Etaamb.openjustice.be
Wet van 15 december 2008
gepubliceerd op 23 januari 2009

Wet betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het raam van maatregelen tot verwijdering door de lucht

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2009000017
pub.
23/01/2009
prom.
15/12/2008
ELI
eli/wet/2008/12/15/2009000017/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

15 DECEMBER 2008. - Wet betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het raam van maatregelen tot verwijdering door de lucht


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.§ 1. Deze wet voorziet in de omzetting van Richtlijn 2003/110/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het raam van maatregelen tot verwijdering door de lucht. § 2. In deze wet wordt verstaan onder : 1° « lidstaat » : een lidstaat van de Europese Unie - met uitzondering van Groot-Brittannië en Ierland - alsmede de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen;2° « onderdaan van een derde land » : eenieder die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie, de Republiek IJsland of het Koninkrijk Noorwegen is;3° « verzoekende lidstaat » : de lidstaat die een verwijderingsbesluit ten aanzien van een onderdaan van een derde land ten uitvoer legt en om doorgeleiding via een transitluchthaven op het Belgische grondgebied verzoekt;4° « begeleider » : iedere persoon van een verzoekende lidstaat die belast is met de begeleiding van de onderdaan van een derde land, met inbegrip van de personen die belast zijn met de medische verzorging en de tolken;5° « doorgeleiding door de lucht » : de voor de verwijdering door de lucht vereiste passage van de onderdaan van een derde land en in voorkomend geval van de begeleiders door de zone van een luchthaven op het Belgische grondgebied;6° « federale politie » : de voor de grenscontrole bevoegde dienst van de luchtvaartpolitie van de directie van de politie van de verbindingswegen van de federale politie;7° « de Minister » : de Minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

Art. 3.De schriftelijke aanvragen tot doorgeleiding door de lucht en tot de daarmee verbonden bijstandsmaatregelen, uitgaande van een lidstaat die een onderdaan van een derde land wenst te verwijderen en die om aanvaardbare praktische redenen geen gebruik kan maken van een rechtstreekse vlucht naar het land van bestemming, worden door de Minister of zijn gemachtigde onderzocht.

De aanvragen tot doorgeleiding omvatten ten minste de informatie vermeld op het als bijlage gevoegde formulier.

Art. 4.De Minister of zijn gemachtigde aanvaardt of weigert de aanvraag tot doorgeleiding of stelt deze uit. Behalve in geval van weigering informeert hij hieromtrent de federale politie.

De Minister of zijn gemachtigde stelt de verzoekende lidstaat binnen de achtenveertig uur na de ontvangst van de aanvraag in kennis van zijn beslissing. Deze termijn kan, in naar behoren gemotiveerde gevallen, met ten hoogste achtenveertig uur worden verlengd.

Zonder afbreuk te doen aan de bilaterale of multilaterale overeenkomsten met de lidstaten volgens welke de doorgeleiding kan worden aangevat door middel van een gewone kennisgeving, kan de doorgeleiding door de lucht niet beginnen zonder de toestemming van de Minister of van zijn gemachtigde.

Indien de Minister of zijn gemachtigde niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn antwoordt, kan echter met de doorgeleiding worden aangevat door middel van een gewone kennisgeving door de verzoekende lidstaat.

Art. 5.§ 1. Onverminderd artikel 12 kan de Minister of zijn gemachtigde de doorgeleiding door de lucht weigeren wanneer : 1° de Minister of zijn gemachtigde, behoudens bijzondere naar behoren gemotiveerde noodgevallen die een kortere termijn rechtvaardigen, de schriftelijke aanvraag tot doorgeleiding door de lucht niet ten minste achtenveertig uur op voorhand heeft ontvangen;2° de federale politie hem informeerde dat de persoon tegen wie de verwijderingsmaatregel is uitgesproken, op grond van de Belgische wetgeving strafrechtelijk wordt vervolgd of wordt gezocht ter uitvoering van een vonnis;3° de doorgeleiding door andere staten dan wel de overname door de Staat van bestemming niet mogelijk is;4° de verwijderingsmaatregel het veranderen van luchthaven op het Belgische grondgebied vereist;5° de persoon die het voorwerp uitmaakt van de verwijderingsmaatregel, gevaar oplevert voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van de Belgische Staat;6° de gevraagde ondersteuning om praktische redenen niet mogelijk is op een bepaald tijdstip.Voor zover aan de overige voorwaarden is voldaan, brengt echter de Minister of zijn gemachtigde de verzoekende lidstaat zo spoedig mogelijk en na de federale politie te hebben geraadpleegd op de hoogte van een zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijk gewenste datum gelegen datum waarop de doorgeleiding door de lucht kan worden ondersteund. § 2. De Minister of zijn gemachtigde geeft geen gevolg aan de aanvraag tot doorgeleiding door de lucht wanneer de onderdaan van een derde land in het land van bestemming of van doorgeleiding het risico loopt een onmenselijke of vernederende behandeling, foltering of de doodstraf te ondergaan of wanneer zijn leven of zijn vrijheid wordt bedreigd, omwille van onder andere zijn ras, zijn godsdienst, zijn nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging.

Art. 6.De reeds verleende toestemming tot doorgeleiding door de lucht kan worden ingetrokken of, naar gelang van het geval, wordt ingetrokken door de Minister of zijn gemachtigde, wanneer later omstandigheden in de zin van artikel 5 bekend worden die de weigering van de doorgeleiding rechtvaardigen.

Art. 7.De Minister of zijn gemachtigde brengt de verzoekende lidstaat onverwijld en met opgave van redenen op de hoogte wanneer de toestemming tot doorgeleiding door de lucht wordt geweigerd of ingetrokken overeenkomstig artikel 5 of 6 of wanneer de doorgeleiding om een andere reden niet meer kan worden verzekerd.

Art. 8.De federale politie is aangewezen voor de betrokken luchthaven van doorgeleiding als contactpunt dat tijdens de gehele uitvoering van de doorgeleiding bereikbaar is.

Art. 9.Onverminderd artikel 11 neemt de federale politie de passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de doorgeleiding binnen de kortst mogelijke tijdspanne plaatsvindt, met een maximale tijdspanne van vierentwintig uur.

Zij voorziet in de nodige bijstandsmaatregelen, vanaf het openen van de deuren van het vliegtuig tot aan het daadwerkelijke vertrek van de persoon die het voorwerp uitmaakt van de verwijderingsmaatregel.

De federale politie neemt onder meer de volgende bijstandsmaatregelen : 1° zij wacht de onderdaan van het derde land aan de uitgang van het vliegtuig op en begeleidt hem op het terrein van de transitluchthaven, met name naar de aansluitende vlucht;2° zij neemt de nodige maatregelen om dringende medische hulp te laten verstrekken aan de onderdaan en aan de begeleiders;3° zij zorgt voor de voeding van de onderdaan van het derde land en in voorkomend geval voor deze van de begeleiders;4° bij niet-begeleide doorgeleiding, neemt zij de reisdocumenten van de onderdaan van het derde land in ontvangst en geeft ze aan de gezagvoerder van de aansluitende vlucht;5° in geval van niet-begeleide doorgeleiding, deelt zij schriftelijk mee aan de Minister of zijn gemachtigde de plaats waar en het tijdstip waarop betrokkene het Belgische grondgebied heeft verlaten alsook het nummer van de vlucht of de bestemming zodat hij de verzoekende lidstaat hiervan op de hoogte kan brengen;6° zij deelt schriftelijk aan de Minister of zijn gemachtigde mee of er tijdens de doorgeleiding ernstige incidenten en procedure-incidenten plaatsvonden zodat deze laatste de verzoekende staat kan inlichten.

Art. 10.De federale politie kan, overeenkomstig het intern recht, de onderdanen van derde landen in beveiligde lokalen plaatsen en onderbrengen.

Art. 11.§ 1. Onverminderd artikel 12, kan de Minister of zijn gemachtigde, in gevallen waarin de voltooiing van de doorgeleiding niet kan worden gewaarborgd ondanks de krachtens artikel 9 verleende steun, op verzoek en in overleg met de verzoekende lidstaat en de Minister van Binnenlandse Zaken, de federale politie belasten met het nemen van alle nodige ondersteunende maatregelen om de doorgeleiding voort te zetten. In voorkomend geval, kan de in artikel 9, eerste lid, bedoelde termijn tot maximaal achtenveertig uur worden verlengd. § 2. De Minister of zijn gemachtigde neemt de onderdaan van een derde land die het voorwerp uitmaakt van een verwijderingsmaatregel terug, wanneer de doorgeleiding die hij vroeg in zijn hoedanigheid van verzoekende lidstaat niet kon worden gewaarborgd door de lidstaat wegens de in artikel 5 bedoelde redenen.

Art. 12.De onderdaan van een derde land die het voorwerp uitmaakt van een verwijderingsmaatregel, wordt teruggestuurd naar de verzoekende lidstaat wanneer : 1° de toestemming tot doorgeleiding door de lucht geweigerd of ingetrokken werd overeenkomstig artikel 5 of 6;2° de betrokkene tijdens de doorgeleiding zonder toestemming het Belgisch grondgebied is binnengekomen;3° de doorgeleiding van de betrokkene naar een ander land van doorgeleiding of naar het land van bestemming, of de inscheping voor de aansluitende vlucht mislukt is;4° de doorgeleiding door de lucht om een andere reden niet mogelijk is. De Minister of zijn gemachtigde en de federale politie bieden de nodige hulp aan voor het terugsturen.

Art. 13.Bij de uitvoering van de doorgeleiding zijn de begeleiders onderworpen aan de Belgische wetgeving en zijn hun bevoegdheden beperkt tot de wettige zelfverdediging.

De begeleiders zijn gekleed in burgerkleding en mogen geen wapens dragen. Zij leggen op verzoek van de politiediensten de vereiste identificatiedocumenten voor, met name de toestemming voor doorgeleiding, of, in voorkomend geval, de in artikel 4, derde en vierde lid, bedoelde kennisgeving.

Art. 14.Onder voorbehoud van een wederkerigheidsakkoord tussen de Minister of zijn gemachtigde en de verzoekende lidstaat, komen de kosten voor de doorgeleiding of de terugname van de onderdaan van een derde land ten laste van de verzoekende lidstaat.

Art. 15.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 15 december 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Migratie- en Asielbeleid, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN _______ Nota's (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 52-1422 - 2007/2008 : Nr.1 : Wetsontwerp. 52-1422 - 2008/2009 : Nr. 2 : Amendementen.

Nr. 3 : Verslag.

Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 20 november 2008.

Stukken van de Senaat : 4-1013 - 2008/2009 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.

BIJLAGE Bijlage bij de wet van 15 december 2008 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij de wet van 15 december 2008 betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het raam van de maatregelen tot verwijdering door de lucht.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Migratie- en Asielbeleid, Mevr. A. TURTELBOOM

^