Etaamb.openjustice.be
Wet van 16 december 1997
gepubliceerd op 08 augustus 1998

Wet houdende goedkeuring volgende Internationale Akten : a) Overeenkomst, opgemaakt te Bonn op 18 maart 1993, tot wijziging van de Aanvullende Overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd bij de Overeenkomsten van 21 oktober 1971 en 18 mei 1981, bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten, b) Verdrag, opgemaakt te Bonn op 16 mei 1994, tot wijziging van het Protocol van ondertekening bij de Overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd door de Overeenkomsten van 21 oktober 1971 en 18 mei 1981, tot aanvulling van de Overeenkomst tussen de Partijen bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie der krijgsmachten betreffende de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
1998015081
pub.
08/08/1998
prom.
16/12/1997
ELI
eli/wet/1997/12/16/1998015081/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 DECEMBER 1997. - Wet houdende goedkeuring volgende Internationale Akten : a) Overeenkomst, opgemaakt te Bonn op 18 maart 1993, tot wijziging van de Aanvullende Overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd bij de Overeenkomsten van 21 oktober 1971 en 18 mei 1981, bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten, b) Verdrag, opgemaakt te Bonn op 16 mei 1994, tot wijziging van het Protocol van ondertekening bij de Overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd door de Overeenkomsten van 21 oktober 1971 en 18 mei 1981, tot aanvulling van de Overeenkomst tussen de Partijen bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie der krijgsmachten betreffende de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt:

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De volgende Internationale Akten zullen volkomen uitwerking hebben: 1° Overeenkomst, opgemaakt te Bonn op 18 maart 1993, tot wijziging van de Aanvullende Overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd bij de Overeenkomsten van 21 oktober 1971 en 18 mei 1981, bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten;2° Overeenkomst, opgemaakt te Bonn op 16 mei 1994, tot wijziging van het Protocol van Ondertekening bij de Overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd door de Overeenkomsten van 21 oktober 1971 en van 18 mei 1981, tot aanvulling van het Verdrag tussen de Partijen bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, betreffende de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 16 december 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Justitie, De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET Met 's Lands Zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota (1) Session 1996-1997. Senaat : Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 3 december 1996, n° 1-489/1. - Verslag n° 1-489/2. - Tekst aangenomen in commissie, nr. 1-489/3.

Parlementaire handelingen. - Bespreking. Vergadering van 15 januari 1997. - Stemming, vergadering van 16 januari 1997. Kamer van volksvertegenwoordigers : Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 889/1. - Verslag, nr. 889/2.

Parlementaire handelingen. - Bespreking. Vergadering van 12 maart 1997. - Stemming, Vergadering van 13 maart 1997. Overeenkomst tot wijziging van de Aanvullende Overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd bij de Overeenkomsten van 21 oktober 1971 en 18 mei 1981, bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten Het Koninkrijk België, Canada, de Franse Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk der Nederlanden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, en de Verenigde Staten van Amerika, zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Artikel 2 van de Aanvullende Overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd bij de Overeenkomsten van 21 oktober 1971 en 18 mei 1981, bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten (hierna te noemen de « Aanvullende Overeenkomst ») wordt als volgt gewijzigd : De inleidende zin van het eerste lid wordt door de volgende inleidende zin vervangen : « 1. Tenzij anderszins bepaald, wordt in deze Overeenkomst verstaan onder : » Artikel 2 Artikel 3 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. Het derde lid wordt vervangen door het volgende lid « 3.(a) In het kader van de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde samenwerking verzekeren de Duitse autoriteiten en de autoriteiten van een krijgsmacht door het nemen van passende maatregelen een nauw en wederkerig contact. Persoonlijke gegevens worden uitsluitend doorgegeven voor de in het NAVO-Status Verdrag en in deze Overeenkomst gestelde doeleinden. Beperkingen van de toepassingsmogelijkheden op grond van de wetgeving van de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt, worden in acht genomen. (b) Dit lid verplicht een Verdragsluitende Partij er niet toe maatregelen te nemen die in strijd zijn met haar wetgeving of die indruisen tegen haar zwaarwegende belangen met betrekking tot de bescherming van de staatsveiligheid of de openbare veiligheid » 2.Het zevende lid komt te vervallen.

Artikel 3 Artikel 9 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. Het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : « 1.Een bewijs of andere machtiging, afgegeven door een autoriteit van een Staat van herkomst aan een lid van een krijgsmacht of van een civiele dienst, op grond waarvan de houder bevoegd is dienstvoertuigen, -vaartuigen of -luchtvaartuigen te besturen, is geldig voor die voertuigen, vaartuigen of luchtvaartuigen binnen het grondgebied van de Bondsrepubliek. Rijbewijzen voor dienstvoertuigen machtigen ook, voor zover zulks volgens het recht van de Staat van herkomst is toegestaan, tot het besturen van overeenkomstige particuliere voertuigen. De autoriteiten van de Staat van herkomst of van zijn krijgsmacht zijn bevoegd op grond van bedoelde rijbewijzen ook rijbewijzen voor het besturen van overeenkomstige particuliere voertuigen af te geven. » 2. Het derde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 3.(a) Een lid van een krijgsmacht of van een civiele dienst of een gezinslid kan, met toestemming van de autoriteiten van een krijgsmacht, een Duits rijbewijs aanvragen op grond waarvan de houder bevoegd is particuliere motorrijtuigen te besturen. Deze rijbewijzen worden afgegeven door de bevoegde Duitse autoriteiten in overeenstemming met de van toepassing zijnde Duitse voorschriften. (b) De rijlessen van personen die op grond van dit lid een rijbewijs wensen te behalen, kunnen plaatsvinden in door de krijgsmacht geëxploiteerde rijscholen, mits de instructeurs van die scholen beschikken over een vakbekwaamheid die in overeenstemming is met de voorschriften van de betrokken Staat van herkomst.De instructeurs dienen in het bezit te zijn van een door de autoriteiten van de krijgsmacht afgegeven getuigschrift, voorzien van een Duitse vertaling, dat hen machtigt leerling-bestuurders les te geven; zij dienen dit getuigschrift tijdens de lessen bij zich te dragen.

Personen die niet zijn opgeleid tot rij-instructeur, mogen niet in die hoedanigheid worden aangesteld in een rijschool van de krijgsmacht. (c) De inhoud van de theoretische en praktische rijexamens van personen die op grond van dit lid een rijbewijs wensen te behalen, wordt door de Duitse autoriteiten vastgesteld in overleg met de autoriteiten van de krijgsmacht.De Duitse autoriteiten hebben het recht, in overleg met de autoriteiten van de krijgsmacht, zich ervan te vergewissen dat de examens naar behoren verlopen. (d) Personen die op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst van 18 maart 1993 tot wijziging van deze Overeenkomst zijn begonnen met rijlessen in overeenstemming met artikel 9, derde lid, in de tot die datum van kracht zijnde versie, of die na beëindiging van de rijopleiding nog geen rijexamen hadden afgelegd, kunnen nog in overeenstemming met de oude bepalingen worden opgeleid en geëxamineerd;aan hen kunnen rijbewijzen worden afgegeven in overeenstemming met de oude bepalingen. » 3. Het vijfde lid, letter b, wordt vervangen door de volgende letter : « (b) Tot het besturen van andere dan niet-militaire binnenvaartuigen van de krijgsmacht machtigen slechts bewijzen van bekwaamheid die zijn afgegeven door de bevoegde Duitse civiele autoriteit op grond van de in de Bondsrepubliek geldende voorschriften.De in het kader van internationale overeenkomsten toepasselijke voorschriften blijven onverminderd van kracht. » 4. De eerste volzin van het zesde lid, letter a, wordt vervangen door de volgende : « (a) De autoriteiten van een krijgsmacht trekken rijbewijzen die op het grondgebied van de Bondsrepubliek geldig zijn ingevolge het eerste lid van dit artikel, of getuigschriften bedoeld in het tweede lid van dit artikel, in, indien er gerede twijfel bestaat aangaande de betrouwbaarheid of de geschiktheid van de houder voor het besturen van een motorvoertuig.5. Het zesde lid, letter b, wordt vervangen door de volgende letter : « (b) In de gevallen waarin Duitse rechtbanken rechtsmacht uitoefenen in overeenstemming met artikel VII van het NAVO-Status Verdrag en de artikelen 17, 18 en 19 van deze Overeenkomst blijven de bepalingen van de Duitse strafwetgeving inzake de ontzetting van de rijbevoegdheid van toepassing met betrekking tot rijbewijzen bedoeld in de tweede volzin van het eerste lid van dit artikel, voor zover deze het recht om particuliere motorvoertuigen te besturen betreffen, en met betrekking tot rijbewijzen bedoeld in de derde volzin van het eerste lid en in het tweede lid van dit artikel.Van de ontzegging van de rijbevoegdheid wordt melding gemaakt in het rijbewijs, dat in het bezit van de houder wordt gelaten. 6. Na het zesde lid, letter b, wordt de volgende nieuwe letter c ingevoegd : « (c) De letters a en b zijn van overeenkomstige toepassing op rijbewijzen die zijn afgegeven ingevolge het derde lid van dit artikel in de versie die van kracht was tot de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst van 18 maart l993 tot wijziging van deze Overeenkomst. » 7. Het zevende lid wordt vervangen door het volgende lid : « 7.(a) Het zesde lid, letter a, van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de in het vierde lid bedoelde vliegbrevetten. (b) Op verzoek van de Duitse autoriteiten treffen de autoriteiten van de krijgsmacht de nodige maatregelen tegen houders van vliegbrevetten welke ingevolge het eerste lid van dit artikel geldig zijn op het grondgebied van de Bondsrepubliek die de luchtverkeersvoorschriften niet in acht hebben genomen.» Artikel 4 Artikel 10 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Na het eerste lid worden de volgende nieuwe leden ingevoegd : « 1bis. In afzonderlijke gevallen kunnen de bevoegde Duitse autoriteiten tevens Duitse kentekens toestaan voor bepaalde voertuigen. Artikel 11, eerste lid, van deze Overeenkomst blijft onverminderd van toepassing. In de in de eerste volzin van het tweede lid van artikel 11 bedoelde gevallen moet de garantie van de verzekeraar of de combinatie van verzekeraars zich ook uitstrekken tot schade ontstaan in staten of gebieden die motorrijtuigen met een Duits kenteken kunnen binnenrijden zonder controle van het verzekeringsbewijs (schadegevallen in de zin van artikel 2, tweede lid, van Richtlijn 72/166/EEG van 24 april 1972, zoals gewijzigd). Er wordt een bijzonder bewijs afgegeven of een aantekening geplaatst op het kentekenbewijs betreffende het recht een Duits kenteken te voeren.

Nadere bijzonderheden worden overeengekomen tussen de Duitse autoriteiten en de autoriteiten van de krijgsmacht. 1ter. De Duitse autoriteiten kunnen eisen dat de registratie in overeenstemming met de leden 1 en 1bis van dit artikel door de autoriteiten van de krijgsmacht wordt medegedeeld aan de bevoegde Duitse autoriteiten voor hun administratie. Nadere bijzonderheden, met name welke registratiegegevens dienen te worden medegedeeld, worden overeengekomen tussen de Duitse autoriteiten en de autoriteiten van de krijgsmacht. 1quater. Motorrijtuigen en aanhangwagens die ingevolge het eerste lid van dit artikel zijn geregistreerd en toegelaten, of worden gebruikt door een krijgsmacht op het grondgebied van de Bondsrepubliek, dienen regelmatig een technische keuring te ondergaan. De Duitse autoriteiten kunnen eisen dat Duitse inspecteurs nagaan of de keuringsstations of werkplaatsen van de Staten van herkomst waarin particuliere motorrijtuigen en aanhangwagens technisch worden gekeurd, geschikt zijn voor het verrichten van die keuringen. Daarnaast kunnen zij daar die motorrijtuigen inspecteren op hun verkeersveiligheid. Deze bepalingen doen geen afbreuk aan de mogelijkheid om motorrijtuigen te doen onderzoeken of keuren in Duitse testinrichtingen in overeenstemming met de Duitse voorschriften.

Artikel 5 Artikel 12 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Het vierde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 4. De autoriteiten van de krijgsmacht geven deze verklaringen uitsluitend af aan personen omtrent wier betrouwbaarheid geen gerede twijfel bestaat. Zij trekken op verzoek van de Duitse autoriteiten of op grond van hun eigen beslissing een verklaring in, indien is komen vast te staan dat de houder zijn vuurwapen heeft misbruikt of indien er gerede twijfel bestaat omtrent zijn betrouwbaarheid. » Artikel 6 Artikel 16 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : « 1. De militaire autoriteiten van een Staat van herkomst zijn, in overeenstemming met de in die Staat geldende voorschriften, gerechtigd te beschikken over de stoffelijke resten van de leden van de krijgsmacht, van de civiele dienst en van gezinsleden die zijn overleden op het grondgebied van de Bondsrepubliek, alsmede die lijkschouwingen te verrichten die uit medische overwegingen of met het oog op een strafrechtelijk onderzoek noodzakelijk zijn. Verzoekers van Duitse autoriteiten om lijkschouwingen te verrichten worden ingewilligd; in geval van lijkschouwingen uit medische overwegingen geldt zulks slechts in zoverre een lijkschouwing krachtens het recht van de Staat van herkomst is toegestaan. Bij een lijkschouwing mag een aan een Duitse rechtbank verbonden arts (Gerichtsarzt) of een arts van de openbare gezondheidsdienst (Amtsartz) aanwezig zijn. In geval van een lijkschouwing met het oog op een Duits strafrechtelijk onderzoek zijn een Duitse rechter of officier van justitie gerechtigd aanwezig te zijn; hun aanwijzingen betreffende de vereisten van het Duitse strafprocesrecht ter zake van lijkschouwingen dienen in acht te worden genomen. Ingeval een Duitse rechtbank of autoriteit bevoegd is een lijkschouwing te gelasten, zijn de tweede, derde en vierde volzin van dit lid van overeenkomstige toepassing indien de militaire autoriteiten van de Staat van herkomst belang hebben bij het resultaat van de lijkschouwing. » Artikel 7 Na artikel 18 van de Aanvullende Overeenkomst wordt het volgende nieuwe artikel 18A ingevoegd : « Artikel 18A. 1. De autoriteiten van een Staat van herkomst stellen de bevoegde Duitse autoriteiten onverwijld in kennis ingeval zij besluiten, in de uitoefening van hun rechtsmacht ingevolge artikel VII van het NAVO-Status Verdrag, strafvervolging in te stellen die zou kunnen leiden tot oplegging van de doodstraf. 2. Met inachtneming van de bepalingen van het Duitse recht gaan de autoriteiten van een Staat van herkomst niet over tot tenuitvoerlegging van een doodstraf in de Bondsrepubliek, noch tot strafvervolging die zou kunnen leiden tot de oplegging van deze straf in de Bondsrepubliek.» Artikel 8 Aan het Protocol van Ondertekening bij de Aanvullende Overeenkomst wordt het volgende toegevoegd : « Ad artikel 18A. 1. In de in het eerste lid van artikel 18A bedoelde gevallen verlenen de Duitse autoriteiten bijstand indien Duitse wettelijke bepalingen of door de Bondsrepubliek aanvaarde verdragsrechtelijke verplichtingen zulks vereisen. 2. In buitengewone omstandigheden, zoals in geval van de onmiddellijke dreiging van een gewapend conflict, kunnen de autoriteiten van een Staat van herkomst en de bevoegde Duitse autoriteiten akkoorden sluiten waarin rekening wordt gehouden met deze omstandigheden.» Artikel 9 Artikel 19 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. De volgende nieuwe volzin wordt toegevoegd aan het einde van het eerste lid : « Het doen van afstand ingevolge dit lid heeft geen betrekking op gevallen waarvan kennisgeving is gedaan overeenkomstig artikel 18A, eerste lid, van deze Overeenkomst.2. De volgende nieuwe volzin wordt toegevoegd aan het einde van het tweede lid : « Onverminderd andere kennisgevingsverplichtingen ingevolge het NAVO-Status Verdrag of deze Overeenkomst, stellen de militaire autoriteiten van de Staat van herkomst de bevoegde Duitse autoriteiten in kennis wanneer zij voornemens zijn gebruik te maken van hun recht van voorrang bij de uitoefening van rechtsmacht, verleend ingevolge artikel VII, derde lid, letter a, van het NAVO-Status Verdrag, ten aanzien van afzonderlijke delicten als bedoeld in het tweede lid, letter a, van de op dit artikel betrekking hebbende paragraaf in het Protocol van Ondertekening.» 3. Het derde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 3.Indien de bevoegde Duitse autoriteiten van oordeel zijn dat belangen van de Duitse rechtspleging de uitoefening van rechtsmacht door de Duitse autoriteiten gebieden, kunnen zij de afstand van rechtsmacht, gedaan ingevolge het eerste lid van dit artikel, herroepen door een verklaring die zij aan de militaire of civiele autoriteiten overleggen binnen eenentwintig dagen na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in het tweede lid van dit artikel, dan wel binnen een kortere termijn die bij een eventueel in het kader van het zevende lid getroffen regeling kan worden vastgesteld. De Duitse autoriteiten kunnen deze verklaring ook voor de ontvangst van bedoelde kennisgeving afgeven. » 4. Het zesde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 6.(a) Indien een Duitse rechtbank of autoriteit ingevolge artikel VII, tweede lid, letter b, van het NAVO-Status Verdrag bij uitsluiting rechtsmacht uitoefent, wordt op speciaal of algemeen verzoek van de betrokken Staat van herkomst een afschrift van elk aan de verdachte betekend stuk toegezonden aan een door elke Staat van herkomst ingestelde of aangewezen verbindingsinstantie. (b) Duitse rechtbanken of autoriteiten kunnen de verbindingsinstantie verzoeken zorg te dragen voor de berekening van stukken in strafzaken aan leden van een krijgsmacht, van een civiele dienst, of aan gezinsleden.De bepalingen van artikel 32, eerste lid, letter b, van deze Overeenkomst zijn van overeenkomstige toepassing op dit lid. » Artikel 10 Het Protocol van ondertekening betreffende artikel 19 wordt als volgt gewijzigd : Letter (a) van het tweede lid wordt vervangen door de volgende letter : « 2. (a) Belangen van de Duitse rechtspleging in de zin van het derde lid van artikel 19 van deze Overeenkomst, kunnen uitoefening van rechtsmacht door de Duitse autoriteiten noodzakelijk maken, in het bijzonder wanneer zich de volgende strafbare feiten voordoen : (i) strafbare feiten die in eerste aanleg worden gewezen door de Hoven van Beroep van de deelstaten (Oberlandesgerichte) of strafbare feiten die door de bondsprocureur-generaal (Generalbundesanwalt) bij het Hoge Federaal Gerechtshof (Bundesgerichtshof) kunnen worden vervolgd; (ii) strafbare feiten die de dood van een mens veroorzaken, diefstal, verkrachting, voor zover deze strafbare feiten niet zijn gepleegd tegen een lid van een krijgsmacht, van een civiele dienst of een gezinslid; (iii) poging tot zodanige strafbare feiten of deelneming daaraan. » Artikel 11 Artikel 27 van de Aanvullende Overeenkomst komt te vervallen.

Artikel 12 Artikel 28 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Vóór het eerste lid wordt het volgende nieuwe lid primo ingevoegd : « Primo. In overeenstemming met de bepalingen van lid 4bis van de op artikel 53 van deze Overeenkomst betrekking hebbende paragraaf in het Protocol van Ondertekening, en onverminderd de bepalingen van artikel VII, tiende lid, letter a, van het NAVO-Status Verdrag, is de Duitse politie bevoegd haar taken te verrichten in onroerende goederen die voor uitsluitend gebruik ter beschikking zijn gesteld aan een krijgsmacht of een civiele dienst, voor zover de openbare orde en veiligheid van de Bondsrepubliek worden bedreigd of geschaad. Indien in zodanige onroerende goederen een strafrechtelijke vervolgingsmaatregel (Strafverfolgungsmassnahme) ten uitvoer moet worden gelegd, kan de Staat van herkomst, na overleg met de Duitse autoriteiten over de modaliteiten, deze maatregel ook ten uitvoer doen leggen door zijn eigen politie. In dit geval wordt de maatregel onverwijld ten uitvoer gelegd en, indien zulks van Duitse zijde wordt verlangd, in tegenwoordigheid van vertegenwoordigers van de Duitse autoriteiten. » Artikel 13 Artikel 31 van de Aanvullende Overeenkomst wordt vervangen door het volgende artikel : «

Artikel 31.De leden van een krijgsmacht of van een civiele dienst genieten, wat betreft de ontheffing van de verplichting tot zekerheidsstelling voor proceskosten, de rechten ter zake vastgelegd in overeenkomsten tussen de Bondsrepubliek en de betrokken Staat van herkomst. Indien deze personen zich uit hoofde van hun dienst op het grondgebied van de Bondsrepubliek bevinden, worden zij voor de toepassing van die overeenkomsten geacht aldaar hun vaste verblijfplaats te hebben. » Artikel 14 Artikel 32 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. Het eerste lid, letter a, wordt vervangen door de volgende letter : « (a) De Duitse rechtbanken of autoriteiten kunnen de door elke Staat van herkomst in te stellen of aan te wijzen verbindingsinstantie verzoeken zorg te dragen voor de betekening van stukken in een niet-strafrechtelijke procedure aan leden van een krijgsmacht, van een civiele dienst, of aan gezinsleden.» 2. Het eerste lid, letter c, punt (i) en (ii), worden vervangen door de volgende bepalingen : « (i) Indien de betekening niet kan geschieden, stelt de verbindingsinstantie de Duitse rechtbank of autoriteit schriftelijk in kennis van de redenen daarvoor en, indien mogelijk, van de datum waarop de betekening wel kan geschieden.De betekening kan worden geacht te zijn geschied indien de Duitse rechtbank of autoriteit na het verstrijken van een termijn van eenentwintig dagen na ontvangst door de verbindingsinstantie geen schriftelijk bericht heeft ontvangen dat de betekening is geschied overeenkomstig het gestelde onder b, noch enige mededeling dat het niet mogelijk was de betekening te doen geschieden. » (ii) De betekening kan evenwel niet voorden geacht te zijn geschied indien de verbindingsinstantie de Duitse rechtbank of autoriteit voor het verstrijken van de termijn van eenentwintig dagen bericht dat het niet mogelijk was de betekening te doen geschieden. » 3. Na het eerste lid letter c, punt (ii), wordt het volgende nieuwe punt (ii)bis ingevoegd : « (ii)bis.Indien de persoon aan wie de betekening dient te geschieden de Bondsrepubliek duurzaam heeft verlaten, stelt de verbindingsinstantie de Duitse rechtbank of autoriteit onmiddellijk daarvan in kennis en verleent zij, met inachtneming van de bepalingen van artikel 3, derde lid, van deze Overeenkomst, alle bijstand die binnen haar vermogen ligt. » 4. Het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid : « 2.Wanneer een Duitse deurwaarder (Zusteller) een dagvaarding, een ander document of een gerechtelijke beschikking waarmede een niet-strafrechtelijke procedure voor een Duitse rechtbank of autoriteit aanhangig wordt gemaakt, rechtstreeks betekent, wordt de verbindingsinstantie hiervan vóór of onmiddellijk na de betekening schriftelijk in kennis gesteld door de Duitse rechtbank of autoriteit.

De inhoud van de schriftelijke kennisgeving dient in overeenstemming te zijn met artikel 205 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Zivilprozessordnung); in geval van gezinsleden geldt zulks slechts in de wettelijk toegestane mate. » 5. Na het tweede lid wordt het volgende nieuwe derde lid ingevoegd : « 3.Indien een Duitse rechtbank of autoriteit een vonnis of een document betekent dat betrekking heeft op het instellen van beroep (Rechtsmittelschrift) wordt de verbindingsinstantie, indien de betrokken Staat van herkomst hierom in het bijzonder of in het algemeen verzoekt, onmiddellijk daarvan in kennis gesteld in de wettelijk toegestane mate, tenzij de verbindingsinstantie zelf wordt verzocht de berekening te doen geschieden of indien de geadresseerde of een andere belanghebbende in de procedure daartegen bezwaar maakt.

De Duitse rechtbank of autoriteit stelt de verbindingsinstantie in kennis van elk bezwaar.

Artikel 15 Artikel 33 van de Aanvullende Overeenkomst wordt vervangen door het volgende artikel : Indien de leden van een krijgsmacht of van een civiele dienst of gezinsleden tijdelijk verhinderd zijn een niet-strafrechtelijke procedure waarbij zij partij zijn bij te wonen en indien de betrokken Duitse rechtbank of autoriteit hiervan zonder verwijtbare vertraging in kennis wordt gesteld, wordt daarmede naar behoren rekening gehouden, opdat zij hiervan geen juridisch nadeel ondervinden.

Bedoelde kennisgeving kan ook door de verbindingsinstantie worden gedaan. » Artikel 16 Artikel 34 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. Het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid : « 2.(a) Een Duitse autoriteit of rechtbank kan in een niet-strafrechtelijke procedure een lid van een krijgsmacht of van een civiele dienst of een gezinslid slechts arresteren ter bestraffing van het beledigen van de rechtbank of ter verzekering van de naleving van een administratieve of gerechtelijke beslissing waaraan de betrokkene opzettelijk geen gevolg heeft gegeven of geeft. Bedoelde arrestatie kan niet worden gelast ten aanzien van enig handelen of nalaten in de uitoefening van de diensttaken Een verklaring van de hoogste bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst dat het handelen of nalaten plaatshad tijdens de uitoefening van de dienstzaken, is bindend voor de Duitse instanties. In de andere gevallen houden de bevoegde Duitse instanties bij de beoordeling van de beslissing naar behoren rekening met het standpunt van de hoogste bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst dat hogere belangen zich tegen arrestatie verzetten. (b) Arrestatie op grond van dit lid kan slechts plaatsvinden nadat de militaire autoriteiten hebben gezorgd voor de vervanging van de betrokkene, indien zij zulks noodzakelijk achten.De militaire autoriteiten nemen onverwijld alle noodzakelijke en redelijkerwijs aanvaardbare maatregelen met het oog op de arrestatie en verlenen de Duitse autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van een beslissing ingevolge dit lid alle medewerking die in hun vermogen ligt. (c) Indien een arrestatie op grond van dit lid dient plaats te vinden in onroerende goederen die voor uitsluitend gebruik ter beschikking zijn gesteld aan de krijgsmacht of civiele dienst, kan de Staat van herkomst, na overleg met het Duitse gerecht of de Duitse autoriteiten over de modaliteiten, deze maatregel ook ten uitvoer doen leggen door zijn eigen politie.In dit geval wordt overwijld en, indien zulks van Duitse zijde wordt verlangd, in tegenwoordigheid van vertegenwoordigers van het Duitse gerecht of de Duitse autoriteiten tot arrestatie overgegaan. » 2. Het derde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 3.De bedragen verschuldigd door een Regering aan een lid van zijn krijgsmacht of civiele dienst zijn in zoverre onderworpen aan beslag, beslag door derden of een andere vorm van executie op last van een Duitse rechtbank of autoriteit als door de op het grondgebied van de Staat van herkomst geldende wetgeving is toegestaan. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde medewerking omvat ook het verstrekken van inlichtingen omtrent de mogelijkheid van gedwongen executie op reeds uitgekeerde soldij. » Artikel 17 Artikel 35 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Letter b wordt vervangen door de volgende letter : « (b) (i) Indien de betaling niet plaatsvindt door tussenkomst van een Duitse autoriteit, deponeren de autoriteiten van de krijgsmacht of de civiele dienst, tenzij de wetgeving van de Staat van herkomst dit verbiedt, op verzoek van een instantie die met de tenuitvoerlegging is belast, van de geldsom die zij erkennen aan de schuldenaar tegen wie de executie plaatsvindt schuldig te zijn, het in het verzoek genoemde bedrag bij de bevoegde instantie. Zulks strekt de krijgsmacht of civiele dienst, tot het gedeponeerde bedrag, tegenover de schuldenaar tot bevrijding van haar c.q. zijn schuld.( ii) Voor zover de wetgeving van de betrokken Staat van herkomst de onder i bedoelde betaling verbiedt, nemen de autoriteiten van de krijgsmacht of van de civiele dienst alle passende maatregelen om de instantie die met de tenuitvoerlegging is belast bij de tenuitvoerlegging van in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissingen bij te staan. » Artikel 18 Artikel 36 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : « 1. De berekening van documenten aan leden van een krijgsmacht of van een civiele dienst of aan gezinsleden door middel van openbare kennisgeving in de pers dient tevens te geschieden door middel van bekendmaking van een uittreksel van het te betekenen document in de taal van de Staat van herkomst in een door die Staat te noemen publikatieblad; of, indien de Staat van herkomst hiertoe besluit, door middel van affichage bij de desbetreffende verbindingsinstantie. » Artikel 19 Artikel 37 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : « 1. Indien een lid van een krijgsmacht of van een civiele dienst of een gezinslid wordt gedagvaard voor een Duitse rechtbank of autoriteit, nemen de militaire autoriteiten, tenzij militaire noodzaak zich hiertegen verzet, alle onder hun bevoegdheid vallende maatregelen om ervoor te zorgen dat de betrokkene verschijnt, mits de verschijning ingevolge de Duitse wetgeving verplicht is. Indien de dagvaarding niet wordt betekend door tussenkomst van de verbindingsinstantie, wordt deze onmiddellijk van de dagvaarding in kennis gesteld door de Duitse rechter of autoriteit, onder vermelding van de naam en het adres van de geadresseerde, alsmede van het tijdstip en de plaats van de rechtszitting of het getuigenverhoor; dit geldt niet ten aanzien van gezinsleden indien de militaire autoriteiten het gehoor geven aan de dagvaarding niet effectief kunnen ondersteunen.

Artikel 20 Artikel 39 van de Aanvullende Overeenkomst wordt vervangen door het volgende artikel : «

Artikel 39.De rechten en voorrechten van getuigen, slachtoffers en deskundigen worden bepaald door de wetgeving van de rechtbank of autoriteit waarvoor zij verschijnen. Indien getuigen, slachtoffers of deskundigen lid van een krijgsmacht of van een civiele dienst of gezinslid zijn, houdt de rechtbank of autoriteit naar behoren rekening met de rechten en voorrechten die zij zouden hebben voor een rechtbank van de Staat van herkomst, of, indien zij niet tot deze categorieën behoren, voor een Duitse rechtbank. » Artikel 21 Artikel 42 van de Aanvullende Overeenkomst komt te vervallen.

Artikel 22 Artikel 45 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. Het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : « 1.Voor zover een krijgsmacht haar oefenprogramma niet kan uitvoeren op de haar voor uitsluitend gebruik ter beschikking gestelde onroerende goederen, zonder aan de oefeningsdoeleinden afbreuk te doen, heeft de krijgsmacht op grond van dit artikel het recht, onder voorbehoud van toestemming van de Bondsminister van Defensie, buiten deze onroerende goederen manuvres en andere oefeningen uit te voeren in de mate die nodig is ter vervulling van haar verdedigingstaak. De beslissing van de Bondsminister van Defensie wordt genomen nadat naar behoren rekening is gehouden met alle aspecten die voortvloeien uit multilaterale of bilaterale overeenkomsten waarbij de Bondsrepubliek en één of meer Staten van herkomst partij zijn, met inbegrip van de door de Geallieerde Opperbevelhebber in Europa of andere autoriteiten van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie of de bevoegde Europese autoriteiten vastgestelde oefeningseisen. Voor het uitvoeren van of de deelneming aan manoeuvres of andere oefeningen in overeenstemming met dit artikel door onderdelen van de krijgsmacht die voor dit doel naar de Bondsrepubliek komen, is de toestemming van de bevoegde Duitse autoriteiten vereist. De procedures voor kennisgeving, coördinering en goedkeuring van manoeuvres en andere oefeningen worden geregeld in een afzonderlijke overeenkomst. » 2. Het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid : « 2.Op het uitvoeren van manuvres en andere oefeningen in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel zijn de desbetreffende bepalingen van de Duitse wetgeving van toepassing, in het bijzonder de Bondswet inzake rekwisitie (Bundesleistungsgesetz) van 27 september 1961, zoals gewijzigd. Op verzoek van de autoriteiten van een krijgsmacht verstrekken de Duitse militaire autoriteiten informatie over deze bepalingen of doen zij deze verstrekken. De bevoegde Duitse autoriteiten voeren tijdig besprekingen met de autoriteiten van de Staten van herkomst over verwachte fundamentele wijzigingen in Duitse wettelijke bepalingen die wezenlijk afbreuk kunnen doen aan het uitvoeren van manoeuvres en andere oefeningen. 3. De leden 3 tot en met 7 komen te vervallen. Artikel 23 Artikel 46 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. Het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : « 1.Een krijgsmacht heeft op grond van dit artikel het recht, onder voorbehoud van toestemming van de bevoegde Duitse autoriteiten, in het luchtruim van de Bondsrepubliek manoeuvres en andere oefeningen uit te voeren in de mate die nodig is ter vervulling van haar verdedigingstaak. De beslissing van de bevoegde Duitse autoriteiten wordt genomen nadat naar behoren rekening is gehouden met alle aspecten die voortvloeien uit multilaterale of bilaterale overeenkomsten waarbij de Bondsrepubliek en één of meer Staten van herkomst partij zijn, met inbegrip van de door de Geallieerde Opperbevelhebber in Europa of andere autoriteiten van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie of de bevoegde Europese autoriteiten vastgestelde oefeningseisen. » 2. Het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid : « 2.Op het uitvoeren van manoeuvres en andere oefeningen in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel zijn de Duitse voorschriften inzake het binnenvliegen en het gebruik van het Duitse luchtruim en inzake het gebruik van luchtvaartinstallaties en -inrichtingen die vallen binnen het kader van de Normen en Aanbevolen Werkwijzen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie van toepassing, alsmede de toepasselijke procedures betreffende kennisgeving, goedkeuring en coördinering als vervat in de desbetreffende wetten, voorschriften en bekendmakingen. De bevoegde Duitse autoriteiten voeren tijdig besprekingen met de autoriteiten van de Staten van herkomst over verwachte wijzigingen in Duitse voorschriften of administratieve bepalingen betreffende het binnenvliegen en het gebruik van het Duitse luchtruim en het gebruik van luchtvaartinstallaties en -inrichtingen. De Overeenkomstsluitende Partijen wenden zich tot de op dit terrein bevoegde organisaties om die wijzigingen te bespreken. » 3. De leden 3 tot en met 5 komen te vervallen. Artikel 24 Het Protocol van Ondertekening bij de Aanvullende Overeenkomst wordt gewijzigd door daaraan de volgende nieuwe paragraaf toe te voegen : « Ad

Artikel 46.1. Duitse voorschriften inzake het binnenvliegen en het gebruik van het Duitse luchtruim en het gebruik van luchtvaartinstallaties en -inrichtingen, alsmede de toepasselijke procedures betreffende kennisgeving, goedkeuring en coördinering als vervat in de desbetreffende wetten, voorschriften en bekendmakingen omvatten mede de wet inzake het luchtverkeer (Luftverkehrsgesetz) in de dan van kracht zijnde versie, en de uit hoofde daarvan uitgevaardigde voorschriften, civiele en militaire administratieve regels en procedures, alsook relevante procedures en nationale voorschriften als bekendgemaakt in het AFCENT OIR Flying Handbook of latere publikaties. Naast de bepalingen van artikel 46 zijn overeenkomsten - en eventuele toekomstige wijzigingen daarop - inzake het uitvoeren van manoeuvres en andere oefeningen in het Duitse luchtruim die de Bondsrepubliek en één of meer Staten van herkomst hebben gesloten of zullen sluiten van toepassing, totdat deze worden vervangen of opgezegd. 2. De in het tweede lid van artikel 46 bedoelde bevoegde organisaties omvatten mede de AFCENT Low Flying Working Groep of een organisatie waardoor deze wordt opgevolgd.» Artikel 25 Artikel 47 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Het derde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 3. Een krijgsmacht of een civiele dienst kan zich de goederen en diensten die zij c.q. hij nodig heeft hetzij rechtstreeks, hetzij - na voorafgaande afspraak - door bemiddeling van de bevoegde Duitse autoriteiten verschaffen. De uitvoering van vervoerdiensten is geregeld in artikel 57 van deze Overeenkomst. » Artikel 26 Artikel 49 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : « 1. De bouwprogramma's die noodzakelijk zijn om in de behoefte van een krijgsmacht of een civiele dienst te voorzien, worden door de autoriteiten van de krijgsmacht of civiele dienst toegezonden aan de inzake het Bondsbouwprogramma bevoegde Duitse autoriteiten. » 2. Het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid : « 2.De werken worden uitgevoerd door de inzake het Bondsbouwprogramma bevoegde Duitse autoriteiten, overeenkomstig de geldende Duitse wettelijke bepalingen en administratieve voorschriften en overeenkomstig bijzondere administratieve overeenkomsten. » 3. Het derde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 3.In afwijking van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel kunnen de autoriteiten van een krijgsmacht of van een civiele dienst, overeenkomstig de bijzondere administratieve overeenkomsten die bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst bestaan of die daarna worden gesloten of gewijzigd, in overleg met de Duitse autoriteiten volgende werken uitvoeren : (a) herstel- en onderhoudswerken (b) bouwwerken die bijzondere veiligheidsmaatregelen vereisen (c) bouwwerken van zeer geringe omvang en, met instemming van de Duitse autoriteiten (d) bouwwerken van geringe omvang (e) bij uitzondering, bouwwerken in andere gevallen; deze worden dan uitgevoerd met eigen personeel of rechtstreeks uitbesteed aan aannemers. Bij de uitvoering van de werken leven de autoriteiten van de krijgsmacht of van de civiele dienst de Duitse bouw- en milieuvoorschriften na en dragen zij er zorg voor, in samenwerking met de in het tweede lid van dit artikel bedoelde Duitse autoriteiten, dat de noodzakelijke vergunningen worden aangevraagd.

Voorts houden zij rekening met de beginselen die in de Bondsrepubliek met betrekking tot openbare werken van toepassing zijn. » 4. Het vierde lid vervalt.5. Het vijfde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 5.De vorm en de omvang van het in het derde lid van dit artikel bedoelde overleg worden overeengekomen tussen de autoriteiten van de krijgsmacht of van de civiele dienst en de Duitse autoriteiten. » 6. De inleidende zin en letter (b) van het zesde lid worden vervangen door de volgende bepalingen : « 6.Indien de in het tweede lid van dit artikel bedoelde werken ten behoeve van een krijgsmacht of van een civiele dienst worden uitgevoerd door de Duitse autoriteiten : (b) wordt de wijze van gunning en, in het geval van onderhandse aanbesteding, het aantal en de namen van de uit te nodigen aannemers, overeengekomen tussen de Duitse autoriteiten en de autoriteiten van de krijgsmacht of van de civiele dienst;» Artikel 27 Artikel 53 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. Het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : « 1.Een krijgsmacht en een civiele dienst kunnen binnen hun voor uitsluitend gebruik ter beschikking gestelde onroerende goederen alle noodzakelijke maatregelen nemen ten behoeve van een genoegzame vervulling van hun verdedigingsverplichtingen. Op het gebruik van die onroerende goederen is het Duitse recht van toepassing, tenzij in deze Overeenkomst en in andere internationale overeenkomsten anders is bepaald en voor zover het niet de organisatie, het interne functioneren en de leiding van de krijgsmacht en zijn civiele dienst, de leden daarvan en hun gezinsleden, en andere interne aangelegenheden die geen voorzienbare gevolgen hebben voor rechten van derden, naburige gemeenschappen of het algemeen belang, betreft. De bevoegde Duitse autoriteiten en de autoriteiten van een krijgsmacht plegen overleg en werken samen om eventuele verschillen van mening bij te leggen. » 2. Na het tweede lid wordt het volgende nieuwe lid 2bis ingevoegd : « 2bis.Het gebruik van militaire oefenterreinen, lokale militaire oefenterreinen en schietbanen door eenheden die voor oefen- en opleidingsdoeleinden naar de Bondsrepubliek zijn overgebracht dient vooraf te worden aangekondigd ter goedkeuring door de bevoegde Duitse autoriteiten. Het gebruik wordt geacht te zijn goedgekeurd indien de Duitse autoriteiten daartegen geen bezwaar maken binnen 45 dagen na de ontvangst van de aankondiging. Voor eenheden van een aankondigende Staat met een personeelssterkte tot 200 man die organiek behoren tot een in de Bondsrepubliek gestationeerde eenheid, of die zijn bedoeld ter versterking van in de Bondsrepubliek gestationeerde eenheden, is enkel de aankondiging voldoende. Voor de toepassing van dit artikel kan worden volstaan met een aankondiging aan Duitse autoriteiten tijdens planningsconferenties. Er kunnen aanvullende akkoorden worden gesloten. » 3. Na lid 2bis wordt het volgende nieuwe lid 2ter ingevoegd : « 2ter.Bijzonderheden betreffende het gebruik van militaire oefenterreinen, luchtverdedigingsterreinen, lokale militaire oefenterreinen en schietbanen, alsmede de in lid 2bis bedoelde aankondiging en goedkeuring, worden geregeld in op federaal niveau te sluiten administratieve overeenkomsten. » Artikel 23 Het Protocol van Ondertekening betreffende artikel 53 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. Na het eerste lid wordt het volgende nieuwe lid 1bis ingevoegd : « 1bis.De in de eerste volzin van het eerste lid van artikel 53 bedoelde maatregelen omvatten mede maatregelen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de nationale opleidingsnormen van een krijgsmacht. » 2. Na het vierde lid wordt het volgende nieuwe lid 4bis ingevoegd : « 4bis.(a) De autoriteiten van een krijgsmacht verlenen de bevoegde Duitse autoriteiten op federaal, deelstaat- en plaatselijk niveau alle redelijke bijstand die noodzakelijk is om de Duitse belangen te waarborgen, waaronder het verlenen van toegang tot de onroerende goederen na voorafgaande kennisgeving, opdat zij hun taken kunnen vervullen. De voor de onroerende goederen verantwoordelijke Duitse federale autoriteiten verlenen de autoriteiten van de krijgsmacht op verzoek bijstand. In noodgevallen en bij dreigend gevaar verlenen de autoriteiten van de krijgsmacht onmiddellijk toegang zonder een voorafgaande kennisgeving. De autoriteiten van de krijgsmacht besluiten per geval of zij de Duitse autoriteiten begeleiden. (b) In alle gevallen van toegang wordt rekening gehouden met overwegingen van militaire veiligheid, in het bijzonder de onschendbaarheid van lokalen, uitrusting en documenten waarvoor geheimhouding geldt.(c) De autoriteiten van de krijgsmacht en de Duitse autoriteiten regelen de toegang zodanig dat daardoor noch het waarborgen van de Duitse belangen, noch aan de gang of geplande militaire oefeningen op onredelijke wijze worden belemmerd.(d) Mocht in de gevallen bedoeld in de letters (a) tot en met (c) van dit lid geen overeenstemming worden bereikt, dan wordt de aangelegenheid door elk der Partijen voorgelegd aan de bevoegde hogere autoriteiten.3. De eerste volzin van het vijfde lid en de letters (c) en (g) worden vervangen door de volgende inleidende zin en letters : « 5.De samenwerking tussen de autoriteiten van de krijgsmacht en de Duitse autoriteiten in overeenstemming met artikel 53 en, indien van toepassing, in samenhang met artikel 53A, strekt zich met name uit tot de volgende gebieden : (c) de openbare orde en veiligheid, met inbegrip van brandbeveiliging (bescherming tegen brand en hulp aan personen in nood), bescherming tegen rampen;veiligheid, gezondheid en hygiëne op het werk (Arbeidsschutz), voorkoming van ongevallen en veiligheidsmaatregelen, zoals die betreffende schietbanen, munitie- en brandstofdepots en gevaarlijke installaties; (g) erfdienstbaarheid, burenrecht, stadsplanning en ruimtelijke ordening, bescherming van monumenten en natuurreservaten, alsook milieubescherming, met inbegrip van het inventariseren en evalueren van terreinen die een gevaar vormen wegens bodemverontreiniging.» 4. Het zesde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 6.Bij de samenwerking tussen de autoriteiten van een krijgsmacht en de Duitse federale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de onroerende goederen wordt gehandeld in overeenstemming met de volgende procedures : (a) De autoriteiten van de krijgsmacht en de Duitse autoriteiten wijzen hun onderscheiden vertegenwoordigers aan voor één of meer onroerende goederen.Deze vertegenwoordigers werken samen met betrekking tot het beheer van de onroerende goederen om te verzekeren dat naar behoren rekening wordt gehouden met de belangen van de krijgsmacht en de Duitse belangen. De bevoegdheden van de Duitse gespecialiseerde autoriteiten, met name die als bedoeld in lid 4bis van deze paragraaf, blijven onverlet. (b) De voor de onroerende goederen verantwoordelijke militaire bevelhebber of enige andere daarvoor in aanmerking komende autoriteit van de krijgsmacht verleent de Duitse vertegenwoordigers alle redelijke bijstand in overeenstemming met lid 4bis van deze Paragraaf.(c) Onverminderd de bepalingen van de letters (a) en (b) van dit lid, is de volgende procedure van toepassing : (i) De in het vijfde lid, letter b, van deze paragraaf bedoelde lijsten betreffende de goederen en de inventarisatie daarvan, worden in de regel opgemaakt of gecontroleerd aan het begin en het einde van de periode waarvoor een onroerend goed voor gebruik aan de krijgsmacht ter beschikking is gesteld. (ii) Ten behoeve van de samenwerking op het gebied van veiligheidsmaatregelen met betrekking tot schietbanen, munitie- en brandstofdepots kunnen gemengde commissies worden ingesteld.

Bijzonderheden worden geregeld in administratieve overeenkomsten. » Artikel 29 Na artikel 53 van de Aanvullende Overeenkomst wordt het volgende nieuwe artikel 53A ingevoegd : « Artikel 53A. 1. Voor zover het Duitse recht van toepassing is in verband met het gebruik van de in artikel 53 van deze Overeenkomst bedoelde onroerende goederen, en dit voorschrijft dat een bijzondere vergunning, machtiging of enige andere vorm van officiële toestemming moet worden verkregen, dienen de Duitse autoriteiten, in samenwerking en in overleg met de autoriteiten van een krijgsmacht, de benodigde aanvragen in en voeren zij de desbetreffende administratieve en gerechtelijke procedures namens de krijgsmacht. 2. Het eerste lid van dit artikel is ook van toepassing wanneer de beslissing wordt aangevochten door een derde, wanneer van maatregelen of voorzieningen melding moet worden gedaan, en ingeval de procedures ambtshalve worden ingesteld, in het bijzonder om de openbare veiligheid en orde te waarborgen, of ingeval deze op aandringen van een derde worden ingesteld.In deze gevallen dienen de Duitse federale autoriteiten die namens de krijgsmacht handelen, de belangen van de krijgsmacht te verdedigen. Indien een ingevolge het eerste lid van dit artikel aangevraagde vergunning wordt afgewezen of op een later tijdstip wordt gewijzigd of ongeldig verklaard overeenkomstig het Duitse recht, plegen de autoriteiten van de krijgsmacht en de Duitse autoriteiten overleg om op een andere wijze in de behoeften van de krijgsmacht te voorzien die verenigbaar is met de vereisten van het Duitse recht. 3. De autoriteiten van de krijgsmacht nemen strikt de voorwaarden en vereisten in acht van een rechtskracht hebbende beslissing die is gegeven in overeenstemming met het eerste en tweede lid van dit artikel.Zij werken nauw samen met de Duitse autoriteiten om te verzekeren dat deze verplichting wordt nagekomen. Bedoelde beslissing kan niet het voorwerp vormen van executie. » Artikel 30 Artikel 54 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : « 1. Voor zover in dit lid niet anders is bepaald, zijn de Duitse voorschriften en procedures ter voorkoming en bestrijding van besmettelijke ziekten bij mensen, dieren en planten, alsmede ter voorkoming van de verbreiding en ter bestrijding van voor planten schadelijke insekten, van toepassing op een krijgsmacht of een civiele dienst. Een krijgsmacht mag op de in de vorige volzin bedoelde gebieden haar eigen voorschriften en procedures toepassen binnen de onroerende goederen die haar voor gebruik ter beschikking zijn gesteld, of aan haar leden, leden van haar civiele dienst en gezinsleden, mits noch de volksgezondheid (öffentliche Gesundheit), noch de plantenteelt daardoor in gevaar worden gebracht. » Artikel 31 Na artikel 54 van de Aanvullende Overeenkomst wordt het volgende nieuwe artikel 54A ingevoegd : « Artikel 54A 1. De Staten van herkomst beseffen en erkennen het belang van milieubescherming in verband met alle activiteiten van hun krijgsmachten in de Bondsrepubliek.2. Onverminderd de inachtneming en toepassing van het Duitse recht op grond van deze Overeenkomst, toetsen de autoriteiten van een krijgsmacht en van een civiele dienst zo spoedig mogelijk de milieuvriendelijkheid van alle plannen.In dit verband inventariseren, analyseren en evalueren zij de mogelijke effecten van voor het milieu ingrijpende plannen op mensen, dieren, planten, bodem, water, lucht, klimaat en landschap, met inbegrip van hun onderlinge wisselwerking, alsmede op het cultureel erfgoed en andere zaken. Deze toetsing heeft tot doel belasting van het milieu te vermijden en, indien schadelijke effecten onvermijdelijk zijn, deze te compenseren met passende (herstel)maatregelen. In dit verband kunnen de autoriteiten van een krijgsmacht en van een civiele dienst de hulp inroepen van Duitse civiele en militaire autoriteiten. » Artikel 32 Voor artikel 55 van de Aanvullende Overeenkomst wordt het volgende nieuwe artikel 54B ingevoegd : « Artikel 54B De autoriteiten van een krijgsmacht en van een civiele dienst dragen er zorg voor dat voor de aandrijving van luchtvaartuigen, vaartuigen en motorrijtuigen slechts brandstoffen, smeermiddelen en additieven worden gebruikt die volgens de Duitse milieuvoorschriften in geringe mate vervuilend zijn, voor zover dit gebruik verenigbaar is met de technische vereisten van die luchtvaartuigen, vaartuigen en motorrijtuigen. Voorts dragen zij er zorg voor dat ten aanzien van personen- en bedrijfsvoertuigen, met name bij nieuwe, de Duitse voorschriften inzake de beperking van geluidshinder en de emissie van uitlaatgassen in acht worden genomen, voor zover zulks niet onevenredig bezwarend is. De bevoegde Duitse autoriteiten en de autoriteiten van de krijgsmacht of van de civiele dienst plegen overleg en werken nauw samen bij de toepassing van deze bepalingen en het toezicht daarop. » Artikel 33 Artikel 56 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. Het eerste lid, letter a, wordt vervangen door de volgende letter : « (a) De Duitse arbeidswetgeving, met inbegrip van de arbeidsomstandighedenwetgeving (Arbeitsschutzrecht), zoals die geldt voor burgerpersoneel in dienst bij de Duitse strijkdrachten, met uitzondering van dienstreglementen (Dienstordnungen), de overeenkomsten tot het verrichten van diensten (Dienstvereinbarungen) en tariefregelingen, is van toepassing op de indienstneming van burgerpersoneel bij een krijgsmacht of een civiele dienst, tenzij in dit artikel en de op dit artikel betrekking hebbende paragraaf in het Protocol van Ondertekening anders is bepaald.» 2. Het eerste lid, letter c, komt te vervallen.3. Het eerste lid, letter e, komt te vervallen.4. Het tweede lid, letter a, wordt vervangen door de volgende letter : « 2.(a) De tweede volzin van artikel 9, eerste lid, van de ontslagbeschermingswet (Kundigungsschutzgesetz) is van toepassing, met dien verstande dat de aanvraag van de werkgever ook kan voorden gegrond op het feit dat militaire belangen die een bijzondere bescherming verdienen, zich verzetten regen voortzetting van het dienstverband. De hoogste commandant kan de militaire belangen die een bijzondere bescherming verdienen aannemelijk maken (Glaubhaftmachung); in dat geval geschiedt de behandeling voor het bevoegde gerecht achter gesloten deuren. Indien de onthulling van de gronden het risico met zich meebrengt dat de veiligheid van de Staat van herkomst of van zijn krijgsmacht ernstig wordt geschaad, kan de hoogste commandant van de krijgsmacht, in overleg met de Chef van de Bondskanselarij, zulks aannemelijk maken door middel van een formele verklaring. » 5. Het zesde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 6.De autoriteiten van een krijgsmacht of van een civiele dienst hebben, met betrekking tot de arbeidskrachten, met inbegrip van de leden van civiele dienstorganisaties, het recht van indienstneming, plaatsing, opleiding, overplaatsing, ontslag en aanvaarding van dienstopzeggingen. » 6. Het zevende lid, letter a, wordt vervanger door de volgende letter : « (a) De autoriteiten van een krijgsmacht of van een civiele dienst stellen het aantal en de aard van de benodigde arbeidsplaatsen vast en delen die arbeidsplaatsen in overeenkomstig de krachtens het vijfde lid, letter a, vastgestelde beroepsgroepen.De personen die zulke betrekkingen zullen vervullen, worden door de autoriteiten van de krijgsmacht of van de civiele dienst ingesteld in de passende loon- of salarisgroepen. » 7. Het zevende lid, letter b, komt te vervallen.8. Het tiende lid wordt vervangen door het volgende lid : « 10.Indien de Duitse autoriteiten administratief werk verrichten in verband met het in dienst nemen van arbeidskrachten voor een krijgsmacht of een civiele dienst en in verband met hun beloning, worden de feitelijke kosten van dit administratieve werk vergoed door de krijgsmacht. De procedures hiervoor worden geregeld in afzonderlijke overeenkomsten tussen de Duitse autoriteiten en de autoriteiten van elke krijgsmacht. Bij de verrichting van het administratieve werk worden, in overleg met de desbetreffende autoriteiten van de krijgsmacht, de beginselen van economische efficiëntie in acht genomen.

Artikel 34 Het Protocol van Ondertekening bij de Aanvullende Overeenkomst wordt gewijzigd door daaraan de volgende nieuwe paragraaf toe te voegen : « Ad artikel 56, eerste lid.

De toepassing van de voorschriften inzake de arbeidsomstandigheden door de krijgsmacht en de civiele dienst wordt beheerst door : (a) artikel 53, derde en vierde lid, alsmede het vijfde en zesde lid van de paragraaf van het Protocol van Ondertekening ad artikel 53, in het bijzonder in aangelegenheden betreffende samenwerking;(b) lid 4bis van de paragraaf van het Protocol van Ondertekening ad artikel 53, in het bijzonder in aangelegenheden betreffende ondersteuning, met inbegrip van toegang tot onroerende goederen;en (c) artikel 53A, in het bijzonder met betrekking tot administratieve beslissingen.2. Voor zover door de Bondsminister van Defensie aangewezen instanties taken van de inspecties voor de arbeidsomstandigheden (Gewerbeaufsichtsamter) verrichten met betrekking tot de Duitse strijdkrachten, zijn die diensten, in samenwerking met de autoriteiten van de krijgsmacht en van de civiele dienst in overeenstemming met het eerste lid van deze paragraaf, ook bevoegd voor burgerpersoneel bij een krijgsmacht of een civiele dienst.3. Ontheffingen die gelden voor inrichtingen van de Duitse strijdkrachten gelden ook voor inrichtingen van een krijgsmacht of van een civiele dienst.4. Op inrichtingen die zijn gebouwd of geïnstalleerd voor de inwerkingtreding van de Overeenkomst van 18 maart 1993 tot wijziging van deze Overeenkomst blijven de tot dusver geldende voorschriften inzake technische vereisten van toepassing.Dit geldt niet indien de inrichtingen wezenlijke veranderingen ondergaan of indien het gebruik ervan aanzienlijk wordt gewijzigd of indien er, gezien de aard van de exploitatie, vermijdbare risico's voor het leven of de gezondheid van derden, met name burgerpersoneel te verwachten zijn. » Artikel 35 Het Protocol van Ondertekening bij de Aanvullende Overeenkomst wordt gewijzigd door daaraan de volgende nieuwe paragraaf toe te voegen : « Ad artikel 56, derde lid.

De voorschriften van het Duitse recht inzake de voorkoming van ongevallen dienen slechts in aanmerking te worden genomen voor zover een krijgsmacht of een civiele dienst geen overeenkomstige richtlijnen inzake de voorkoming van ongevallen heeft uitgevaardigd. Bij de uitvaardiging van richtlijnen inzake de voorkoming van ongevallen, en met betrekking tot andere vraagstukken betreffende de voorkoming van ongevallen, wint de krijgsmacht of de civiele dienst advies in bij de bevoegde Duitse autoriteiten. Indien deze autoriteiten van oordeel zijn dat de richtlijnen inzake de voorkoming van ongevallen ontoereikend lijken te zijn, vindt overleg plaats in overeenstemming met de derde volzin van het eerste lid van artikel 53. » Artikel 36 Het Protocol van Ondertekening bij de Aanvullende Overeenkomst wordt gewijzigd door daaraan de volgende nieuwe paragraaf toe te voegen : « Ad artikel 56, vijfde lid.

De bevoegdheid van de Duitse autoriteiten om de wijze van uitbetalen vast te stellen, sluit niet uit dat er overeenkomsten worden gesloten tussen deze autoriteiten en de autoriteiten van een krijgsmacht of van een civiele dienst, waarbij de berekening en de uitbetaling van de bezoldiging van burgerpersoneel geschiedt door andere instanties dan de Duitse autoriteiten. » Artikel 37 Het Protocol van Ondertekening ad artikel 56, negende lid, van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. De volgende nieuwe volzin wordt toegevoegd aan het einde van het eerste lid : « Indien beslissingen worden genomen op niveaus boven dat van de hoogste commandant, draagt de krijgsmacht er zorg voor dat tijdig inlichtingen worden verstrekt aan de ondernemingsraad.» 2. Het vijfde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 5.Het hoofd van de dienst is niet verplicht aan de leden van de ondernemingsraad, het in artikel 93 van de Wet bedoelde comité en de verzoeningscommissie bescheiden over te leggen die uit veiligheidsoverwegingen zijn geclassificeerd; hetzelfde geldt voor informatie daaruit. Ten einde zijn taken te kunnen verrichten, kan de ondernemingsraad, voor zover noodzakelijk, toegang worden verleend tot beveiligde zones. Voor zover de voorschriften van de hoogste commandant van de krijgsmacht betreffende de militaire veiligheid zich tegen bedoelde toegang verzetten of deze beperken, wordt toegang verleend onder dezelfde voorwaarden als die waaronder toegang wordt verleend aan burgerpersoneel. 3. Het zesde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 6.(a) (i) Voor zover in afzonderlijke gevallen het in de Wet geregelde recht van medezeggenschap onverenigbaar is met militaire belangen die een bijzondere bescherming verdienen, kan de omvang van het recht van medezeggenschap worden beperkt. De hoogste commandant deelt de redenen voor de beperking van het recht van medezeggenschap schriftelijk mede en geeft de omvang van de beperking aan. Indien onthulling van de redenen een risico van ernstige schade voor de veiligheid van de Staat van herkomst of van zijn krijgsmacht zou kunnen veroorzaken, kan de hoogste commandant dit doen vaststellen door middel van een formele verklaring, te bevestigen door de President van het Bondsarbeidshof (Bundesarbeitsgericht). (ii) In gevallen waarin onroerende goederen worden teruggegeven aan de Bondsregering, belet de toepassing van het recht van medezeggenschap niet de teruggave van die onroerende goederen op de geplande datum die door de krijgsmacht is medegedeeld aan de desbetreffende Duitse autoriteiten. In die gevallen sluiten de desbetreffende Duitse autoriteiten bijzondere akkoorden inzake de overname van onroerende goederen, zelfs indien deze niet volledig zijn ontruimd. (iii) (aa) Het in de Wet geregelde recht van medezeggenschap met betrekking tot de oprichting, het beheer en de ontbinding van sociale instellingen, ongeacht hun rechtsvorm, is slechts van toepassing op sociale instellingen die uitsluitend zijn bedoeld voor burgerpersoneel. (bb) Het in de Wet geregelde recht van medezeggenschap met betrekking tot de inrichting van de werkplek is niet van toepassing indien leden van zowel de krijgsmacht als de civiele dienst werkzaam zijn in dezelfde inrichting of bezig zijn met hetzelfde programma en het aantal van de leden van het burgerpersoneel niet overheersend is. » (iv) Voor zover de inhoud van personeelsenquêtes voor werknemers en arbeiders betrekking heeft op aangelegenheden betreffende de militaire veiligheid, is in plaats van het in de Wet geregelde recht van medezeggenschap de samenwerkingsprocedure van toepassing. (v) Het in de Wet geregelde recht van medezeggenschap met betrekking tot toewijzing in overeenstemming met artikel 123a van de Raamwet Ambtenarenrecht (Beamtenrechtsrahmengesetz) is niet van toepassing. (vi) Voor zover zaken bij wet of in een tariefovereenkomst zijn geregeld, of normaliter zijn geregeld bij overeenkomst in overeenstemming met artikel 56, vijfde lid, letter a, vallen zij niet onder de medezeggenschap. (vii) Medezeggenschap is niet van toepassing ten aanzien van artikel 75, eerste lid, punten 1 en 2, en artikel 75, derde lid, punt 13, alsmede artikel 76, tweede lid, punten 5 en 7 van de Wet. Deze uitzondering wordt onmiddellijk na 31 december 1994 opnieuw bestudeerd. (b) In de gevallen waarin het recht op medezeggenschap nier van toepassing is op grond van letter a hierboven, is de samenwerkingsprocedure van toepassing.(c) De in de medezeggenschapsprocedure voorziene verzoeningscommissie bestaat uit twee leden, van wie er één wordt benoemd door de hoogste commandant en de andere door de desbetreffende ondernemingsraad, alsmede uit een onderling overeen te komen onpartijdige voorzitter. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt omtrent de voorzitter, geschiedt de benoeming door de Secretaris-Generaal van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, tenzij de partijen gezamenlijk de President van het Bundesverwaltungsgericht of de Secretaris-Generaal van de West-Europese Unie verzoeken tot benoeming over te gaan. De hoogste commandant kan verlangen dat de leden van de verzoeningscommissie zijn gemachtigd inzage te verkrijgen in geclassificeerde bescheiden. Op verzoek van de betrokken krijgsmacht of ondernemingsraad kunnen, wanneer de omstandigheden zulks vereisen, permanente verzoeningscommissies of verzoeningscommissies ad hoc worden ingesteld. (d) De verzoeningscommissie neemt een beslissing in de vorm van een bestuur (Beschluss).Zij kan slechts ten dele tegemoet komen aan de verzoeken van de betrokken partijen. Besluiten worden genomen met een meerderheid van stemmen. Besluiten van de verzoeningscommissie worden genomen binnen het kader van de wettelijke bepalingen, met inbegrip van de begrotingswetten en -voorschriften van de Staat van herkomst die bindend zijn voor de hoogste commandant van de krijgsmacht. » 4. Het zevende lid wordt vervangen door het volgende lid « 7.Het hoofd van de dienst legt administratieve aanwijzingen voor de samenwerking in overeenstemming met artikel 78 van de Wet voor aan de ondernemingsraad voordat deze worden uitgevaardigd, behalve in omstandigheden waarin artikel 72, zesde lid, van toepassing is in samenhang met de vijfde volzin van artikel 69 van de Wet. » 5. Het achtste lid komt te vervallen. Artikel 38 Artikel 57 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. Het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : « 1.(a) Een krijgsmacht, een civiele dienst, hun leden en gezinsleden zijn, onder voorbehoud van goedkeuring van de Bondsregering, gerechtigd de Bondsrepubliek binnen te komen met voertuigen, vaartuigen en luchtvaartuigen en zich daarin binnen en boven het grondgebied van de Bondsrepubliek te verplaatsen; transporten en andere verplaatsingen die vallen binnen het kader van de Duitse wettelijke bepalingen, met inbegrip van deze Overeenkomst en andere internationale overeenkomsten waarbij de Bondsrepubliek en één of meer Staten van herkomst partij zijn, alsmede daarmede verband houdende technische akkoorden en procedures, worden geacht te zijn goedgekeurd.

Voor zover bijzondere en uitzonderlijke vergunningen en ontheffingen van de wettelijke bepalingen inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn vereist voor militaire verplaatsingen en transporten, worden deze verkregen door de bevoegde diensten van de Duitse strijdkrachten. (b) De bevoegde diensten van de Duitse strijdkrachten coördineren de behartiging van de militaire belangen van de krijgsmachten in verkeerszaken bij de civiele autoriteiten.Zij coördineren tevens de uitvoering van militaire verkeersbewegingen van de Staten van herkomst met elkaar en met het civiele verkeer. De aard en de omvang van die coördinatie wordt geregeld tussen de autoriteiten van de krijgsmachten en de Duitse strijdkrachten. Indien zulke regelingen niet worden getroffen, melden de krijgsmachten militaire bewegingen over de weg en per spoor aan de bevoegde diensten van de Duitse strijdkrachten. Ten aanzien van het militaire luchtverkeer zijn de gewone procedures van toepassing. » 2. Het derde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 3.Een krijgsmacht, een civiele dienst, hun leden en gezinsleden nemen, tenzij in deze Overeenkomst anders is bepaald, de Duitse verkeersvoorschriften in acht, met inbegrip van de voorschriften inzake het gedrag op de plaats van een ongeval, alsmede de voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen. Op de naleving van deze voorschriften wordt toegezien door de bevoegde autoriteiten. Ten einde de controle op de naleving van deze voorschriften te vergemakkelijken, kan dit toezicht gezamenlijk worden uitgeoefend. De uitoefening van dit toezicht kan worden geregeld in lokale akkoorden. Bestaande akkoorden blijven van kracht, tenzij deze worden herzien. » 3. Het vierde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 4.(a) Een krijgsmacht mag van de Duitse wegenverkeersvoorschriften afwijken in overeenstemming met het Duitse recht. In geval van toekomstige wijzigingen in de Duitse wegenverkeerswetten of -voorschriften, vinden afwijkingen wegens militaire noodzaak plaats in overeenstemming met de tussen de autoriteiten van een krijgsmacht en de bevoegde Duitse autoriteiten overeengekomen procedures. b Tussen de autoriteiten van een krijgsmacht en de Duitse autoriteiten worden overeenkomsten gesloten over de aanwijzing en het gebruik van een wegennet voor militair verkeer met motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvan de afmetingen, de asdruk, het totaalgewicht of -aantal de door de Duitse wegenverkeersvoorschriften gestelde beperkingen overschrijden. Het rijden met zodanige motorrijtuigen en aanhangwagens op wegen niet gelegen binnen het overeengekomen wegennet geschiedt slechts met toestemming van de bevoegde Duitse autoriteiten.

De toestemming van de bevoegde Duitse autoriteiten is niet vereist in geval van ongevallen, rampen, of de noodtoestand, dan wel krachtens voorafgaande overeenstemming tussen de betrokken autoriteiten. » 4. Het vijfde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 5.De autoriteiten van de Staat van herkomst nemen de fundamentele Duitse verkeersveiligheidsvoorschriften in acht. Binnen dit kader kunnen zij hun eigen normen betreffende het ontwerp, de bouw en de uitrusting van voertuigen, aanhangwagens, binnenvaartuigen of luchtvaartuigen toepassen. De Duitse autoriteiten en de autoriteiten van de krijgsmacht werken nauw samen bij de toepassing van deze bepaling. » 5. Het zevende lid komt te vervallen. Artikel 39 Artikel 60 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. De inleidende zin van het tweede lid en de letters a en e daarvan worden vervangen door de volgende bepalingen : « 2.Voor zover zulks voor militaire doeleinden vereist is, kan een krijgsmacht : (a) inrichtingen voor telecommunicatie (met uitzondering van radiozendinstallaties) binnen de bij haar in gebruik zijnde onroerende goederen;e. tijdelijke inrichtingen voor telecommunicatie van allerlei aard voor oefeningsdoeleinden, manoeuvres en noodgevallen, overeenkomstig de met de Duitse autoriteiten overeengekomen procedures, aanleggen, in bedrijf hebben en in stand houden.» 2. Het vierde lid, letter b, komt te vervallen.3. Het vijfde lid, letter b, wordt vervangen door de volgende letter : « (b) Een krijgsmacht, een civiele dienst, hun leden en gezinsleden kunnen radio- en televisie-ontvangsttoestellen vrij van rechten en zonder persoonlijke vergunningen installeren en in bedrijf hebben, mits deze geen elektromagnetische storing voor de radioverbindingsdiensten veroorzaken.» 4. Het zevende lid wordt vervangen door het volgende lid : « 7.(a) Door een krijgsmacht geïnstalleerde inrichtingen voor telecommunicatie kunnen worden aangesloten op het openbare telecommunicatienet van de Bondsrepubliek. (b) Inrichtingen voor telecommunicatie van een krijgsmacht die op het openbare telecommunicatienet van de Bondsrepubliek worden aangesloten, alsook radio-installaties, moeten voldoen aan de in de Duitse wetgeving vastgelegde fundamentele vereisten.Gedurende een overgangstermijn wordt rekening gehouden met bestaande bijzonderheden.

De overgangstermijn wordt niet beëindigd zonder onderlinge overeenstemming tussen de krijgsmachten en de Duitse autoriteiten. (c) Uitzonderingen op het in letter b van dit verwoorde beginsel zijn slechts toegestaan (i) voor inrichtingen voor telecommunicatie die de krijgsmacht reeds in bezit heeft of die reeds zijn aangeschaft bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst van 18 maart 1993 tot wijziging van deze Overeenkomst, of (ii) op grond van bijzondere overeenkomsten tussen de krijgsmacht en de Bondsminister van Post en Telecommunicatie. Hieruit voortvloeiende aansprakelijkheidsvraagstukken worden geregeld in overeenstemming met de bepalingen van bestaande overeenkomsten. » 5. Het achtste lid, letter a, wordt vervangen door de volgende letter : « (a) Bij de installatie en het in bedrijf hebben van inrichtingen voor de communicatie neemt een krijgsmacht de bepalingen van het Internationale Verdrag betreffende de Telecommunicatie van Nairobi van 6 november 1982, of een eventueel daarvoor in de plaats tredend verdrag alsmede overige internationale overeenkomsten op het gebied van de telecommunicatie die de Bondsrepubliek binden, in acht.» 6. Het tiende lid wordt vervangen door het volgende lid : « 10.Op verzoek van een krijgsmacht behartigt de Bondsminister van Post en Telecommunicatie, binnen de grenzen van zijn verantwoordelijkheid, de belangen van de krijgsmacht bij de uitlegging en toepassing van dit artikel. » Artikel 40 Het Protocol van Ondertekening ad artikel 60 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. Het eerste lid komt te vervallen.2. Het derde lid komt te vervallen.3. Het vijfde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 5.(a) Een krijgsmacht gebruikt slechts de haar door de Duitse autoriteiten toegewezen frequenties. De autoriteiten van de krijgsmacht stellen de Duitse autoriteiten in kennis van frequenties die zij niet langer nodig hebben. Indien op grond van internationale verplichtingen, internationale betrekkingen of essentiële Duitse belangen de Duitse autoriteiten het noodzakelijk achten een toegewezen frequentie te wijzigen of in te trekken, plegen zij, alvorens zulks te doen, overleg met de autoriteiten van de krijgsmacht. (b) De procedure voor de toewijzing van frequenties, voor het wijzigen of intrekken van reeds toegewezen frequenties en voor een versnelde toewijzing van frequenties ten behoeve van tijdelijk gebruik bij manoeuvers wordt vastgesteld in een bijzondere overeenkomst tussen de Duitse federale autoriteiten en de autoriteiten van een krijgsmacht die zijn vertegenwoordigd in de Consultatieve Working Group on Radio Frequencies (CWG) of een orgaan waardoor deze wordt opgevolgd.Een zodanige overeenkomst wordt gesloten in overeenstemming met de van kracht zijnde procedures, richtlijnen en aanbevelingen van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie. (c) De betrokken krijgsmacht neemt, in overleg met de Bondsminister van Defensie, de maatregelen die nodig zijn om de bevoegde autoriteit van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie in staat te stellen de frequenties te beschermen.De Duitse autoriteiten nemen slechts op verzoek van de autoriteiten van de betrokken krijgsmacht maatregelen die nodig zijn om andere internationale organisaties, in het bijzonder de Internationale Telecommunicatie-Unie (ITU), in staat te stellen de frequenties te beschermen. (d) De Duitse autoriteiten verstrekken andere diensten en organisaties slechts met toestemming van de autoriteiten van de krijgsmacht inlichtingen omtrent frequenties die door een krijgsmacht worden gebruikt.(e) Indien radio-installaties van een krijgsmacht radio-installaties die buiten het grondgebied van de Bondsrepubliek zijn gevestigd storen of door dergelijke installaties zelf worden gestoord, handelen de Duitse autoriteiten overeenkomstig het op dat moment van kracht zijnde Internationale Verdrag betreffende de Telecommunicatie en het daarbij behorende Radioreglement.» 4. Het zesde lid komt te vervallen. Artikel 41 Het Protocol van Ondertekening ad artikel 63 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. Het achtste lid, letter a, onder ii en iv, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « (ii) de afvoer van afvalwater en de verwijdering van afval; (iv) het vegen van schoorstenen en metingen in verband met emissiebescherming in samenhang met het gebruik van verbrandingsinstallaties door de krijgsmacht. » 2. Na het achtste lid wordt het volgende nieuwe lid 8bis ingevoegd : « 8bis.(a) Onder « andere bedrijfskosten » in de zin van artikel 63, vierde lid, letter d, worden mede begrepen de lopende kosten van binnen onroerende goederen noodzakelijke maatregelen ter voorkoming van fysieke milieuschade. (b) Een krijgsmacht of civiele dienst draagt in overeenstemming met dit lid de gemaakte kosten in verband met het beoordelen, evalueren en herstellen van door haar c.q. hem veroorzaakte verontreiniging met gevaarlijke stoffen, voor zover de op dat moment geldende wettelijke normen worden overschreden. Deze kosten worden vastgesteld overeenkomstig het Duitse recht, zoals dit wordt toegepast in overeenstemming met artikel 53, eerste lid, of, indien van toepassing, met de artikelen 41 of 52. De autoriteiten van de krijgsmacht of van de civiele dienst betalen deze kosten zo spoedig mogelijk als verenigbaar is met de beschikbaarheid van gelden en de begrotingsprocedures van de Staat van herkomst. (c) In geval van verschillen van mening over de toepasselijkheid van dit lid op bepaalde kosten, plegen de autoriteiten van de krijgsmacht of van de civiele dienst overleg met de Duitse autoriteiten;indien noodzakelijk kunnen zij afzonderlijke overeenkomsten sluiten op grond van het eerste lid van deze paragraaf. » Artikel 42 Artikel 67 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : 1. Het derde lid, letter (a), punten (i) en (ii), wordt vervangen door de volgende punten (i) en (ii) : « 3.(a) (i) Voor leveranties en andere diensten aan een krijgsmacht of een civiele dienst uit hoofde van bestellingen, door een officieel inkoopbureau van een krijgsmacht of civiele dienst gedaan, en bestemd voor het gebruik of verbruik door de krijgsmacht, de civiele dienst, hun leden of gezinsleden, worden de onder (ii) en (iv) van dit lid bedoelde belastingfaciliteiten verleend. De belastingfaciliteiten worden bij de berekening van prijzen in aanmerking genomen. (ii) Leveranties en diensten aan een krijgsmacht of een civiele dienst zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Deze vrijstelling geldt niet voor de verkoop van onbebouwde en bebouwde grond, noch voor het oprichten van gebouwen indien deze transacties zijn bedoeld voor de privé-behoeften van leden van de krijgsmacht of van de civiele dienst of van gezinsleden. » 2. Het derde lid, letter (a), punt (iii), vervalt.3. Het derde lid, letter (a), punt (iv), wordt vervangen door het volgende punt (iv) : « 3.(iv) Voor goederen die uit het niet aan douanetoezicht onderworpen verkeer (zollrechtlich freier Verkehr) geleverd worden aan een krijgsmacht of een civiele dienst, worden belastingfaciliteiten verleend die in de douane- en accijnswetgeving in geval van uitvoer zijn voorzien. » Artikel 43 Artikel 71 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Het derde lid wordt vervangen door het volgende lid : « 3. Wat hun werkzaamheden als niet-commerciële organisaties betreft, zijn de organisaties vermeld in het tweede en derde lid van de op dit artikel betrekking hebbende paragraaf van het Protocol van Ondertekening niet onderworpen aan de Duitse voorschriften inzake handel en nijverheid (Handel und Gewerbe). De voorschriften inzake de arbeidsomstandigheden (Arbeitsschutzrecht) zijn niettemin van toepassing met inachtneming van de op dit artikel betrekking hebbende paragraaf van het Protocol van Ondertekening. » Artikel 44 Het Protocol van Ondertekening ad artikel 71 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Na het vijfde lid wordt het volgende nieuwe zesde lid ingevoegd : « 6. De toepassing van de voorschriften inzake de arbeidsomstandigheden wordt beheerst door : (a) artikel 53, derde en vierde lid.alsmede het vijfde en het zesde lid van de op dit artikel betrekking hebbende paragraaf van het Protocol van Ondertekening, in het bijzonder in aangelegenheden betreffende de samenwerking; (b) lid 4bis van de op artikel 53 betrekking hebbende paragraaf van het Protocol van Ondertekening, in het bijzonder in aangelegenheden betreffende ondersteuning, met inbegrip van toegang tot onroerende goederen;en (c) artikel 53A, in het bijzonder met betrekking tot administratieve beslissingen.» Artikel 45 Artikel 72 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Het eerste lid, letter b, wordt vervangen door de volgende letter : « (b) vrijstelling van de Duitse voorschriften inzake handel en nijverheid (Handel und Gewerbe), met uitzondering van voorschriften inzake de arbeidsomstandigheden (Arbeitsschutz). » Artikel 46 Het Protocol van Ondertekening ad artikel 72 van de Aanvullende Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd : Na het tweede lid wordt het volgende nieuwe derde lid ingevoegd : « 3. De bevoegde Duitse autoriteiten verlenen binnen de grenzen van hun discretionaire bevoegdheid (öfflichtgemasses Ermessen) vrijstellingen van de voorschriften inzake de arbeidsomstandigheden (in het bijzonder op grond van artikel 3 van het besluit inzake de voorkoming van ongevallen « Algemene Voorschriften ») voor bedrijven die zich bevinden binnen de aan de krijgsmacht voor uitsluitend gebruik ter beschikking gestelde onroerende goederen. » Artikel 47 Artikel 76 van de Aanvullende Overeenkomst komt te vervallen.

Artikel 48 Artikel 77 van de Aanvullende Overeenkomst komt te vervallen.

Artikel 49 Artikel 79 van de Aanvullende Overeenkomst komt te vervallen.

Artikel 50 Na artikel 80 van de Aanvullende Overeenkomst wordt het volgende nieuwe artikel 80A ingevoegd : « Artikel 80A 1. Indien zich een geschil voordoet betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst en er geen bijzondere procedure is geregeld, trachten de rechtstreeks betrokken partijen het geschil te beslechten door middel van overleg op het laagste daarvoor in aanmerking komende niveau.Een geschil dat niet op dat niveau kan worden beslecht, kan ter beslechting worden voorgelegd aan hogere bevoegde militaire of civiele autoriteiten. 2. (a) Indien het geschil niet binnen vijftien dagen is beslecht overeenkomstig het eerste lid kan elke rechtstreeks betrokken partij daarna verzoeken om de instelling van een consultatieve Commissie, die de rechtstreeks betrokken partijen mogelijke oplossingen aanbeveelt. Uiterlijk binnen tien dagen na het verzoek wordt de consultatieve Commissie samengesteld en houdt zij haar eerste bijeenkomst. De consultatieve Commissie doet haar definitieve aanbevelingen binnen zestig dagen na haar eerste bijeenkomst. (b) De consultatieve Commissie bestaat uit een passend aantal leden die de rechtstreeks betrokken partijen vertegenwoordigen.Indien de Bondsrepubliek partij bij het geschil is, is zij gerechtigd evenveel leden te benoemen als zijn benoemd door alle partijen bij het geschil gezamenlijk. De consultatieve Commissie kan externe bemiddelaars verzoeken de Commissie te adviseren. Op verzoek van een lid kan de Commissie ook het deskundig advies inwinnen van daarvoor in aanmerking komende personen of organisaties, zoals de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, de Westeuropese Unie, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, wier advies vertrouwelijk wordt gegeven en behandeld. 3. Als eerste handeling beveelt de consultatieve Commissie, indien van toepassing, de partijen aan voorlopige maatregelen te nemen in afwachting van de beslechting van het geschil.Deze voorlopige maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de onderscheiden standpunten van de partijen of aan de definitieve oplossing voor het geschil.

Indien de consultatieve Commissie het binnen de voorgeschreven termijn niet eens kan worden over de voorlopige maatregelen, wordt de kwestie van de voorlopige maatregelen via de daarvoor in aanmerking komende kanalen doorgeleid ter beslechting, indien noodzakelijk op ministersniveau. 4. Aan de door de consultatieve Commissie aanbevolen definitieve oplossing wordt uitvoering gegeven door de rechtstreeks betrokken partijen, tenzij één of meer van die partijen daartegen binnen vijftien dagen bezwaar maken.In geval van bezwaar, of indien de consultatieve Commissie het binnen de voorgeschreven termijn niet eens kan worden over definitieve aanbevelingen, wordt de aangelegenheid via diplomatieke kanalen doorgeleid met het oog op een spoedige oplossing. 5. In afwachting van een definitieve oplossing voor het geschil onthoudt elke partij zich van gedragingen die de essentiële belangen van andere rechtstreeks betrokken partijen zouden kunnen schaden, met name de belangen die het gastland eventueel naar voren brengt.» Artikel 51 Artikel 81 van de Aanvullende Overeenkomst wordt vervangen door het volgende artikel : « Artikel 81 Elke Partij die krijgsmachten stationeert kan, na overleg met de andere Overeenkomstsluitende Partijen, zich door middel van een schriftelijke kennisgeving uit deze Overeenkomst terugtrekken met inachtneming van een opzegtermijn van twee jaar. De Bondsrepubliek kan, na overleg met de andere Overeenkomstsluitende Partijen, deze Overeenkomst ten aanzien van één of meer Overeenkomstsluitende Partijen beëindigen door middel van een schriftelijke kennisgeving met inachtneming van een opzegtermijn van twee jaar.

Artikel 52 1. Deze Overeenkomst dient te worden bekrachtigd of goedgekeurd.De akten van bekrachtiging of goedkeuring worden door de ondertekenende Staten nedergelegd bij de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die iedere ondertekenende Staar in kennis stelt van de datum van nederlegging. 2. Deze Overeenkomst treedt in werking dertig dagen na de nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging of goedkeuring.3. Deze Overeenkomst wordt nedergelegd in het archief van de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die aan iedere ondertekenende Staat voor eensluidend gewaarmerkte afschriften zal doen toekomen. Ten blijke waarvan de ondertekenende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Bonn op 18 maart 1993, in één oorspronkelijk exemplaar in de Duitse, de Engelse en de Franse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk België Voor de Bondsrepubliek Duitsland Voor de Franse Republiek Voor Canada Voor het Koninkrijk der Nederlanden Voor het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland Voor de Verenigde Staten van Amerika

Overeenkomst tot wijziging van het Protocol van Ondertekening van 3 augustus 1959 zoals gewijzigd door de Overeenkomsten van 21 oktober 1971 en van 18 mei 1981, tot aanvulling van het Verdrag tussen de Partijen bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, betreffende de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten Het Koninkrijk België, Canada, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Noord-Amerika zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Het Protocol van Ondertekening ad artikel 56, negende lid, bij de Aanvullende Overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd bij de Overeenkomst van 21 oktober 1971 en 18 mei 1981, en onverminderd de op 18 maart 1993 ondertekende Overeenkomst bij het Verdrag tussen de Staten die Partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde krijgsmachten, wordt als volgt gewijzigd, welke wijziging rechtskracht heeft vanaf 22 januari 1991 : De eerste volzin van het eerste lid luidt als volgt : « 1. De verschillende administratieve onderdelen en inrichtingen (Betriebe) van een krijgsmacht of een civiele dienst in de Bondsrepubliek, zoals deze door de betrokken krijgsmacht zijn omschreven, worden beschouwd als diensten in de zin van de federale Wet inzake de vertegenwoordiging van het personeel (Bundespersonalvertretungsgesetz) van 15 maart 1974 (Bundesgesetzblatt 1974, Teil 1, blz. 693) met latere wijzigingen, met inbegrip van de wijziging van 16 januari 1991, (Gesetz über die Beteiligung der Soldaten und der Zivildienstleistenden - BG van 16 januari 1991, Bundesgesetzblatt 1991, Teil 1, blz. 47), hierna te noemen « de Wet ».

Artikel 2 1. Deze Overeenkomst dient te worden bekrachtigd of goedgekeurd.De akten van bekrachtiging of goedkeuring worden door de ondertekenende Staten nedergelegd bij de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die elke ondertekenende Staat in kennis stelt van de datum waarop de akten worden nedergelegd. 2. Deze Overeenkomst treedt in werking dertig dagen na de nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging of goedkeuring.3. Deze Overeenkomst wordt nedergelegd in het archief van de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, die elke ondertekenende Staat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift doet toekomen. Ten blijke waarvan de ondertekenende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Bonn op 16 mei 1994, in één oorspronkelijk exemplaar, in de Duitse de Franse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk België Voor de Bondsrepubliek Duitsland Voor de Franse Republiek Voor Canada Voor het Koninkrijk der Nederlanden Voor het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland Voor de Verenigde Staten van Amerika

Overeenkomst, opgemaakt te Bonn op 18 maart 1993, tot wijziging van de aanvullende overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd bij de overeenkomsten van 21 oktober 1971 en 18 mei 1981, bij het verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtsposite van hun krijgsmachten, met betrekking tot de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten.

LIJST MET DE GEBONDEN STATEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) voor het Koninkrijk in Europa

Overeenkomst, opgemaakt te Bonn op 16 mei 1994, tot wijziging van het protocol van ondertekening bij de overeenkomst van 3 augustus 1959, zoals gewijzigd door de overeenkomsten van 21 oktober 1971 en 18 mei 1981, tot aanvulling van het verdrag tussen de partijen bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtsposite van hun krijgsmachten, betreffende de in de Bondsrepubliek Duitsland gestationeerde buitenlandse krijgsmachten. LIJST MET DE GEBONDEN STATEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) voor het Koninkrijk in Europa Deze Overeenkomst is nog niet inwerking getreden.De datum van de inwerkingtreding zal later gepubliceerd worden.

^