Etaamb.openjustice.be
Wet van 10 juni 2006
gepubliceerd op 16 juni 2006

Wet betreffende de biobrandstoffen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2006003297
pub.
16/06/2006
prom.
10/06/2006
ELI
eli/wet/2006/06/10/2006003297/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 JUNI 2006. - Wet betreffende de biobrandstoffen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.§ 1. In artikel 419 van de programmawet van 27 december 2004, laatst gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de a), b) en c) worden vervangen door de volgende bepalingen : « a) gelode benzine van de GN-codes 2710 11 31, 2710 11 51 en 2710 11 59 : - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 363,4974 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; b) ongelode benzine van de GN-code 2710 11 49 : i) met een hoog zwavelgehalte en aromatische verbindingen : - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 363,4974 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; ii) * met een laag zwavelgehalte en aromatische verbindingen : - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 348,6238 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; ** met een laag zwavelgehalte en aromatische verbindingen, aangevuld met ten minste 7 % vol bio-ethanol van de GN-code 2207 10 00 met een alcohol-volumegehalte van ten minste 99 % vol, zuiver of onder de vorm van ETBE van de GN-code 2909 19 00, en die niet van synthetische oorsprong is : - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 305,0369 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; c) ongelode benzine van de GN-codes 2710 11 41 en 2710 11 45 : i) onvermengd : - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 348,6238 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; ii) aangevuld met ten minste 7 % vol bio-ethanol van de GN-code 2207 10 00 met een alcoholvolumegehalte van ten minste 99 % vol, zuiver of onder de vorm van ETBE van de GN-code 2909 19 00, en die niet van synthetische oorsprong is : - accijns : 245,4146 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 305,0369 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 28,6317 EUR per 1 000 liter bij 15 °C. De tarieven van de bijzondere accijns van 363,4974 EUR, 348,6238 EUR en 305,0369 EUR per 1 000 liter bij 15 °C zijn deze berekend op 7 maart 2006. » 2° de e), i), wordt vervangen door de volgende bepaling : « i) gebruikt als motorbrandstof : - accijns : 198,3148 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 153,9306 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 14,8736 EUR per 1 000 liter bij 15 °C. Het tarief van de bijzondere accijns van 153,9306 EUR per 1 000 liter bij 15° C is deze berekend op 7 maart 2006. » 3° de f), i), wordt vervangen door de volgende bepaling : « i) gebruikt als motorbrandstof : * onvermengd : - accijns : 198,3148 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 139,0570 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 14,8736 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; ** aangevuld met ten minste 3,37 % vol FAME van de GNcode 3824 90 99 die voldoet aan de NBN-EN-norm 14214 : - accijns : 198,3148 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijzondere accijns : 127,1863 EUR per 1 000 liter bij 15 °C; - bijdrage op de energie : 14,8736 EUR per 1 000 liter bij 15 °C. De tarieven van de bijzondere accijns van 139,0570 EUR en van 127,1863 EUR per 1 000 liter bij 15 °C zijn deze berekend op 7 maart 2006. » § 2. De bepalingen van § 1, 1°, treden in werking op 1 oktober 2007.

De bepalingen van § 1, 2° en 3°, treden in werking op 1 november 2006.

Art. 3.De tarieven inzake accijnzen bedoeld in artikel 419, b) ii) **, c) ii) en f) i) **, van de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd bij artikel 2, § 1, evenals deze vastgelegd overeenkomstig artikel 8, § 2, zijn van toepassing op de energieproducten waarop ze betrekking hebben waarvan het percentage biobrandstof dat zij bevatten exclusief voortkomt van productie-eenheden die werden erkend door de administratie der douane en accijnzen na aanwijzing door de Commissie tot erkenning, en na het akkoord van de Ministerraad, op basis van een procedure tot oproep van kandidaten, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Art. 4.§ 1. De in artikel 3 bedoelde Commissie tot erkenning wordt samengesteld uit vier ambtenaren, respectievelijk aangeduid door de Federale Minister van Financiën, de Federale Minister van Leefmilieu, de Federale Minister van Economie en de Federale Minister van Landbouw. De Koning bepaalt de werkingsprocedure van deze Commissie. § 2. De Commissie tot erkenning : - stelt de voor de operatoren bestemde oproep van kandidaten op en zorgt voor de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie; - stelt het handboek op bestemd voor de operatoren die zich kandidaat hebben gesteld; - selecteert en stelt aan de Ministerraad de operatoren voor die aanspraak kunnen maken op een erkenning en kent hen een volume biobrandstof toe dat kan genieten van de vrijstelling bij de inverbruikstelling ervan in België; - onderzoekt alle vragen en gaat over tot alle controles met betrekking tot de toepassing van dit artikel. § 3. De geldigheidsduur van de afgeleverde erkenningen mag niet langer zijn dan zes jaar. § 4. In geval van afstand, met het oog op de inverbruikstelling hier te lande van een volume dat kleiner is dan datgene dat in de erkenning toegekend werd aan de operator, kan de administratie der douane en accijnzen, na goedkeuring van de Commissie tot erkening, dit laatste verminderen met het tekort voor één of meerdere daaropvolgende jaren.

In dat geval gaat de Commissie tot erkenning over tot een nieuwe toekenning van het vrijgekomen volume, tussen de andere erkende operatoren, in verhouding met de hen toegekende volumes. § 5. De erkenningen worden toegekend ten belope van de volgende maximale volumes : a) producten bedoeld in artikel 419, b) ii) ** en c) ii) van de programmawet van 27 december 2004, zoals gewijzigd bij artikel 2, § 1 : - van 1 oktober 2007 tot en met 31 december 2007 : 48 000 000 liter; - voor de jaren 2008 tot en met 2012 : 250 000 000 liter per jaar; - van 1 januari 2013 tot en met 30 september 2013 : 187 500 000 liter. b) producten bedoeld in artikel 419, f) i) ** van de programmawet van 27 december 2004, zoals gewijzigd bij artikel 2, § 1 : - van 1 november 2006 tot en met 30 september 2007 : 286 000 000 liter; - van 1 oktober 2007 tot en met 31 december 2008 : 475 000 000 liter; - voor de jaren 2009 tot en met 2012 : 380 000 000 liter per jaar; - van 1 januari 2013 tot en met 30 september 2013 : 284 000 000 liter. »

Art. 5.Ieder dossier tot kandidaatstelling, ingediend op basis van de procedure tot oproep van kandidaten bedoeld in artikel 3, moet bevatten : a) een verklaring op erewoord waardoor de operator verklaart dat hij handelt in overeenstemming met de sociale-, fiscale- en milieuregelgeving van de lidstaat op het grondgebied waarvan zijn productie-eenheid is gevestigd;b) een technisch beschrijvend rapport van zijn productie-eenheid waarin zijn productiecapaciteit en zijn productiecapaciteit van biobrandstof die voldoet aan de in België opgelegde technische specificaties worden vermeld;c) de minimum- en maximumvolumes waarvoor de operator deelneemt aan de oproep van kandidaten;d) een nota betreffende de CO2-balans.Deze CO2-balans per liter geproduceerde biobrandstof is het verschil tussen uitstoot en opname van CO2 tijdens het gehele productieproces, te weten vanaf de teelt van de grondstoffen tot en met het gebruik van de biobrandstof; e) een lijst van de investeringen die specifiek werden gedaan met het oog op de productie van biobrandstof, met vermelding van hun technische karakteristieken en hun kostprijs alsmede een nota betreffende de energie-efficiëntie van de productie-eenheid (ratio van de geproduceerde hernieuwbare energie gedeeld door de verbruikte primaire energie) en bovendien de genomen maatregelen specifiërend om de milieumaatregelen te respecteren (deel van de milieuinvesteringen in verhouding met de globale investering);f) een nota met vermelding : - van de voorziene kostprijs van de biobrandstof bij het opstarten van de productie-eenheid.Deze prijs wordt uitgedrukt in EUR/hl in functie van de prijs van de verschillende grondstoffen (uitgedrukt in EUR/ton grondstof) en van de prijs van de fossiele energie (uitgedrukt in EUR/vat) onder de vorm gebruikt voor de productie van biobrandstof; - de verwachte commerciële verkoopwaarde bij het op de markt brengen van de biobrandstof; deze waarde wordt eveneens vergeleken met de prijs van de overeenstemmende fossiele brandstof (uitgedrukt in EUR/hl), berekend in de hypotheses dat de operator tussen 0 en 25 %, tussen 25 en 50 % of tussen 50 en 75 % bekomt van het toe te kennen volume biobrandstof; g) een verbintenis om tijdens de duur van de erkenning een jaarlijks rapport te overhandigen inzake de evolutie van het volume, van de oorsprong en van de bevoorradingen van de uit de landbouw afkomstig grondstoffen in vergelijking met de productie van biobrandstof;h) een verbintenis teneinde erop toe te zien de biobrandstof te verkopen aan in België gevestigde ondernemingen die overgaan tot het mengen ervan en tot hun inverbruikstelling, vergezeld van een nota inzake de commerciële politiek;i) een verbintenis om op vraag van de Commissie tot erkenning, stalen te leveren, op zijn kosten genomen door de door deze Commissie gemandateerde experts;j) een verbintenis om een jaarlijks verslag over te leggen betreffende de productie van biobrandstof, de kwaliteitscontroles en het resultaat van deze controles;dit verslag dient melding te maken van de naam en de adressen van de in België gevestigde ondernemingen waaraan biobrandstof werd verkocht; k) een nota betreffende : * het bevoorradingsplan van uit landbouw afkomstige grondstoffen (voorbehouden hectaren, bevoorradingszone) bevattende : - het gebruiksniveau van meststoffen per hectare (graad van intensieve exploitatie), de diversiteit van de wisselbouw (alternatie van de gewassen), het gebruiksniveau per categorie actieve stoffen en per hectare (gebruik van pesticides); - het aantonen dat de operator op een periode van minstens 3 jaar de zekerheid heeft voor de bevoorrading van : - 50 % van het volume grondstoffen, voor de productie van bio-ethanol, - 15 % van het volume grondstoffen, voor de productie van FAME, * het verdelingsplan van de biobrandstof vanuit de productie-eenheid.

Art. 6.§ 1. De operatoren die een regelmatige kandidaatstelling hebben ingediend, worden geselecteerd op basis van de volgende criteria : a) reële mogelijkheid om biobrandstof te produceren die voldoet aan de door België opgelegde technische specificaties voor de naleving van de sociale-, fiscale- en milieuregelgeving van de betrokken lidstaat;b) de zekerheid inzake de bevoorrading van de productie-eenheid met uit de landbouw afkomstige grondstoffen;c) capaciteit tot het leveren van biobrandstof aan in België gevestigde ondernemingen met het oog op de inverbruikstelling;d) bevoorrading met uit de landbouw afkomstige grondstoffen die werden bekomen met gebruikmaking van zo weinig mogelijk meststoffen en pesticide;e) de kortste afstand tussen de oogstplaatsen en de productie-eenheid;f) de gunstigste CO2-balans;g) de hoogste energie-efficiëntie van de productie-eenheid;h) de laagste voorziene kostprijs van de biobrandstof;i) de laagste commerciële verkoopwaarde, bij het op de markt brengen. De onder h) en i) bedoelde criteria worden geëvalueerd in de hypotheses dat de operator tussen 0 en 25 %, tussen 25 en 50 % of tussen 50 en 75 % bekomt van het toe te kennen volume biobrandstof. § 2. De operatoren die beantwoorden aan de onder a) tot en met c) bedoelde criteria maken het voorwerp uit van een klassement voor elk van de onder d) tot en met i) bedoelde criteria, met dien verstande dat de evaluatie van de onder h) en i) bedoelde criteria tot drie afzonderlijke klassementtabellen leidt.

Het klassement in deze tabellen is het resultaat van een weging bepaald door de positie ingenomen voor ieder van de onder d) tot en met i) bedoelde criteria door de verschillende operatoren. Een definitieve rangschikking in het klassement wordt opgesteld beginnend met de operator die de laagste totale weging heeft bekomen. In geval van ex aequo is het klassement bekomen voor het onder i) bedoelde criterium bepalend.

De drie te weerhouden tabellen zijn degene die toelaten om aan de operator, de hoeveelheid toe te kennen waarvoor deze het best is gerangschikt, ongeacht de aangegeven volumes. In geval van ex aequo wordt dezelfde redenering opeenvolgend toegepast op de operatoren die hem volgen in de drie tabellen. § 3. Het volume biobrandstof dat kan genieten van de vrijstelling van accijnzen bij de inverbruikstelling in België wordt toegekend aan minstens twee operatoren zonder vier operatoren te overschrijden.

Dit volume wordt proportioneel toegekend. Geen enkele toekenning mag hoger zijn dan 75 % van het toe te kennen volume biobrandstof.

Art. 7.§ 1. De persoon die hier te lande energieproducten in verbruik wil stellen tegen de tarieven inzake accijnzen vastgesteld in artikel 419, b) ii) **, c) ii), en f) i) **, van de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd bij artikel 2, § 1, evenals tegen deze vastgesteld overeenkomstig artikel 8, § 2, moet geregistreerd zijn bij de administratie der douane en accijnzen, overeenkomstig de procedure vastgesteld door de minister van Financiën. Deze registratie, die aanleiding geeft tot het afleveren van een vergunning, is onderworpen aan een zekerheidstelling waarvan de berekeningswijze wordt vastgesteld door de Minister van Financiën. § 2. De aangifte ten verbruik van de energieproducten die betrekking hebben op de tarieven inzake accijnzen bedoeld in artikel 419, b) ii) **, c) ii), en f) i) **, van de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd bij artikel 2, § 1, wordt aangevuld met de referenties van de vergunning verleend aan de in § 1 bedoelde persoon. Bovendien moeten, indien de aangifte betrekking heeft op de energieproducten die betrekking hebben op overeenkomstig artikel 8, § 2, vastgestelde tarieven inzake accijnzen, de referenties van de vergunning verleend door de administratie der douane en accijnzen aan de gewestelijke maatschappij voor gemeenschappelijk vervoer, eveneens worden vermeld. § 3. Tegen 31 januari van elk jaar moeten de in § 1 bedoelde personen bij de ambtenaar aangeduid door de directeur-generaal van de administratie der douane en accijnzen een dossier indienen dat aantoont dat, voor het geheel van de aangiften ten verbruik die zij hebben ingediend tijdens het voorgaande burgerlijk jaar met gebruikmaking van de tarieven inzake accijnzen bedoeld in artikel 419, b) ii) **, c) ii), en f) i) **, van de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd bij artikel 2, § 1, evenals tegen deze vastgesteld overeenkomstig artikel 8, § 2, zij de wettelijk opgelegde percentages van toevoeging van biobrandstof hebben gerespecteerd. Het respecteren ervan wordt aangetoond door de aankoopfacturen van een voldoende volume biobrandstof bij erkende productie-eenheden; dit volume moet ten minste gelijk zijn aan het totale volume biobrandstof dat overeenstemt met de percentages van toevoeging vermeld in de ingediende aangiften ten verbruik.

Deze aankoopfacturen moeten voorafgaand aan het opstellen van de aangiften ten verbruik worden aanvaard door de administratie der douane en accijnzen volgens de procedure vastgesteld door de Minister van Financiën.

Het dossier moet vergezeld zijn van : a) de aankoopfacturen van de biobrandstoffen die aanvaard werden door de administratie der douane en accijnzen;b) volgens het geval : - de originele exemplaren 2 van de administratieve geleidedocumenten die betrekking hebben op de biobrandstoffen die ze hebben ontvangen van de erkende productie-eenheid; - kopieën van de exemplaar 1 van de administratieve geleidedocumenten die betrekking hebben op de biobrandstoffen die ze door de erkende productie-eenheid hebben laten verzenden naar een derde; - in geval van verzending van biobrandstoffen naar een derde, de originele exemplaren 2 van de administratieve geleidedocumenten die betrekking hebben op de gemengde energieproducten, die hen worden toegezonden door de derde; c) de aangiften ten verbruik en hun eventuele bijlagen. § 4. Indien de wettelijk opgelegde percentages van toevoeging niet worden bereikt, en onverminderd de toepassing van de boete bepaald in artikel 436 van de programmawet van 27 december 2004, wordt het volume dat resulteert uit het verschil tussen het te bereiken volume van toevoeging en het reëel bereikte volume van toevoeging onderworpen aan de betaling van de accijnzen aan het hoogste tarief bedoeld in artikel 419, b), c), e) i), en f) i), van de programmawet van 27 december 2004, zoals gewijzigd bij artikel 2, § 1, en dit volgens de aard van het betrokken energieproduct. Bovendien kan de in § 1 bedoelde vergunning worden ingetrokken. In dat geval kan een administratief beroep worden ingesteld volgens hoofdstuk XXIII van de algemene wet der douane en accijnzen.

Art. 8.§ 1. Percentages van toevoeging die hoger zijn dan deze bedoeld in artikel 419, b) ii) **, c) ii), en f) i) **, van de programmawet van 27 december 2004, zoals gewijzigd bij artikel 2, § 1, worden toegelaten indien de motorbrandstof bestemd is voor de behoeften van de gewestelijke maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer. Deze maatschappijen moeten zich laten erkennen door de administratie der douane en accijnzen, volgens de procedure vastgesteld door de Minister van Financiën.

Ter staving van de in het eerste lid bedoelde aanvraag tot erkenning, moeten de betrokken personen een beslissing tot afwijking bijvoegen, verleend in overeenstemming met artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 betreffende de benamingen en de kenmerken van de biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen voor motorvoertuigen en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines. § 2. In de in § 1, bedoelde situatie, wordt het bedrag van de bijzondere accijns vastgesteld in artikel 419, f) i) *, van de programmawet van 27 december 2004, zoals gewijzigd bij artikel 2, § 1, verminderd rekening houdend met het verschil in kostprijs tussen de biobrandstof en de fossiele energie die erdoor vervangen wordt. Dit bedrag wordt verkregen door de toepassing van de volgende formule : X = Y (1 - a) - A - C waarin : X = het bedrag van de bijzondere accijns op de gemengde motorbrandstof. Dit bedrag kan niet lager zijn dan 0;

Y = het tarief inzake accijnzen op de onvermengde motorbrandstof; a = het percentage van de biobrandstof die werd toegevoegd;

A = het tarief van de accijns op de onvermengde motorbrandstof;

C = het tarief van de bijdrage op de energie op de onvermengde motorbrandstof.

Art. 9.In artikel 429, § 5, van de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2005, wordt een cijfer 6) ingevoegd, luidende : « 6) Met ingang van 1 november 2006 wordt de terugbetaling van de bijzondere accijns waarvan sprake in 1) verricht tegen het tarief van de in artikel 419, f) i) **, bedoelde bijzondere accijns.» Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 10 juni 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands Zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2005-2006. Kamer van volksvertegenwoordigers : Stukken. - Nr. 1 : Wetsontwerp, nr. 1. - Amendementen, nr. 2. - Verslag; nr. 3. - Tekst verbeterd door de commissie, nr. 4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 5.

Integraal verslag : 18 mei 2006.

Senaat : Stukken. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, nr. 1.

^