Etaamb.openjustice.be
Wet van 11 april 1999
gepubliceerd op 29 oktober 1999

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Unie en de Republiek Litouwen inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 15 oktober 1997 (2) (3)

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking
numac
1999015182
pub.
29/10/1999
prom.
11/04/1999
ELI
eli/wet/1999/04/11/1999015182/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 APRIL 1999. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Unie en de Republiek Litouwen inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 15 oktober 1997 (1) (2) (3)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Litouwen inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 15 oktober 1997, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 11 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, belast met Buitenlandse Handel, E. DI RUPO Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota's (1) Zitting 1998-1999 : Senaat. Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 10 december 1998, nr. 1-1186/1. - Verslag, nr. 1-1186/2. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1-1186/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 11 februari 1999. - Stemming.Vergadering van 11 februari 1999.

Kamer.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 49-1978/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd nr. 49-1978/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 25 februari 1999. - Stemming.Vergadering van 25 februari 1999. (2) Decreet van het Vlaamse Gewest van 19 december 1998 (Belgisch Staatsblad van 9 februari 1999, blz.3691-3692); Decreet van het Waalse Gewest van 22 februari 1999 (Belgisch Staatsblad van 11 maart 1999, blz. 7807-7808); Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 april 1999 (Belgisch Staatsblad van 22 oktober 1999, blz. 39945.)

OVEREENKOMST TUSSEN DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN DE REPUBLIEK LITOUWEN INZAKE DE WEDERZIJDSE BEVORDERING EN BESCHERMING VAN INVESTERINGEN De Regering van het Koninkrijk België, De Regering van het Waalse Gewest, De Regering van het Vlaamse Gewest, De Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, en De Regering van het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds, en De Regering van de Republiek Litouwen, anderzijds, Hierna te noemen als « Overeenkomstsluitende Partijen » Verlangende hun economische samenwerking te versterken door het scheppen van gunstige voorwaarden voor de verwezenlijking van investeringen door onderdanen van één der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, Zijn overeengekomen als volgt : Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst, 1. Betekent het begrip « investeerders » : a) ten aanzien van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie : i) de « onderdanen », dit wil zeggen elke natuurlijke persoon die, volgens de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg beschouwd wordt als onderdaan van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg; ii) de « vennootschappen », dit wil zeggen elke rechtspersoon die is opgericht overeenkomstig de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg en die zijn maatschappelijke zetel heeft op het grondgebied van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg; b) ten aanzien van de Republiek Litouwen : i) de natuurlijke personen die onderdanen zijn van de Republiek Litouwen volgens de wetten van de Republiek Litouwen; ii) elke entiteit opgericht onder de wetten van de Republiek Litouwen en ingeschreven op het grondgebied van de Republiek Litouwen in overeenstemming met haar wetten en reglementen. 2. Betekent het begrip « investering » om het even welke vorm van activa en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in om het even welke economische sector overeenkomstig de wetten en reglementen van de ontvangende Overeenkomstsluitende Partij. Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden meer bepaald, maar niet uitsluitend : a) de roerende en onroerende goederen alsook alle andere zakelijke rechten, zoals hypotheken, voorrechten, panden en gelijkaardige rechten;b) de aandelen, winstbewijzen en alle andere vormen van deelneming, zelfs minoritair of onrechtstreeks, in vennootschappen;c) de obligaties, vorderingen en rechten op enige prestatie met economische waarde;d) de auteursrechten, rechten van industriële eigendom (zoals patenten, handelsmerken, industriële ontwerpen en modellen, gedeponeerde namen), know-how en goodwill;e) de publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die betreffende de prospectie, de teelt, de ontginning of winning van natuurlijke rijkdommen. Voor deze Overeenkomst brengt geen enkele verandering in de juridische vorm waarin de activa en kapitalen werden geïnvesteerd of geherinvesteerd hun kwalificatie als « investering » in het gedrang, onder voorbehoud dat zulke veranderingen gebeuren overeenstemmend met de wetten en reglementen van de Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied waar de investering verricht werd. 3. Betekent het begrip « inkomsten » de bedragen die voortvloeien uit een investering, en namelijk maar niet uitsluitend, de winsten, intresten, kapitaalaangroei, dividenden, royalties of vergoedingen.4. Is de term « grondgebied » van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk België, het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg en het grondgebied van de Republiek Litouwen evenals op de maritieme gebieden, met name de gebieden op en onder zee, die zich voorbij de territoriale wateren van de betrokken Staten uitstrekken en op dewelke deze, overeenkomstig het internationaal recht, hun soevereine rechten en hun rechtsmacht uitoefenen met het oog op het onderzoek, de ontginning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen. Artikel 2 Bevordering van investeringen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij moedigt investeringen op haar grondgebied door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan en laat deze investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij laat in het bijzonder het sluiten en uitvoeren toe van licentiecontracten en van overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand, voor zover deze activiteiten verband houden met investeringen. Artikel 3 Bescherming van de investeringen 1. Alle investeringen uitgevoerd door investeerders van één der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een billijke en rechtvaardige behandeling.2. Onder voorbehoud van maatregelen voor de handhaving van de openbare orde, genieten die investeringen van een voortdurende veiligheid en bescherming, met uitsluiting van elke ongerechtvaardigde of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vereffening ervan zou kunnen belemmeren.3. De in de paragrafen 1 en 2 omschreven behandeling en bescherming zijn ten minste gelijk aan die welke de investeerders van een derde Staat genieten en zijn in geen geval minder gunstig zijn dan die welke het internationaal recht waarborgt.4. Die behandeling en bescherming strekken zich evenwel niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan investeerders van een derde Staat, op grond van haar lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of iedere andere vorm van een regionale economische organisatie of overeenkomsten inzake dubbele belastingen of enig andere regeling inzake belastingen. Artikel 4 Eigendomsberovende of -beperkende maatregelen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie te treffen, noch enige andere maatregel die tot gevolg heeft dat de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks het bezit ontnomen wordt van de investeringen op haar grondgebied.2. Wanneer een afwijking van paragraaf 1 wordt gerechtvaardigd door het openbaar nut, de veiligheid of het nationaal belang, dan moeten de volgende voorwaarden vervuld worden : a) de maatregelen worden genomen volgens een wettelijke procedure;b) de maatregelen zijn noch discriminatoir, noch strijdig met een bijzondere verbintenis;c) de maatregelen gaan vergezeld van voorzieningen voor de betaling van een gepaste en reële schadevergoeding.3. De schadevergoeding moet gelijk zijn aan de marktwaarde van de onteigende investeringen onmiddellijk voor de onteigening zich voordeed of ze publiek werd gemaakt. Een dergelijke schadevergoeding moet betaald worden in de munt van de Staat waarvan de investeerder een onderdaan is of in een andere convertibele munt. Ze wordt zonder vertraging betaald en is vrijelijk verhandelbaar. Ze geeft een rente berekend op LIBOR-basis vanaf de datum van haar vaststelling tot aan deze van haar betaling. 4. De investeerders van één der Overeenkomstsluitende Partijen waarvan de investeringen schade zouden lijden ingevolge een oorlog of een ander gewapend conflict, een revolutie, een nationale noodtoestand of een opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, genieten vanwege die laatste, een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke aan investeerders van de meest begunstigde natie wordt verleend voor wat de teruggaven, schadeloosstellingen, compensaties of andere schadevergoedingen betreft.5. Voor de in dit artikel behandelde kwesties verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke ze op haar grondgebied geeft aan de investeerders van de meest begunstigde natie.Die behandeling zal in geen geval minder gunstig zijn dan die welke het internationaal recht waarborgt.

Artikel 5 Overmakingen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, de vrije overmaking van alle betalingen inzake een investering, van meer bepaald : a) bedragen bestemd om een investering tot stand te brengen, te behouden of te ontwikkelen;b) bedragen bestemd voor de betaling van contractuele verplichtingen, inbegrepen de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalties en andere betalingen ingevolge licenties, franchising, concessies en andere gelijkaardige rechten, evenals de vergoeding van geëxpatrieerde werknemers;c) de inkomsten uit investeringen;d) de opbrengst van de volledige of gedeeltelijke vereffening van investeringen, inbegrepen de meerwaarden of verhogingen van geïnvesteerd kapitaal;e) de ingevolge artikel 4 betaalde schadevergoedingen.2. De onderdanen van elk der Overeenkomstsluitende Partijen die uit hoofde van een investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen werken, mogen tevens een passend deel van hun loon overmaken naar hun land van oorsprong.3. De overmakingen gebeuren in een vrijelijk verhandelbare munt.4. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen levert de nodige vergunningen af om ervoor te zorgen dat de overmakingen zonder vertraging kunnen gebeuren, zonder andere onkosten dan de gebruikelijke taksen en kosten.5. De in dit artikel vermelde waarborgen zijn ten minste gelijk aan die welke worden gegeven aan de investeerders van de meest begunstigde natie. Artikel 6 Subrogatie 1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen of een openbare instelling ervan schadevergoedingen uitbetaalt aan haar eigen investeerders op grond van een garantie voor een investering, dan erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de rechten van de investeerders zijn overgedragen aan de betrokken Overeenkomstsluitende Partij of openbare instelling.2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij aan de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerder is getreden, de verplichtingen opleggen die wettelijk of contractueel op die investeerder rusten. Artikel 7 Toepasbare regels Als een kwestie in verband met investeringen tegelijk wordt geregeld door deze Overeenkomst, maar ook door de nationale wetgeving van één der Overeenkomstsluitende Partijen, of door bestaande internationale overeenkomsten of overeenkomsten die door de Partijen in de toekomst zullen onderschreven worden, dan kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zich beroepen op de bepalingen die voor hen het gunstigst zijn.

Artikel 8 Bijzondere overeenkomsten 1. Investeringen waarvoor een bijzondere overeenkomst werd gesloten tussen één der Overeenkomstsluitende Partijen en investeerders van de andere Partij zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de bijzondere overeenkomst.2. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen leeft steeds de verbintenissen na die ze tegenover investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangegaan. Artikel 9 Regeling van investeringsgeschillen 1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van één der Overeenkomstsluitende Partijen en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt door de meest gerede partij schriftelijk kennis gegeven. Deze kennisgeving wordt vergezeld van een voldoende gedetailleerd memorandum.

In de mate van het mogelijke zullen de Partijen proberen dat geschil op minnelijke wijze te regelen door middel van onderhandelingen, eventueel door beroep te doen op een onderzoek van een derde, of anders door een verzoeningsprocedure tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg. 2. Wanneer er geen minnelijke schikking getroffen werd door een rechtstreeks akkoord tussen de partijen die bij het geschil betrokken zijn, noch verzoening bereikt werd langs diplomatieke weg binnen zes maanden na de kennisgeving, dan wordt het geschil, naar de keuze van de investeerder, ofwel aan de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering gedaan werd, ofwel aan internationale arbitrage, onderworpen. Met dat doel geeft elk der Overeenkomstsluitende Partijen haar voorafgaandelijke en onherroepelijke toestemming om elk geschil aan de arbitrage te onderwerpen. Die toestemming houdt in dat de Partijen afzien van de eis om de interne administratieve of juridische procedures uit te putten. 3. Als internationale arbitrage wordt gevraagd, wordt het geschil naar keuze van de investeerder voor regeling door arbitrage voorgelegd aan één van de hierna genoemde organismen : - een arbitragerechtbank ad hoc, opgericht volgens de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor het Internationaal Handelsrecht; - het Internationaal Centrum voor Regeling van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), opgericht door het « Verdrag tot Regeling van Investeringsgeschillen tussen Staten en Onderdanen van andere Staten », ter ondertekening opengesteld te Washington op 18 maart 1965; - het Arbitragegerecht van de Internationale Kamer van Koophandel in Parijs; - het Arbitrage-Instituut van de Kamer van Koophandel in Stockholm.

Indien de arbitrageprocedure op verzoek van een Overeenkomstsluitende Partij wordt ingediend, verzoekt die Partij de betrokken investeerder schriftelijk om het arbitrage-organisme uit te kiezen waaraan het geschil voorgelegd zal worden. 4. Geen van de Overeenkomstsluitende Partijen, betrokken bij een geschil zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechtelijke uitspraak, als verweer aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde garantie heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.5. De arbitragerechtbank beslist op grond van het nationale recht van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil op het grondgebied van dewelke de investering gesitueerd is, met inbegrip van de regels inzake wetsconflicten, de bepalingen van deze Overeenkomst, de bepalingen van de bijzondere overeenkomst die eventueel werd gesloten met betrekking tot de investering, en de beginselen van internationaal recht.6. De arbitragebeslissingen zijn definitief en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt er zich toe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.

Artikel 10 Meest begunstigde natie Voor alle kwesties met betrekking tot de behandeling van investeringen, genieten de investeerders van elk der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, de behandeling van de meest begunstigde natie.

Artikel 11 Geschillen tussen Overeenkomstsluitende Partijen inzake de interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst 1. Elk geschil betreffende de interpretatie of de toepassing van deze Overeenkomst moet, indien mogelijk, worden geregeld langs diplomatieke weg.2. Bij gebrek aan een regeling langs diplomatieke weg wordt het geschil voorgelegd aan een gemengde commissie samengesteld uit vertegenwoordigers van beide Partijen;die commissie vergadert op verzoek van de meest gerede Partij en zonder ongerechtvaardigde vertraging. 3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij onderworpen aan een arbitrageprocedure, die voor elk geval apart als volgt wordt ingesteld : Elke Overeenkomstsluitende Partij duidt een scheidsrechter aan binnen een periode van twee maanden vanaf de datum waarop één der Overeenkomstsluitende Partijen de andere in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun aanstelling duiden deze twee scheidsrechters in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat aan als voorzitter van het college van scheidsrechters.

Indien deze termijnen niet worden nageleefd, verzoekt de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij de Voorzitter van het Internationaal Gerechtshof de nodige benoeming(en) te doen.

Indien de Voorzitter van het Internationaal Gerechtshof onderdaan is van de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij geen diplomatieke betrekkingen heeft, of als hij om een andere reden zijn functie niet kan uitoefenen, wordt de Ondervoorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzocht die benoeming te doen.

Indien de Ondervoorzitter onderdaan is van de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij geen diplomatieke betrekkingen heeft, of als ook hij verhinderd is de genoemde functie te vervullen, wordt het oudste lid van het Internationaal Gerechtshof die geen onderdaan is van de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij uitgenodigd de nodige aanduidingen te doen. 4. Het aldus samengestelde college stelt zijn eigen procedureregels vast.Zijn beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen; ze zijn definitief en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten die zijn verbonden aan de aanwijzing van haar scheidsrechter.De uitgaven met betrekking tot de aanwijzing van de derde scheidsrechter en de werkingskosten van het college worden, in principe, gelijkelijk gedragen door de Overeenkomstsluitende Partijen. Het college kan, evenwel, beslissen dat een hoger deel van de kosten gedragen wordt door één van de twee Overeenkomstsluitende Partijen en een dergelijke uitspraak is bindend voor beide Overeenkomstsluitende Partijen.

Artikel 12 Vroegere investeringen Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op de voor zijn inwerkingtreding uitgevoerde investeringen, verricht door investeerders van één der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, en dit in overeenstemming met haar wetten en reglementen.

Artikel 13 Inwerkingtreding en duur 1. Deze Overeenkomst treedt in werking één maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen hun akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.De Overeenkomst blijft van kracht gedurende een termijn van tien jaar.

Tenzij één der Overeenkomstsluitende Partijen ze ten minste zes maanden voor het einde van de geldigheidstermijn opzegt, wordt ze telkens stilzwijgend verlengd voor een nieuwe termijn van tien jaar, en elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich het recht ze op te zeggen met kennisgeving ten minste zes maanden voor het einde van de lopende geldigheidstermijn. 2. Investeringen die voor de datum van beëindiging van deze Overeenkomst werden verricht, blijven onder haar toepassing vallen gedurende een termijn van tien jaar na die datum. Ten blijke waarvan, de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, op 15 oktober 1997, in drie oorspronkelijke exemplaren, elk in de Franse, Nederlandse, Litouwse en Engelse taal, alle teksten gelijkelijk rechtsgeldig. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst beslissend.

Voor de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie : Voor de Regering van het Koninkrijk België : E. DERYCKE, Minister van Buitenlandse Zaken Voor de Regering van het Groothertogdom Luxemburg : P. SCHULLER, Ambassadeur van het Groothertogdom Luxemburg Voor de Regering van Republiek Litouwen : ALGIRDAS SAUDARGAS, Minister van Buitenlandse Zaken Voor de Regering van het Waalse Gewest : E. DERYCKE, Voor de Regering van het Vlaamse Gewest : F. BALDEWIJNS, Minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening Voor de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest : E. DERYCKE, _______ Nota (3) Overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, zal deze overeenkomst in werking treden op 6 september 1999.

^