vertrouwelijke gegevens waarvan zij kennis heeft gekregen in het kader van de bevoegdheden die haar door boek II zijn verleend, en de vertrouwelijke gegevens die zij heeft ontvangen van de in § 1 van dit artikel bedoelde autoriteiten en personen, aanwenden voor de uitvoering van eventuele andere wettelijke toezichtsopdrachten. »

Art. 20.In artikel 145, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « , eerste lid » toegevoegd na de woorden aan artikel 140 ». HOOFDSTUK IV Bepalingen over de collectieve beleggingsinstellingen

Art. 21.In artikel 132 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, derde lid, wordt vervangen door de volgende leden : « De commissaris-revisor als bedoeld in het eerste lid moet erkend zijn door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen overeenkomstig artikel 52 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en de voorafgaande instemming van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen hebben ontvangen.Deze instemming moet worden gevraagd door het vennootschapsorgaan dat de aanstelling voorstelt. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan haar instemming steeds herroepen bij beslissing die is gemotiveerd door redenen die verband houden met het statuut of de opdracht van de commissaris-revisor, zoals bepaald door of krachtens dit boek. Met deze herroeping eindigt de opdracht van commissaris-revisor.

Bij aanstelling van een erkende revisorenvennootschap wordt de door of krachtens dit boek geregelde opdracht van commissaris-revisor, uitgeoefend door een erkend revisor, aangesteld door de vennootschap, overeenkomstig artikel 33, § 2, van de wet van 22 juli 1953. De in het derde lid bedoelde instemming slaat zowel op de vennootschap als op haar vertegenwoordiger. »; 2° er wordt een § 1bis ingevoegd die als volgt luidt : « § 1bis.De in § 1 bedoelde erkende commissarissen-revisoren verlenen hun medewerking aan het toezicht van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, op hun eigen en uitsluitende verantwoordelijkheid en overeenkomstig deze paragraaf, volgens de regels van het vak en de richtlijnen van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. Daartoe : 1° vergewissen zij zich ervan dat de instellingen voor collectieve belegging de passende maatregelen hebben getroffen voor de administratieve en boekhoudkundige organisatie en de interne controle tot naleving van de wetten, besluiten en reglementen over het wettelijk statuut van de instellingen voor collectieve belegging;2° bevestigen zij voor de Commissie voor het Bank- en Financiewezen dat de periodieke staten die haar door de instellingen voor collectieve belegging aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar worden bezorgd, volledig, juist en volgens de geldende regels zijn opgemaakt;3° brengen zij bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen periodiek verslag uit of, op haar verzoek, bijzonder verslag uit over de organisatie, de werkzaamheden en de financiële structuur van de instelling voor collectieve belegging;4° brengen zij, in het kader van hun opdracht bij de beleggingsinstelling of een revisorale opdracht bij een onderneming die in de zin van de wetgeving op de jaarrekening van de ondernemingen verbonden is met de beleggingsvennootschap of de beheersvennootschap van het fonds waar zij hun opdracht als bedoeld in dit artikel uitoefenen, op eigen initiatief verslag uit bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, zodra zij kennis krijgen van : a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de positie van de beleggingsinstelling financieel of op het vlak van haar administratieve en boekhoudkundige organisatie of van haar interne controle, op betekenisvolle wijze kunnen beïnvloeden;b) beslissingen of feiten die kunnen wijzen op een overtreding van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, de statuten, dit boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;c) andere beslissingen of feiten die kunnen leiden tot een weigering om de rekeningen te certificeren of tot het formuleren van voorbehoud. Tegen commissarissen-revisoren die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld sub 4° van deze paragraaf kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken. »

Art. 22.In boek III van dezelfde wet wordt een titel IIbis ingevoegd die als volgt luidt : « Titel IIbis. - Beroepsgeheim en samenwerking tussen autoriteiten Hoofdstuk I. - Beroepsgeheim van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en informatie-uitwisseling

Art. 142ter.Wat de gegevens betreft waarover de Commissie voor het Bank- en Financiewezen beschikt in het kader van de opdrachten die zij op grond van dit boek uitoefent, geldt de uitzondering van artikel 40, eerste lid in fine, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten enkel in geval van getuigenis in rechte in strafzaken.

Art. 142quater.Artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 doet geen afbreuk aan : 1° de mededeling, in beknopte of samengevatte vorm van gegevens over beleggingsinstellingen of vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn, voorzover de individuele gegevens over die instellingen of vennootschappen niet kunnen worden geïdentificeerd;2° de bekendmaking in de loop van burgerrechtelijke of handelsrechtelijke procedures, van vertrouwelijke gegevens over een failliet verklaarde of onder gerechtelijk akkoord staande beleggingsinstelling of vennootschap die bij haar bedrijf betrokken is, met uitzondering van de vertrouwelijke gegevens over het aandeel van derden in pogingen om de instelling te redden voor het faillissement of het gerechtelijk akkoord.

Art. 142quinquies.In afwijking van artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935, heeft de Commissie voor het Bank- en Financiewezen het recht : 1° gegevens te verstrekken aan autoriteiten die toezicht houden op de beleggingsinstellingen van andere lidstaten van de Europese Gemeenschap, in de gevallen als bedoeld in de richtlijnen die de Europese Gemeenschap voor de instellingen voor collectieve belegging in effecten heeft uitgevaardigd;2° op basis van het wederkerigheidsbeginsel, gegevens te verstrekken aan de autoriteiten die toezicht houden op de beleggingsinstellingen van andere Staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, waarmee zij voor dit toezicht een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 142decies, op voorwaarde dat de autoriteit die deze gegevens ontvangt aan een ten minste gelijkwaardig beroepsgeheim is gebonden als op grond van artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr.185 van 9 juli 1935 en van deze titel.

Art. 142sexies.De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag in de in artikel 142quinquies bedoelde gevallen slechts vertrouwelijke gegevens verstrekken als zij met zekerheid weet dat de autoriteit die deze gegevens ontvangt, ze enkel zal gebruiken voor de toetsing van de voorwaarden van de toegang tot het bedrijf voor beleggingsinstellingen of vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn, voor het toezicht op dergelijke instellingen of vennootschappen, voor de toetsing van de naleving van de wettelijke en reglementaire bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden, bij de behandeling van bestuursrechtelijke herstelmaatregelen of bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sancties ten aanzien van de instelling of vennootschap, haar leiders of aandeelhouders, bij de behandeling van bestuurlijke voogdijbeslissingen met betrekking tot beslissingen van de toezichthoudende autoriteiten dan wel bij de behandeling en het verloop van gerechtelijke procedures in de gevallen die uitdrukkelijk zijn geregeld bij de richtlijnen van de Europese Gemeenschap met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging in effecten.

Dezelfde beperkingen gelden voor het gebruik dat de Commissie voor het Bank- en Financiewezen maakt van vertrouwelijke gegevens afkomstig van autoriteiten als bedoeld in artikel 142quinquies, met betrekking tot beleggingsinstellingen of vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn.

Art. 142septies.§ 1. In afwijking van artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen vertrouwelijke gegevens over beleggingsinstellingen of vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn, verstrekken aan : 1° de commissarissen-revisoren en bedrijfsrevisoren en alle andere personen die belast zijn met het wettelijk toezicht op de rekeningen van Belgische of buitenlandse beleggingsinstellingen of vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen en andere financiële instellingen, in het kader van hun opdracht;2° de Controledienst voor de Verzekeringen, voor het toezicht op de verzekeringsondernemingen op individuele of geconsolideerde basis en voor het toezicht op de hypotheekondernemingen;3° de Belgische autoriteiten die instaan voor het toezicht op de financiële markten, in het kader van hun opdracht;4° de instanties die betrokken zijn bij de vereffening of het faillissement van instellingen voor collectieve belegging of vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn en bij andere, soortgelijke procedures, alsook aan de toezichthoudende autoriteiten voor die instanties, voor het vervullen van hun opdracht;5° de Belgische en buitenlandse instellingen die instaan voor het beheer van deposito- of beleggersbeschermingsregelingen, in het kader van hun opdracht;6° overheidsinstanties die onder een lidstaat van de Europese Gemeenschap ressorteren en bevoegd zijn voor het toezicht op buitenlandse kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen en andere financiële instellingen en voor het toezicht op de buitenlandse financiële markten;7° de toezichthoudende autoriteiten voor de personen die belast zijn met de wettelijke controle van de rekeningen van beleggingsinstellingen en vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen en andere financiële instellingen, voor het uitoefenen van hun toezichtsopdracht;8° een verrekeningskamer of een andere, soortgelijke instelling die bij wet gemachtigd is om diensten te verstrekken voor het verrekenen of afwikkelen van contracten op een Belgische gereglementeerde markt bedoeld in artikel 1, § 3, van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, als de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van oordeel is dat een dergelijke mededeling noodzakelijk is om de regelmatige werking van die instellingen te vrijwaren tegen, zelfs potentiële, tekortkomingen van een marktdeelnemer. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag mededelingen overeenkomstig het eerste lid slechts verstrekken als de ontvanger die enkel zal gebruiken voor de in het eerste lid of in artikel 142quater, 1°, vermelde doeleinden en, voor de in het eerste lid bedoelde buitenlandse ontvangers, voorzover zij gebonden zijn aan een gelijkwaardig beroepsgeheim als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935, rekening houdend met artikel 142ter. Bovendien mag informatie afkomstig van een toezichthoudende autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap, in de in de 4°, 7° en 8° bedoelde gevallen, enkel worden doorgegeven met de uitdrukkelijke instemming van die autoriteit en, in voorkomend geval, enkel voor de doeleinden waarmee zij heeft ingestemd. § 2. In afwijking van artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935, kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen eveneens aan de centrale banken en andere instellingen met een soortgelijke opdracht, alsook aan andere overheidsinstanties die belast zijn met het toezicht op de betalingssystemen, de gegevens verstrekken die zij als monetaire overheid of voor dit toezicht nodig hebben om hun opdracht waar te nemen, voorzover voor de krachtens deze paragraaf ontvangen gegevens een gelijkwaardig beroepsgeheim geldt als bedoeld in voornoemd artikel 40, eerste lid, rekening houdend met artikel 142ter en voorzover de ontvangers die gegevens enkel binnen dezelfde grenzen en onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in deze paragraaf of met dezelfde doeleinden als bepaald in artikel 142quater, 1°, verstrekken aan andere centrale banken of instellingen met een soortgelijke opdracht als monetaire overheid of aan andere overheidsinstanties die belast zijn met het toezicht op de betalingssystemen. » § 3. De in § 1 bedoelde Belgische autoriteiten, instanties of personen die niet zelf gebonden zijn door een ten minste gelijkwaardig beroepsgeheim als opgelegd door artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935, rekening houdend met artikel 142ter, en die gegevens ontvangen van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen zijn, voor die mededelingen, gebonden door het beroepsgeheim opgelegd door artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935, rekening houdend met artikel 142ter. § 4. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag de vertrouwelijke gegevens waarvan zij kennis heeft gekregen op grond van de bevoegdheden die dit boek haar verleent, alsook de gegevens die zij ontvangt van de in § 1 van dit artikel bedoelde autoriteiten en personen, aanwenden bij de uitoefening van andere wettelijke toezichtsopdrachten.

Art. 142octies.Artikel 40, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 is van toepassing op de in artikel 132 bedoelde commissarissen-revisoren, bij de uitoefening van hun opdrachten als bedoeld in dat artikel.

Wat de gegevens betreft waarover de in het eerste lid bedoelde personen beschikken in het kader van de opdrachten die zij op grond van dit boek uitoefenen, geldt de uitzondering van bovengenoemd artikel 40, eerste lid, enkel in geval van getuigenis in rechte in strafzaken.

Dit artikel is niet van toepassing op de mededelingen krachtens dit boek aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.

Hoofdstuk II. - Samenwerking tussen autoriteiten

Art. 142nonies.Onverminderd de artikelen 142quinquies tot 142septies, werkt de Commissie voor het Bank- en Financiewezen samen met de autoriteiten die toezicht houden op de beleggingsinstellingen en de vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn en ressorteren onder het recht van buitenlandse Staten, voor het toezicht, overeenkomstig de voorschriften van dit boek, op het bedrijf van deze instellingen en vennootschappen in België alsook op het bedrijf van dergelijke instellingen en vennootschappen naar Belgisch recht op het grondgebied van deze Staten.

Onverminderd de verplichtingen die voor België voortvloeien uit het recht van de Europese Gemeenschap, kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, op basis van het wederkerigheidsbeginsel, met de toezichthoudende autoriteiten van deze Staten overeenkomen hoe deze samenwerking wordt opgevat en welke verplichtingen en verbodsbepalingen toepasselijk zijn voor het bedrijf, het doel en de wijze van toezicht op de in het eerste lid bedoelde beleggingsinstellingen en vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn, via inspecties ter plaatse of anderszins, alsook hoe de informatie-uitwisseling als bedoeld in de artikelen 142quinquies tot 142septies wordt georganiseerd.

Het tweede lid is van toepassing op de samenwerking met de in artikel 142septies bedoelde Belgische autoriteiten, instellingen en personen.

Art. 142decies.Met de goedkeuring van de minister van Financiën kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, op basis van het wederkerigheidsbeginsel, met de toezichthoudende autoriteiten van de Staat van herkomst van de beleggingsinstellingen of de vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn en ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap alsook met de toezichtsautoriteiten die instaan voor hun controle in andere Staten dan België, overeenkomen welke verplichtingen en verbodsbepalingen voor de uitoefening van hun bedrijf in België gelden, hoe het toezicht wordt opgevat en uitgeoefend en op welke wijze de samenwerking en de informatie-uitwisseling zoals bedoeld in de artikelen 142quinquies tot 142nonies, met deze autoriteiten worden georganiseerd.

Om regels en modaliteiten te kunnen vaststellen die beter aansluiten bij zowel de aard en spreiding van de werkzaamheden van de beleggingsinstellingen en de vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn, als bij het toezicht, mogen de overeenkomsten afwijken van de bepalingen van dit boek.

Voorzover er een algemeen toezicht bestaat dat voldoet aan de criteria van dit boek, mogen deze overeenkomsten vrijstelling verlenen van de toepassing van bepaalde voorschriften van dit boek en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.

De in dit artikel bedoelde overeenkomsten mogen voor de beleggingsinstellingen waarop zij betrekking hebben, of de vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn en ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, waarop zij betrekking hebben, geen gunstigere regels bevatten dan voor beleggingsinstellingen of vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn, die onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap ressorteren en in België bedrijvig zijn.

De overeenkomsten moeten een opzeggingsclausule met opzegging van ten hoogste 6 maanden bevatten.

De Commissie voor het Bank- en Financiewezen publiceert in haar jaarverslag de lijst en de wezenlijke inhoud van de op grond van dit artikel gesloten overeenkomsten. » HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen

Art. 23.In artikel 40bis van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, ingevoegd bij de wet van 22 maart 1993 en gewijzigd bij de wet van 6 april 1995 en het koninklijk besluit van 22 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 1°, wordt vervangen als volgt : « 1° de gegevens te verstrekken die de autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Gemeenschap met vergelijkbare bevoegdheden vragen, in aangelegenheden die worden geregeld in andere Europese richtlijnen dan met betrekking tot de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de instellingen voor collectieve belegging; »; 2° in § 1, 2°, worden de woorden « in aangelegenheden als bedoeld sub 1° » geschrapt en worden de woorden « een overeenkomst heeft gesloten als bedoeld in § 8 » vervangen door de woorden « een samenwerkingsovereenkomst voor de uitwisseling van informatie heeft gesloten »;3° in § 5, eerste lid, worden de woorden « haar diverse bevoegdheden in de aangelegenheden als bedoeld in § 1 » vervangen door de woorden « haar overige wettelijke toezichtsopdrachten »;4° in § 6, worden de woorden « van de in § 1, eerste lid, 1° bedoelde wetgevingen" vervangen door de woorden « van de wetgevingen die de aangelegenheden regelen bedoeld in § 1 ». In § 8, tweede lid, worden de woorden « van de in § 1 bedoelde wetgevingen » vervangen door de woorden « van de wetgevingen die de aangelegenheden regelen bedoeld in § 1 ».

Art. 24.De commissarissen-revisoren bedoeld in artikel 132 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, zoals gewijzigd bij deze wet, die zonder de hoedanigheid van erkend revisor of erkende revisorenvennootschap, als commissaris-revisor in functie zijn bij een instelling voor collectieve belegging op de datum van inwerkingtreding van deze wet, voltooien hun op dat ogenblik lopende opdracht.

De instemming bedoeld in artikel 132, § 1, derde lid van de wet van 4 december 1990, zoals gewijzigd bij deze wet, wordt op de datum van inwerkingtreding van deze wet geacht te zijn verleend aan de commissarissen-revisoren die een opdracht vervullen bij instellingen voor collectieve belegging, voor het voltooien van die opdracht.

Art. 25.Artikel 91, § 3, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen wordt vervangen door volgende bepaling : « § 3. Een vergoeding is verschuldigd aan de Nationale Bank van België voor de dekking van de kosten die voortvloeien uit het inzamelen en het registreren van gegevens die haar worden medegedeeld krachtens § 1.

De modaliteiten van de vergoeding waarvan sprake in het eerste lid worden vastgesteld door de Nationale Bank van België na raadpleging van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en de instellingen bedoeld in § 1, vertegenwoordigd, in voorkomend geval, door hun beroepsverenigingen. »

Art. 26.De Koning is gerechtigd de wetten van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs en van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten te wijzigen teneinde de bepalingen van de Europese richtlijnen inzake beleggingsondernemingen en instellingen voor collectieve beleggingen in het Belgisch recht om te zetten welke naar inhoud zullen overeenstemmen met artikel 1 van de richtlijn 98/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998.

Art. 27.De bepalingen van deze wet treden in werking op de dag van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 9 maart 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1998-1999. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Gedr. St. - Wetsontwerp, 1865 - nr. 1. - Amendementen, 1865 - nr. 2. - Verslag van de heer Schoeters, 1865 - nr. 3. - Tekst aangenomen door de commissie, 1865 - nr. 4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 1865 - nr. 5.

Handelingen. - 3 en 4 februari 1999.

Senaat.

Gedr. St. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, 1-1266 - nr. 1.

^