Etaamb.openjustice.be
Wet van 12 mei 2019
gepubliceerd op 21 juni 2019

Wet tot oprichting van een Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2019012931
pub.
21/06/2019
prom.
12/05/2019
ELI
eli/wet/2019/05/12/2019012931/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

12 MEI 2019. - Wet tot oprichting van een Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1 - Doel en opdrachten van het Federaal Instituut voor de rechten van de mens

Artikel 1.Grondwettelijke basis Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Definities Voor de toepassing van dit wetsontwerp wordt verstaan onder: 1° "het Instituut": het Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens;2° "fundamentele rechten": alle rechten en vrijheden zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de internationale instrumenten ter bescherming van de rechten van de mens waarvan België partij is;3° "sectorale instanties voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens": de onafhankelijke instanties voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens die over een specifiek mandaat beschikken en die bij wet, decreet, ordonnantie of samenwerkingsakkoord zijn opgericht;4° "Principes van Parijs", de principes betreffende de status van nationale instituten ter bescherming en bevordering van de rechten van de mens, zoals vermeld in bijlage II bij resolutie 48/138 van de algemene vergadering van de Verenigde Naties van 20 december 1993;5° "regionale mensenrechtenorganisaties": op Europees en op internationaal niveau bevoegde internationale organisaties, opgericht voor de bevordering en de bescherming van de rechten van de mens.

Art. 3.Doel Er wordt een Federaal Instituut voor de rechten van de mens opgericht dat de bescherming en de bevordering van de fundamentele rechten in België tot doel heeft.

Het Instituut heeft rechtspersoonlijkheid.

Het Instituut treedt op in overleg met de sectorale instanties voor de bescherming en de bevordering van de fundamentele rechten die onder de federale bevoegdheid vallen. Op het niveau van de Federale Staat en de deelstaten faciliteert het Instituut de dialoog en werkt samen met de organisaties belast met de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens en de organisaties van dat middenveld. Het Instituut evalueert geregeld die dialoog en die samenwerking.

Het Instituut wordt gevestigd op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 4.Mandaat van het Instituut § 1. Het mandaat van het Instituut omvat alle aangelegenheden die verband houden met de fundamentele rechten die onder de federale bevoegdheid vallen behalve die door de sectorale instanties voor de bevordering en de bescherming van de rechten van de mens worden behandeld. § 2. Het mandaat van het Instituut beoogt de handelingen en nalatigheden van zowel de overheden als van privéinstanties en individuele personen, binnen de grenzen van de uitoefening van de in paragraaf 1 bedoelde residuaire federale bevoegdheden.

Art. 5.Opdrachten van het Instituut Het Instituut oefent, binnen de grenzen van de in artikel 4, § 1, bedoelde residuaire federale bevoegdheden, de volgende opdrachten uit: 1° Het Instituut verstrekt op verzoek of op eigen initiatief adviezen, aanbevelingen en verslagen betreffende alle aangelegenheden die verband houden met de bevordering en de bescherming van de fundamentele rechten aan de federale regering, de federale Kamers en andere overheidsinstanties;2° Het Instituut bevordert de afstemming van de wetgeving, regelgeving en handelwijzen op de internationale instrumenten met betrekking tot de rechten van de mens waarvan de Staat partij is;3° Het Instituut volgt de tenuitvoerlegging van de internationale verplichtingen door de Belgische overheden op;4° Het Instituut stimuleert de bekrachtiging van nieuwe internationale mensenrechteninstrumenten voor de bevordering en de bescherming van de fundamentele rechten of de toetreding ertoe;5° Het Instituut werkt samen met de organen van de Verenigde Naties en van de regionale organisaties voor de rechten van de mens. In het kader van de opdrachten van die organisaties met als doel het toezicht op en de uitvoering van de internationale verplichtingen van de Staten kan het Instituut een verslag over de situatie van de fundamentele rechten in België voorleggen aan de in het eerste lid, 5°, bedoelde organen, informatie verstrekken en aan de debatten deelnemen. Het Instituut kan meewerken aan de bezoeken van deskundigen van de Verenigde Naties en van de regionale organisaties voor de rechten van de mens. 6° Het Instituut werkt samen met de in de deelstaten bestaande instanties die zich inzetten voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens, alsook met de verenigingen van het middenveld die zich toeleggen op de rechten van de mens zoals bepaald in artikel 7;7° Het Instituut bevordert de fundamentele rechten. Het Instituut neemt en bevordert alle initiatieven met het oog op het bewustmaken van de publieke opinie voor de fundamentele rechten, inzonderheid door het verstrekken van informatie en onderricht.

Daarvoor kan het een beroep doen op de persorganen en kan het de niet-gouvernementele organisaties voor de verdediging van de fundamentele rechten die aan die doelstelling bijdragen, ondersteunen.

Het Instituut kan meewerken aan de uitwerking van programma's voor het onderricht en het onderzoek inzake de fundamentele rechten en werkt mee aan de tenuitvoerlegging daarvan in scholen, universiteiten en professionele kringen, in voorkomend geval in overleg met de gemeenschappen en de gewesten die het toezicht hebben over de instanties die bevoegd zijn voor onderwijs en onderzoek.

Art. 6.Uitoefening van de opdrachten § 1. Het Instituut oefent zijn opdrachten uit in alle onafhankelijkheid, overeenkomstig de Principes van Parijs. § 2. In het kader van zijn werking: 1° onderzoekt het vrij alle aangelegenheden waarvoor het bevoegd is, op verzoek van de regering of van de federale Kamers, uit eigen beweging of op voorstel van de leden van de Raad van bestuur;2° hoort het alle personen en verkrijgt het alle inlichtingen en documenten die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van situaties die tot zijn bevoegdheid behoren;3° richt het zich rechtstreeks of via om het even welk persorgaan tot de publieke opinie. § 3. Het Instituut kan beslissen om zijn adviezen, aanbevelingen en verslagen openbaar te maken en kan aan de in paragraaf 2, 1°, bedoelde overheden vragen om schriftelijke uitleg te verschaffen over de follow-up van die adviezen, aanbevelingen en verslagen. § 4. Onverminderd artikel 17, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, is het Instituut gemachtigd om alle schendingen van de fundamentele rechten aanhangig te maken bij de Raad van State en het Grondwettelijk Hof, binnen de grenzen van de in artikel 4, § 1, bedoelde residuaire federale bevoegdheden.

Art. 7.Ontwikkeling van een dialoog voor de bevordering en de bescherming van de fundamentele rechten § 1. Bij de uitoefening van zijn opdrachten en binnen de grenzen van zijn mandaat, stimuleert het Instituut overleg met en tussen alle actoren die zich bezighouden met aangelegenheden die verband houden met de fundamentele rechten. § 2. Deze bepaling beoogt daartoe zowel de wetgevende, administratieve en rechtsprekende instanties als de organisaties van het maatschappelijk middenveld en de sectorale instanties voor de bevordering en de bescherming van de fundamentele rechten.

Art. 8.Internationaal overleg Het Instituut werkt samen met de andere nationale instituten voor de bevordering en de bescherming van de rechten van de mens opgericht in andere landen en met de regionale en mondiale netwerken van nationale instituten voor de rechten van de mens. HOOFDSTUK 2 - Structuur en werking van het Instituut

Art. 9.Structuur van het Instituut Het Instituut heeft een Raad van bestuur en een Overlegraad.

Het beschikt over een voldoende grote personeelsformatie voor de uitvoering van zijn opdrachten.

Art. 10.Bevoegdheid van de Raad van bestuur § 1. De Raad van bestuur beschikt over alle noodzakelijke bevoegdheden om de werking van het Instituut en de uitvoering van zijn opdrachten te verzekeren. § 2. De Raad van bestuur is belast met de volgende taken: 1° het algemeen beleid van het Instituut bepalen;2° de schriftelijke mededelingen bedoeld in artikel 5 goedkeuren;3° een ontwerp van begroting goedkeuren, op voorstel van de directeur of van de directrice, binnen het kader van de beschikbare kredieten;4° een jaarlijks operationeel plan goedkeuren, op voorstel van de directeur of van de directrice;5° het personeelsplan, het organigram en de functieomschrijvingen vastleggen;6° beslissen over de vastleggingen en de vastleggingsprocedure, in het kader van de beschikbare kredieten;7° beslissen om de gevallen bedoeld in artikel 6, § 4, al dan niet aanhangig te maken bij de Raad van State of het Grondwettelijk Hof;8° studies laten uitvoeren in samenhang met de opdrachten van het Instituut. § 3. De Raad van bestuur stelt binnen drie maanden na de aanwijzing ervan zijn huishoudelijk reglement op. Het huishoudelijk reglement betreft de interne organisatie van de Raad van bestuur en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 11.Samenstelling van de Raad van bestuur § 1. De Raad van bestuur is samengesteld uit twaalf leden, aangewezen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, van wie er maximaal twee derde hetzelfde geslacht hebben en van wie er zes tot de Nederlandse taalrol en zes tot de Franse taalrol behoren.

Ten minste één lid moet het bewijs leveren van de kennis van het Duits.

De taal waarin de kandidatuur is ingediend bepaalt de taalrol. § 2. De leden van de Raad van bestuur worden aangewezen op grond van hun competentie, hun ervaring, hun onafhankelijkheid en hun moreel gezag. Zij zijn inzonderheid afkomstig uit de academische wereld, de gerechtelijke wereld, het maatschappelijk middenveld en de sociale partners.

De Raad van bestuur wordt op een zo pluralistisch mogelijke wijze samengesteld. Elke in het eerste lid bedoelde categorie moet vertegenwoordigd zijn door een maximum van vier leden voor elk van hen. § 3. De Kamer van volksvertegenwoordigers organiseert een kandidaatstellingsprocedure. De vacatures worden uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van het mandaat openbaar gemaakt, door bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en via de website van het Instituut en van de Kamer en via de pers. Als een van de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde categorieën niet vertegenwoordigd is in de kandidaturen of indien de in paragraaf 1 bedoelde quota niet worden bereikt, wordt een nieuwe oproep georganiseerd. § 4. De Raad van bestuur wordt voorgezeten door een voorzitter en een vicevoorzitter die tot een verschillende taalrol behoren en die van het andere geslacht zijn, aangewezen door de Raad van bestuur voor een periode van twee jaar; een eerste jaar als vicevoorzitter en een tweede jaar als voorzitter. § 5. De voorzitter, de vicevoorzitter en de leden van de Raad van bestuur zetelen in eigen naam. Zij worden aangewezen voor een duur van zes jaar. Hun mandaat kan eenmaal worden verlengd. § 6. Om de twee jaar wordt een derde van de Raad van bestuur vernieuwd. § 7. Elk effectief lid heeft een plaatsvervanger die hem vervangt bij afwezigheid. De plaatsvervangende leden worden aangewezen met inachtneming van dit artikel Wanneer een effectief lid om welke reden ook zijn mandaat niet kan voleindigen, wordt het lid dat hem vervangt benoemd tot effectief lid voor de resterende duur van het mandaat en wordt een nieuw plaatsvervangend lid benoemd voor de zelfde periode. § 8. Het mandaat van effectief lid of van plaatsvervangend lid is onverenigbaar met: - de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement, van een van de federale Kamers, of van een gemeenschaps- of gewestparlement; - de hoedanigheid van lid van de federale regering, van lid van een gemeenschaps- of gewestregering of van een provinciaal of gemeentelijk college; - de hoedanigheid van ambtenaar in functie bij een administratie; - de hoedanigheid van directeur of directrice van het Instituut of van een sectorale instantie voor de bevordering en de bescherming van de rechten van de mens; - de hoedanigheid van lid van een ministerieel kabinet of van een beleidscel. § 9. Het bedrag van de zitpenningen en van de verplaatsingskosten toegekend aan de covoorzitters en aan de werkende en plaatsvervangende leden van de Raad van bestuur wordt bepaald door de Raad van bestuur, binnen de grenzen van de beschikbare door de Kamer van volksvertegenwoordigers vastgestelde kredieten. § 10. De Kamer van volksvertegenwoordigers kan een lid van de Raad van bestuur slechts van zijn mandaat ontheffen indien hij op ernstige wijze is tekortgeschoten of niet langer aan de vereisten voor de uitvoering van de taken voldoet.

Een lid van de Raad van bestuur kan niet van zijn mandaat worden ontheven voor meningen die hij uit bij het vervullen van zijn functies.

Het mandaat kan slechts worden opgeheven bij twee derde meerderheid van de stemmen uitgebracht nadat de betrokkene gehoord is over de aangevoerde redenen.

Voorafgaandelijk aan de hoorzitting stelt de Kamer van volksvertegenwoordigers een dossier samen dat alle stukken bevat die betrekking hebben op de aangevoerde redenen.

Ten minste vijf dagen voor de hoorzitting wordt de betrokkene opgeroepen bij een aangetekende zending, met ten minste opgave van: 1° de aangevoerde ernstige redenen;2° het gegeven dat de opheffing van zijn mandaat wordt overwogen;3° de plaats, de datum en het uur van de hoorzitting;4° het recht van de betrokkene om zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze;5° de plaats waar en de termijn waarbinnen hij het dossier kan inzien;6° het recht om getuigen te doen oproepen. Vanaf de oproeping tot en met de dag van de hoorzitting kunnen de betrokkene en de persoon die hem bijstaat het dossier inzien.

Van de hoorzitting wordt een verslag opgesteld.

Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Art. 12.Werking van de Raad van bestuur § 1. De Raad van bestuur kan slechts geldig beslissen wanneer de meerderheid van de leden aanwezig is.

Is dit quorum niet bereikt, dan kan de Raad van bestuur over dezelfde agenda geldig beraadslagen en beslissen, ongeacht het aantal aanwezige leden, binnen een termijn die hij zelf bepaalt en die evenwel niet korter mag zijn dan tweeënzeventig uur. De uitnodiging zal de aard van de vergadering aangeven. De beslissingen van de Raad van bestuur worden dan genomen met een volstrekte meerderheid van de door de aanwezige leden uitgebrachte stemmen. Onder uitgebrachte stemmen worden stemmen voor en tegen verstaan, onthoudingen worden niet meegerekend.

Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

De directeur of de directrice van het Instituut woont de beraadslagingen van de Raad van bestuur bij en heeft een raadgevende stem, behalve wanneer ze betrekking hebben op zijn/haar functie.

Er mag niet bij volmacht of per brief worden gestemd. Bij staking van stemmen wordt het voorstel verworpen. § 2. De Raad van bestuur vergadert op regelmatige basis en zo vaak als nodig in aanwezigheid van al zijn regelmatig opgeroepen leden. § 3. De stemming gebeurt bij handopsteking. Er wordt evenwel tot een geheime stemming overgegaan: - op verzoek van de covoorzitters of van ten minste twee derde van de leden; - bij het nemen van beslissingen over personen. § 4. De voorzitter en de vicevoorzitter bereiden de vergaderingen van de Raad van bestuur voor in overleg met de directeur of de directrice van het Instituut. De agenda en de nota's die er verband mee houden, worden ten minste zes werkdagen voor de vergadering van de Raad van bestuur plaatsvindt, bezorgd aan de leden van de Raad van bestuur. § 5. De Raad van bestuur kan intern werkgroepen samenstellen waarvan hij de opdrachten bepaalt.

Art. 13.Overlegraad - opdrachten Er wordt een Overlegraad opgericht met als opdracht het faciliteren van het werk van de verschillende sectorale instanties voor de bevordering en de bescherming van de fundamentele rechten die onder de federale bevoegdheid vallen en het bewerkstellingen van een gecoördineerde actie rond de dossiers die onder de bevoegdheid van verschillende van die instanties kunnen vallen.

De bevoegdheden en de werking van de Overlegraad worden geregeld in een protocolakkoord dat de leden van de raad uitwerken en goedkeuren.

De Overlegraad kan de vertegenwoordiging van de instanties bij een orgaan van de Verenigde Naties of bij een regionale organisatie voor de rechten van de mens organiseren.

Art. 14.Overlegraad - samenstelling De Overlegraad is samengesteld uit alle sectorale instanties voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens en het Instituut. Die instanties worden vertegenwoordigd door de directeur of de directrice of door de persoon die zij voor deze functie aanwijzen.

De directeur of de directrice van het Instituut neemt het voorzitterschap van de Overlegraad waar. Hij of zij wijst een personeelslid aan.

Art. 15.Werking van de Overlegraad De Overlegraad komt minstens vier keer per jaar samen in plenaire vergadering.

Bovendien kunnen, naargelang van de behoeften, plenaire vergaderingen of vergaderingen in beperktere groep worden samengeroepen door de directeur of de directrice van het Instituut, zulks telkens wanneer hij/zij dat nodig acht of op verzoek van een lid.

De Overlegraad is een dialoogorgaan.

Art. 16.Leiding van het Instituut Het Instituut wordt geleid door een directeur of een directrice die voor een periode van zes jaar wordt benoemd door de Raad van bestuur.

De directeur of de directrice wordt aangewezen op grond van zijn/haar competenties en zijn/haar ervaring op het gebied van de fundamentele rechten.

De directeur of de directrice is afwisselend afkomstig van een andere taalrol. Hij of zij moet een functionele kennis hebben van het Nederlands en het Frans alsook van het Engels, overeenkomstig de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.

Het statuut van de directeur of van de directrice wordt vastgelegd door de Raad van bestuur, overeenkomstig artikel 10, § 2, 5°.

Art. 17.Personeel Het personeel van het Instituut voert de opdrachten ervan uit en neemt het secretariaat van de Raad van bestuur en van de Overlegraad waar.

De werving wordt gedaan door de Raad van bestuur binnen de grenzen van de beschikbare kredieten.

Art. 18.Aansprakelijkheid van het Instituut Het Instituut voert zijn opdrachten uitsluitend in het algemeen belang uit.

De leden van zijn organen en zijn personeelsleden zijn niet burgerlijk of strafrechtelijk aansprakelijk voor hun beslissingen, handelingen of gedragingen in de uitoefening van de wettelijke opdrachten van het Instituut, behoudens in de wettelijk bepaalde gevallen en behoudens een bij tweederdemeerderheid goedgekeurde beslissing van de Kamer van volksvertegenwoordigers. In dat geval wordt in artikel 11 bedoelde procedure toegepast.

Art. 19.Jaarverslag Het Instituut publiceert jaarlijks een verslag betreffende zijn werkzaamheden en de aanwending van de hem ter beschikking gestelde middelen. Dat verslag wordt opgesteld in de drie landstalen en wordt overgezonden aan de overheden.

Art. 20.Financiering Om de werking van het Instituut te financieren, wordt een door de Kamer toegewezen dotatie uitgetrokken op de algemene uitgavenbegroting van het Rijk. Die dotatie moet de werking van het Instituut mogelijk maken, ook wanneer een eventuele samenvoeging van diensten en infrastructuur van het Instituut met andere sectorale instanties voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens die onder federale bevoegdheid vallen niet mogelijk of werkbaar zou zijn.

Het Instituut stelt jaarlijks een ontwerp van begroting op voor zijn werking. Bijgestaan door het Rekenhof, onderzoekt de Kamer van volksvertegenwoordigers de gedetailleerde begrotingsvoorstellen van het Instituut, keurt ze goed en controleert de uitvoering van zijn begroting. Zij onderzoekt ze en keurt daarenboven de gedetailleerde rekeningen goed.

Het Instituut hanteert voor zijn begroting en rekeningen een schema dat vergelijkbaar is met het schema van de begroting en rekeningen van de Kamer van volksvertegenwoordigers. HOOFDSTUK 3 - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 21.Inwerkingtreding en oprichting van het Instituut § 1. De artikelen 13 tot 15 zullen in werking treden op de datum van inwerkingtreding van een samenwerkingsakkoord waarbij het Instituut wordt geïnterfederaliseerd. § 2. Voor de eerste aanwijzing van de leden van de Raad van bestuur moet ten laatste een maand na de inwerkingtreding van deze wet worden overgegaan tot de oproep tot kandidaatstelling zoals bedoeld in artikel 11, § 3.

Hun effectieve aanwijzing zal uiterlijk vier maanden na de inwerkingtreding van deze wet plaatsvinden.

Het mandaat van de leden van de Raad van bestuur zal voor een derde van de leden worden beperkt tot twee jaar en voor een ander derde tot vier jaar, teneinde de alternerende vernieuwing zoals bedoeld in artikel 11 mogelijk te maken. De duur van de respectieve mandaten zal bij loting worden bepaald. Evenzo wordt de eerste voorzitter uitzonderlijk slechts voor een jaar aangewezen teneinde een alternerende vernieuwing mogelijk te maken. § 3. De Raad van bestuur zal binnen zes maanden na de aanwijzing ervan overgaan tot de werving van het personeel dat noodzakelijk is voor de effectieve werking van het Instituut.

Art. 22.De eerste betaling zoals bedoeld in artikel 20, wordt verricht ten laatste vijf maanden na de inwerkingtreding van deze wet, zulks ten belope van een derde van het jaarlijkse budget.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 12 mei 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken D. REYNDERS De Minister van Justitie, K. GEENS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 54 3670 Integraal Verslag : 25-04-2019.

^