Etaamb.openjustice.be
Wet van 13 juli 2006
gepubliceerd op 01 september 2006

Wet houdende diverse bepalingen inzake beroepsziekten en arbeidsongevallen en inzake beroepsherinschakeling

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2006022848
pub.
01/09/2006
prom.
13/07/2006
ELI
eli/wet/2006/07/13/2006022848/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JULI 2006. - Wet houdende diverse bepalingen inzake beroepsziekten en arbeidsongevallen en inzake beroepsherinschakeling (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK I. - Bepalingen inzake beroepsziekten

Art. 2.Het opschrift van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, wordt vervangen als volgt : « Wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970 ».

Art. 3.Artikel 2, § 1, 2°, van dezelfde wetten, wordt opgeheven.

Art. 4.Artikel 5 van dezelfde wetten wordt vervangen als volgt : « Het Fonds voor de beroepsziekten is een openbare instelling die rechtspersoonlijkheid geniet en onder staatswaarborg staat. Het wordt ingesteld bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. De inrichting en de werking ervan worden door de Koning geregeld.

Het Fonds voor de beroepsziekten is een openbare instelling van sociale zekerheid, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

Het Fonds voor de beroepsziekten heeft zijn zetel in Brussel; het kan kantoren inrichten verspreid over verschillende plaatsen in het land.

Het Beheerscomité bepaalt het aantal en de locatie van de kantoren en definieert de activiteiten die er worden uitgeoefend. »

Art. 5.Artikel 5bis van dezelfde wetten, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en vervangen bij de wet van 29 april 1996, wordt opgeheven.

Art. 6.In artikel 6 van dezelfde wetten, vervangen bij de wet van 1 augustus 1985, gewijzigd bij de koninklijke besluiten nr. 476 van 19 november 1986 en nr. 529 van 31 maart 1987 en bij de wetten van 30 december 1988, 26 juni 1992, 22 februari 1998 en 27 december 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid » worden vervangen door de woorden « de Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg »;2° de woorden « het Ministerie van Economische Zaken » worden vervangen door de woorden « de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie »;3° de woorden « Europese Economische Gemeenschap » worden vervangen door de woorden « Europese Unie »;4° de woorden « 48bis » worden vervangen door het cijfer « 62 »;5° de woorden « arbeidsgeneesheer » worden telkens vervangen door de woorden « preventieadviseur-arbeidsgeneesheer »;6° het artikel wordt aangevuld als volgt : « 9° het uitvoeren, op de door de Koning vastgestelde wijze, van de opdrachten die opgelegd worden door de Codex over het Welzijn op het werk, Titel I, Hoofdstuk IV, en door de bijzondere besluiten die in uitvoering van deze Codex zijn genomen.».

Art. 7.In artikel 6bis van dezelfde wetten, ingevoegd bij de wet van 22 december 2003 worden de woorden « Technische Raad » vervangen door de woorden « Wetenschappelijke Raad ».

Art. 8.Artikel 8 van dezelfde wetten, gewijzigd bij de programmawet van 9 juli 2004, wordt vervangen als volgt : « De Koning benoemt de Voorzitter en de leden van het Beheerscomité overeenkomstig de voorwaarden die bepaald zijn bij de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg. ».

Art. 9.Artikel 9 van dezelfde wetten wordt opgeheven.

Art. 10.Het opschrift van de afdeling 4 van hoofdstuk II van dezelfde wetten wordt vervangen als volgt : « Afdeling 4. De Wetenschappelijke Raad ».

Art. 11.In artikel 16 van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wet van 21 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Technische Raad » worden telkens vervangen door de woorden « Wetenschappelijke Raad »;2° de woorden « het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid » worden vervangen door de woorden « de Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg »;3° de woorden « het ministerie van Economische Zaken » worden vervangen door de woorden « de Federale overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie »;4° de woorden « minister van Sociale Voorzorg » worden telkens vervangen door de woorden « minister onder wie de instelling ressorteert »;5° de woorden « minister van Sociale Voorzorg en aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid » worden vervangen door de woorden « minister onder wie de instelling ressorteert en aan de minister die bevoegd is voor Arbeid »;6° in de plaats van 3° dat 4° wordt, wordt een nieuw 3° ingevoegd, luidende : « 3° ieder voorstel te doen of van advies te dienen met betrekking tot de beroepsrisico's die een voortgezet gezondheidstoezicht vereisen in de zin van de Codex over het Welzijn op het werk, evenals over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend.».

Art. 12.In artikel 17 van dezelfde wetten, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 9 van 23 oktober 1978, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Technische Raad » worden telkens vervangen door de woorden « Wetenschappelijke Raad »;2° een § 5 wordt ingevoegd, luidende : « § 5.Ter ondersteuning van de Wetenschappelijke Raad richt de Koning één of meer medische commissies op, die per discipline worden ingesteld. De betrekkingen tussen de Wetenschappelijke Raad en de medische commissies worden vastgesteld door het huishoudelijk reglement van de Wetenschappelijke Raad. »

Art. 13.Een artikel 17bis wordt ingevoegd in dezelfde wetten, luidende : «

Art. 17bis.Ieder jaar stelt de Wetenschappelijke Raad verslag op over de ontwikkeling van de beroepsziekten die aanleiding geven tot schadeloosstelling of aangifte en over de middelen ter voorkoming ervan die in België of elders zijn toegepast of ontdekt.

Dit verslag geeft per ziekte het aantal gevallen aan die vastgesteld zijn in elke industrie, elk beroep of elke bedrijfstak welke door de Koning opgesomd zijn met toepassing van artikel 32 of volgens een nauwkeuriger indeling die passender mocht lijken.

Het verslag wordt door bemiddeling van het Beheerscomité, dat voor de publicatie ervan instaat, toegezonden aan de minister onder wie de instelling ressorteert en aan de minister die bevoegd is voor Arbeid. ».

Art. 14.De artikelen 18 tot en met 20 van dezelfde wetten worden opgeheven.

Art. 15.Artikel 21 van dezelfde wetten wordt vervangen als volgt : «

Art. 21.Het Beheerscomité beschikt over alle bevoegdheden, die nodig zijn voor het beheer van de instelling. ».

Art. 16.In artikel 22 van dezelfde wetten worden de woorden « minister van Sociale Voorzorg » telkens vervangen door de woorden « minister onder wie de instelling ressorteert ».

Art. 17.In artikel 23 van dezelfde wetten worden de woorden « minister van Sociale Voorzorg » vervangen door de woorden « minister onder wie de instelling ressorteert ».

Art. 18.In artikel 24 van dezelfde wetten worden de woorden « minister van Sociale Voorzorg » vervangen door de woorden « minister onder wie de instelling ressorteert ».

Art. 19.In artikel 26 van dezelfde wetten worden de woorden « Technische Raad » vervangen door de woorden « Wetenschappelijke Raad ».

Art. 20.In artikel 28 van dezelfde wetten worden de woorden « Minister van Sociale Voorzorg » vervangen door de woorden « minister onder wie de instelling ressorteert ».

Art. 21.In artikel 29 van dezelfde wetten, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 9 van 23 oktober 1978, worden de woorden « Technische Raad » vervangen door de woorden « Wetenschappelijke Raad ».

Art. 22.In artikel 31 van dezelfde wetten, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 133 van 30 december 1982, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, 5° wordt vervangen als volgt : « 5° de kosten voor geneeskundige verzorging, de prothesen en orthopedische apparaten inbegrepen, volgens de bij artikel 41 van deze wetten bepaalde voorwaarden.»; 2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 23.In artikel 32 van dezelfde wetten, vervangen bij de wet van 21 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Technische Raad » worden vervangen door de woorden « Wetenschappelijke Raad »;2° in het tweede lid in fine, worden de woorden « van aard is om de ziekte te veroorzaken » vervangen door de woorden « in groepen van blootgestelde personen de overwegende oorzaak van de ziekte vormt ».

Art. 24.In artikel 33 van dezelfde wetten, vervangen bij het koninklijk besluit van 30 maart 1978, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « verzekeraar » worden vervangen door de woorden « verzekeringsonderneming »;2° het artikel wordt aangevuld als volgt : « In afwijking van artikel 21 van de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen, zijn de bij de artikelen 12 tot 17 van die wet bepaalde renten, verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand die op het overlijden van het slachtoffer volgt.De vergoedingen voor de maand van het overlijden blijven verworven. ».

Art. 25.Artikel 34 van dezelfde wetten, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 133 van 30 december 1982 wordt aangevuld met het volgende lid : « De vergoeding, toegekend omwille van volledige of gedeeltelijke tijdelijke ongeschiktheid kan ten vroegste 365 dagen voor de datum van de aanvraag ingaan. ».

Art. 26.Een artikel 34bis wordt ingevoegd in dezelfde wetten, luidende : «

Art. 34bis.Indien, ten gevolge van een gedeeltelijke tijdelijke ongeschiktheid of van een voorstel tot tijdelijke stopzetting van de beroepsactiviteit, het slachtoffer aanvaardt om een aangepaste arbeid uit te oefenen die tot loonverlies leidt, dan heeft het slachtoffer recht op een vergoeding die overeenstemt met het verschil tussen het vroeger verdiende loon en dat waarop het recht heeft ingevolge zijn wedertewerkstelling. ».

Art. 27.In artikel 35 van dezelfde wetten, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 24 van 23 maart 1982 en bij de wetten van 29 december 1990, 29 april 1996 en 22 februari 1998, wordt, tussen het tweede en het derde lid, het volgende lid ingevoegd : « Wanneer de blijvende arbeidsongeschiktheid verergerd is, kan de vergoeding die wordt toegekend omwille van deze verergering ten vroegste ingaan zestig dagen vóór de datum van de aanvraag tot herziening of zestig dagen vóór de datum van het medisch onderzoek waarbij de verergering is vastgesteld ten gevolge van een ambtshalve herziening die het Fonds heeft doorgevoerd. ».

Art. 28.In artikel 35bis van dezelfde wetten, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr 529 van 31 maart 1987 en bij de wetten van 30 maart 1994, 21 december 1994, 29 april 1996 en 22 februari 1998, wordt het laatste lid opgeheven.

Art. 29.In artikel 36 van dezelfde wetten, vervangen bij het koninklijk besluit nr. 133 van 30 december 1982, wordt vóór het eerste lid het volgende lid ingevoegd : « Wanneer een ziekte van de in artikel 30 bedoelde lijst wordt geschrapt, of wanneer de omschrijving ervan wordt gewijzigd, behoudt de getroffene zijn rechten op schadeloosstelling, onverminderd alle andere bepalingen betreffende de vergoeding van de uit beroepsziekten voortvloeiende schade. De Koning kan evenwel bepalen dat het overlijden of de verergering van de schade ingevolge de ziekte die van de genoemde lijst werd geschrapt of waarvan de omschrijving werd gewijzigd, geen aanleiding geeft tot betaling van de vergoedingen ingevolge overlijden of tot herziening van reeds toegekende vergoedingen ingevolge blijvende arbeidsongeschiktheid. »

Art. 30.In artikel 37 van dezelfde wetten, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 133 van 30 december 1982 en bij de wetten van 20 juli 1991, 4 mei 1999 en 27 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 2.De persoon die instemt met het voorstel tot tijdelijke stopzetting en die een aangepaste arbeid uitoefent, heeft recht op de bij artikel 34bis bepaalde vergoedingen. Ingeval hem geen aangepast werk kan worden aangeboden, heeft hij recht op de bij artikel 34 bepaalde vergoedingen; »; 2° § 3, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « De persoon die instemt met het voorstel voor een definitieve stopzetting, kan, indien hij niet voldoet aan de eisen die gesteld worden bij de regelgeving van de gemeenschappen, het Waals Gewest of de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de sociale reclassering van personen met een handicap, van een beroepsherscholing genieten ten laste van het Fonds voor de beroepsziekten;». 3° § 4, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 4.Voor de persoon die een beroepsherscholing volgt hetzij ten laste van het Fonds voor de beroepsziekten, hetzij in het raam van de regelgeving van de gemeenschappen, het Waals Gewest of de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de sociale reclassering van personen met een handicap, gaat de in § 3 bedoelde periode van negentig dagen in daags na de dag waarop die herscholing een einde neemt. »

Art. 31.Artikel 41 van dezelfde wetten, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 133 van 30 december 1982 en bij de wetten van 1 augustus 1985 en 29 april 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 41.Het Fonds voor de beroepsziekten betaalt het aandeel terug van de met beroepsziekten verband houdende kosten voor geneeskundige verzorging, prothesen en orthopedische toestellen die, volgens de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en na de krachtens deze laatste wet toegekende tegemoetkoming, ten laste zijn van de persoon die getroffen of bedreigd wordt door een beroepsziekte. De Koning kan na advies van de Wetenschappelijke Raad en van het Beheerscomité, een specifieke nomenclatuur opstellen voor geneeskundige verstrekkingen en voor prothesen en orthopedische toestellen waarin niet voorzien is bij bovengemelde wet.

Onverminderd het recht van vrije keuze van geneesheer of verzorgingsinstelling, mag de geneesheer van het Fonds de medische behandeling volgen en, zowel op het stuk van diagnose als op het stuk van therapie, alle nuttige inlichtingen aan de door de werknemer gekozen geneesheer mededelen.

De vergoedingen wegens medische, heelkundige, farmaceutische en verplegingskosten, alsook de kosten voor het gebruik van prothesen en orthopedische toestellen mogen worden betaald aan diegenen die de lasten ervan op zich hebben genomen.

De personen aan wie deze kosten zijn verschuldigd hebben een rechtstreekse vordering tegen het Fonds voor de beroepsziekten.

De in het eerste lid bedoelde geneeskundige verzorging wordt door het Fonds voor de beroepsziekten toegekend ten vroegste vanaf honderdtwintig dagen vóór de datum van de indiening van de aanvraag, op voorwaarde dat deze ontvankelijk is.

Indien de aanvraag het voorwerp uitmaakt van een beslissing tot verwerping, wordt de toekenning van de geneeskundige verzorging stopgezet op de datum van de betekening van de beslissing tot verwerping. »

Art. 32.Artikel 43, eerste lid van dezelfde wetten wordt vervangen als volgt : « De ingevolge deze wetten aan de getroffenen of aan hun rechthebbenden verschuldigde vergoedingen zijn slechts vatbaar voor afstand of beslag, onder de voorwaarden bepaald in het Gerechtelijk Wetboek. »

Art. 33.In artikel 44 van dezelfde wetten, vervangen bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 november 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de plaats van § 1 die § 2 wordt, wordt een nieuwe § 1 ingevoegd, luidende : « § 1 De Koning bepaalt in welke gevallen en onder welke voorwaarden het Fonds voor de beroepsziekten geheel of gedeeltelijk kan afzien van de terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen.»; 2° de vroegere § 2 wordt § 3;

Art. 34.In artikel 48 van dezelfde wetten worden de woorden « Technische Raad » vervangen door de woorden « Wetenschappelijke Raad ».

Art. 35.Artikel 48bis van dezelfde wetten, ingevoegd bij de wet van 1 augustus 1985, wordt opgeheven.

Art. 36.In artikel 49 van dezelfde wetten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 maart 1978, 22 april 1985 en 10 juni 2001 en bij de programmawet van 9 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt opgeheven;2° het vroegere vierde lid, dat het derde lid is geworden, wordt vervangen als volgt : « Voor de toepassing van het eerste lid, dient het artikel 34, eerste lid, van hoofdstuk II, afdeling 4, van de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen vervangen te worden door de woorden : « Onder basisloon wordt verstaan het loon waarop de werknemer, in de functie waarin hij is tewerkgesteld in de onderneming, recht heeft voor de periode van de vier volle trimesters die de aanvraag voorafgaan »;de woorden « het ongeval » in artikel 38 van genoemde afdeling dienen vervangen te worden door de woorden « de beroepsziekte. »

Art. 37.In artikel 52 van dezelfde wetten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 december 1982, bij de wetten van 1 augustus 1985, 29 april 1996 en 24 februari 2003 en bij de programmawet van 24 december 2002, worden de woorden « Technische Raad » vervangen door de woorden « Wetenschappelijke Raad ».

Art. 38.In artikel 53 van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wetten van 12 mei 1971, 29 december 1990, 30 december 1992, 29 april 1996 en 6 april 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « 44, § 2 » worden vervangen door de woorden « 44, § 3 »;2° de woorden « les dépenses sont entièrement mises à charge » worden in de franse tekst vervangen door de woorden « les dépens sont entièrement mis à charge ».

Art. 39.In hoofdstuk VI van dezelfde wetten wordt een afdeling 1 ingevoegd met het volgende opschrift, die de artikelen 61 tot 61bis omvat, luidende : « Afdeling 1 : Aangifte van beroepsziekten ».

Art. 40.In artikel 61 van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1973, worden de woorden « arbeidsgeneesheer » en « geneesheer-adviseur van het Fonds voor de beroepsziekten » respectievelijk vervangen door de woorden « preventieadviseur-arbeidsgeneesheer » en « geneesheer van het Fonds voor de beroepsziekten ».

Art. 41.Een artikel 61bis wordt ingevoegd in dezelfde wetten, luidende : «

Art. 61bis.Met het oog op de voorkoming van beroepsziekten, licht de geneesheer van het Fonds voor de beroepsziekten de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer in over het gevolg dat aan zijn aangifte werd gegeven. »

Art. 42.In hoofdstuk VI van dezelfde wetten wordt een afdeling 2 ingevoegd met het volgende opschrift, die de artikelen 62 tot 62ter omvat, luidende : « Afdeling 2. Voorkoming van beroepsziekten ».

Art. 43.Artikel 62 van dezelfde wetten wordt vervangen als volgt : «

Art. 62.Wanneer kan worden aangetoond dat de kosten van een preventieve actie ter voorkoming van beroepsziekten geheel of gedeeltelijk gecompenseerd kunnen worden door een vermindering van de uitgaven voor schadevergoeding, kan het Beheerscomité beslissen die kosten geheel of gedeeltelijk ten laste te nemen. »

Art. 44.Een artikel 62bis wordt ingevoegd in dezelfde wetten, luidende : «

Art. 62bis.§ 1. Het Fonds kan bijdragen tot de voorkoming van beroepsziekten door maatregelen te bekostigen ten voordele van personen die getroffen zijn door een arbeidsgerelateerde ziekte.

Arbeidsgerelateerde ziekten zijn ziekten die in de artikelen 30 en 30bis niet bedoeld worden en die, volgens algemeen aanvaarde medische inzichten, mede kunnen veroorzaakt worden door een blootstelling aan een schadelijke invloed die inherent is aan de beroepsuitoefening en die groter is dan de blootstelling van de bevolking in het algemeen, zonder dat deze blootstelling in groepen van blootgestelde personen de overwegende oorzaak van de ziekte vormt. § 2. De Koning bepaalt, op voorstel van het Beheerscomité en na advies van de Wetenschappelijke Raad, voor elke arbeidsgerelateerde ziekte die Hij aanwijst, de maatregelen die het Fonds bekostigt alsook de voorwaarden waaronder en de wijze waarop dit gebeurt.

Deze maatregelen hebben betrekking op één of meer van de volgende posten : 1° de kosten voor geneeskundige verzorging, inbegrepen de prothesen en orthopedische apparaten;2° de erkenning van het recht op de in artikel 37, §§ 3 en 4, bedoelde voordelen ten gunste van de door een arbeidsgerelateerde ziekte getroffen persoon die instemt met een voorstel tot definitieve stopzetting van de schadelijke beroepsactiviteit;3° andere maatregelen ter bevordering van de revalidatie en de reïntegratie in het arbeidsmilieu van de door een arbeidsgerelateerde ziekte getroffen persoon;4° het toekennen van het in artikel 41bis bedoelde voordeel voor de dagen waarop de getroffene op verzoek van het Fonds de arbeid onderbreekt met het oog op een onderzoek in verband met een arbeidsgerelateerde ziekte of ter voorkoming van een dergelijke ziekte. § 3. De kosten voor geneeskundige verzorging, bedoeld in § 2, 1°, die te maken hebben met de arbeidsgerelateerde ziekte, worden door het Fonds terugbetaald onder de voorwaarden bepaald in artikel 41, eerste tot vierde lid, voor de kosten die te maken hebben met een beroepsziekte.

De Koning kan het recht op terugbetaling van de in het vorige lid bedoelde kosten voor geneeskundige verzorging in de tijd begrenzen of beperken tot welbepaalde verstrekkingen uit de nomenclatuur van geneeskundige verstrekkingen, die opgesteld is krachtens de verplichte regeling voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. § 4. De Koning kan op grond van § 2, 2°, het Fonds machtigen aan een door een arbeidsgerelateerde ziekte getroffen persoon voor te stellen de schadelijke beroepsactiviteit definitief stop te zetten, wanneer het voortzetten van deze beroepsactiviteit de ziekte met grote waarschijnlijkheid zal verergeren. § 5. De Koning kan het Fonds machtigen voor elke arbeidsgerelateerde ziekte de nodige initiatieven te nemen met het oog op de realisatie van de in § 2, 3°, doelstellingen. Deze initiatieven kunnen omvatten : 1° de terugbetaling van de individuele voorzieningen die verstrekt worden door de organisaties of instellingen welke belast zijn met revalidatie en reïntegratie in het arbeidsmilieu van een persoon die getroffen is door een arbeidsgebonden ziekte, indien voor deze voorzieningen geen tegemoetkoming van de verplichte regeling voor geneeskundige verzorging en uitkeringen wordt toegekend;2° de organisatie van een samenwerking tussen het Fonds, andere instellingen van sociale zekerheid, de werkgever, de preventie-adviseurs van de werkgever en alle andere personen en instanties wier medewerking kan bijdragen tot het bereiken van de voormelde doelstellingen;3° het stimuleren van het wetenschappelijk onderzoek en van de verspreiding van de kennis met betrekking tot de revalidatie en de reïntegratie in het arbeidsmilieu van de door een arbeidsgerelateerde ziekte getroffen persoon. § 6. De Koning kan bepalen dat de maatregelen die het Fonds bekostigt ten voordele van door een bepaalde arbeidsgerelateerde ziekte getroffen personen, eveneens worden bekostigd ten voordele van personen die getroffen zijn door de beroepsziekten die Hij aanwijst.

Evenwel kan er geen tweemaal schadeloosstelling worden verleend voor dezelfde schade. ». HOOFDSTUK II. - Bepalingen inzake arbeidsongevallen

Art. 45.Artikel 8, § 1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 wordt aangevuld met een 4°, luidende « 4° zich aanmeldt bij de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer voor een bezoek vóór de werkhervatting in het kader van het gezondheidstoezicht op de werknemers; dat bezoek kan vóór de werkelijke werkhervatting gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid plaatshebben. ».

Art. 46.In artikel 13 van dezelfde wet, vervangen door de wet van 29 april 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden de woorden « zo hun afstamming vaststaat » vervangen door de woorden « indien ze geboren of verwekt zijn »;2° § 5 wordt opgeheven.

Art. 47.In artikel 15, § 1, van dezelfde wet, vervangen door de wet van 29 april 1996, wordt het vierde lid opgeheven.

Art. 48.In dezelfde wet wordt een artikel 17bis ingevoegd, luidende : «

Art. 17bis.Zo de afstamming vastgesteld wordt na het overlijden van de getroffene en indien deze afstamming een invloed heeft op de rechten van andere rechthebbenden, heeft ze pas uitwerking voor de toepassing van deze afdeling vanaf de dag waarop de definitieve beslissing die de afstamming vaststelt, aan de verzekeringsonderneming wordt betekend.

Indien de rechten van andere rechthebbenden door een overeenkomst of een gerechtelijke beslissing werden vastgesteld, wordt de wijziging van deze rechten door een nieuwe overeenkomst of door een nieuwe gerechtelijke beslissing vastgesteld. »

Art. 49.In artikel 24, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr 285 van 31 maart 1984 en bij de wetten van 22 december 1989, 29 december 1990, 12 augustus 2000, 10 augustus 2001 en 24 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vierde lid, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, wordt vervangen als volgt; « Indien de toestand van de getroffene volstrekt de geregelde hulp van een ander persoon vergt, kan hij aanspraak maken op een bijkomende jaarlijkse vergoeding, die vastgesteld wordt in functie van de noodzakelijkheid van deze hulp op basis van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimumloon zoals het op het ogenblik dat de ongeschiktheid een bestendig karakter vertoont, is vastgesteld bij een collectieve arbeidsovereenkomst die afgesloten is in de Nationale Arbeidsraad voor een voltijdse werknemer die minstens eenentwintig en een half jaar ous is en die ten minste zes maanden anciënniteit heeft in de onderneming die hem tewerkstelt. » 2° tussen het vijfde en het zesde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « Als het gebruik van een prothese of een orthopedisch toestel dat ten laste genomen wordt door de verzekeringsonderneming en waarin niet voorzien werd op het ogenblik van de regeling van het arbeidsongeval, een weerslag heeft op de graad van behoefte aan de geregelde hulp van een ander persoon, kan deze graad herzien worden door een overeenkomst tussen partijen of door een in kracht van gewijsde gegane beslissing, zelfs na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 72.»

Art. 50.Aan artikel 24bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij de wetten van 12 augustus 2000 en 10 augustus 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid wordt het woord « zesde » vervangen door het woord « zevende »;2° een derde lid wordt toegevoegd, luidende : « Voor arbeidsongevallen die vóór 1 januari 1988 zijn overkomen, in geval van tenlasteneming door het Fonds, na het verstrijken van de in artikel 72 bedoelde termijn, van een prothese of een orthopedisch toestel waarin niet voorzien is op het ogenblik van de regeling van het arbeidsongeval en waarvan het gebruik een weerslag heeft op de graad van behoefte aan de geregelde hulp van een derde persoon, wordt het recht van de getroffene op de indexaanpassingen en bijslagen ten laste van het Fonds overeenkomstig de door de Koning bepaalde voorwaarden berekend in functie van deze weerslag.»

Art. 51.In artikel 27bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1987 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 december 1996 en bij de wet van 22 december 2003 wordt tussen het vierde en het vijfde lid het volgende lid ingevoegd : « In afwijking van het eerste en het tweede lid volgen de jaarlijkse vergoeding en de in artikel 24, vierde lid, bedoelde rente, de indexaanpassingen en de aanpassingen van het gewaarborgd gemiddeld maandelijks minimumloon, zoals die voortvloeien uit de in voormeld artikel bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst. »

Art. 52.In artikel 27ter van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 22 februari 1998, worden de woorden « , de aanpassingen » ingevoegd tussen de woorden « indexatie » en de woorden « en de bijslagen ».

Art. 53.In dezelfde wet wordt een artikel 45quinquies ingevoegd luidend als volgt : «

Art. 45quinquies.Mits de schuldenaar te goeder trouw is, ziet de verzekeringsonderneming af van de ten onrechte betaalde bedragen in de door de Koning bepaalde behartenswaardige gevallen of categorieën van gevallen. ».

Art. 54.Artikel 49bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 december 1992, wordt vervangen als volgt : «

Art. 49bis.Wanneer, met uitsluiting van het risico voor de ongevallen op de weg naar of van het werk, gedurende de observatieperiode de frequentie en de ernst van de ongevallen de grens overschrijden, wordt het verzekerd risico als een onevenredig verzwaard risico beschouwd, hierna « verzwaard risico » genoemd.

Het Fonds voor Arbeidsongevallen stelt het verzwaarde risico vast en brengt dit ter kennis van de betrokken verzekeringsonderneming. De verzekeringsonderneming brengt dit ter kennis van de werkgever en int onmiddellijk en zonder tussenpersoon ten laste van deze werkgever een forfaitaire preventiecontributie.

De werkgever die de forfaitaire preventiecontributie niet binnen een maand stort, is een opslag, die niet meer dan 10 % van het verschuldigd bedrag mag bedragen, en een verwijlintrest, gelijk aan de wettelijke rentevoet, verschuldigd.

De verzekeringsonderneming wendt de forfaitaire preventiecontributie aan voor de voorkoming van arbeidsongevallen bij de betrokken werkgever.

De verzekeringsonderneming brengt bij het Fonds voor Arbeidsongevallen verslag uit over de voorgestelde preventiemaatregelen alsook over de naleving door de betrokken werkgever van de genoemde maatregelen en over zijn medewerking. Een verslag hierover wordt voorgelegd aan het beheerscomité van het Fonds na advies van het Technisch comité voor de preventie. Het Fonds stelt de informatie ter beschikking van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

De Koning bepaalt, op voordracht van de ministers die de arbeidsongevallen en de verzekeringsovereenkomsten onder hun bevoegdheid hebben en bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad : 1° de in het eerste lid bedoelde frequentie, ernst, grens, die niet minder mag bedragen dan vijfmaal de gemiddelde ernst en frequentie, en de duur van de observatieperiode; 2° de berekening, de periode van aanrekening en de wijze van toepassing van de forfaitaire preventiecontributie, die niet minder mag bedragen dan 3.000 euro en niet meer dan 15.000 euro. Deze bedragen worden gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen op de door de Koning bepaalde wijze; 3° voor welke ondernemingen, rekening houdend met een minimum aantal arbeidsongevallen die overkomen zijn tijdens de observatieperiode, de forfaitaire preventiecontributie kan geïnd worden 4° de nadere regels voor de vaststelling en de kennisgeving aan de verzekeringsonderneming door het Fonds voor Arbeidsongevallen, alsook voor de rapportering aan het Fonds voor Arbeidsongevallen;5° de nadere regels voor de kennisgeving van het verzwaard risico aan de werkgever;6° de nadere regels van kennisgeving van de voorgestelde preventiemaatregelen aan de werkgever, de interne of de externe preventieadviseurs en, naargelang van het geval, het comité voor preventie en bescherming op het werk, de syndicale afvaardiging of de werknemers zoals bedoeld in hoofdstuk VIII van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;7° het bedrag en de toepassingsvoorwaarden van de in het derde lid bedoelde opslag.».

Art. 55.In dezelfde wet wordt een artikel 49ter ingevoegd, luidende : «

Art. 49ter.In afwijking van artikel 49, tweede lid, wordt, wanneer het verzekerd risico als een verzwaard risico beschouwd wordt, de duur die de verzekeringsovereenkomst nog te lopen heeft op 1 januari die volgt op de kennisgeving aan de in artikel 49bis, tweede lid, bedoelde werkgever, van rechtswege gebracht op drie jaar. De stilzwijgende verlenging gebeurt op basis van de initiële duur van de overeenkomst.

Indien op 1 januari de werkgever verzekerd is bij een andere verzekeringsonderneming dan die waaraan het Fonds kennis gegeven heeft van het verzwaard risico, neemt deze onderneming volgens de door de Koning bepaalde nadere regels de rechten en plichten in verband met het verzwaard risico over.

In afwijking van de artikelen 30, eerste lid, en 31, § 1, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst kan, vanaf de in artikel 49bis, tweede lid, bedoelde kennisgeving door het Fonds en tot het einde van de periode van verlenging van rechtswege, deze overeenkomst niet het voorwerp zijn van een verzet tegen de stilzwijgende verlenging, noch opgezegd worden wegens het zich voordoen van een schadegeval.

Ten minste drie maanden voor het einde van het derde jaar van de verlenging van rechtswege kan de verzekeringsonderneming, overeenkomstig de bij de artikelen 29 en 30 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst bepaalde nadere regels, de overeenkomst opzeggen of een herziening van de premievoet voorstellen, zelfs als er tijdens deze periode een nieuwe kennisgeving van een verzwaard risico is geweest.

De verzekeringsonderneming stelt de werkgever in kennis van alle gevolgen die de toepassing van het artikel heeft op zijn contractuele verplichtingen. ».

Art. 56.Artikel 53 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 10 augustus 2001, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 53.De verzekeringsondernemingen houden voor de activiteiten bedoeld in artikel 58, § 1, 9°, een afzonderlijk beheer volgens de door de Koning bepaalde regels. Zij brengen daarover, op de wijze en onder de voorwaarden die de Koning bepaalt, verslag uit aan het Fonds voor Arbeidsongevallen ».

Art. 57.Artikel 58, § 1, 14°, van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 29 april 1996, wordt hersteld in de volgende lezing : « 14° de in artikel 49bis bedoelde verzwaarde risico's vast te stellen; ».

Art. 58.Artikel 58quater, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt opgeheven.

Art. 59.Artikel 60bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 december 1976, vervangen bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij de wetten van 29 april 1996 en 24 december 1999, wordt vervangen als volgt : «

Art. 60bis.§ 1. Het Fonds voor Arbeidsongevallen kan ten onrechte betaalde uitkeringen slechts terugvorderen in de gevallen en onder de voorwaarden die bedoeld worden in artikel 17 van de wet van 10 april 1995 tot invoering van het handvest van de sociaal verzekerde.

De beslissing tot terugvordering wordt per aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de getroffene of de rechthebbende. Deze beschikt over een termijn van drie maanden vanaf de derde dag volgend op het ter post neerleggen van het aangetekend schrijven om de beslissing te betwisten voor de bevoegde arbeidsrechtbank.

De beslissing tot terugvordering kan slechts uitgevoerd worden na het verstrijken van deze termijn. Het ter post neerleggen van het aangetekend schrijven alsmede alle daden van invordering stuiten de verjaring.

De Koning bepaalt de vermeldingen die het in het tweede lid bedoelde aangetekend schrijven moet bevatten, bij gebreke waarvan de in het tweede lid bedoelde termijn niet begint te lopen. § 2. De Koning bepaalt in welke gevallen en onder welke voorwaarden het Fonds voor Arbeidsongevallen geheel of gedeeltelijk afziet van de terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen.

Wanneer de belanghebbende een aanvraag tot verzaking heeft ingediend wordt de terugvordering opgeschort tot het beheerscomité van het Fonds voor Arbeidsongevallen over deze aanvraag uitspraak heeft gedaan. § 3. Onverminderd zijn recht om voor de rechter te dagvaarden, kan het Fonds voor Arbeidsongevallen de ten onrechte uitbetaalde uitkeringen invorderen onder de voorwaarden en volgens de nadere regels die de Koning bepaalt. »

Art. 60.In artikel 63 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, vervangen bij de wet van 9 november 1983 en gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001 worden de woorden « de verzekeringsonderneming waarbij » vervangen door de woorden « de verzekeringsinstelling waarbij »;2° in § 2, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden « de verzekeringsonderneming, waarbij » vervangen door de woorden « de verzekeringsinstelling waarbij »;3° in § 2, tweede lid, vervangen bij de wet van 9 november 1983 en gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, wordt het woord « verzekeringsonderneming » vervangen door het woord « verzekeringsinstelling » door de woorden « door de verzekeringsinstelling »;4° in § 2, derde lid, tweede zin, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden « door de verzekeringsonderneming » vervangen door de woorden « door de verzekeringsinstelling »;5° in § 2, vierde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 1987 en de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden « eveneens de verzekeringsonderneming » vervangen door de woorden « eveneens de verzekeringsinstelling »;6° § 4, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 17 juli 1985 en de wet van 10 augustus 2001, wordt vervangen als volgt : « In geval van betwisting omtrent de aard of de graad van arbeidsongeschiktheid van de getroffene of omtrent de graad van behoefte aan de geregelde hulp van een ander persoon, is de verzekeringsonderneming verplicht de in de artikelen 22, 23, 23bis of 24 bedoelde dagelijkse of jaarlijkse vergoeding bij voorschot te betalen op grond van de door haar voorgestelde graad van blijvende ongeschiktheid of de graad van behoefte aan de geregelde hulp van een ander persoon.»

Art. 61.In artikel 69 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 29 april 1996 en 3 juli 2005, wordt tussen het tweede en het derde lid, een nieuw lid ingevoegd luidend als volgt : « De rechtsvordering tot betaling van de bij de artikelen 27bis, laatste lid, 27ter en 27quater bedoelde bijslagen verjaart na drie jaar vanaf de eerste dag volgend op de betalingsperiode waarop deze bijslagen betrekking hebben, voor zover de hoofdvordering tot betaling van de op deze periode betrekking hebbende vergoedingen niet is verjaard. Voor de bijslagen die toegekend worden op vergoedingen voor periodes die gelegen zijn voor de regeling van het arbeidsongeval bij een bekrachtigde overeenkomst of bij een in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing, of voor de in artikel 72 bedoelde herziening, vangt de verjaring aan op de datum van deze regeling of herziening. ».

Art. 62.In artikel 70 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1985, worden de woorden « of door een rechtsvordering tot vaststelling van afstamming » toegevoegd na de woorden « gesteund op een andere rechtsgrond. »

Art. 63.In artikel 72, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1985, het koninklijk besluit van 31 maart 1987 en de wet van 24 december 2002, worden de woorden « op zijn overlijden » vervangen door de woorden « van de noodzakelijkheid van de geregelde hulp van een ander persoon of op het overlijden van de getroffene ».

Art. 64.Artikel 87 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 29 april 1996 en gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : « De geneesheren-inspecteurs van de algemene directie toezicht op het welzijn op het werk van de federale overheidsdienst Arbeid, Werk en Sociaal Overleg oefenen het toezicht uit op de in artikel 29 bedoelde erkende medische diensten. »

Art. 65.In dezelfde wet wordt een artikel 88ter ingevoegd, luidende : «

Art. 88ter.De leden van het beheerscomité en van de technische comités van het Fonds voor Arbeidsongevallen, alsook de personen die krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling gemachtigd zijn om deel te nemen aan deze vergaderingen, de in artikel 87 bedoelde ambtenaren, alsook de personen die voorheen de bedoelde functies hebben uitgeoefend, zijn gebonden door het beroepsgeheim en mogen de vertrouwelijke informatie aangaande de verzekeringsondernemingen, waarvan zij kennis hebben gekregen in hoofde van hun functies, aan geen enkele persoon of autoriteit bekendmaken.

Onverminderd het eerste lid mag het Fonds voor Arbeidsongevallen vertrouwelijke informatie meedelen : 1° ingeval de mededeling van dergelijke informatie wordt voorgeschreven of toegestaan krachtens deze wet;2° tijdens een getuigenis in rechte in strafzaken;3° voor de aangifte van strafrechtelijke misdrijven bij de gerechtelijke autoriteiten;4° in het kader van administratieve of gerechtelijke beroepsprocedures tegen de handelingen of beslissingen van het Fonds voor Arbeidsongevallen;5° in beknopte of samengevoegde vorm, voor zover de individuele gegevens over de betrokken verzekeringsondernemingen niet kunnen worden geïdentificeerd.»

Art. 66.In dezelfde wet wordt een artikel 88quater ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 88quater . § 1. In afwijking van artikel 88ter heeft het Fonds voor Arbeidsongevallen het recht vertrouwelijke informatie over verzekeringsondernemingen mee te delen aan : 1° de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen;2° de instanties die betrokken zijn bij de vereffening en het faillissement van verzekeringsondernemingen of bij andere soortgelijke procedures;3° de instanties die belast zijn met het beheer van procedures van gedwongen vereffening van verzekeringsondernemingen of van waarborgfondsen;4° de personen die belast zijn met het wettelijk toezicht op de rekeningen van verzekeringsondernemingen. Het Fonds voor Arbeidsongevallen mag slechts vertrouwelijke informatie in uitvoering van het eerste lid meedelen als de ontvanger zich ertoe verbindt die enkel te gebruiken voor de uitoefening van zijn opdrachten en voor zover hij gebonden is door een beroepsgeheim dat gelijkwaardig is met datgene wat in artikel 88ter wordt bedoeld. § 2. In afwijking van artikel 88ter heeft het Fonds voor Arbeidsongevallen het recht vertrouwelijke informatie mee te delen aan : 1° de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de instanties die betrokken zijn bij de vereffening en het faillissement van verzekeringsondernemingen en bij andere soortgelijke procedures;2° de autoriteiten die belast zijn met het toezicht op de personen die belast zijn met de wettelijke controle van de jaarrekening van verzekeringsondernemingen en van andere financiële instellingen. Het Fonds voor Arbeidsongevallen mag slechts vertrouwelijke informatie in uitvoering van het eerste lid meedelen als de volgende voorwaarden zijn vervuld : 1° de ontvanger zal die informatie slechts gebruiken voor de uitoefening van zijn in het eerste lid omschreven toezichtopdracht of controletaak;2° de meegedeelde informatie valt onder een beroepsgeheim dat gelijkwaardig is met datgene wat in artikel 88ter wordt bedoeld.».

Art. 67.In artikel 91, § 2, eerste lid, 2°, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003 worden de woorden « de Controledienst » vervangen door de woorden « de Commissie ».

Art. 68.Artikel 91ter, § 3, van dezelfde wet, gewijzigd bij de programmawet van 24 december 2002, wordt vervangen als volgt : « § 3. De inbreuken op de artikelen 88ter en 88quater worden gestraft met de bij artikel 458 van het Strafwetboek bepaalde straffen. »

Art. 69.In artikel 19, eerste lid, van de wet van 16 december 1851 op de voorrechten en hypotheken worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het punt 4°bis, eerste onderdeel, ingevoegd bij de wet van 10 april 1971, wordt vervangen als volgt : « 4°bis.de schuldvordering van het Fonds voor Arbeidsongevallen voor de uitkeringen, bedragen en kapitalen die bedoeld worden in artikel 60, eerste lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. »; 2° in punt 4°nonies, ingevoegd bij de wet van 10 april 1971, worden de woorden « van de waarborg » ingevoegd tussen de woorden « de schorsing » en de woorden « van het verzekeringscontract.»

Art. 70.Artikel 1bis, § 1, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, vervangen bij de wet van 23 maart 1994 en gewijzigd bij de wetten van 30 maart 1994, 4 augustus 1996, 28 januari 1999, 26 maart 1999, 24 december 1999, 26 juni 2000 en 24 januari 2003, wordt aangevuld als volgt : « 12° van 250 tot 2 500 euro de werkgever die de verplichtingen in verband met de aangifte van een arbeidsongeval, zoals bepaald in en in uitvoering van artikel 62 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, heeft overtreden. » HOOFDSTUK III. Bepalingen inzake beroepsherinschakeling Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 71.Kunnen worden toegelaten tot een beroepsherinschakelingsprogramma, de personen die door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, worden aangewezen en die arbeidsongeschikt zijn met toepassing van : 1° de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;2° de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970;3° de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het geheel van maatregelen die deel kunnen uitmaken van een « beroepsherinscha-kelingsprogramma », evenals de voorwaarden waaronder en de wijze waarop een dergelijk programma verloopt.

De door de bevoegde gemeenschaps- of gewestoverheden tot stand gebrachte maatregelen inzake beroepsopleiding, beleid inzake mindervaliden of arbeidsbemiddeling kunnen door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, erkend worden als maatregelen die deel kunnen uitmaken van een « beroepsherinschakelingsprogramma ».

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen welke sociale uitkeringen behouden blijven in het kader van een beroepsherinschakelingsprogramma, in welke mate en voor welke periode.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, specifieke regels vastleggen inzake de cumulatie van de sociale uitkeringen gedurende een wedertewerkstellingsperiode.

Als het beroepsherinschakelingsprogramma mislukt, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, specifieke regels vastleggen betreffende de opening en het behoud van de sociale rechten. Afdeling 2. - Wijzigingen van de arbeidsongevallenwet van 10 april

1971

Art. 72.In de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 wordt een artikel 22bis ingevoegd, luidende : «

Art. 22bis.Onverminderd enig ander initiatief tot wedertewerkstelling heeft de getroffene, of de persoon die hij daartoe machtigt, gedurende de tijdelijke arbeidsongeschiktheid steeds het recht om een onderzoek bij de raadsgeneesheer van de verzekeringsonderneming aan te vragen teneinde zijn mogelijkheden tot wedertewerkstelling en zijn resterende capaciteiten te bepalen.

Wanneer de tijdelijke arbeidsongeschiktheid langer dan negentig al dan niet opeenvolgende kalenderdagen duurt, doet de raadsgeneesheer van de verzekeringsonderneming in elk onderzoeksverslag dat niet besluit tot genezenverklaring zonder blijvende arbeidsongeschiktheid of tot de vaststelling dat de ongeschiktheid een blijvend karakter vertoont, op gemotiveerde wijze uitspraak over de gedeeltelijke tijdelijke arbeidsongeschiktheid alsook over de resterende capaciteiten en de mogelijkheden van de getroffene om, desgevallend na maatregelen voor herstel van de arbeidsgeschiktheid, het werk te hervatten.

De Koning bepaalt de voorwaarden en nadere regels met betrekking tot de kennisgeving van het onderzoeksverslag van de raadsgeneesheer, alsook de vermeldingen die deze kennisgeving verplicht moet bevatten. »

Art. 73.In dezelfde wet wordt een artikel 22ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 22ter.Ingeval de tijdelijke arbeidsongeschiktheid gedeeltelijk is of wordt, kan de verzekeringsonderneming aan de werkgever vragen de mogelijkheid van een wedertewerkstelling te onderzoeken, hetzij in het beroep dat de getroffene voor het ongeval uitoefende, hetzij in een passend beroep dat voorlopig aan de getroffene kan worden opgedragen.

De wedertewerkstelling kan slechts gebeuren na een gunstig advies van de preventie-adviseur arbeidsgeneesheer in de gevallen waarin dit advies voorgeschreven wordt door de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en in de gevallen waarin de getroffene zichzelf niet geschikt acht om het werk te hervatten.

De bepalingen van dit artikel en van artikel 22bis zijn van overeenkomstige toepassing op het Fonds voor Arbeidsongevallen ten aanzien van de in artikel 25bis bedoelde getroffenen. »

Art. 74.Artikel 23 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 10 augustus 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 23.Wanneer de tijdelijke arbeidsongeschiktheid gedeeltelijk is of wordt, heeft de getroffene recht op de vergoedingen voor volledige tijdelijke arbeidsongeschiktheid, zolang hij niet is wedertewerkgesteld en de termijn van een aanbod tot wedertewerkstelling niet is verstreken. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder en de wijze waarop een aanbod van wedertewerkstelling wordt gedaan.

De vergoedingen voor volledige tijdelijke arbeidsongeschiktheid zijn eveneens verschuldigd gedurende alle periodes die nodig zijn voor de aanschaf, de ingebruikneming, het herstel en het onderhoud van de prothesen en orthopedische toestellen en gedurende alle periodes die nodig zijn voor de implementering van de maatregelen tot herstel van de arbeidsgeschiktheid, waarmee de verzekeringsonderneming heeft ingestemd.

De Koning bepaalt, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de vergoeding waarop de getroffene die het werk hervat, recht heeft, zonder dat die vergoeding minder mag bedragen dan het verschil tussen het verdiende loon ingevolge de wedertewerkstelling en de vergoedingen voor volledige tijdelijke arbeidsongeschiktheid.

De Koning bepaalt, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de vergoeding waarop de getroffene recht heeft in de gevallen waarin de wedertewerkstelling buiten de wil om van de getroffene wordt geschorst of stopgezet en houdt daarbij rekening met de de verplichting tot doorbetaling van het loon en met de gebeurlijke tussenkomst in het loonverlies op basis van andere socialezekerheidsregelingen.

De getroffene die zonder geldige reden de hem aangeboden wedertewerkstelling of professionele revalidatie en herscholing weigert of voortijdig verlaat heeft recht op een vergoeding die overeenstemt met zijn graad van ongeschiktheid, die berekend wordt naar zijn arbeidsmogelijkheden in zijn oorspronkelijk of nieuw aangeboden beroep. »

Art. 75.In artikel 25, tweede lid, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « en professionele » worden geschrapt;2° in de Franse tekst van artikel 25, tweede lid, wordt tussen de woorden « empêche » en « totalement » het woord « temporairement » ingevoegd.».

Art. 76.Het opschrift van Afdeling 3 van Hoofdstuk II van dezelfde wet wordt vervangen door een nieuw opschrift, luidend als volgt : « Afdeling 3. Kosten van geneeskundige verzorging, professionele

revalidatie, herscholing en verplaatsing ».

Art. 77.In dezelfde wet wordt een artikel 32bis ingevoegd, luidende : «

Art. 32bis.De verzekeringsonderneming neemt de kosten van professionele revalidatie en herscholing ten laste, waarvan zij en de getroffene de noodzakelijkheid als gevolg van het arbeidsongeval erkennen. Zij neemt de kosten ten laste als de erkenning gebeurt op een datum die de datum van de in artikel 24, eerste lid, bedoelde genezenverklaring zonder blijvende arbeidsongeschiktheid voorafgaat of op de datum waarop de ongeschiktheid een bestendig karakter vertoont als bedoeld in artikel 24, tweede lid.

De Koning bepaalt de kosten van professionele revalidatie en herscholing die voor tenlasteneming in aanmerking komen, de voorwaarden waaronder de verzekeringsonderneming en de getroffene hun akkoord verlenen, en de tarieven op basis waarvan de kosten worden ten laste genomen.

De machtiging die dit artikel aan de Koning toekent, verstrijkt twee jaar na de bekendmaking van de wet van 13 juli 2006 houdende diverse bepalingen inzake beroepsziekten en arbeidsongevallen en inzake beroepsherinschakeling.

De besluiten die zijn genomen ter uitvoering van deze machtiging houden op uitwerking te hebben indien ze niet bekrachtigd zijn bij de wet binnen twaalf maanden na de datum van hun inwerkingtreding. »

Art. 78.In artikel 73 van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 10 augustus 2001, worden de woorden « de medische, farmaceutische, heelkundige en verplegingskosten » vervangen door de woorden « de kosten van geneeskundige verzorging, professionele revalidatie, herscholing en verplaatsing ».

Art. 79.In artikel 77bis, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 1 augustus 1985, worden de woorden « De geneeskundige, heelkundige, farmaceutische en verplegingskosten, alsmede de verplaatsingskosten » vervangen door de woorden « De kosten van geneeskundige verzorging, professionele revalidatie, herscholing en verplaatsing. ». Afdeling 3. - Wijzigingen van de wetten betreffende de

schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970

Art. 80.Het artikel 34 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, vervangen door het koninklijk besluit nr. 133 van 30 december 1982, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Wanneer de ziekte een tijdelijke en algehele arbeidsongeschiktheid veroorzaakt, heeft de getroffene, vanaf de dag die volgt op het begin van die arbeidsongeschiktheid, recht op een dagelijkse vergoeding die gelijk is aan 90 pct van het gemiddelde dagbedrag.

Ingeval de tijdelijke ongeschiktheid gedeeltelijk is of wordt, kan de geneesheer van het Fonds, op voorstel van de getroffene of van de persoon die hij daartoe machtigt, aan de werkgever vragen de mogelijkheid van een wedertewerkstelling te onderzoeken, hetzij in het beroep dat de getroffene uitoefende, hetzij in een passend beroep dat voorlopig aan de getroffene kan worden opgedragen. De wedertewerkstelling kan slechts gebeuren na een gunstig advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, wanneer dit advies voorgeschreven wordt door het Wetboek over het welzijn op het werk of wanneer de getroffene zichzelf niet geschikt acht om het werk te hervatten.

Wanneer de gedeeltelijke wedertewerkstelling effectief is, is de vergoeding voor de tijdelijke ongeschiktheid proportioneel met de graad van ongeschiktheid die nog bestaat.

Ingeval de ziekte een tijdelijke volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid veroorzaakt, heeft de getroffene recht op de bij de voorgaande leden bepaalde vergoedingen op voorwaarde dat de tijdelijke ongeschiktheid ten minste vijftien dagen duurt.

De vergoeding die toegekend wordt omwille van volledige of gedeeltelijke tijdelijke ongeschiktheid kan ten vroegste driehonderdvijfenzestig dagen voor de datum van de aanvraag ingaan. »

Art. 81.In dezelfde gecoördineerde wetten wordt een artikel 42bis ingevoegd, luidende : «

Art. 42bis.Wanneer een getroffene in het kader van een beroepsherinschakelingsprogramma als bedoeld in hoofdstuk III van de wet van 13 juli 2006 houdende diverse bepalingen inzake beroepsziekten en arbeidsongevallen en inzake beroepsherinschakeling, een wedertewerkstellingsaanvraag indient, is deze het voorwerp van een registratie en een opvolging volgens de regels die de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepaalt.

Een beroepsherinschakeling zoals bedoeld in hoofdstuk III van de voormelde wet mag geen invloed hebben op de vaststelling van de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid ». Afdeling 4. - Wijzigingen van de wet betreffende de verplichte

verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

Art. 82.In artikel 22, 6°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, vervangen bij de wet van 25 januari 1999, worden de woorden « revalidatie- en herscholingsinrichtingen » vervangen door de woorden « revalidatie-inrichtingen ».

Art. 83.In artikel 23 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999, worden de woorden « en herscholing » geschrapt;2° in § 1, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 24 december 1999, worden de woorden « en herscholing » geschrapt;3° § 2, derde lid, wordt opgeheven;4° in § 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 1997 en de wet van 25 januari 1999, worden de woorden « revalidatie- en herscholingsinrichtingen » vervangen door de woorden « revalidatie-inrichtingen ».

Art. 84.In artikel 34 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 8° wordt opgeheven;2° in het eerste lid van 10°, gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, worden de woorden « revalidatie- en herscholingsverstrekkingen » vervangen door de woorden « revalidatieverstrekkingen ».

Art. 85.In artikel 82, eerste lid, 3°, van dezelfde wet worden de woorden « of herscholing » geschrapt.

Art. 86.Artikel 100, § 1, derde lid, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder en de termijn binnen welke de arbeidsongeschiktheid opnieuw geëvalueerd wordt na een programma van beroepsherscholing. »

Art. 87.Artikel 106 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : « De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder financiële voordelen toegekend kunnen worden aan de gerechtigde die een programma van beroepsherscholing doorlopen heeft, evenals het bedrag van deze voordelen.

De machtiging die dit artikel aan de Koning toekent, verstrijkt twee jaar na de bekendmaking van de wet van 13 juli 2006 houdende diverse bepalingen inzake beroepsziekten en arbeidsongevallen en inzake beroepsherinschakeling.

De besluiten die zijn genomen ter uitvoering van deze machtiging houden op uitwerking te hebben indien ze niet bekrachtigd zijn bij de wet binnen twaalf maanden na de datum van hun inwerkingtreding. »

Art. 88.In titel IV, Hoofdstuk III, van dezelfde wet, wordt een afdeling Vbis ingevoegd, die het artikel 109bis omvat, luidende : « Afdeling Vbis. Beroepsherscholing

Art. 109bis.De Geneeskundige raad voor invaliditeit heeft tot taak de tenlasteneming door de uitkeringsverzekering van de programma's inzake beroepsherscholing ten gunste van de rechthebbenden van de uitkeringsverzekering toe te staan. De voorwaarden waaronder die taak kan worden vervuld door de in artikel 153 bedoelde adviserend geneesheren worden bepaald door de Koning.

De Koning bepaalt de tegemoetkomingen inzake beroepsherscholing alsook de voorwaarden waaronder en de nadere regels volgens welke deze programma's ten laste worden genomen.

De Koning bepaalt eveneens de nadere regels volgens welke de kosten die aan de effectieve integratie van de gerechtigde in een programma van beroepsherscholing verbonden zijn, ten laste worden genomen.

De machtiging die dit artikel aan de Koning toekent, verstrijkt twee jaar na de bekendmaking van de wet van 13 juli 2006 houdende diverse bepalingen inzake beroepsziekten en arbeidsongevallen en inzake beroepsherinschakeling.

De besluiten die zijn genomen ter uitvoering van deze machtiging houden op uitwerking te hebben indien ze niet bekrachtigd zijn bij de wet binnen twaalf maanden na de datum van hun inwerkingtreding. »

Art. 89.In artikel 153 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 1997 en bij de wetten van 20 december 1995, 24 december 1999, 22 augustus 2002 en 24 december 2002, wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : « De adviserend geneesheren hebben eveneens tot taak toe te zien op de socio-professionele reïntegratie van de gerechtigden in arbeidsongeschiktheid. Hiertoe nemen zij alle nuttige maatregelen en contacteren zij, met het akkoord van de gerechtigde, elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die kan bijdragen tot de beroepsherinschakeling van de betrokkene. De adviserend geneesheer neemt deel aan het in artikel 109bis bedoelde traject van beroepsherscholing, onder de door de Koning bepaalde voorwaarden. » Afdeling 5. - Slotbepalingen

Art. 90.De machtiging die artikel 71 aan de Koning toekent, verstrijkt twee jaar na de bekendmaking van deze wet.

De besluiten die zijn genomen ter uitvoering van deze machtiging houden op uitwerking te hebben indien ze niet bekrachtigd zijn bij de wet binnen twaalf maanden na de datum van hun inwerkingtreding. HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding

Art. 91.Deze wet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van : 1° artikel 44 dat in werking treedt op de datum bepaald door de Koning op voorstel van het Beheerscomité van het Fonds voor beroepsziekten;2° de artikelen 45, 54, 55, 57 en 70, die in werking treden op de door de Koning te bepalen datum;3° artikel 60, 1° tot 5°, die uitwerking heeft met ingang van 17 september 2001;4° artikel 67 die uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2004;5° hoofdstuk III, waarvan elke afdeling in werking treedt op de door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, te bepalen datum. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel op 13 juli 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE Met 's Lands zegel gezegeld : Voor de Minister van Justitie, afwezig, De Minister van Defensie, A. FLAHAUT _______ Nota (1) Zitting 2003-2006 Kamer van volksvertegenwoordigers : Stukken.- Wetsontwerp, nr. 51-1334/1. - Amendementen, nr. 51-1334/2 en 3. - Verslag, nr. 51-1334/4. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 51-1334/5. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 51-1334/6.

Integraal verslag. - Bespreking en stemming. Zitting van 8 juni 2006.

Senaat : Stuk. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, nr. 3-1739/1.

^