Etaamb.openjustice.be
Wet van 16 mei 2003
gepubliceerd op 12 januari 2004

Wet houdende instemming met de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, met de Bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII en VIII, met de Protocollen 1, 2, 3, 4, 5 en 6, en met de Slotakte, gedaan te Luxemburg op 29 oktober 2001 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2003015102
pub.
12/01/2004
prom.
16/05/2003
ELI
eli/wet/2003/05/16/2003015102/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 MEI 2003. - Wet houdende instemming met de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, met de Bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII en VIII, met de Protocollen 1, 2, 3, 4, 5 en 6, en met de Slotakte, gedaan te Luxemburg op 29 oktober 2001 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, met de Bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII en VIII, de Protocollen 1, 2, 3, 4, 5 en 6, en met de Slotakte, gedaan te Luxemburg op 29 oktober 2001, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 16 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2002-2003. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 27 januari 2003, 2-1431 - nr. 1. - Verslag namens de commissie, 2-1431 - nr. 2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 20 februari 2003.

Kamer.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, 50-2323 - nr. 1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, 50-2323 - nr. 2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 3 april 2003. (2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 21 november 2003 (Belgisch Staatsblad van 10 december 2003), Decreet van de Franse Gemeenschap van 8 mei 2003 (Belgisch Staatsblad van 28 mei 2003), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 7 oktober 2002 (Belgisch Staatsblad van 22 november 2002), Decreet van het Waalse Gewest van 6 juni 2003 (Belgisch Staatsblad van 23 juni 2003), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 7 november 2002 (Belgisch Staatsblad van 26 november 2002) en Ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 9 januari 2003 (Belgisch Staatsblad van 24 april 2003). Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds Het Koninkrijk België, Het Koninkrijk Denemarken, De Bondsrepubliek Duitsland, De Helleense Republiek, Het Koninkrijk Spanje, De Franse Republiek, Ierland, De Italiaanse Republiek, Het Groothertogdom Luxemburg, Het Koninkrijk der Nederlanden, De Republiek Oostenrijk, De Portugese Republiek, De Republiek Finland, Het Koninkrijk Zweden, Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna « lidstaten » genoemd, en De Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, hierna « de Gemeenschap » genoemd, enerzijds, en De Republiek Kroatië, hierna « Kroatië » genoemd, anderzijds, Gelet op de sterke band tussen de partijen en de waarden die zij gemeen hebben, hun verlangen deze band nog te versterken en op wederkerigheid en wederzijds belang gebaseerde nauwe en langdurige betrekkingen tot stand te brengen die Kroatië in staat moeten stellen de betrekkingen met de Gemeenschap te versterken en uit te breiden;

Gelet op het belang van deze overeenkomst voor het stabilisatie- en associatieproces met de landen van Zuidoost-Europa voor de totstandbrenging en handhaving van een op samenwerking gebaseerde stabiele orde in Europa, waarvan de Europese Unie een steunpilaar is, en voor het stabiliteitspact;

Gelet op de toezegging van de partijen dat zij met alle mogelijke middelen zullen bijdragen tot de politieke, economische en institutionele stabilisatie, zowel in Kroatië als in de gehele regio, door de ontwikkeling van de civiele samenleving en door democratisering, institutionele versterking en hervorming van de overheidsadministratie, intensievere handel en economische samenwerking, brede samenwerking, ook op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, alsmede versterking van de nationale en regionale veiligheid;

Gelet op het belang dat de partijen hechten aan versterking van de politieke en economische vrijheden, die de grondslag van deze overeenkomst vormen, en op het belang dat zij hechten aan de eerbiediging van de rechtstaat en de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van personen die tot nationale minderheden behoren, en aan democratische beginselen in de vorm van een meerpartijenstelsel met vrije, eerlijke verkiezingen;

Gelet op het feit dat Kroatië opnieuw zijn gehechtheid bevestigt aan het recht op terugkeer voor alle vluchtelingen en ontheemden en de bescherming van hun rechten in dat verband;

Gelet op de verbintenis van de partijen om volledig uitvoering te geven aan alle beginselen en bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties, de OVSE, inzonderheid die van de Slotakte van Helsinki, de slotdocumenten van de conferenties van Madrid en Wenen, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa en het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa, en te voldoen aan hun verplichtingen in het kader van de overeenkomsten van Dayton/Parijs en Erdut, teneinde bij te dragen tot de regionale stabiliteit en de samenwerking tussen de landen in de regio;

Gelet op de gehechtheid van de partijen aan de beginselen van de vrijemarkteconomie en de bereidheid van de Gemeenschap om aan de economische hervormingen in Kroatië bij te dragen;

Gelet op het belang dat de partijen hechten aan vrijhandel, overeenkomstig de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de WTO;

Verlangende een regelmatige politieke dialoog in te stellen over bilaterale en internationale vraagstukken van wederzijds belang, met inbegrip van regionale aspecten, met inachtneming van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie;

Overtuigd dat de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst een nieuw klimaat zal scheppen voor hun onderlinge economische betrekkingen, in het bijzonder voor de ontwikkeling van handel en investeringen, factoren van cruciaal belang voor de economische herstructurering en modernisering;

Gelet op de toezegging van Kroatië om zijn wetgeving aan te passen aan die van de Gemeenschap;

Gelet op de bereidheid van de Gemeenschap om doorslaggevende steun te verlenen voor hervorming en wederopbouw en daartoe alle beschikbare instrumenten voor samenwerking en technische, financiële en economische bijstand in te zetten op een brede indicatieve meerjaarlijkse basis;

Bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland binden als afzonderlijke verdragsluitende partijen, en niet als deel van de Europese Gemeenschap, totdat het Verenigd Koninkrijk of Ierland (al naargelang van het geval) Kroatië ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk of Ierland is gebonden als deel van de Europese Gemeenschap overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken met betrekking tot het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;

Wijzend op de top van Zagreb, waarop werd opgeroepen tot verdere consolidatie van de betrekkingen tussen de landen die deel uitmaken van het stabilisatie- en associatieproces en de Europese Unie, alsmede tot intensievere samenwerking in de regio;

Wijzend op de bereidheid van de Europese Unie om Kroatië zo volledig mogelijk te integreren in de politieke en economische hoofdstroom van Europa, en op de status van het land als een potentiële kandidaat voor het EU-lidmaatschap op basis van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het voldoen aan de door de Europese Raad in juni 1993 gedefinieerde criteria, onder voorbehoud van de succesvolle tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, met name wat betreft regionale samenwerking, Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen : Artikel 1 1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Kroatië, anderzijds.2. Deze associatie heeft ten doel : -totstandbrenging van een passend kader voor de politieke dialoog met het oog op de ontwikkeling van nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen; - ondersteuning van de inspanningen van Kroatië voor de ontwikkeling van de economische en internationale samenwerking, ook door de aanpassing van zijn wetgeving aan die van de Gemeenschap; - ondersteuning van de inspanningen van Kroatië met het oog op de overgang naar een markteconomie, bevordering van harmonieuze economische betrekkingen en geleidelijke instelling van een vrijhandelszone tussen de Gemeenschap en Kroatië; - bevordering van regionale samenwerking op alle gebieden die onder deze overeenkomst vallen.

TITEL I. - Algemene beginselen Artikel 2 Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, zoals deze zijn vastgesteld in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en gedefinieerd in de slotakte van Helsinki en het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa, eerbiediging van de beginselen van het internationale recht en de rechtsstaat en de beginselen van de markteconomie zoals deze zijn neergelegd in het document van de CVSE-conferentie van Bonn over economische samenwerking, vormen de grondslag van het binnen- en buitenlandse beleid van de partijen en zijn essentiële elementen van deze overeenkomst.

Artikel 3 Internationale en regionale vrede en stabiliteit en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap staan centraal in het stabilisatie- en associatieproces, als bedoeld in de conclusies van de Raad van de Europese Unie van 21 juni 1999. De sluiting en de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst geschieden in het kader van de conclusies van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1997, en zijn gebaseerd op de afzonderlijke verdiensten van Kroatië.

Artikel 4 Kroatië verbindt zich ertoe de samenwerking en de betrekkingen van goed nabuurschap met de overige landen van de regio voort te zetten en te bevorderen, wat mede inhoudt dat een passend niveau van wederzijdse concessies op het gebied van het verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten wordt ingesteld en projecten van gemeenschappelijk belang worden ontwikkeld, met name inzake de terugkeer van vluchtelingen en de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, corruptie, witwassen van geld, illegale migratie en smokkelarij. Deze verbintenis is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van de betrekkingen en de samenwerking tussen de partijen en draagt bij tot de regionale stabiliteit.

Artikel 5 1. De associatie wordt geleidelijk tot stand gebracht en is uiterlijk zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst volledig van kracht.2. De krachtens artikel 110 opgerichte Stabilisatie- en Associatieraad onderzoekt op gezette tijden de toepassing van deze overeenkomst en de verwezenlijking door Kroatië van de juridische, bestuurlijke, institutionele en economische hervormingen, in het licht van de preambule en in overeenstemming met de algemene principes van deze overeenkomst. Artikel 6 De overeenkomst moet volledig verenigbaar zijn met de relevante WTO-bepalingen, met name artikel XXIV van de GATT 1994 en artikel V van de GATS. TITEL II. - Politieke dialoog Artikel 7 In het kader van deze overeenkomst wordt tussen de partijen een politieke dialoog ingesteld. Deze dialoog begeleidt en consolideert de toenadering tussen de Europese Unie en Kroatië en draagt bij tot de totstandbrenging van nauwe solidariteitsbanden en nieuwe vormen van samenwerking tussen de partijen.

De politieke dialoog moet met name bijdragen tot het bevorderen van : -de volledige integratie van Kroatië in de gemeenschap van democratische naties en de geleidelijke toenadering tot de Europese Unie; - verdere convergentie van de standpunten van de partijen over internationale vraagstukken, onder meer door passende uitwisseling van informatie, met name waar het aangelegenheden betreft die belangrijke gevolgen voor de partijen kunnen hebben; - regionale samenwerking en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap; - gemeenschappelijke opvattingen over veiligheid en stabiliteit in Europa, ook op de terreinen die worden bestreken door het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie.

Artikel 8 1. De politieke dialoog vindt plaats binnen de Stabilisatie- en Associatieraad, die de algemene verantwoordelijkheid draagt voor alle aangelegenheden die de partijen de Stabilisatie- en Associatieraad voorleggen.2. Op verzoek van de partijen kan de politieke dialoog ook de volgende vormen aannemen : - vergaderingen, waar nodig, van hoge ambtenaren van enerzijds Kroatië en anderzijds het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie en de Commissie; - optimaal gebruik van alle diplomatieke kanalen tussen de partijen, met inbegrip van passende contacten in derde landen en binnen de Verenigde Naties, de OVSE, de Raad van Europa en andere internationale fora; - alle andere middelen die een nuttige bijdrage leveren tot het consolideren, ontwikkelen en intensiveren van deze dialoog.

Artikel 9 Op parlementair niveau vindt de politieke dialoog plaats in het kader van het bij artikel 116 ingestelde Parlementair Stabilisatie- en Associatiecomité.

Artikel 10 De politieke dialoog kan plaatsvinden in multilateraal verband en als regionale dialoog waarbij andere landen in de regio worden betrokken.

TITEL III. - Regionale samenwerking Artikel 11 In overeenstemming met zijn verbintenis ten aanzien van vrede en stabiliteit en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap zal Kroatië de regionale samenwerking actief bevorderen. Ook zal de Gemeenschap, via haar programma's voor technische bijstand, projecten steunen met een regionale of grensoverschrijdende dimensie.

Telkens wanneer Kroatië voornemens is de samenwerking met een van de in onderstaande artikelen 12 tot en met 14 genoemde landen te intensiveren, deelt zij dit mede aan en voert zij overleg met de Gemeenschap en haar lidstaten overeenkomstig de bepalingen van titel X. Artikel 12 Samenwerking met andere landen die een stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben ondertekend Na de ondertekening van deze overeenkomst opent Kroatië met het land dat of de landen die reeds een stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben ondertekend onderhandelingen over de sluiting van een bilaterale overeenkomst inzake regionale samenwerking, waarvan het doel is de samenwerking tussen de betrokken landen uit te breiden.

De hoofdelementen van dergelijke overeenkomsten zijn : - een politieke dialoog; - de totstandbrenging van een vrijhandelszone tussen de partijen die verenigbaar is met de relevante WTO-bepalingen; - wederzijdse concessies betreffende het verkeer van werknemers, vestiging, dienstverlening, lopende betalingen en kapitaalverkeer en andere beleidsterreinen die met het verkeer van personen verband houden, op een niveau dat gelijkwaardig is met dat van deze overeenkomst; - bepalingen inzake samenwerking op andere, al dan niet onder deze overeenkomst vallende terreinen, met name justitie en binnenlandse zaken.

Deze overeenkomsten omvatten indien nodig bepalingen tot instelling van de nodige institutionele mechanismen.

Deze overeenkomsten worden gesloten binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst. De bereidheid van Kroatië tot het sluiten van deze overeenkomsten is een voorwaarde voor de verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen Kroatië en de EU. Artikel 13 Samenwerking met andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen Kroatië gaat regionale samenwerking aan met de andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen op sommige of alle onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsterreinen, met name terreinen van gemeenschappelijk belang. Deze samenwerking moet verenigbaar zijn met de beginselen en doelstellingen van deze overeenkomst.

Artikel 14 Samenwerking met kandidaat-lidstaten van de EU Kroatië kan met elke kandidaat-lidstaat van de EU de samenwerking versterken en een overeenkomst sluiten voor regionale samenwerking op elk van de onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsterreinen.

Een dergelijke overeenkomst moet de bilaterale betrekkingen tussen Kroatië en dat land geleidelijk afstemmen op het relevante onderdeel van de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en dat land.

TITEL IV. - Vrij verkeer van goederen Artikel 15 1. De Gemeenschap en Kroatië brengen in de loop van een overgangsperiode van ten hoogste zes jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst, geleidelijk een vrijhandelszone tot stand overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst en in de GATT 1994 en de bepalingen van de WTO.Daarbij houden zij rekening met de hierna vermelde specifieke eisen. 2. In het handelsverkeer tussen de twee partijen worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.3. Het basisrecht waarop de in de overeenkomst vastgestelde opeenvolgende verlagingen worden toegepast, is voor elk product het recht dat erga omnes daadwerkelijk wordt toepast op de dag voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst, of het bij de WTO geconsolideerde recht voor het jaar 2002, indien dat lager is.4. Indien na de ondertekening van deze overeenkomst tariefverlagingen op erga-omnesgrondslag worden toegepast, in het bijzonder verlagingen die voortvloeien uit de tariefonderhandelingen in de WTO, komen deze verlaagde rechten in de plaats van de in lid 3 bedoelde basisrechten vanaf de datum waarop de verlagingen worden toegepast.5. De Gemeenschap en Kroatië delen elkaar hun respectieve basisrechten mede. HOOFDSTUK I. - Industrieproducten Artikel 16 1. Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Kroatië, vermeld in de hoofdstukken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur, met uitzondering van de producten genoemd in bijlage 1, punt I, onder ii), bij de Overeenkomst inzake de landbouw (GATT 1994).2. De artikelen 17 en 18 zijn niet van toepassing op textielproducten of op staalproducten bedoeld in hoofdstuk 72 van de gecombineerde nomenclatuur, als gespecificeerd in de artikelen 22 en 23.3. De handel tussen de partijen in producten die onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vallen, geschiedt in overeenstemming met de bepalingen van dat verdrag. Artikel 17 1. De douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in de Gemeenschap van producten van oorsprong uit Kroatië worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.2. Kwantitatieve beperkingen bij invoer in de Gemeenschap en maatregelen van gelijke werking worden voor producten van oorsprong uit Kroatië bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst afgeschaft. Artikel 18 1. De douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in Kroatië van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, andere dan die genoemd in de bijlagen I en II, worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.2. De douanerechten die van toepassing zijn bij de invoer in Kroatië van de producten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage I, worden geleidelijk verlaagd volgens onderstaand tijdschema : - bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten verminderd tot 60 % van het basisrecht; - op 1 januari 2003 worden alle rechten verminderd tot 30 % van het basisrecht; - op 1 januari 2004 worden de resterende rechten afgeschaft. 3. De douanerechten die van toepassing zijn bij de invoer in Kroatië van de producten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage II, worden geleidelijk verlaagd en afgeschaft volgens onderstaand tijdschema : - bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle rechten verminderd tot 70 % van het basisrecht; - op 1 januari 2003 worden alle rechten verminderd tot 50 % van het basisrecht; - op 1 januari 2004 worden alle rechten verminderd tot 40 % van het basisrecht; - op 1 januari 2005 worden alle rechten verminderd tot 30 % van het basisrecht; - op 1 januari 2006 worden alle rechten verminderd tot 15 % van het basisrecht; - op 1 januari 2007 worden de resterende rechten afgeschaft. 4. Kwantitatieve beperkingen bij invoer in Kroatië van producten van oorsprong uit de Gemeenschap en maatregelen van gelijke werking worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft. Artikel 19 Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaffen de Gemeenschap en Kroatië in hun onderlinge handelsverkeer alle heffingen van gelijke werking als douanerechten bij invoer af.

Artikel 20 1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaffen de Gemeenschap en Kroatië alle douanerechten bij uitvoer en heffingen van gelijke werking af.2. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaffen de Gemeenschap en Kroatië onderling alle kwantitatieve beperkingen bij uitvoer en alle maatregelen van gelijke werking af. Artikel 21 Kroatië verklaart zich bereid zijn douanerechten in het handelsverkeer met de Gemeenschap sneller te verlagen dan in artikel 18 bepaald, indien de algemene economische situatie in Kroatië en de situatie in de betrokken sector van de economie zulks mogelijk maken.

De Stabilisatie- en Associatieraad doet daartoe strekkende aanbevelingen.

Artikel 22 Protocol nr. 1 bevat de regeling voor de daarin genoemde textielproducten.

Artikel 23 Protocol nr. 2 bevat de regeling voor de daarin genoemde staalproducten vallende onder hoofdstuk 72 van de gecombineerde nomenclatuur. HOOFDSTUK II. - Landbouw en visserij Artikel 24 Definitie 1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de handel in landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Kroatië.2. Met « landbouw- en visserijproducten » worden bedoeld de producten vermeld in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur en in bijlage 1, punt 1, onder ii), bij de Overeenkomst inzake de landbouw (GATT 1994).3. Deze definitie omvat ook vis en visserijproducten die vallen onder hoofdstuk 3, onder de posten 1604 en 1605 en onder de onderverdelingen 0511 91, 2301 20 en ex 1902 20 (« gevulde deegwaren, bevattende meer dan 20 gewichtspercenten vis, schaal- of weekdieren of andere ongewervelde waterdieren »). Artikel 25 Protocol nr. 3 bevat de handelsregeling voor de daarin genoemde verwerkte landbouwproducten.

Artikel 26 1. Op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit Kroatië.2. Op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft Kroatië alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap. Artikel 27 Landbouwproducten 1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle douanerechten en heffingen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit Kroatië, andere dan die van de posten 0102, 0201, 0202 en 2204 van de gecombineerde nomenclatuur. Ten aanzien van producten die vallen onder de hoofdstukken 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur, waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief voorziet in een douanerecht ad valorem en in een specifiek douanerecht, is de afschaffing uitsluitend van toepassing op het deel ad valorem van de douanerechten. 2. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Gemeenschap de douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in de Gemeenschap van de in bijlage III gedefinieerde producten van de categorie « baby beef » van oorsprong uit Kroatië vast op 20 % van het recht ad valorem en 20 % van het specifieke recht als vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschappen, binnen een jaarlijks tariefcontingent van 9 400 ton geslacht gewicht.3. a) Bij de inwerkingtreding van de overeenkomst gaat Kroatië over tot i) afschaffing van de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap, vermeld in bijlage IV a); ii) afschaffing van de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap, vermeld in bijlage IV b), binnen de grenzen van de tariefcontingenten die voor elk product in die bijlage zijn vermeld.

De omvang van de tariefcontingenten wordt jaarlijks vermeerderd met de hoeveelheid die voor ieder product in die bijlage wordt vermeld. b) Vanaf het eerste jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst gaat Kroatië over tot i) afschaffing van de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap, vermeld in bijlage IV c);c) Vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst gaat Kroatië over tot i) geleidelijke afschaffing van de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap, vermeld in bijlage IV d), binnen de grenzen van de in die bijlage vastgestelde tariefcontingenten en in overeenstemming met het voor ieder product in die bijlage vastgestelde tijdschema; ii) geleidelijke vermindering van de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap die worden vermeld in bijlage IV e) tot 50 % van het meestbegunstigingsrecht, in overeenstemming met het voor ieder product in die bijlage vastgestelde tijdschema; iii) geleidelijke vermindering van de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap die worden vermeld in bijlage IV e) tot 50 % van het meestbegunstigingsrecht, binnen de grenzen van de in die bijlage vastgestelde tariefcontingenten en in overeenstemming met het voor ieder product in die bijlage vastgestelde tijdschema. 4. De handelsregeling voor wijn en gedistilleerde dranken wordt bij een afzonderlijk protocol inzake wijn en gedistilleerde dranken vastgesteld. Artikel 28 Visserijproducten 1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap de douanerechten op vis en visserijproducten van oorsprong uit Kroatië, andere dan die vermeld in bijlage V a), volledig af.Op producten vermeld in bijlage V a) zijn de daarin opgenomen bepalingen van toepassing. 2. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft Kroatië alle douanerechten en heffingen van gelijke werking op vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Gemeenschap, andere dan die vermeld in bijlage V b), volledig af.Op producten vermeld in bijlage V b) zijn de daarin opgenomen bepalingen van toepassing.

Artikel 29 Rekening houdend met de omvang van het handelsverkeer in landbouw- en visserijproducten tussen de partijen, de bijzondere gevoeligheden van die producten, de regels van het gemeenschappelijk landbouw en visserijbeleid van de Gemeenschap en het landbouw- en visserijbeleid van Kroatië, de rol van landbouw en visserij in de Kroatische economie en de gevolgen van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de WTO, onderzoeken de Gemeenschap en Kroatië vóór 1 juli 2006 in de Stabilisatie- en Associatieraad per product, systematisch en op basis van passende wederkerigheid, de mogelijkheden om elkaar verdere concessies te verlenen teneinde de handel in landbouw- en visserijproducten verder te liberaliseren.

Artikel 30 De bepalingen van dit hoofdstuk vormen in geen geval een belemmering voor de eenzijdige toepassing van gunstiger maatregelen door een partij.

Artikel 31 Onverminderd de andere bepalingen van deze overeenkomst, met name die van artikel 38, plegen beide partijen, indien, wegens de bijzondere gevoeligheid van de markten voor landbouw- en visserijproducten, de invoer van producten van oorsprong uit een partij waarvoor de concessies uit hoofde van de artikelen 25, 27 en 28 zijn verleend, ernstige problemen veroorzaakt op de markt of voor de binnenlandse regelingen van de andere partij, zo spoedig mogelijk overleg om een passende oplossing te vinden voor het probleem. In afwachting van deze oplossing kan de betrokken partij de passende maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht. HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen Artikel 32 Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op de handel tussen de partijen in alle producten, tenzij in dit hoofdstuk of in de Protocollen 1, 2 of 3 anders is bepaald.

Artikel 33 Standstill 1. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Kroatië worden vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst geen nieuwe douanerechten bij invoer of bij uitvoer of heffingen van gelijke werking ingesteld, noch worden de rechten of heffingen die reeds van toepassing zijn verhoogd.2. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Kroatië worden vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst geen nieuwe kwantitatieve beperkingen bij invoer of bij uitvoer of maatregelen van gelijke werking ingesteld, noch worden reeds bestaande beperkingen restrictiever gemaakt.3. Het bepaalde in de leden 1 en 2 van dit artikel vormt in geen opzicht een beletsel voor de uitvoering van het landbouwbeleid van Kroatië of dat van de Gemeenschap, of voor enige maatregel in het kader van dat beleid, mits de invoerregelingen in de bijlagen III, IV a), IV b), IV c), IV d), IV e), IV f), V a) en V b) daardoor niet wordt beïnvloed, een en ander onverminderd de concessies verleend krachtens artikel 26. Artikel 34 Verbod op fiscale discriminatie 1. De partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, direct of indirect, discrimineren tussen de producten van de ene partij en soortgelijke producten van oorsprong uit het grondgebied van de andere partij, en schaffen dergelijke reeds bestaande maatregelen of praktijken af.2. De teruggave van binnenlandse indirecte belastingen voor producten die naar het grondgebied van één van de partijen worden uitgevoerd mag niet hoger zijn dan de daarop geheven indirecte belastingen. Artikel 35 De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn tevens van toepassing op douanerechten van fiscale aard.

Artikel 36 Douane-unies, vrijhandelszones, regelingen voor grensverkeer 1. Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grensverkeer, mits de in de overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.2. Gedurende de in artikel 18 vermelde overgangsperioden mag deze overeenkomst geen invloed hebben op de tenuitvoerlegging van de specifieke preferentiële regelingen voor het goederenverkeer die ofwel zijn vastgelegd in grensovereenkomsten die eerder zijn gesloten tussen een of meer lidstaten en de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië en die zijn overgenomen door Kroatië, ofwel voortvloeien uit de in titel III gespecificeerde bilaterale overeenkomsten die door Kroatië zijn gesloten ter bevordering van de regionale handel.3. De partijen plegen in de Stabilisatie- en Associatieraad overleg over de in de leden 1 en 2 bedoelde overeenkomsten en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun respectieve handelspolitiek ten aanzien van derde landen.Een dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Gemeenschap, teneinde de wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Kroatië, als omschreven in deze overeenkomst, in aanmerking te kunnen nemen.

Artikel 37 Dumping 1. Indien een der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping in de zin van artikel VI van de GATT 1994 plaatsvindt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de overeenkomst betreffende de tenuitvoerlegging van artikel VI van de GATT 1994 en haar eigen wetgeving terzake.2. Bij toepassing van lid 1 van dit artikel wordt de Stabilisatie- en Associatieraad van de dumping in kennis gesteld zodra de autoriteiten van de invoerende partij een onderzoek hebben geopend.Indien binnen 30 dagen nadat de zaak aan de Stabilisatie- en Associatieraad is voorgelegd de dumping in de zin van artikel VI van de GATT niet is beëindigd en geen andere bevredigende oplossing is gevonden, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen.

Artikel 38 Algemene vrijwaringsclausule 1. Indien een product van een der partijen wordt ingevoerd op het grondgebied van de andere partij in dusdanig toegenomen hoeveelheden en onder zulke omstandigheden dat : - ernstige moeilijkheden worden veroorzaakt of dreigen te worden veroorzaakt voor binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten op het grondgebied van de invoerende partij;of - ernstige verstoringen worden veroorzaakt of dreigen te worden veroorzaakt in een of meer sectoren van de economie, of moeilijkheden die tot een ernstige verslechtering kunnen leiden van de economische situatie in een regio van de invoerende partij, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van dit artikel. 2. De Gemeenschap en Kroatië passen vrijwaringsmaatregelen onderling uitsluitend toe in overeenstemming met de bepalingen van deze overeenkomst.Deze maatregelen mogen niet verder strekken dan hetgeen noodzakelijk is om een oplossing te vinden voor de gerezen moeilijkheden, en bestaan normaliter uit de opschorting van de verdere verlaging van een heffing of recht krachtens deze overeenkomst voor het betrokken product of een verhoging daarvan voor dat product.

Dergelijke maatregelen omvatten duidelijke voorzieningen waardoor zij geleidelijk worden opgeheven en uiterlijk aan het einde van de vastgestelde termijn zijn afgeschaft. Deze termijn mag niet meer dan een jaar bedragen. In zeer uitzonderlijke omstandigheden mogen maatregelen worden genomen voor een totale maximumtermijn van drie jaar. Ten aanzien van de invoer van een product waartegen reeds eerder vrijwaringsmaatregelen werden genomen, worden gedurende een periode van minstens drie jaar na het verstrijken van deze maatregelen geen nieuwe vrijwaringsmaatregelen genomen. 3. In de in dit artikel genoemde gevallen verstrekt de Gemeenschap respectievelijk Kroatië, vóór de daarin bedoelde maatregelen worden genomen of, in de gevallen waarop het bepaalde in lid 4, onder b), van dit artikel van toepassing is, zo spoedig mogelijk, de Stabilisatie- en Associatieraad alle relevante informatie teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.4. Voor de tenuitvoerlegging van het bovenstaande gelden de volgende bepalingen : a) De moeilijkheden die voortvloeien uit de in dit artikel bedoelde situatie worden ter bespreking voorgelegd aan de Stabilisatie- en Associatieraad, die alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een oplossing te vinden voor deze moeilijkheden. Indien binnen 30 dagen nadat de kwestie aan de Stabilisatie- en Associatieraad is voorgelegd, deze raad of de exporterende partij geen beslissing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden en geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen om het probleem in overeenstemming met dit artikel op te lossen. Bij de keuze van deze vrijwaringsmaatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren. b) Wanneer voorafgaande kennisgeving of onderzoek, al naar gelang van het geval, onmogelijk is als gevolg van uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddellijk maatregelen vereisen, kan de betrokken partij in de in dit artikel vermelde omstandigheden onmiddellijk de nodige voorzorgsmaatregelen nemen, waarvan zij de andere partij onmiddellijk in kennis stelt.5. De vrijwaringsmaatregelen worden de Stabilisatie- en Associatieraad onmiddellijk ter kennis gebracht en worden in deze raad op gezette tijden aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder om een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan, zodra de omstandigheden dat mogelijk maken.6. Indien de Gemeenschap of Kroatië de invoer van producten die zouden kunnen leiden tot de in dit artikel bedoelde moeilijkheden aan een administratieve procedure onderwerpt die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de ontwikkeling van de handelsstromen, stelt de betrokken partij de andere partij daarvan in kennis. Artikel 39 Tekortclausule 1. Wanneer naleving van de bepalingen van deze titel leidt tot : a) een ernstig tekort of gevaar voor een ernstig tekort aan levensmiddelen of andere producten die voor de exporterende partij van wezenlijk belang zijn;of b) wederuitvoer naar een derde land van een product waarop de exporterende partij kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen of heffingen van gelijke werking toepast, en de bovengenoemde situaties aanleiding geven of vermoedelijk aanleiding zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij, kan die partij passende maatregelen nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van dit artikel.2. Bij de keuze van maatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren.Dergelijke maatregelen mogen niet worden toegepast op een wijze die in gelijke omstandigheden willekeurige of onrechtvaardige discriminatie of een verkapte beperking van het handelsverkeer zou inhouden, en worden opgeheven zodra de omstandigheden verdere handhaving niet meer rechtvaardigen. 3. De Gemeenschap of Kroatië verstrekt, alvorens de in lid 1 van dit artikel bedoelde maatregelen te nemen, of in de gevallen waarin lid 4 van dit artikel van toepassing is, zo spoedig mogelijk, de Stabilisatie- en Associatieraad alle relevante informatie om de raad in staat te stellen een voor beide partijen aanvaardbare oplossing voor het probleem te vinden.De partijen kunnen in de Stabilisatie- en Associatieraad besluiten tot elke maatregel die een einde maakt aan de moeilijkheden. Indien dertig dagen nadat de zaak aan het Stabilisatie- en Associatieraad is voorgelegd geen overeenstemming is bereikt, kan de exporterende partij uit hoofde van dit artikel maatregelen toepassen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product. 4. Wanneer uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddellijk maatregelen vereisen voorafgaande informatie of voorafgaand onderzoek, al naar gelang van het geval, onmogelijk maken, kan de Gemeenschap of Kroatië om het probleem op te lossen onmiddellijk voorzorgsmaatregelen nemen, waarvan de andere partij onmiddellijk in kennis wordt gesteld.5. Alle krachtens dit artikel genomen maatregelen worden de Stabilisatie- en Associatieraad onmiddellijk ter kennis gebracht en worden in die raad op gezette tijden aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder om een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan zodra de omstandigheden dat toelaten. Artikel 40 Staatsmonopolies Kroatië past alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, zodanig dat uiterlijk aan het einde van het vierde jaar volgende op de inwerkingtreding van deze overeenkomst geen discriminatie tussen onderdanen van de lidstaten en van Kroatië bestaat ten aanzien van de omstandigheden waaronder goederen worden verworven en op de markt gebracht. De Stabilisatie- en Associatieraad wordt in kennis gesteld van de maatregelen die daartoe worden genomen.

Artikel 41 In Protocol nr. 4 zijn de oorsprongsregels voor de toepassing van de in deze overeenkomst vastgestelde tariefpreferenties neergelegd.

Artikel 42 Toegestane beperkingen Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen ten aanzien van invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde of de openbare veiligheid; de bescherming van de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten; de bescherming van het nationale artistieke, historische en archeologische erfgoed, of de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, of regels betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.

Artikel 43 De partijen werken samen om het risico van fraude bij de toepassing van de handelsbepalingen van deze overeenkomst te verkleinen.

Onverminderd andere bepalingen van deze overeenkomst, met name de artikelen 31, 38 en 89 en Protocol nr. 4, geldt dat, indien een van de partijen oordeelt dat er voldoende bewijs is van fraude, zoals een significante toename van de handel in producten van de ene naar de andere partij boven het niveau dat in overeenstemming is met de economische omstandigheden, zoals de normale productie en exportcapaciteit, of het niet verlenen door de andere partij van de administratieve medewerking die vereist is voor de verificatie van het bewijs van oorsprong, de partijen onverwijld overleg voeren om een passende oplossing te vinden. In afwachting van deze oplossing kan de betrokken partij de passende maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht. Bij de keuze van deze maatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren.

Artikel 44 De toepassing van deze overeenkomst laat de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden onverlet.

TITEL V. - Verkeer van werknemers, vestiging, verrichten van diensten, kapitaal HOOFDSTUK I. - Verkeer van werknemers Artikel 45 1. Met inachtneming van de in elke lidstaat geldende voorwaarden en modaliteiten : - is de behandeling van werknemers die onderdaan van Kroatië zijn en die legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzaam zijn, wat betreft arbeidsvoorwaarden, beloning en ontslag vrij van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit ten opzichte van de nationale onderdanen; - hebben de legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende echtgenoot en kinderen van een legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzame werknemer, met uitzondering van seizoenwerknemers en werknemers die onder bilaterale overeenkomsten in de zin van artikel 46 vallen, tenzij in dergelijke overeenkomsten anders is bepaald, gedurende de periode dat het verblijf van die werknemer voor arbeidsdoeleinden is toegestaan, toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat. 2. Kroatië verleent, volgens de in dat land geldende voorwaarden en modaliteiten, aan werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat en die legaal op zijn grondgebied werkzaam zijn, alsmede aan hun echtgenoot en kinderen die daar legaal verblijven, de in lid 1 vermelde behandeling. Artikel 46 1. Rekening houdend met de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten, hun wetgeving en de voorschriften die in de lidstaat gelden op het gebied van de mobiliteit van werknemers : - dienen de door de lidstaten in het kader van bilaterale overeenkomsten verleende werkgelegenheidsmogelijkheden voor Kroatische werknemers behouden te blijven en zo mogelijk te worden verbeterd; - dienen de overige lidstaten de mogelijkheid van het sluiten van soortgelijke overeenkomsten te overwegen. 2. De Stabilisatie- en Associatieraad onderzoekt of andere verbeteringen, zoals toegang tot beroepsopleidingen, overeenkomstig de in de lidstaten geldende regels en procedures en met inachtneming van de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten en de Gemeenschap, kunnen worden toegekend. Artikel 47 1. Er worden regels vastgesteld voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels die van toepassing zijn op legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzame werknemers die onderdaan van Kroatië zijn en hun legaal daar verblijvende gezinsleden.Hiertoe worden bij een besluit van de Stabilisatie- en Associatieraad, dat alle rechten en verplichtingen uit hoofde van bilaterale overeenkomsten onverlet laat indien deze in een gunstigere behandeling voorzien, de volgende bepalingen ingevoerd : - alle door dergelijke werknemers in de verschillende lidstaten vervulde verzekerings-, arbeids- of verblijfsperioden worden bijeengeteld met het oog op pensioenen en renten uit hoofde van ouderdom, invaliditeit of overlijden, alsmede met het oog op de medische zorg voor deze werknemers en hun gezinsleden; - alle pensioenen of renten uit hoofde van ouderdom, overlijden, arbeidsongeval of beroepsziekte dan wel wegens de daaruit voortvloeiende invaliditeit, met uitzondering van uitkeringen waarvoor geen premie is betaald, kunnen vrij worden overgemaakt tegen de koers die krachtens de wetgeving van de debiteurenlidstaat of -lidstaten wordt toegepast; - de betrokken werknemers ontvangen gezinstoelagen voor hun gezinsleden als hierboven omschreven. 2. Kroatië kent aan legaal op zijn grondgebied werkzame werknemers die onderdaan van een lidstaat zijn en aan hun legaal op het grondgebied van Kroatië verblijvende gezinsleden een soortgelijke behandeling toe als die welke in het tweede en derde streepje van lid 1 is omschreven. HOOFDSTUK II. - Vestiging Artikel 48 In deze overeenkomst wordt verstaan onder : a) « vennootschap uit de Gemeenschap » respectievelijk « Kroatische vennootschap » : een volgens het recht van een lidstaat respectievelijk Kroatië opgerichte vennootschap die haar statutaire zetel, centrale administratie of belangrijkste handelsactiviteit op het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Kroatië heeft. Indien een volgens het recht van de Gemeenschap respectievelijk Kroatië opgerichte vennootschap uitsluitend haar statutaire zetel op het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Kroatië heeft, wordt deze vennootschap als vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk Kroatische vennootschap beschouwd, indien uit haar transacties een werkelijke en permanente band met de economie van een van de lidstaten respectievelijk van Kroatië blijkt; b) « dochteronderneming » van een vennootschap : een vennootschap die daadwerkelijk door de eerste vennootschap wordt bestuurd;c) « filiaal van een vennootschap » : een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodanig dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er indien nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact behoeven te hebben met deze moedermaatschappij, maar hun transacties kunnen afhandelen met de handelszaak die het agentschap vormt;d) « vestiging » : i) voor onderdanen : het recht op toegang tot economische activiteiten anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan, alsmede het recht ondernemingen, met name vennootschappen, op te richten en daadwerkelijk te besturen.De toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst en de oprichting en het beheer van ondernemingen door onderdanen strekt zich niet uit tot het zoeken naar of het aannemen van werk op de arbeidsmarkt van een andere partij. Het bepaalde in dit hoofdstuk is niet van toepassing op degenen die niet uitsluitend zelfstandig zijn; ii) voor vennootschappen uit de Gemeenschap respectievelijk Kroatische vennootschappen : het recht op toegang tot en uitoefening van economische activiteiten door middel van de oprichting van dochterondernemingen, filialen in Kroatië respectievelijk de Gemeenschap; e) « werkzaamheden » : het verrichten van economische activiteiten;f) « economische activiteiten » : in beginsel activiteiten met een industrieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen, alsmede activiteiten van ambachtslieden;g) « onderdaan van de Gemeenschap » respectievelijk « Kroatische onderdaan » : een natuurlijke persoon die een onderdaan is van een lidstaat respectievelijk van Kroatië;h) wat het internationale vervoer over zee betreft, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk en van hoofdstuk III van deze titel eveneens van toepassing op buiten de Gemeenschap respectievelijk Kroatië gevestigde onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk Kroatische onderdanen, en op buiten de Gemeenschap respectievelijk Kroatië gevestigde scheepvaartondernemingen die worden bestuurd door onderdanen van een lidstaat respectievelijk Kroatië, indien hun vaartuigen in die lidstaat respectievelijk in Kroatië in overeenstemming met de desbetreffende wetgeving zijn ingeschreven;i) « financiële diensten » : de in bijlage VI omschreven activiteiten. De Stabilisatie- en Associatieraad kan de werkingssfeer van die bijlage uitbreiden of wijzigen.

Artikel 49 1. Kroatië vereenvoudigt het op zijn grondgebied opzetten van werkzaamheden door vennootschappen en onderdanen van de Gemeenschap. Kroatië verleent vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst : i) voor de vestiging van vennootschappen uit de Gemeenschap een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die het verleent aan de eigen vennootschappen, of de behandeling die het verleent aan vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is; ii) voor de werkzaamheden van in Kroatië gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die wordt verleend aan de eigen vennootschappen en filialen, of de behandeling die wordt verleend aan de dochterondernemingen of filialen van vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is. 2. De partijen voeren geen nieuwe wettelijke regelingen of maatregelen in die de ten aanzien van de vestiging van vennootschappen uit de Gemeenschap of Kroatische vennootschappen op hun grondgebied of de werkzaamheden van op hun grondgebied gevestigde vennootschappen uit de Gemeenschap of Kroatische vennootschappen discriminerende bepalingen toepassen ten opzichte van de eigen vennootschappen.3. De Gemeenschap en haar lidstaten verlenen vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst : i) voor de vestiging van Kroatische vennootschappen een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die de lidstaten verlenen aan eigen vennootschappen, of de behandeling die zij verlenen aan vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is; ii) voor de werkzaamheden van op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van Kroatische vennootschappen een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die de lidstaten verlenen aan hun eigen vennootschappen en filialen, of de behandeling die zij verlenen aan op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is. 4. Vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Stabilisatie- en Associatieraad de modaliteiten vast voor de uitbreiding van bovenstaande bepalingen tot de vestiging van onderdanen van beide partijen bij de overeenkomst die economische activiteiten als zelfstandige wensen uit te oefenen.5. Onverminderd het bepaalde in dit artikel geldt het volgende : a) dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap hebben vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het recht om in Kroatië onroerend goed te huren en te gebruiken;b) dochterondernemingen van vennootschappen uit de Gemeenschap hebben hetzelfde recht om eigendomsrechten op onroerend goed te verwerven en te genieten als Kroatische vennootschappen en, wat betreft openbare goederen en goederen van algemeen belang, dezelfde rechten als Kroatische vennootschappen, wanneer zulks noodzakelijk is voor de uitoefening van de economische activiteiten waarvoor zij zich gevestigd hebben;deze bepaling is niet van toepassing op natuurlijke hulpbronnen, landbouwgrond, bossen en bosbouwgrond. Vier jaar na de inwerkintreding van de overeenkomst stelt de Associatie- en Stabilisatieraad de modaliteiten vast voor de uitbreiding van de rechten waarin dit lid voorziet tot de uitgesloten sectoren. c) Vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst onderzoekt de Stabilisatie- en Associatieraad de mogelijkheid de onder b) genoemde rechten, met inbegrip van rechten met betrekking tot de uitgesloten sectoren, uit te breiden tot filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap. Artikel 50 1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 49 en uitgezonderd de in bijlage VI beschreven financiële diensten kan elke partij de vestiging van en de werkzaamheden van vennootschappen en onderdanen op haar grondgebied regelen, voor zover deze regelingen vennootschappen en onderdanen van de andere partij niet discrimineren ten opzichte van de eigen vennootschappen en onderdanen.2. Ten aanzien van financiële diensten vormt geen van de bepalingen van deze overeenkomst voor een partij een beletsel om prudentiële maatregelen te treffen, zoals om investeerders, depositohouders, verzekeringsnemers of personen jegens wie een fiduciaire verplichting is aangegaan te beschermen of om de integriteit en stabiliteit van het financiële systeem te waarborgen.Dergelijke maatregelen mogen door een partij niet worden aangewend om zich aan de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te onttrekken. 3. Geen der bepalingen van deze overeenkomst wordt op zodanige wijze geïnterpreteerd dat zij een partij verplicht tot het verstrekken van informatie betreffende de zaken en de boekhouding van individuele cliënten, dan wel vertrouwelijke of geoctrooieerde informatie die in het bezit is van overheidsinstanties. Artikel 51 1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het luchtverkeer, de binnenvaart en cabotage in het zeevervoer.2. De Stabilisatie- en Associatieraad kan aanbevelingen doen voor verbetering van de voorwaarden voor vestiging en het uitoefenen van werkzaamheden op de in lid 1 vermelde gebieden. Artikel 52 1. Het bepaalde in de artikelen 49 en 50 vormt geen beletsel voor de toepassing door een partij, met betrekking tot de vestiging en werkzaamheden op haar grondgebied van filialen van vennootschappen van een andere partij die op het grondgebied van de eerste partij geen rechtspersoonlijkheid bezitten, van bijzondere regels die gerechtvaardigd zijn op grond van juridische of technische verschillen tussen bedoelde filialen en filialen van vennootschappen die op het grondgebied van de eerste partij rechtspersoonlijkheid bezitten, of, waar het financiële diensten betreft, om prudentiële redenen.2. Het verschil in behandeling mag niet meer inhouden dan wat strikt noodzakelijk is op grond van deze juridische of technische verschillen of, waar het financiële diensten betreft, om deze prudentiële redenen. Artikel 53 Teneinde de toegang tot en de uitoefening van gereglementeerde activiteiten in het kader van vrije beroepen in Kroatië respectievelijk de Gemeenschap voor onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk Kroatische onderdanen te vergemakkelijken, onderzoekt de Stabilisatie- en Associatieraad welke maatregelen moeten worden getroffen met het oog op de onderlinge erkenning van diploma's. De raad kan daartoe alle noodzakelijke maatregelen nemen.

Artikel 54 1. Een op het grondgebied van Kroatië respectievelijk de Gemeenschap gevestigde vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk Kroatische vennootschap heeft het recht, met inachtneming van de wetgeving van het gastland van vestiging, op het grondgebied van Kroatië respectievelijk de Gemeenschap werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap respectievelijk van Kroatië in dienst te nemen of deze door een van haar dochterondernemingen of filialen in dienst te laten nemen, indien dergelijke werknemers een sleutelpositie in de zin van lid 2 van dit artikel bekleden en zij uitsluitend een dienstverband hebben met vennootschappen, dochterondernemingen of filialen.De geldigheidsduur van de verblijfs- en werkvergunningen van deze werknemers is beperkt tot de periode waarin zij als zodanig werkzaam zijn. 2. Werknemers met een sleutelpositie die in dienst zijn van bovengenoemde vennootschappen, hierna « organisaties » genoemd, zijn « binnen de organisatie overgeplaatste personen » als omschreven onder c) van dit lid, van de hierna volgende categorieën, met dien verstande dat de organisatie een rechtspersoon moet zijn en de betrokkenen gedurende ten minste het onmiddellijk aan de overplaatsing voorafgaande jaar in dienst waren van deze organisatie of daarin partners (doch geen aandeelhouders met een meerderheidsbelang) waren : a) personen met een hogere leidinggevende functie binnen een organisatie die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder het algemene toezicht en de leiding van met name de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen;deze personen : - geven leiding aan een afdeling of onderafdeling van de vestiging; - houden toezicht op en controleren de werkzaamheden van andere toezichthoudende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers; - zijn persoonlijk bevoegd werknemers in dienst te nemen en te ontslaan, of indienstneming of ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen; b) binnen een organisatie werkzame personen die beschikken over buitengewone kennis die van wezenlijk belang is voor de dienstverlening van de vestiging, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamheden of het management.Afgezien van de voor het functioneren van de betrokken vestiging vereiste specifieke kennis, kan deze kennis bestaan in de bekwaamheid bepaalde werkzaamheden uit te voeren of een bepaald beroep uit te oefenen waarvoor specifieke technische vaardigheden vereist zijn, evenals, in voorkomend geval, het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep; c) een « binnen de organisatie overgeplaatste persoon » is een natuurlijke persoon die voor een organisatie op het grondgebied van een partij werkzaam is en die tijdelijk wordt overgeplaatst in het kader van economische activiteiten op het grondgebied van de andere partij.de betrokken organisatie dient haar belangrijkste handelsactiviteit op het grondgebied van een partij te hebben en de overplaatsing dient te geschieden naar een vestiging (dochteronderneming of filiaal) van deze organisatie die op het grondgebied van de andere partij daadwerkelijk soortgelijke economische activiteiten uitoefent. 3. Toegang tot het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Kroatië van Kroatische onderdanen respectievelijk onderdanen van de Gemeenschap, wordt verleend en tijdelijk verblijf is toegestaan voor vertegenwoordigers van vennootschappen met een hogere leidinggevende functie als gedefinieerd in lid 2, onder a), binnen een vennootschap, die belast zijn met het opzetten van een dochteronderneming of filiaal in de Gemeenschap van een Kroatische vennootschap, respectievelijk een dochteronderneming of filiaal in Kroatië van een vennootschap uit de Gemeenschap, mits : - deze vertegenwoordigers zich niet bezig houden met rechtstreekse verkoop of dienstverlening, en - de vennootschap haar belangrijkste handelsactiviteit buiten de Gemeenschap respectievelijk Kroatië heeft, en geen andere vertegenwoordigers, kantoren, filialen of dochterondernemingen in de betrokken lidstaat van de Gemeenschap respectievelijk Kroatië heeft. Artikel 55 Kroatië kan in de eerste vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst ten aanzien van de vestiging van vennootschappen en onderdanen van de Gemeenschap maatregelen invoeren die van de bepalingen van dit hoofdstuk afwijken, indien bepaalde industrieën : - herstructureringen ondergaan of met grote moeilijkheden te kampen hebben, vooral wanneer deze ernstige sociale gevolgen in Kroatië hebben, of - geconfronteerd worden met verdwijning of drastische vermindering van het totale marktaandeel dat Kroatische vennootschappen of onderdanen in een gegeven sector of bedrijfstak in Kroatië hebben, of - voor Kroatië nieuwe industrieën zijn.

Dergelijke maatregelen : i) zijn van toepassing tot uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst; ii) zijn redelijk en noodzakelijk voor het oplossen van de situatie, en iii) mogen niet tot discriminatie leiden met betrekking tot de activiteiten van vennootschappen of onderdanen van de Gemeenschap die bij de invoering van een gegeven maatregel reeds in Kroatië zijn gevestigd ten opzichte van Kroatische vennootschappen of onderdanen.

Bij het ontwerpen en uitvoeren van dergelijke maatregelen verleent Kroatië, wanneer zulks mogelijk is, een voorkeursbehandeling aan vennootschappen en onderdanen van de Gemeenschap en in geen geval een behandeling die minder gunstig is dan de behandeling die aan vennootschappen of onderdanen uit een derde land wordt verleend.

Kroatië raadpleegt de Associatieraad vóór de invoering van deze maatregelen en legt deze niet eerder ten uitvoer dan één maand na de kennisgeving aan de Associatieraad van de concrete door Kroatië in te voeren maatregelen, behalve wanneer de dreiging van onherstelbare schade spoedeisende maatregelen vereist, in welk geval Kroatië de Associatieraad onmiddellijk na de invoering hiervan raadpleegt.

Na het verstrijken van het derde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst mogen dergelijke maatregelen door Kroatië uitsluitend met toestemming van de Stabilisatie- en Associatieraad en onder door deze raad vastgestelde voorwaarden worden ingevoerd of gehandhaafd. HOOFDSTUK III. - Verlenen van diensten Artikel 56 1. De partijen verbinden zich ertoe overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen de nodige stappen te ondernemen om geleidelijk het verrichten van diensten mogelijk te maken door vennootschappen en onderdanen van de Gemeenschap en Kroatische vennootschappen en onderdanen die zijn gevestigd op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon voor wie de diensten worden verricht.2. Naarmate de in lid 1 bedoelde liberalisering tot stand komt, staan de partijen de tijdelijke verplaatsing toe van natuurlijke personen die de dienst verlenen of als werknemer voor de dienstverlener een sleutelpositie bekleden als omschreven in artikel 54, met inbegrip van natuurlijke personen die vertegenwoordigers zijn van een vennootschap of onderdaan van de Gemeenschap of Kroatië en die tijdelijk toegang wensen te krijgen voor onderhandelingen over de verkoop van diensten of voor het aangaan van overeenkomsten over de verkoop van diensten namens de dienstverlener, voor zover deze vertegenwoordigers niet zelf betrokken zijn bij de openbare directe verkoop of bij de eigenlijke dienstverlening.3. Vanaf vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst neemt de Stabilisatie- en Associatieraad de maatregelen die vereist zijn voor de geleidelijke tenuitvoerlegging van de bepalingen van lid 1.Hierbij wordt rekening gehouden met de vorderingen die de partijen maken bij de onderlinge aanpassing van hun wetgeving.

Artikel 57 1. De partijen treffen geen maatregelen en ondernemen geen acties die de voorwaarden voor het verrichten van diensten door vennootschappen of onderdanen van de Gemeenschap of Kroatische vennootschappen of onderdanen die gevestigd zijn op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon voor wie de diensten worden verricht aanmerkelijk restrictiever maken ten opzichte van de situatie op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van de overeenkomst.2. Indien een partij van mening is dat maatregelen die door de andere partij na de inwerkingtreding van de overeenkomst zijn genomen, tot een situatie leiden die ten aanzien van het verrichten van diensten aanmerkelijk restrictiever is dan op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst, kan eerstgenoemde partij de andere partij om overleg verzoeken. Artikel 58 Ten aanzien van vervoersdiensten tussen de Gemeenschap en Kroatië zijn de volgende bepalingen van toepassing : 1. Wat het vervoer over land betreft stelt Protocol nr.6 de regels vast die van toepassing zijn op de betrekkingen tussen de partijen teneinde te voorzien in, met name, onbeperkt transitoverkeer over de weg door Kroatië en de gehele Gemeenschap, de effectieve toepassing van het verbod op discriminatie en de geleidelijke harmonisatie van de Kroatische vervoerswetgeving met die van de Gemeenschap. 2. De partijen verbinden zich tot daadwerkelijke toepassing van het beginsel van onbeperkte toegang tot de internationale maritieme markt en het internationaal maritiem vervoer op commerciële basis.a) Bovenstaande bepaling doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen in het kader van de gedragscode van de Verenigde Naties voor lijnvaartconferences welke voor de ene of de andere partij bij deze overeenkomst van toepassing zijn.Niet bij conferences aangesloten maatschappijen kunnen vrij met een conference concurreren zolang zij zich aan het beginsel van eerlijke concurrentie op commerciële basis houden. b) De partijen bevestigen dat zij vrije concurrentie beschouwen als een essentiële vereiste voor het handelsverkeer in droge en vloeibare bulkgoederen.3. De partijen verbinden zich ertoe bij de toepassing van de beginselen van lid 2 : a) in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen geen bepalingen op te nemen inzake vrachtverdeling, tenzij in die uitzonderlijke gevallen waarin de lijnvaartmaatschappijen van de ene of de andere partij bij deze overeenkomst anders geen reële kans zouden krijgen om aan het vervoer van en naar het betrokken derde land deel te nemen;b) het opnemen van vrachtverdelingsregelingen in toekomstige bilaterale overeenkomsten betreffende het vervoer van droge en vloeibare bulkladingen te verbieden;c) bij de inwerkingtreding van de overeenkomst alle eenzijdige maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op te heffen die een beperkende of discriminerende invloed kunnen hebben op het vrij verrichten van diensten in het internationaal maritiem vervoer.d) Elke partij verleent aan door onderdanen en vennootschappen van de andere partij geëxploiteerde schepen onder meer geen minder gunstige behandeling dan die welke zij aan haar eigen schepen verleent, ten aanzien van de toegang tot havens die opengesteld zijn voor de internationale handel, het gebruik van de infrastructuur en van de maritieme hulpdiensten van deze havens, alsmede de daarmee verband houdende vergoedingen en kosten, de douanefaciliteiten en de toewijzing van aanlegplaatsen en installaties voor het laden en lossen.4. Met het oog op gecoördineerde ontwikkeling en geleidelijke liberalisering van het vervoer tussen de partijen in overeenstemming met hun respectieve handelsbehoeften zullen de voorwaarden betreffende de wederzijdse toegang tot elkaars markten voor het luchtvervoer worden vastgelegd in een speciale overeenkomst, waarover tussen de partijen na de inwerkingtreding van onderhavige overeenkomst zal worden onderhandeld.5. Voor de in lid 4 bedoelde overeenkomst is gesloten nemen de partijen geen maatregelen die verdergaande beperkingen of discriminatie inhouden ten opzichte van de situatie vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst.6. Kroatië past zijn wetgeving, met inbegrip van zijn administratieve, technische en andere voorschriften, geleidelijk aan aan de communautaire wetgeving op het gebied van het vervoer door de lucht en over land zoals die op enig ogenblik van kracht is, voor zover dit dienstig is voor de liberalisering en wederzijdse toegang tot de markten van de partijen, en het verkeer van reizigers en goederen vergemakkelijkt.7. De Stabilisatie- en Associatieraad onderzoekt, met inachtneming van de stand van zaken betreffende de gezamenlijke verwezenlijking van de doelstellingen van dit hoofdstuk, hoe de noodzakelijke voorwaarden voor het vergroten van de vrijheid van dienstlening in het vervoer door de lucht en over land tot stand kunnen worden gebracht. HOOFDSTUK IV. - Betalings- en kapitaalverkeer Artikel 59 De partijen verbinden zich ertoe, overeenkomstig artikel VIII van de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds, machtiging te verlenen tot alle betalingen en overboekingen in vrij convertibele valuta op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen de Gemeenschap en Kroatië.

Artikel 60 1. Met betrekking tot verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans waarborgen de partijen vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen in ondernemingen die volgens het recht van het gastland zijn opgericht, en investeringen in overeenstemming met hoofdstuk II van titel V, alsmede de liquidatie en repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.2. Met betrekking tot verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans waarborgen de partijen het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot kredieten die verband houden met handelstransacties of het verrichten van diensten waarbij een ingezetene van een der partijen betrokken is, alsmede met financiële leningen en kredieten met een looptijd van meer dan een jaar. Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst staat Kroatië, door volledige en snelle gebruikmaking van zijn bestaande procedures, de verwerving van onroerend goed door onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie toe, met uitzondering van de gebieden en aangelegenheden vermeld in bijlage VII. Gedurende de vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst past Kroatië zijn wetgeving inzake de verwerving van onroerend goed door onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie geleidelijk aan, zodat deze dezelfde behandeling genieten als Kroatische onderdanen. Aan het einde van het vierde jaar na de inwerkintreding van de overeenkomst stelt de Associatie- en Stabilisatieraad de modaliteiten vast voor de uitbreiding van deze rechten tot de in bijlage VII vermelde gebieden en aangelegenheden.

De partijen waarborgen voorts vanaf het vierde haar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal in verband met beleggingen en financiële leningen en kredieten met een looptijd van minder dan een jaar. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 stellen de partijen geen nieuwe beperkingen in op het kapitaalverkeer en de lopende betalingen tussen ingezetenen van de Gemeenschap en van Kroatië, en brengen zij in de bestaande regelingen geen verdere restricties aan.4. Onverminderd het bepaalde in artikel 59 en in dit artikel mogen de Gemeenschap en Kroatië in uitzonderlijke gevallen, wanneer het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Kroatië ernstige moeilijkheden veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de werking van het wisselkoersbeleid of het monetaire beleid in de Gemeenschap of Kroatië, vrijwaringsmaatregelen nemen ten aanzien van het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Kroatië voor een periode van ten hoogste zes maanden, indien dergelijke maatregelen absoluut noodzakelijk zijn.5. Geen van bovenstaande bepalingen mag worden uitgelegd als een beperking van het recht van de economische subjecten van de partijen op een gunstiger behandeling, waarin kan zijn voorzien in bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten waarbij de partijen bij deze overeenkomst betrokken zijn.6. De partijen plegen overleg teneinde het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Kroatië te vergemakkelijken met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst. Artikel 61 1. Gedurende de vier jaren volgend op de inwerkingtreding van de overeenkomst nemen de partijen maatregelen om de voorwaarden tot stand te brengen voor verdere geleidelijke toepassing van de communautaire regelgeving betreffende het vrije verkeer van kapitaal.2. Aan het einde van het vierde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst gaat de Stabilisatie- en Associatieraad na op welke wijze de communautaire regelgeving betreffende het kapitaalverkeer volledig kan worden toegepast. HOOFDSTUK V. - Algemene bepalingen Artikel 62 1. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing behoudens beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.2. Zij zijn niet van toepassing op activiteiten die op het grondgebied van een partij verband houden, ook indien slechts incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag. Artikel 63 Voor de toepassing van deze titel belet geen van de bepalingen van deze overeenkomst de partijen hun wetten en voorschriften betreffende toelating en verblijf, werkgelegenheid, arbeidsvoorwaarden, vestiging van natuurlijke personen en het verrichten van diensten toe te passen, mits zij dat niet op zodanige wijze doen dat de voor een partij uit een specifieke bepaling van de overeenkomst voortvloeiende voordelen teniet gedaan of beperkt worden. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 62.

Artikel 64 Vennootschappen die gezamenlijk door Kroatische vennootschappen of onderdanen en vennootschappen of onderdanen van de Gemeenschap worden bestuurd en hun exclusieve eigendom zijn, vallen eveneens onder de bepalingen van deze titel.

Artikel 65 1. De overeenkomstig de bepalingen van deze titel toegekende meestbegunstigingsbehandeling is niet van toepassing op de belastingvoordelen waarin de partijen voorzien of in de toekomst zullen voorzien in het kader van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing of andere fiscale regelingen.2. Niets in deze titel mag worden uitgelegd als een beletsel voor de vaststelling of tenuitvoerlegging door de partijen van maatregelen ter voorkoming van belastingontwijking of belastingontduiking overeenkomstig de belastingvoorschriften van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing en andere fiscale regelingen of de nationale fiscale wetgeving.3. Niets in deze titel mag worden uitgelegd als een beletsel voor de lidstaten of voor Kroatië om bij de toepassing van de desbetreffende bepalingen van hun fiscaal recht een onderscheid te maken tussen belastingplichtigen die zich niet in identieke situaties bevinden, in het bijzonder met betrekking tot hun woonplaats. Artikel 66 1. De partijen vermijden zoveel mogelijk het opleggen van beperkende maatregelen om redenen verband houdende met de betalingsbalans, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot de invoer.Indien dergelijke maatregelen worden genomen, verstrekt de partij die ze heeft genomen de andere partij zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing ervan. 2. Bij ernstige betalingsbalansproblemen in een of meer lidstaten respectievelijk Kroatië, of onmiddellijke dreiging van dergelijke problemen, kan de Gemeenschap respectievelijk Kroatië in overeenstemming met de krachtens de WTO-overeenkomst bepaalde voorwaarden beperkende maatregelen treffen, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot de invoer;deze maatregelen zijn van beperkte duur en mogen niet verder reiken dan wat noodzakelijk is om de situatie van de betalingsbalans te herstellen. De Gemeenschap of Kroatië, al naar gelang van het geval, stelt de andere partij hiervan onverwijld in kennis. 3. De beperkende maatregelen mogen geen betrekking hebben op overmakingen in verband met investeringen, inzonderheid de repatriëring van geïnvesteerde of geherinvesteerde bedragen en van daaruit voortvloeiende inkomsten van ongeacht welke aard. Artikel 67 De bepalingen van deze titel worden geleidelijk aangepast, met name in het licht van de eisen die voortvloeien uit artikel V van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS).

Artikel 68 De bepalingen van deze overeenkomst doen geen afbreuk aan toepassing door elke partij van alle maatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat de door haar getroffen maatregelen ten aanzien van toegang van derde landen tot haar markt worden ontdoken via de bepalingen van deze overeenkomst.

TITEL VI. - Harmonisatie van wetgeving, rechtshandhaving en mededingingsregels Artikel 69 1. De partijen erkennen het belang van de aanpassing van de bestaande wetgeving van Kroatië aan die van de Gemeenschap.Kroatië streeft ernaar zijn huidige en toekomstige wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met het acquis van de Gemeenschap. 2. Deze aanpassing begint bij de inwerkingtreding van de overeenkomst en wordt in de loop van de periode die is vastgesteld in artikel 5 van deze overeenkomst geleidelijk uitgebreid tot alle in de overeenkomst genoemde onderdelen van het acquis van de Gemeenschap.In de eerste fase is de aanpassing met name gericht op fundamentele onderdelen van het acquis betreffende de interne markt en andere met de handel verband houdende terreinen, op basis van een door de Commissie van de Europese Gemeenschappen en Kroatië overeen te komen programma. Kroatië stelt tevens, in overeenstemming met de Commissie van de Europese Gemeenschappen, de modaliteiten vast voor het toezicht op de tenuitvoerlegging van de aanpassing van de wetgeving en de te treffen rechtshandhavingsmaatregelen.

Artikel 70 Bepalingen betreffende mededinging en andere economische bepalingen 1. Onverenigbaar met de goede werking van de overeenkomst zijn, voorzover de handel tussen de Gemeenschap en Kroatië daardoor ongunstig kan worden beïnvloed : i) alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst; ii) misbruik door een of meer ondernemingen van een machtspositie op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of van Kroatië of op een wezenlijk deel daarvan; iii) alle steunmaatregelen van de staten die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde goederen vervalsen of dreigen te vervalsen. 2. Alle handelwijzen die met dit artikel in strijd zijn, worden beoordeeld aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de mededingingsregels die van toepassing zijn in de Gemeenschap, inzonderheid de artikelen 81, 82, 86 en 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de besluiten die ter interpretatie hiervan door de instellingen van de Gemeenschap zijn vastgesteld.3. De partijen zien erop toe dat een overheidsinstantie die onafhankelijk kan optreden wordt voorzien van de bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor de volledige toepassing van lid 1, onder i) en ii), van dit artikel ten aanzien van particuliere en overheidsondernemingen en ondernemingen aan welke bijzondere rechten zijn verleend.4. Binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt Kroatië een overheidsinstantie in die onafhankelijk kan optreden en die wordt voorzien van de bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor de volledige toepassing van lid 1, onder iii), van dit artikel.Deze instantie beschikt onder meer over de bevoegdheid toestemming te verlenen voor steunregelingen van de overheid, overeenkomstig lid 2 van dit artikel, alsmede de bevoegdheid terugbetaling van onwettig verleende overheidssteun te vorderen. 5. Elke partij draagt zorg voor transparantie ten aanzien van de overheidssteun, met name door de andere partij een jaarverslag of een gelijkwaardig rapport te doen toekomen, waarbij de methodologie en de presentatie worden gevolgd van het overzicht van de overheidssteun dat door de Gemeenschap wordt opgesteld.Op verzoek van een van de partijen verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid. 6. Kroatië stelt een volledig overzicht op van de steunregelingen die vóór de oprichting van de instantie bedoeld in lid 4 zijn ingesteld, en past deze steunregelingen binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst aan volgens de criteria bedoeld in lid 2 van dit artikel.7. a) Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1, onder iii), komen de partijen overeen dat tijdens de eerste vijf vier na de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle door Kroatië toegekende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Kroatië wordt beschouwd als een regio overeenkomend met de in artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bedoelde streken van de Gemeenschap.b) Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst verstrekt Kroatië de Commissie van de Europese Gemeenschappen de BBP-cijfers per hoofd van de bevolking, geharmoniseerd op NUTS II-niveau.De in lid 4 bedoelde instantie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen zullen dan gezamenlijk evalueren welke regio's van Kroatië voor overheidssteun in aanmerking komen, alsmede hoeveel de maximale steun voor die regio's mag bedragen, teneinde op basis van de desbetreffende communautaire richtsnoeren het regionale steunoverzicht op te stellen. 8. Met betrekking tot de producten vermeld in hoofdstuk II van titel IV : - is het bepaalde in lid 1, onder iii), niet van toepassing; - dienen alle praktijken die in strijd zijn met lid 1, onder i), te worden beoordeeld aan de hand van de criteria die door de Gemeenschap zijn vastgesteld op grond van de artikelen 36 en 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en specifieke communautaire instrumenten die op deze basis zijn vastgesteld. 9. Indien een der partijen van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1 van dit artikel, kan zij passende maatregelen nemen na overleg in de Stabilisatie- en Associatieraad of na een termijn van 30 werkdagen volgende op het verzoek om dergelijk overleg. Niets in dit artikel vormt een beletsel of een hindernis voor het nemen van antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen door de partijen overeenkomstig de desbetreffende artikelen van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, of hun interne wetgeving op dit gebied.

Artikel 71 Intellectuele, industriële en commerciële eigendom 1. Overeenkomstig de bepalingen van dit artikel en bijlage VIII bevestigen de partijen het belang dat zij hechten aan een adequate en efficiënte bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten.2. Kroatië treft de nodige maatregelen om te garanderen dat uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst de bescherming van de intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten op een niveau is dat overeenkomt met het niveau in de Gemeenschap, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten af te dwingen.3. De Stabilisatie- en Associatieraad kan besluiten Kroatië te verplichten toe te treden tot specifieke multilaterale overeenkomsten op dit terrein.4. Indien zich op het gebied van intellectuele, industriële en commerciële eigendom problemen voordoen die de handelsvoorwaarden ongunstig beïnvloeden, dan worden zij, op verzoek van een der partijen, onverwijld aan de Stabilisatie- en Associatieraad voorgelegd om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen. Artikel 72 Overheidsopdrachten 1. De partijen beschouwen het openbaar maken van de aanbesteding van overheidsopdrachten op grond van non-discriminatie en wederkerigheid, vooral in het kader van de WTO, als een na te streven doel.2. Kroatische vennootschappen krijgen, ongeacht of zij in de Gemeenschap zijn gevestigd, vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst, toegang tot aanbestedingsprocedures in de Gemeenschap overeenkomstig de daarvoor in de Gemeenschap geldende regelingen en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de aan vennootschappen van de Gemeenschap verleende behandeling. Bovenstaande bepalingen zullen ook van toepassing zijn op contracten in de nutssector, zodra Kroatië de wetgeving die de communautaire regels op dit terrein invoert, heeft vastgesteld. De Gemeenschap onderzoekt op gezette tijden of Kroatië deze wetgeving inderdaad heeft ingevoerd.

Vennootschappen uit de Gemeenschap die niet in Kroatië zijn gevestigd, krijgen uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures in Kroatië overeenkomstig de wet inzake overheidsopdrachten, en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de aan Kroatische vennootschappen verleende behandeling. Vennootschappen uit de Gemeenschap die overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van titel V in Kroatië zijn gevestigd, krijgen vanaf de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures, en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan Kroatische vennootschappen wordt verleend.

De Stabilisatie- en Associatieraad onderzoekt op gezette tijden de mogelijkheid voor Kroatië om alle vennootschappen van de Gemeenschap toegang te verlenen tot aanbestedingsprocedures in Kroatië. 3. De artikelen 45 tot en met 68 zijn van toepassing op de vestiging, de activiteiten, de dienstverrichtingen tussen de Gemeenschap en Kroatië alsmede de indienstneming en het verkeer van werknemers in verband met de uitvoering van overheidsopdrachten. Artikel 73 Normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling 1. Kroatië neemt de nodige maatregelen om de wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met de technische regelgeving van de Gemeenschap en de Europese procedures voor normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling.2. De partijen beginnen daartoe in een vroeg stadium met : - de bevordering van de toepassing van communautaire technische voorschriften en Europese normen en keurings- en conformiteitsbeoordelingsprocedures; - sluiting van Europese protocollen voor conformiteitsbeoordeling, indien nuttig; - bevordering van de ontwikkeling van een kwaliteitsinfrastructuur : normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling; - stimulering van de deelname van Kroatië aan de activiteiten van gespecialiseerde Europese organisaties, met name CEN, Cenelec, ETSI, EA, Welmec en Euromet.

Artikel 74 Bescherming van de consument De partijen werken samen om de normen voor de bescherming van de consument in Kroatië aan te passen aan die in de Gemeenschap.

Effectieve bescherming van de consument is noodzakelijk voor een goed functionerende markteconomie, en deze bescherming is afhankelijk van de ontwikkeling van een administratieve infrastructuur voor markttoezicht en rechtshandhaving op dit terrein.

Daartoe en ter behartiging van hun gemeenschappelijke belangen zorgen de partijen voor : - harmonisatie van de wetgeving en de aanpassing van de bescherming van de consument in Kroatië aan de bescherming die de consument in de Gemeenschap geniet; - een beleid gericht op actieve bescherming van de consument, betere voorlichting en de ontwikkeling van onafhankelijke organisaties; - effectieve juridische bescherming van de consument teneinde de kwaliteit van consumptiegoederen te verbeteren en passende veiligheidsnormen in stand te houden.

TITEL VII. - Justitie en Binnenlandse Zaken Inleiding Artikel 75 Institutionele versterking en de rechtsstaat Bij de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken schenken de partijen bijzondere aandacht aan consolidatie van de rechtsstaat en institutionele versterking op alle niveaus, bij de overheid in het algemeen en bij de rechtshandhaving en het justitiële apparaat in het bijzonder.

De samenwerking op justitieel gebied zal vooral gericht zijn op de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en een doeltreffender rechtspraak, en op opleiding van rechtsbeoefenaars.

SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN HET VERKEER VAN PERSONEN Artikel 76 Visa, grenscontrole, asiel en migratie 1. De partijen werken samen op het gebied van visa, grenscontrole, asiel en migratie en stellen een kader in voor die samenwerking, ook op regionaal niveau.2. De samenwerking aangaande in lid 1 genoemde kwesties is gebaseerd op wederzijds overleg en nauwe coördinatie tussen de partijen, en omvat onder andere technische en administratieve bijstand voor : - de uitwisseling van informatie over wetgeving en praktijken; - het opstellen van wetgeving; - grotere efficiëntie van de instellingen; - opleiding van personeel; - betrouwbaarheid van reisdocumenten en herkenning van valse documenten. 3. De samenwerking is vooral gericht : - met betrekking tot asiel : op de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving die voldoet aan de normen van het Verdrag van Genève van 1951 en het Protocol van New York van 1967, zodat gegarandeerd wordt dat niemand wordt teruggezonden naar het land van vervolging (het principe van non-refoulement). - met betrekking tot legale migratie : op toelatingsregels en -rechten en de status van de toegelaten personen. Ten aanzien van migratie komen de partijen overeen onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven een billijke behandeling te geven, en een integratiebeleid te bevorderen dat deze onderdanen rechten en plichten geeft die vergelijkbaar zijn met die van hun staatsburgers.

De Stabilisatie- en Associatieraad kan andere onderwerpen voor samenwerking in het kader van dit artikel aanbevelen.

Artikel 77 Preventie van en controle op illegale immigratie; overname 1. De partijen werken samen teneinde illegale immigratie te voorkomen en controleren.Hiertoe geldt het volgende : - Kroatië verbindt zich ertoe zijn onderdanen die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven op verzoek van die lidstaat zonder verdere formaliteiten over te nemen; - alle lidstaten van de Europese Unie verbinden zich ertoe hun onderdanen die illegaal op het grondgebied van Kroatië verblijven op verzoek van Kroatië zonder verdere formaliteiten over te nemen;

De lidstaten van de Europese Unie en Kroatië verstrekken hun onderdanen passende identiteitsdocumenten en de administratieve faciliteiten die voor dit doel noodzakelijk zijn. 2. De partijen komen overeen dat op verzoek een overeenkomst zal worden gesloten tussen Kroatië en de Europese Gemeenschap waarbij specifieke verplichtingen voor Kroatië en de lidstaten van de Europese Unie worden geregeld voor overname, met inbegrip van een verplichting tot overname van onderdanen van andere landen en stateloze personen.3. In afwachting van de sluiting van de in lid 2 bedoelde overeenkomst met de Gemeenschap verbindt Kroatië zich ertoe op verzoek van een lidstaat bilaterale overeenkomsten te sluiten met afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie waarbij specifieke verplichtingen voor overname tussen Kroatië en de betrokken lidstaat worden geregeld, met inbegrip van een verplichting tot overname van onderdanen van andere landen en stateloze personen.4. De Stabilisatie- en Associatieraad onderzoekt welke gezamenlijk inspanningen gedaan kunnen worden illegale immigratie, met inbegrip van mensenhandel, te voorkomen en beheersen. SAMENWERKING INZAKE DE BESTRIJDING VAN HET WITWASSEN VAN GELD EN DE BESTRIJDING VAN DRUGS Artikel 78 Witwassen van geld 1. De partijen zijn het erover eens dat alle mogelijke inspanningen en samenwerking geboden zijn om te voorkomen dat hun financiële stelsels worden misbruikt voor het witwassen van de opbrengsten van criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder.2. De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en technische bijstand voor de tenuitvoerlegging van voorschriften en de efficiënte werking van passende normen en mechanismen ter voorkoming van het witwassen van geld, die gelijkwaardig zijn met die welke zijn vastgesteld door de Gemeenschap en internationale fora op dit gebied. Artikel 79 Samenwerking op het gebied van drugs 1. De partijen werken binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden samen om een evenwichtige en geïntegreerde benadering van drugsbestrijding te waarborgen.Het beleid en de activiteiten ter bestrijding van drugs zijn gericht op het terugdringen van het aanbod van, de handel in en de vraag naar illegale drugs, en een effectievere controle op precursoren. 2. De partijen komen overeen welke samenwerkingsmethoden nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken.De activiteiten worden gebaseerd op gezamenlijk overeengekomen principes in overeenstemming met het drugsbeleid van de EU. De samenwerking tussen de partijen omvat technische en administratieve bijstand, met name op de volgende terreinen : - opstelling van nationale wetgeving en nationaal beleid; - oprichting van instellingen en informatiecentra; - opleiding van personeel; - onderzoek in verband met drugs; - preventie van oneigenlijk gebruik van precursoren voor de illegale productie van drugs.

De partijen kunnen overeenkomen de samenwerking tot andere terreinen uit te breiden.

SAMENWERKING OP STRAFRECHTELIJK GEBIED Artikel 80 Voorkoming en bestrijding van misdrijven en andere illegale activiteiten 1. De partijen komen overeen samen te werken bij de voorkoming en bestrijding van al dan niet georganiseerde criminele en illegale activiteiten, zoals : - mensenhandel; - illegale economische activiteiten, en met name corruptie, valsemunterij en illegale transacties waarbij goederen als industrieel afval, radioactief materiaal en illegale en nagemaakte producten betrokken zijn; - illegale handel in drugs en psychotrope stoffen; - smokkelarij; - illegale wapenhandel; - terrorisme.

Over de samenwerking aangaande voornoemde zaken zullen overleg en nauwe coördinatie tussen de partijen plaatsvinden. 2. De administratieve en technische bijstand op dit gebied kan betrekking hebben op : - de opstelling van nationale wetgeving op het gebied van het strafrecht; - vergroting van de efficiëntie van de instellingen die belast zijn met de bestrijding en voorkoming van criminaliteit; - opleiding van personeel en ontwikkeling van onderzoeksfaciliteiten; - formulering van maatregelen ter bestrijding van criminaliteit.

TITEL VIII. - Samenwerkingsbeleid Artikel 81 1. De Gemeenschap en Kroatië werken nauw samen om de ontwikkeling en het groeipotentieel van Kroatië te bevorderen.Die samenwerking versterkt de bestaande economische banden op een zo breed mogelijke basis, ten voordele van beide partijen. 2. Beleid en andere maatregelen zijn gericht op de economische en sociale ontwikkeling van Kroatië.Daarbij dient ervoor te worden gezorgd dat de milieuaspecten vanaf het begin volledig in het beleid worden geïntegreerd, en moet rekening worden gehouden met de eisen van een harmonieuze sociale ontwikkeling. 3. Het samenwerkingsbeleid moet in een regionaal samenwerkingskader worden geïntegreerd.Bijzondere aandacht moet worden geschonken aan maatregelen die de samenwerking tussen Kroatië en zijn buurlanden, waaronder lidstaten, bevorderen en aldus bijdragen tot de regionale stabiliteit. De Stabilisatie- en Associatieraad kan binnen onderstaande beleidsterreinen voor samenwerking en tussen deze terreinen onderling prioriteiten vaststellen.

Artikel 82 Economisch beleid 1. De Gemeenschap en Kroatië vergemakkelijken het proces van economische hervormingen en integratie door samenwerking die gericht is op beter inzicht in de basisbeginselen van elkaars economie en op de formulering en uitvoering van economisch beleid in het kader van een markteconomie.2. De Gemeenschap en Kroatië werken daarom samen op de volgende terreinen : - uitwisseling van informatie over macro-economische prestaties en vooruitzichten en over ontwikkelingsstrategieën; - gezamenlijke analyse van economische kwesties van wederzijds belang, waaronder de formulering van economisch beleid en de instrumenten voor de uitvoering van dat beleid. - bevordering van bredere samenwerking om de instroom van kennis en de toegang tot nieuwe technologieën te versnellen. 3. Op verzoek van de Kroatische autoriteiten verstrekt de Gemeenschap technische bijstand ter ondersteuning van het streven van Kroatië naar geleidelijke aanpassing van zijn beleid aan de Economische en Monetaire Unie.De samenwerking op dit gebied omvat onder andere informele uitwisseling van gegevens over de beginselen en het functioneren van de Economische en Monetaire Unie en het Europees Systeem van centrale banken.

Artikel 83 Samenwerking op het gebied van statistiek 1. De samenwerking op het gebied van statistiek is gericht op ontwikkeling van een efficiënt en duurzaam statistisch stelsel dat in staat is tijdig de betrouwbare, objectieve en nauwkeurige gegevens te leveren die nodig zijn om het overgangs- en hervormingsproces in Kroatië te plannen en te volgen.Dit moet het Centrale Bureau voor de Statistiek van Kroatië in staat stellen beter aan de behoeften van zijn afnemers (overheid en particuliere sector) te voldoen. Het statistische stelsel moet voldoen aan de fundamentele beginselen van de statistiek die door de Verenigde Naties zijn uitgevaardigd en aan de vereisten van de Europese statistiekwetgeving, en moet worden aangepast aan het acquis van de Gemeenschap. 2. Met het oog daarop kan de samenwerking vooral gericht zijn op het volgende : - bevordering van de ontwikkeling van een efficiënte statistische dienst in Kroatië, op basis van een geschikt institutioneel kader; - harmonisatie met internationale en Europese normen en classificaties, zodat het nationale statistische stelsel het acquis van de Gemeenschap op statistisch gebied kan overnemen; - verstrekking van geschikte sociaal-economische gegevens aan economische operatoren in de openbare en de particuliere sector en de onderzoeksgemeenschap; - verstrekking van de gegevens om de economische hervormingen in stand te kunnen houden en te kunnen controleren; - waarborging van de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens; - geleidelijke intensivering van de verzameling van gegevens en doorgifte daarvan aan het Europees statistisch systeem. 3. De samenwerking in dit verband omvat in het bijzonder uitwisseling van informatie inzake methoden, overdracht van kennis en training. Artikel 84 Financiële diensten, banksector, verzekeringen 1. De partijen werken samen om een passend kader te creëren en te ontwikkelen voor het stimuleren van het bank- en verzekeringswezen en van de financiële dienstverlening in Kroatië. De samenwerking is met name gericht op : - de invoering van een met de Europese normen verenigbaar boekhoudsysteem; - de versterking en herstructurering van het bank- en verzekeringswezen en van andere financiële sectoren; - de verbetering van het toezicht op en de reglementering van het bankwezen en andere financiële diensten; - de uitwisseling van informatie, in het bijzonder in verband met wetsvoorstellen; - de opstelling van vertalingen en terminologische glossaria. 2. De partijen werken samen met het oog op de ontwikkeling in Kroatië van efficiënte systemen op het gebied van boekhoudcontrole, gebaseerd op de gebruikelijke communautaire methoden en procedures. De samenwerking is met name gericht op : - technische bijstand aan de Kroatische Rekenkamer; - de oprichting van interne afdelingen voor boekhoudcontrole in overheidsinstanties; - de uitwisseling van informatie over boekhoudcontrolesystemen; - standaardisering van de documenten voor boekhoudcontroles; - opleiding en adviesverlening.

Artikel 85 Stimulering en bescherming van investeringen 1. De samenwerking tussen de partijen is gericht op de totstandbrenging van een gunstig klimaat voor binnen- en buitenlandse particuliere investeringen.2. De samenwerking is in het bijzonder gericht op de volgende doelstellingen : - het tot stand brengen in Kroatië van een juridisch kader dat investeringen stimuleert en beschermt; - het sluiten, waar nodig, van bilaterale overeenkomsten met de lidstaten ter bevordering en bescherming van investeringen; - betere bescherming van investeringen.

Artikel 86 Samenwerking op het gebied van de industrie 1. De samenwerking is gericht op het bevorderen van de modernisering en de herstructurering van de industrie en van individuele sectoren in Kroatië alsmede de samenwerking op het gebied van de industrie tussen het bedrijfsleven aan beide zijden, in het bijzonder om de particuliere sector te versterken, waarbij de bescherming van het milieu gegarandeerd moet worden.2. Samenwerkingsinitiatieven op het gebied van de industrie dienen een afspiegeling te zijn van prioriteiten die de door de partijen zijn vastgesteld.Rekening wordt gehouden met de regionale aspecten van industriële ontwikkeling, en waar nodig worden transnationale partnerschappen gestimuleerd. De initiatieven dienen in het bijzonder te zijn gericht op het creëren van een passend kader voor het bedrijfsleven, beter management, stimulering van markten, transparantie van de markt en het ondernemingsklimaat. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan het opzetten van efficiënte exportpromotieactiviteiten in Kroatië.

Artikel 87 Midden- en kleinbedrijf De partijen streven ernaar het midden- en kleinbedrijf in de particuliere sector te ontwikkelen en te versterken, nieuwe ondernemingen op te richten op terreinen met groeipotentieel en de samenwerking tussen het midden- en kleinbedrijf in de Gemeenschap en Kroatië te vergroten.

Artikel 88 Toerisme 1. De samenwerking op het gebied van het toerisme is gericht op het vergemakkelijken en bevorderen van het toerisme en de toeristische sector door kennisoverdracht, deelname van Kroatië aan belangrijke Europese organisaties voor toerisme en het onderzoeken van de mogelijkheden voor gemeenschappelijke activiteiten.2. De samenwerking omvat in het bijzonder : - uitwisseling van informatie over belangrijke kwesties van wederzijds belang in de toeristische sector en overdracht van kennis; - stimulering van de totstandbrenging van infrastructuur die tot investeringen in de toeristische sector kan leiden; - onderzoek naar regionale toerismeprojecten.

Artikel 89 Douane 1. De partijen werken samen om te bewerkstelligen dat alle op goedkeuring wachtende bepalingen betreffende het handelsverkeer worden nageleefd en dat het Kroatische douanesysteem aan dat van de Gemeenschap wordt aangepast, waardoor de in het kader van deze overeenkomst geplande stappen in de richting van liberalisering worden vergemakkelijkt.2. De samenwerking omvat in het bijzonder : - de mogelijkheid van koppeling van het douanevervoersysteem van de Gemeenschap aan dat van Kroatië, alsmede het gebruik van het enig document; - verbetering en vereenvoudiging van de controles en formaliteiten voor het goederenvervoer; - ontwikkeling van grensoverschrijdende infrastructuur tussen de partijen; - verlening van steun in het kader van de douanesamenwerking bij de invoering van moderne douane-informatiesystemen. - uitwisseling van informatie, ook met betrekking tot onderzoeksmethoden; - invoering door Kroatië van de gecombineerde nomenclatuur; - opleiding van douanefunctionarissen. 3. Onverminderd de verdere bepalingen inzake samenwerking in deze overeenkomst, in het bijzonder de artikelen 77, 78 en 80, vindt de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten op douanegebied van de partijen plaats overeenkomstig de bepalingen van Protocol 5. Artikel 90 Belastingen De partijen stellen samenwerking in op belastinggebied waaronder maatregelen voor de hervorming van het belastingstelsel, en de herstructurering van de belastingdienst, om te zorgen voor efficiëntie bij het innen van belastingen en de bestrijding van belastingfraude.

Artikel 91 Samenwerking op sociaal gebied 1. Op het gebied van de werkgelegenheid heeft de samenwerking tussen de partijen voornamelijk betrekking op het verbeteren van de diensten voor arbeidsbemiddeling en loopbaanadvies, ondersteuningsmaatregelen en het stimuleren van de plaatselijke ontwikkeling om de herstructurering van industrie en arbeidsmarkt te begeleiden.De samenwerking vindt tevens plaats in de vorm van studies, detachering van deskundigen, voorlichting en opleiding. 2. Op het gebied van de sociale zekerheid is de samenwerking tussen de partijen gericht op het aanpassen van het Kroatische stelsel voor sociale zekerheid aan de nieuwe economische en sociale eisen, in hoofdzaak door terbeschikkingstelling van deskundigen en verstrekking van voorlichting en opleiding.3. De samenwerking tussen partijen omvat de aanpassing van de Kroatische wetgeving aangaande de arbeidsvoorwaarden en gelijke kansen voor mannen en vrouwen.4. De partijen werken samen om het peil van de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers te verbeteren, met als referentiepunt de mate van bescherming die in de Gemeenschap bestaat. Artikel 92 Landbouw en de agro-industriële sector De samenwerking op dit terrein is gericht op modernisering en herstructurering van de landbouw en de agro-industriële sector volgens de voorschriften en normen van de Gemeenschap, waterbeheer, plattelandsontwikkeling, geleidelijke harmonisatie van de wetgeving op sanitair en fytosanitair gebied met de communautaire normen, en de ontwikkeling van de visserij en de bosbouw in Kroatië.

Artikel 93 Visserij De Gemeenschap en Kroatië onderzoeken de mogelijkheid gebieden van wederzijds belang in de visserijsector vast te stellen. Deze dienen naar hun aard tot wederzijds voordeel te strekken.

Artikel 94 Onderwijs en opleiding 1. De partijen werken samen om het peil van het algemene onderwijs en de beroepskwalificaties in Kroatië te verhogen.2. Het Tempus-programma zal bijdragen aan versterking van de samenwerking tussen de partijen op het gebied van onderwijs en opleiding, en zo de democratie, de rechtsstaat en de economische hervormingen bevorderen.3. Ook de Europese Stichting voor Opleiding zal bijdragen aan de verbetering van de opleidingsstructuren en -activiteiten in Kroatië. Artikel 95 Samenwerking op cultureel gebied De partijen verbinden zich ertoe de samenwerking op cultureel gebied te bevorderen. Deze samenwerking beoogt ondermeer het wederzijds begrip en het wederzijds respect voor personen, gemeenschappen en volkeren te doen toenemen.

Artikel 96 Informatie en communicatie De Gemeenschap en Kroatië nemen de maatregelen die nodig zijn om de onderlinge uitwisseling van informatie te stimuleren. Prioriteit wordt verleend aan programma's die basisinformatie over de Gemeenschap verstrekken aan het algemene publiek en meer gespecialiseerde informatie aan professionele doelgroepen in Kroatië.

Artikel 97 Samenwerking op audiovisueel gebied 1. De partijen werken samen aan de bevordering van de audiovisuele industrie in Europa en stimuleren coproducties voor film en televisie.2. Kroatië past zijn beleid inzake de reglementering van de inhoudelijke aspecten van grensoverschrijdende uitzendingen aan aan dat van de Gemeenschap, met bijzondere aandacht voor vraagstukken in verband met de verwerving van intellectuele-eigendomsrechten voor satelliet- of kabeluitzendingen, en harmoniseert zijn wetgeving met het acquis van de Gemeenschap. Artikel 98 Elektronische communicatie-infrastructuur en aanverwante diensten 1. De partijen versterken de samenwerking op het gebied van de elektronische communicatie-infrastructuur, met inbegrip van klassieke telecommunicatienetwerken en de relevante elektronische netwerken voor audiovisuele overdracht, en de geassocieerde diensten, met als doel de uiteindelijke aanpassing aan het communautair acquis door Kroatië vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst.2. De samenwerking wordt geconcentreerd op de volgende prioritaire terreinen : - beleidsontwikkeling; - wet- en regelgeving; - institutionele opbouw ter ondersteuning van een geliberaliseerd klimaat; - modernisering van de elektronische infrastructuur van Kroatië en integratie ervan in Europese en wereldomspannende netwerken, waarbij vooral verbeteringen op regionaal niveau aandacht krijgen; - internationale samenwerking; - samenwerking binnen Europese structuren, in het bijzonder op het gebied van normalisatie; - coördinatie van standpunten in internationale organisaties en fora.

Artikel 99 Informatiemaatschappij De partijen versterken de samenwerking om de informatiemaatschappij in Kroatië verder te ontwikkelen. Algemene doelstellingen zijn : voorbereiding van de samenleving als geheel op het digitale tijdperk, het aantrekken van investeringen en de interoperabiliteit van netwerken en diensten.

De Kroatische autoriteiten evalueren met hulp van de Gemeenschap zorgvuldig alle politieke verbintenissen die in de Europese Unie worden aangegaan, met het doel het Kroatische beleid aan dat van de Unie aan te passen.

De Kroatische autoriteiten stellen een plan op voor de overname van de communautaire wetgeving op het gebied van de informatiemaatschappij.

Artikel 100 Vervoer 1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 58 en in Protocol nr.6 bij deze overeenkomst zullen de partijen de samenwerking op vervoergebied ontwikkelen en versterken, teneinde Kroatië in staat te stellen : - het vervoer en de daarmee verband houdende infrastructuur te herstructureren en te moderniseren; - het verkeer van personen en goederen en de toegang tot de vervoersmarkt te verbeteren door het wegnemen van administratieve, technische en andere belemmeringen; - exploitatienormen tot stand brengen die vergelijkbaar zijn met die in de Gemeenschap; - een vervoerstelsel te ontwikkelen dat verenigbaar en vergelijkbaar is met dat van de Gemeenschap; - de bescherming van het milieu in de vervoerssector te verbeteren en de schadelijke effecten en vervuiling terug te dringen. 2. De volgende gebieden zijn prioritair : - de ontwikkeling van de binnenwateren en de weg-, spoorweg-, haven- en luchthaveninfrastructuur en andere belangrijke routes van gemeenschappelijk belang, alsmede trans-Europese en pan-Europese verkeersassen; - het beheer van spoorwegen en luchthavens, samenwerking tussen de relevante nationale autoriteiten; - het wegvervoer, waaronder verkeersbelastingen en -heffingen en sociale en milieuaspecten; - gecombineerd rail-wegvervoer; - harmonisatie van internationale vervoersstatistieken; - modernisering van technische vervoersinstallaties overeenkomstig communautaire normen, bijstand bij het verkrijgen van financiering daarvoor, vooral voor rail-wegvervoer, multimodaal vervoer en overslag; - bevordering van gezamenlijke technologie- en onderzoeksprogramma's; - opzetten van een gecoördineerd vervoersbeleid dat verenigbaar is met dat van de Gemeenschap.

Artikel 101 Energie 1. De samenwerking gaat uit van de beginselen van de markteconomie en het Verdrag inzake het Europees Energiehandvest en is gericht op de geleidelijke integratie van de Europese energiemarkten.2. De samenwerking omvat in het bijzonder : - formulering en planning van energiebeleid, modernisering van infrastructuur, verbetering en diversificatie van de voorziening, verbetering van de toegang tot de energiemarkt, alsmede vergemakkelijking van doorvoer, transmissie en distributie, en herstel van koppelingen van regionaal belang met de elektriciteitsnetten van de buurlanden; - management en opleiding in de energiesector en overdracht van technologie en kennis; bevordering van energiebesparing en efficiënt energiegebruik, duurzame energiebronnen en onderzoek naar de milieueffecten van energieproductie en -verbruik; - formulering van randvoorwaarden voor de herstructurering van energiebedrijven en samenwerking tussen bedrijven in die sector; - ontwikkeling van een regelgevingskader voor energie naar het model van het acquis van de Gemeenschap.

Artikel 102 Nucleaire veiligheid 1. De partijen werken samen op het gebied van nucleaire veiligheid en splijtstofbewaking.De samenwerking kan de volgende onderwerpen omvatten : - verbetering van de wet- en regelgeving van Kroatië inzake nucleaire veiligheid en versterking van de toezichthoudende instanties en hun middelen; - stralingsbescherming, met inbegrip van meting van straling in het milieu; - beheer van radioactieve afvalstoffen en waar van toepassing ontmanteling van nucleaire faciliteiten; - bevordering van het sluiten van overeenkomsten tussen de lidstaten van de EU of Euratom en Kroatië over vroegtijdige kennisgeving en uitwisseling van informatie bij nucleaire ongevallen en over rampenvoorbereiding, alsmede over grensoverschrijdend seismisch onderzoek en waar nodig nucleaire veiligheidskwesties in het algemeen; - problemen in verband met de splijtstofcyclus; - splijtstofbewaking; - versterking van het toezicht op en de controle van het vervoer van stoffen die radioactieve verontreiniging kunnen veroorzaken; - aansprakelijkheid van derden bij kernrampen.

Artikel 103 Milieu 1. De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking bij de essentiële taak om de achteruitgang van het milieu te bestrijden en een duurzaam milieubeleid te steunen.2. De samenwerking kan op de volgende prioriteiten worden toegespitst : - waterkwaliteit, waaronder de behandeling van afvalwater, met name in grensoverschrijdende wateren; - bestrijding van plaatselijke, regionale en grensoverschrijdende lucht- en waterverontreiniging (onder meer van drinkwater); - effectieve controle op verontreinigingsniveau en emissies; - ontwikkeling van strategieën ten aanzien van wereldwijde en klimatologische problemen; - efficiënte, duurzame en schone energieproductie en -gebruik; - classificatie van en veilige omgang met chemische producten; - veiligheid van industriële installaties; - vermindering, recyclering en veilige verwijdering van afval, alsmede tenuitvoerlegging van het Verdrag van Bazel van 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan; - milieueffect van de landbouw; bodemerosie en verontreiniging door landbouwchemicaliën; - bescherming van bossen, flora en fauna en instandhouding van de biodiversiteit; - ruimtelijke ordening, met inbegrip van nieuwbouw- en stadsplanning; - gebruik van economische en fiscale instrumenten om het milieu te verbeteren; - uitvoering van milieueffectrapportage en strategische milieueffectbeoordelingen; - verdere harmonisatie van wet- en regelgeving met de communautaire normen; - internationale milieuverdragen waarbij de Gemeenschap partij is; - samenwerking op regionaal en internationaal niveau; - voorlichting en educatie over milieu en duurzame ontwikkeling. 3. De partijen werken samen met het oog op de bescherming van mensen, dieren, eigendommen en het milieu tegen natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen.Hiertoe kan de samenwerking de volgende terreinen omvatten : - uitwisseling van resultaten van wetenschappelijke en onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten; - systemen voor wederzijdse vroegtijdige kennisgeving en waarschuwing voor gevaren en rampen en de gevolgen daarvan; - reddings- en hulpverleningssystemen bij rampen; - uitwisseling van ervaring op het gebied van herstel en wederopbouw na rampen.

Artikel 104 Samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling 1. De partijen bevorderen de bilaterale samenwerking op het gebied van civiel wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling op basis van wederzijds voordeel en rekening houdend met de beschikbare middelen, de vereiste toegangsmogelijkheden tot elkaars programma's, en met inachtneming van een passende bescherming van intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten.2. De samenwerking omvat : - uitwisseling van wetenschappelijke en technische informatie en organisatie van gezamenlijke wetenschappelijke bijeenkomsten; - gezamenlijke activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling; - opleidingsactiviteiten en mobiliteitsprogramma's voor wetenschapsbeoefenaars, onderzoekers en technici van beide partijen die op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling werkzaam zijn. 3. De samenwerking wordt ten uitvoer gelegd door middel van specifieke regelingen die volgens de door elke partij vastgestelde procedures tot stand worden gebracht en gesloten en waarin ook passende bepalingen inzake intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten worden opgenomen. Artikel 105 Regionale en plaatselijke ontwikkeling De partijen versterken hun samenwerking op het gebied van regionale ontwikkeling, om bij te dragen tot de economische ontwikkeling en de regionale verschillen te verkleinen.

Specifieke aandacht wordt geschonken aan grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking. Daartoe kunnen deskundigen en informatie worden uitgewisseld.

TITEL IX. - Financiële samenwerking Artikel 106 Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst en in overeenstemming met de artikelen 3, 107 en 109 komt Kroatië in aanmerking voor financiële steun van de Gemeenschap in de vorm van subsidies en leningen, waaronder leningen van de Europese Investeringsbank.

Artikel 107 De financiële bijstand in de vorm van subsidies wordt gedekt door operationele maatregelen die bij een verordening van de Raad worden ingesteld, binnen een indicatief meerjarenkader dat door de Gemeenschap na overleg met Kroatië wordt opgesteld.

In het algemeen dient de bijstand in de vorm van institutionele opbouw en investeringen bij te dragen tot de democratische, economische en institutionele hervormingen in Kroatië, in overeenstemming met het stabilisatie- en associatieproces. De financiële bijstand kan betrekking hebben op alle terreinen van de harmonisatie van wetgeving en het samenwerkingsbeleid waarin deze overeenkomst voorziet, met inbegrip van justitie en binnenlandse zaken. Aandacht dient te worden geschonken aan volledige uitvoering van de in Protocol nr. 6 vastgestelde infrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang.

Artikel 108 In het geval van bijzondere noodzaak kan de Gemeenschap op verzoek van Kroatië, in overleg met de internationale financiële instellingen, onderzoeken of bij wijze van uitzondering macrofinanciële bijstand kan worden verleend, op bepaalde voorwaarden en met inachtneming van de beschikbaarheid van alle financiële middelen.

Artikel 109 Met het oog op optimale benutting van de beschikbare middelen zien de partijen erop toe dat de bijdragen van de Gemeenschap worden verstrekt in nauwe coördinatie met andere financieringsbronnen, zoals lidstaten, andere landen en internationale financiële instellingen.

Hiertoe wisselen de partijen geregeld informatie uit over alle typen bijstand.

TITEL X. - Institutionele, algemene en slotbepalingen Artikel 110 Een Stabilisatie- en Associatieraad wordt opgericht, die toezicht houdt op de toepassing en de tenuitvoerlegging van de overeenkomst. De raad komt op passend niveau bijeen, met regelmatige tussenpozen en telkens wanneer de omstandigheden dat vereisen. De Stabilisatie- en Associatieraad behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van de overeenkomst voordoen en alle andere bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.

Artikel 111 1. De Stabilisatie- en Associatieraad bestaat uit enerzijds leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, en anderzijds leden van de regering van Kroatië.2. De Stabilisatie- en Associatieraad stelt zijn eigen reglement van orde vast.3. De leden van de Stabilisatie- en Associatieraad mogen zich laten vertegenwoordigen overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde vast te leggen voorwaarden.4. De Stabilisatie- en Associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Europese Gemeenschap en door een vertegenwoordiger van de regering van Kroatië, overeenkomstig de in het reglement van orde vast te leggen bepalingen.5. De Europese Investeringsbank neemt voor aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen als waarnemer aan de werkzaamheden van de Stabilisatie- en Associatieraad deel. Artikel 112 Om de doelstellingen van de overeenkomst te bereiken, krijgt de Stabilisatie- en Associatieraad de bevoegdheid besluiten te nemen binnen de toepassingssfeer van deze overeenkomst voor de in de overeenkomst vermelde gevallen. De besluiten van de Stabilisatie- en Associatieraad zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Stabilisatie- en Associatieraad kan tevens passende aanbevelingen doen. De besluiten en aanbevelingen van de Stabilisatie- en Associatieraad worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.

Artikel 113 Elk van de partijen mag ieder geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst aan de Stabilisatie- en Associatieraad voorleggen. De Stabilisatie- en Associatieraad kan het geschil door middel van een bindend besluit beslechten.

Artikel 114 1. De Stabilisatie- en Associatieraad wordt bij de vervulling van zijn taken bijgestaan door een Stabilisatie- en Associatiecomité, bestaande uit enerzijds vertegenwoordigers van de Raad van de Europese Unie en vertegenwoordigers van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en anderzijds vertegenwoordigers van Kroatië.2. In zijn reglement van orde bepaalt de Stabilisatie- en Associatieraad de taken van het Stabilisatie- en Associatiecomité, die onder meer de voorbereiding van de vergaderingen van de Stabilisatie- en Associatieraad omvatten, en stelt hij de werkwijze van het comité vast.3. De Stabilisatie- en Associatieraad mag elk van zijn bevoegdheden aan het Stabilisatie- en Associatiecomité delegeren.In dat geval neemt het Stabilisatie- en Associatiecomité zijn besluiten volgens de voorwaarden van artikel 112.

Artikel 115 Het Stabilisatie- en Associatiecomité kan subcomités oprichten.

Artikel 116 Een Parlementair Stabilisatie- en Associatiecomité wordt opgericht.

Dit dient als forum waar leden van het Kroatische parlement en het Europees Parlement elkaar kunnen ontmoeten en van gedachten kunnen wisselen. Het comité komt bijeen met door het comité zelf te bepalen tussenpozen.

Het Parlementair Stabilisatie- en Associatiecomité bestaat uit enerzijds leden van het Europees Parlement en anderzijds leden van het Kroatische parlement.

Het Parlementair Stabilisatie- en Associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.

Het Parlementair Stabilisatie- en Associatiecomité wordt beurtelings voorgezeten door het Europees Parlement en het Kroatische parlement, overeenkomstig de in het reglement van orde neer te leggen bepalingen.

Artikel 117 Binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst verbinden beide partijen zich ertoe te waarborgen dat natuurlijke personen en rechtspersonen van de andere partij, zonder discriminatie ten opzichte van haar eigen onderdanen, toegang krijgen tot de ter zake bevoegde gerechtelijke instanties en administratieve lichamen van de partijen, ter verdediging van hun individuele rechten en hun eigendomsrechten.

Artikel 118 Niets in de overeenkomst belet een partij maatregelen te nemen : a) die zij nodig acht om onthulling te beletten van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist;b) die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmaterieel of met onderzoek, ontwikkeling of productie die onmisbaar zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;c) die zij van vitaal belang acht voor haar eigen veiligheid in geval van ernstige binnenlandse problemen die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan. Artikel 119 1. Op de door deze overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende : - de regelingen die Kroatië ten opzichte van de Gemeenschap toepast mogen geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van de lidstaten, hun onderdanen of hun vennootschappen; - de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Kroatië toepast mogen geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van Kroatische onderdanen of vennootschappen. 2. Het bepaalde in lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van de partijen om de desbetreffende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die niet in een identieke situatie verkeren ten aanzien van hun woonplaats. Artikel 120 1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen.Zij zien erop toe dat de in de overeenkomst genoemde doelstellingen worden verwezenlijkt. 2. Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting die uit de overeenkomst voortvloeit niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen.Alvorens dit te doen, behalve in bijzonder dringende gevallen, verstrekt zij de Stabilisatie- en Associatieraad alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor de partijen aanvaardbare oplossing te vinden. 3. Bij de keuze van de maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die de goede werking van de overeenkomst het minst verstoren.Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Stabilisatie- en Associatieraad gebracht en op verzoek van de andere partij in de Stabilisatie- en Associatieraad besproken.

Artikel 121 De partijen komen overeen op verzoek van elk van de partijen onmiddellijk overleg te plegen via passende kanalen, om kwesties met betrekking tot de interpretatie of tenuitvoerlegging van deze overeenkomst en andere relevante aspecten van de betrekkingen tussen de partijen te bespreken.

De bepalingen van dit artikel hebben geen invloed op en gelden onverminderd de artikelen 31, 38, 39 en 43.

Artikel 122 Totdat krachtens deze overeenkomst gelijkwaardige rechten voor personen en ondernemers zijn verworven, doet de overeenkomst geen afbreuk aan rechten die hun worden verleend bij bestaande overeenkomsten tussen een of meer lidstaten, enerzijds, en Kroatië, anderzijds.

Artikel 123 De Protocollen nrs. 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en de bijlagen I tot en met VIII vormen een integrerend bestanddeel van de overeenkomst.

Artikel 124 De overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

Elk van beide partijen kan deze overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. De overeenkomst verstrijkt zes maanden na de datum van genoemde kennisgeving.

Artikel 125 Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder « partijen » verstaan de Gemeenschap, of haar lidstaten, of de Gemeenschap en haar lidstaten, in overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en Kroatië, anderzijds.

Artikel 126 De overeenkomst is van toepassing op enerzijds de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing zijn, op de in die Verdragen neergelegde voorwaarden, en anderzijds het grondgebied van Kroatië.

Artikel 127 De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is de depositaris van deze overeenkomst.

Artikel 128 Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in elk van de officiële talen van de partijen, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 129 De overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd.

Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.

Artikel 130 Interimovereenkomst De partijen komen overeen dat, indien in afwachting van de voltooiing van de procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst, de bepalingen van bepaalde gedeelten van deze overeenkomst, met name die met betrekking tot het vrije verkeer van goederen, door middel van een interimovereenkomst tussen de Gemeenschap en Kroatië tot uitvoering worden gebracht, voor de toepassing van titel IV, artikelen 70 en 71, van deze overeenkomst en van de protocollen nrs. 1 tot en met 5 alsmede de relevante bepalingen van protocol nr. 6, onder de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst wordt verstaan de datum van inwerkingtreding van de interimovereenkomst, voor wat betreft de verplichtingen die in deze artikelen en protocollen zijn opgenomen.

Lijst van bijlagen Bijlage I - (artikel 18, lid 2) : Tariefconcessies van Kroatië voor industrieproducten van de Gemeenschap Bijlage II - (artikel 18, lid 3) : Tariefconcessies van Kroatië voor industrieproducten van de Gemeenschap Bijlage III - (artikel 27, lid 2) : EG-definitie van « baby beef » Bijlage IV a) - (artikel 27, lid 3, onder a), i) : Tariefconcessies van Kroatië voor landbouwproducten (met nulrecht voor onbeperkte hoeveelheden vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst) Bijlage IV b) - (artikel 27, lid 3, onder b), ii) : Tariefconcessies van Kroatië voor landbouwproducten (met nulrecht binnen een contingent vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst) Bijlage IV c) - (artikel 27, lid 3, onder b), i) : Tariefconcessies van Kroatië voor landbouwproducten (met nulrecht voor onbeperkte hoeveelheden vanaf één jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst) Bijlage IV d) - (artikel 27, lid 3, onder c), i) : Tariefconcessies van Kroatië voor landbouwproducten (geleidelijke afschaffing van meestbegunstigingsrechten binnen tariefcontingenten) Bijlage IV e) - (artikel 27, lid 3, onder e), ii) : Tariefconcessies van Kroatië voor landbouwproducten (geleidelijke verlaging van meestbegunstigingsrechten voor onbeperkte hoeveelheden) Bijlage IV f) - (artikel 27, lid 3, onder c), ii) : Tariefconcessies van Kroatië voor landbouwproducten (geleidelijke verlaging van meestbegunstigingsrechten binnen tariefcontingenten) Bijlage V a) - Producten bedoeld in artikel 28, lid 1 Bijlage V b) - Producten bedoeld in artikel 28, lid 2 Bijlage VI - (artikel 50) : Vestiging : Financiële diensten Bijlage VII - (artikel 60, lid 2) : Verwerving van onroerend goed Lijst van uitzonderingen Bijlage VIII - (artikel 71) : Intellectuele- industriële en commerciële eigendomsrechten : Lijst van verdragen

BIJLAGEN I tot en met V Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld BIJLAGE VI VESTIGING : FINANCIELE DIENSTEN als bedoeld in Titel V, Hoofdstuk II 1. Financiële diensten : definities Een financiële dienst is een dienst van financiële aard die door een financieel dienstverlener van een partij wordt aangeboden. Financiële diensten omvatten de volgende activiteiten : A. Alle verzekeringsdiensten en daarmee verband houdende diensten : 1. Directe verzekering (met inbegrip van medeverzekering) : i) levensverzekering; ii) schadeverzekering; 2. Wederverzekering en retrocessie;3. Verzekeringsbemiddeling, zoals diensten van makelaars en agenten;4. Ondersteunende diensten in de verzekeringssector, zoals adviesverstrekking, actuariaat, risicobeoordeling en regeling van schade-eisen. B. Bankwezen en andere financiële diensten (verzekeringen niet inbegrepen) : 1. Acceptatie van deposito's en andere terugbetaalbare middelen van het publiek;2. Alle soorten leningen, onder meer consumentenkrediet, hypotheekleningen, factor krediet en financiering van commerciële transacties;3. Financiële leasing;4. Alle betalings- en geldovermakingsdiensten, met inbegrip van krediet- en betaalkaarten, reischeques en bankwissels;5. Garanties en verbintenissen 6.Verhandelen, voor eigen rekening of voor rekening van derden, op de beurs of buiten de beurs, hetzij anderszins, van de volgende producten : a) geldmarktinstrumenten (cheques, wissels, depositobewijzen, enz.); b) deviezen;c) afgeleide producten, zoals bij voorbeeld futures en opties; d) wisselkoers- en rentevoetinstrumenten, met inbegrip van producten zoals ruiltransacties, termijnkoerstransacties, enz.; e) verhandelbare effecten;f) andere verhandelbare stukken en financiële activa, met inbegrip van ongemunt goud en zilver;7. Deelneming in de uitgifte van diverse soorten effecten, met inbegrip van het garanderen en plaatsen van effecten als agent (openbaar of particulier) en het verlenen van daarmee verband houdende diensten;8. Geldmakelaarsdiensten;9. Beheer van activa, bij voorbeeld van kasmiddelen of beleggingsportefeuilles, alle vormen van gezamenlijk investeringsbeheer, beheer van pensioenfondsen alsmede bewaargevings-, deposito- en trustdiensten;10. Vereffenings- en verrekeningsdiensten voor financiële activa met inbegrip van effecten, afgeleide producten en andere verhandelbare stukken;11. Verstrekken en overdragen van financiële informatie, financiële gegevensverwerking en bijbehorende software door andere financiële dienstverleners;12. Advies en bemiddeling en andere ondersteunende financiële diensten-ïn verband met de in de punten 1 tot en met 11 genoemde activiteiten, met inbegrip van kredietreferenties en -analyse, onderzoek en advies in verband met investeringen en beleggingsportefeuilles, alsmede advies over aankopen en over bedrijfsreorganisatie en -strategie. De volgende activiteiten zijn van de definitie van financiële diensten uitgesloten : a) activiteiten van centrale banken of andere overheidsinstellingen voor de tenuitvoerlegging van het monetair beleid of het wisselkoersbeleid;b) activiteiten van centrale banken, overheidsinstanties, ministeries of openbare instellingen, voor rekening van of gegarandeerd door de overheid, tenzij deze activiteiten door financiële dienstverleners in concurrentie met die overheidsorganen worden uitgevoerd;c) activiteiten die deel uitmaken van een wettelijk stelsel van sociale zekerheid of van wettelijke pensioenregelingen, tenzij die activiteiten door financiële dienstverleners in concurrentie met overheidsorganen of particuliere instellingen mogen worden uitgevoerd. BIJLAGE VII VERWERVING VAN ONROEREND GOED DOOR ONDERDANEN VAN DE EU Lijst van uitzonderingen bedoeld in artikel 60, lid 2 Uitgesloten sector - Landbouwgrond, zoals gedefinieerd bij de Wet Landbouwgrond (Narodne novine 54/1994, geconsolideerde tekst 48/1995, 19/1998 en 105/1999) - Door de Wet Milieubescherming (Narodne novine 30/1994) beschermde gebieden

BIJLAGE VIII INTELLECTUELE, INDUSTRIELE EN COMMERCIELE EIGENDOMSRECHTEN, BEDOELD IN ARTIKEL 71 1. De partijen bevestigen het belang dat zij hechten aan de verplichtingen die voortvloeien uit de hiernavolgende multilaterale overeenkomsten : - Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (Rome, 1961); - Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (Akte van Stockholm 1967, geamendeerd 1979); - Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (Akte van Stockholm 1967, geamendeerd 1979); - Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (Washingtón 1970, geamendeerd 1979 en gewijzigd 1984); - Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen (Genève 1971); - Berner conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs 1971); - Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken (Genève 1977, geamendeerd 1979); - WIPO-verdrag inzake auteursrecht (Genève 1996); - WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen (Genève 1996). 2. Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst kennen de partijen, overeenkomstig de TRIPs-overeenkomst, aan de vennootschappen en onderdanen van de andere partij, wat de erkenning en de bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom betreft, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke zij uit hoofde van bilaterale overeenkomsten aan derde landen toekennen. Lijst van protocollen Protocol nr. 1 inzake textiel- en kledingproducten Protocol nr. 2 inzake staalproducten Protocol nr. 3 inzake de handel tussen Kroatië en de Gemeenschap in bewerkte. landbouwproducten Protocol nr. 4 inzake de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en regelingen voor administratieve samenwerking Protocol nr. 5 inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken Protocol nr. 6 inzake het vervoer over land PROTOCOL NR. 1 INZAKE TEXTIEL EN KLEDINGPRODUCTEN Artikel 1 Dit protocol heeft betrekking op textiel en kledingproducten (hierna "textielproducten" genoemd) die zijn vermeld in afdeling XI (hoofdstuk 50 tot en met 63) van de gecombineerde nomenclatuur van de Gemeenschap.

Artikel 2 1. De in afdeling XI (hoofdstuk 50 tot en met 63) van de gecombineerde nomenclatuur vermelde textielproducten van oorsprong uit Kroatië, zoals gedefinieerd in Protocol nr.4 bij deze overeenkomst, zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst bij binnenkomst in de Gemeenschap van douanerechten vrijgesteld. 2. De rechten die van toepassing zijn op de onder afdeling XI (hoofdstuk 50 tot en met 63) van de gecombineerde nomenclatuur vallende producten van oorsprong uit de Gemeenschap, zoals gedefinieerd in Protocol nr.4 bij deze overeenkomst, die rechtstreeks in Kroatië worden ingevoerd, vervallen op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst, met uitzondering van de rechten die van toepassing zijn op de in de bijlagen I en II bij dit protocol bedoelde producten die op de daarin vermelde wijze geleidelijk worden verminderd. 3. Onder voorbehoud van het bepaalde in dit protocol zijn de bepalingen van de overeenkomst, in het bijzonder de artikelen 19 en 20 van de overeenkomst, van toepassing op de handel in textielproducten tussen de partijen. Artikel 3 De regeling voor dubbele controle en aanverwante kwesties in verband met de uitvoer van textielproducten van uitsprong uit Kroatië naar de Gemeenschap en van textielproducten van oorsprong uit de Gemeenschap naar Kroatië zijn onderworpen aan de bepalingen van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kroatië inzake de handel in textielproducten, die op 8 november 2000 is geparafeerd en sinds 1 januari 2001 wordt toegepast.

Artikel 4 Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst worden geen nieuwe kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking ingesteld, tenzij dit op grond van bovengenoemde overeenkomst en de daarbij behorende protocollen is toegestaan.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld PROTOCOL NR. 2 INZAKE IJZER- EN STAALPRODUCTEN Artikel 1 Dit protocol is van toepassing op de producten die zijn vermeld in hoofdstuk 72 van het gemeenschappelijk douanetarief. Het is eveneens van toepassing op andere onder dit hoofdstuk vallende eindproducten van ijzer en staal die in de toekomst uit Kroatië van oorsprong kunnen zijn.

Artikel 2 Douanerechten die bij invoer in de Gemeenschap van toepassing zijn op ijzer- en staalproducten van oorsprong uit Kroatië worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.

Artikel 3 1. De douanerechten die van toepassing zijn bij de invoer in Kroatië van producten van oorsprong uit de.Gemeenschap, andere dan die genoemd in bijlagen I, worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft. 2. Douanerechten die bij invoer in Kroatië van toepassing zijn op de ijzer- en staalproducten genoemd in bijlage I worden volgens onderstaand tijdschema geleidelijk afgeschaft : - bij de inwerkingtreding van de overeenkomst worden de rechten verminderd tot 65%van het basisrecht; - op 1 januari 2003 worden de rechten verminderd tot 50 %van het basisrecht; - op 1 januari 2004 worden de rechten verminderd tot 35 %van het basisrecht; - op 1 januari 2005 worden de rechten verminderd tot 20 %van het basisrecht; - op 1 januari 2006 worden de resterende rechten afgeschaft.

Artikel 4 1. De kwantitatieve beperkingen op de invoer in de Gemeenschap van ij zer- en staalproducten van oorsprong uit Kroatië en maatregelen van gelijke werking worden op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst opgeheven.2. De kwantitatieve beperkingen op de invoer in Kroatië van ijzer- en staalproducten van oorsprong uit de Gemeenschap en maatregelen van gelijke werking worden op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst opgeheven. Artikel 5 1. In verband met het bepaalde in artikel 70 van de overeenkomst erkennen de partijen dat het noodzakelijk en urgent is dat elke partij terstond maatregelen neemt om eventuele structurele zwakheden van haar ijzer- en staalsector te verhelpen ter waarborging van het algemene concurrentievermogen van haar industrie.Kroatië stelt daarom binnen twee jaar een herstructurerings- en omschakelingsprogramma voor haar ijzer- en staalindustrie op om ervoor te zorgen dat deze industrie op normale marktvoorwaarden kan voortbestaan. De Gemeenschap zal Kroatië op verzoek technische bijstand verlenen om dit doel te bereiken. 2. In verband met het bepaalde in artikel 70 van de overeenkomst worden voorts alle praktijken die strijdig zijn met dit artikel beoordeeld op grond van specifieke criteria die voortvloeien uit de toepassing van de wetgeving van de Gemeenschap inzake overheidssteun, met inbegrip van de afgeleide wetgeving, en van bijzondere voorschriften inzake het toezicht op overheidssteun die na het vervallen van het EGKS-verdrag op de ijzer- en staalsector van toepassing zijn.3. Voor de toepassing van lid 1, onder iii) van artikel 70 van de overeenkomst op staalproducten, erkent de Gemeenschap dat Kroatië gedurende vijfjaar na de inwerkingtreding van de overeenomst bij wijze van uitzondering overheidssteun voor herstructureringsdoeleinden kan verlenen, mits : - de steun ertoe leidt dat de begunstigde ondernemingen aan het einde van de herstructureringsperiode op normale marktvoorwaarden kunnen voortbestaan; - het bedrag en de intensiteit van de steun strikt beperkt zijn tot hetgeen voor het herstel van een normaal voortbestaan absoluut noodzakelijk is, en dat deze geleidelijk worden verminderd; en - het her-structureringsprogramma aan een algemene rationalisatie en capaciteitsvermindering in Kroatië is gekoppeld. 4. Elke partij ziet toe op volledige transparantie bij de tenuitvoerlegging van het noodzakelijke herstructurerings- en omschakelingsprogramma, door de andere partij voortdurend volledig in te lichten, waarbij met name gegevens worden medegedeeld over het herstructureringsplan en de bedragen, de intensiteit en het doel van de overheidssteun die op grond van de leden 2 en 3 van dit artikel wordt verleend.5. De Stabilisatie- en Associatieraad houdt toezicht op de naleving van het bepaalde in de leden 1 tot en met 4.6. Indien een partij van oordeel is dat een praktijk van de andere partij met dit artikel in strijd is, en indien die praktijk nadelig is of dreigt te zijn voor de belangen van de eerste partij of indien de binnenlandse industrie van die partij aanmerkelijke schade ondervindt of dreigt te ondervinden, kan deze partij de nodige maatregelen nemen na raadpleging van de in artikel 7 genoemde contactgroep of dertig werkdagen nadat om deze raadpleging is verzocht. Artikel 6 De artikelen 19, 20 en 21 van de overeenkomst zijn van toepassing op de handel in ijzer- en staalproducten tussen de partijen.

Artikel 7 De partijen komen overeen dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 115 van de overeenkomst een contactgroep zal worden opgericht, die als taak heeft de tenuitvoerlegging van dit protocol te volgen en te evalueren.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

PROTOCOL NR. 3 INZAKE DE HANDEL TUSSEN KROATIE EN DE GEMEENSCHAP IN BEWERKTE LANDBOUWPRODUCTEN Artikel 1 1. De Gemeenschap en Kroatië passen op verwerkte landbouwproducten de in bijlage I respectievelijk bijlage II vermelde rechten toe in overeenstemming met de daarin vermelde voorwaarden.2. De Stabilisatie- en Associatieraad kan : - de lijst van de onder dit protocol vallende verwerkte landbouwproducten uitbreiden; - de in de bijlagen I en II vermelde rechten wijzigen; - de tariefcontingenten verhogen of afschaffen. 3. De Stabilisatie- en Associatieraad kan de door dit protocol vastgestelde rechten vervangen door een stelsel, vastgesteld op basis van de respectieve marktprijzen van de Gemeenschap en Kroatië voor landbouwproducten die -daadwerkelijk bij de vervaardiging van de onder dit protocol vallende verwerkte landbouwproducten zijn gebruikt. Artikel 2 De overeenkomstig artikel 1 toegepaste rechten kunnen bij besluit van de Stabilisatie- en Associatieraad worden verlaagd : - wanneer in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Kroatië de op basislandbouwproducten toegepaste rechten worden verlaagd, of - naar aanleiding van verlagingen die het gevolg zijn van wederzijdse concessies voor verwerkte landbouwproducten.

Artikel 3 De Gemeenschap en Kroatië stellen elkaar in kennis van de administratieve regelingen die zijn vastgesteld voor de onder dit protocol vallende producten. Deze regelingen dienen een gelijke behandeling van alle betrokken partijen te waarborgen en dienen zo eenvoudig en soepel mogelijk te zijn.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

PROTOCOL NR. 4 DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" EN REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING INHOUD TITEL I. - Algemene bepalingen - Artikel 1 : Definities TITEL II. - Definitie van het begrip "producten van oorsprong" - Artikel 2 : Algemene voorwaarden - Artikel 3 : Bilaterale cumulatie in de Gemeenschap - Artikel 4 : Bilaterale cumulatie in Kroatië - Artikel 5 : Geheel en al verkregen producten - Artikel 6 : Toereikende bewerking of verwerking - Artikel 7 : Ontoereikende bewerking of verwerking - Artikel 8 : Determinerende eenheid - Artikel 9 : Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen - Artikel 10 : Stellen of assortimenten - Artikel 11 : Neutrale elementen TITEL III. - Territoriale voorwaarden - Artikel 12 : Territorialiteitsbeginsel - Artikel 13 : Rechtstreeks vervoer - Artikel 14 : Tentoonstellingen TITEL IV. - Teruggave of vrijstelling - Artikel 15 : Verbod op teruggave en vrijstelling van douanerechten TITEL V. - Bewijs van de oorsprong - Artikel 16 : Algemene voorwaarden - Artikel 17 : Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 - Artikel 18 : Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 - Artikel 19 : Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 - Artikel 20 : Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong - Artikel 21 : Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring - Artikel 22 : Toegelaten exporteurs - Artikel 23 : Geldigheid van het bewijs van oorsprong - Artikel 24 : Overlegging van het bewijs van oorsprong - Artikel 25 : Invoer in deelzendingen - Artikel 26 : Vrijstelling van bewijs van oorsprong - Artikel 27 : Ondersteunende documenten - Artikel 28 : Bewaring van het bewijs van oorsprong en de ondersteunende documenten - Artikel 29 : Verschillen en vormfouten - Artikel 30 : In euro uitgedrukte bedragen TITEL VI. - Regelingen voor administratieve samenwerking - Artikel 31 : Wederzijdse bijstand - Artikel 32 : Controle van bewijzen van oorsprong - Artikel 33 : Beslechting van geschillen - Artikel 34 : Sancties - Artikel 35 : Vrije zones TITEL VII. - Ceuta en melilla - Artikel 36 : Toepassing van het protocol - Artikel 37 : Bijzondere voorwaarden TITEL VIII. - Slotbepalingen - Artikel 38 : Wijziging van het protocol TITEL I - Algemene bepalingen Artikel 1 Definities Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder : a) "vervaardiging" : elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;b) "materiaal" : alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;c) "product" : het verkregen product, ook indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;d) "goederen" : zowel materialen als producten;e) "douanewaarde" : de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);f) "prijs af fabriek" : de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Kroatië in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde van alle gebruikte materialen is inbegrepen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;g) "waarde van de materialen" : de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of in Kroatië is betaald;h) "waarde van de materialen van oorsprong" : de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;i) "toegevoegde waarde" : de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruik-te materialen van oorsprong uit de andere partij of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste verifieerbare prijs die in de Gemeenschap of in Kroatië voor deze materialen werd betaald;j) "hoofdstukken" en "posten" : de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol "geharmoniseerd systeem" of "GS" genoemd;k) "ingedeeld" : de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;l) "zending" : producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van één vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één factuur;m) "gebieden" : ook de territoriale wateren. TITEL II. - Definitie van het begrip "producten van oorsprong" Artikel 2 Algemene voorwaarden 1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap : a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5 van dit protocol;b) in de Gemeenschap verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit protocol.2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Kroatië : a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5 van dit protocol;b) in Kroatië verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Kroatië een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit protocol. Artikel 3 Bilaterale cumulatie in de Gemeenschap Materialen van oorsprong uit Kroatië worden beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap; indien ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een beof verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7, lid 1, genoemde be- of verwerkingen.

Artikel 4 Bilaterale cumulatie in Kroatië Materialen van oorsprong uit de Gemeenschap worden beschouwd als materialen van oorsprong uit Kroatië, indien ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7, lid 1, genoemde be- of verwerkingen.

Artikel 5 Geheel en al verkregen producten 1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Kroatië verkregen worden beschouwd : a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;b) aldaar geoogste producten van het plantenrijk;c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren;d) producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;f) producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of van Kroatië door hun schepen uit de zee gewonnen producten;g) producten uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;i) afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;j) producten, gewonnen uit de zeebodem of -ondergrond buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.2. De termen "hun schepen" en "hun fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen : a) die in een lid-Staat of in Kroatië zijn ingeschreven of geregistreerd;b) die de vlag van een lid-Staat of van Kroatië voeren;c) die voor ten minste 50 percent toebehoren aan onderdanen van lid-Staten of van Kroatië of aan een onderneming die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn een lid-Staat of van Kroatië, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten toebehoort;d) waarvan de kapitein en de officieren allen onderdanen zijn van een lidstaat of van Kroatië; alsmede e) waarvan de bemanning voor ten minste 75 percent uit onderdanen van lid-Staten of van Kroatië bestaat. Artikel 6 Toereikende bewerking of verwerking 1. Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan. Deze voorwaarden geven voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van product van oorsprong te verkrijgen, en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt. 2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt : a) wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 percent van de prijs af fabriek van het product;b) wanneer in de lijst één of meer percentages zijn gegeven voor de maximumwaarde van de materialen die niet van oorsprong zijn, en deze percentages door de toepassing van dit lid niet worden overschreden. Dit lid is niet van toepassing op producten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem. 3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7. Artikel 7 Ontoereikende bewerking of verwerking 1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan : a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;b) splitsen en samenvoegen van colli;c) wassen, schoonmaken;stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke; d) strijken of persen van textiel;e) schilderen of polijsten;f) ontvliezen of -doppen, geheel of gedeeltelijk bleken, polijsten of vlampolijsten van granen of rijstdoppen;g) kleuren van suiker of vormen van suikerklonten;h) pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;i) aanscherpen, vermalen of versnijden;j) zeven, sorteren, classificeren, assorteren;(daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen); k) bottelen, verpakken in blikken, flesjes, zakken, dozen of andere omhulsels, bevestigen op kaarten of platen, en alle andere eenvoudige verrichtingen in verband met de opmaak;l) aanbrengen of opdrukken op de producten zelf of hun verpakking van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidende tekens;m) mengen van producten, ook van verschillende soorten;n) samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;o) twee of meer van de onder (a ) tot en met (n ) vermelde behandelingen tezamen;p) het slachten van dieren.2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Kroatië heeft ondergaan tezamen genomen. Artikel 8 Determinerende eenheid 1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd. Hieruit volgt : a) wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, vormt het geheel de in aanmerking te nemen eenheid;b) wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, moet elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk worden genomen.2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong. Artikel 9 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 10 Stellen of assortimenten Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 procent van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 11 Neutrale elementen Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van : a) energie en brandstof;b) fabrieksuitrusting;c) machines en werktuigen;d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen. TITEL III. - Territoriale voorwaarden Artikel 12 Territorialiteitsbeginsel 1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Kroatië zijn voldaan.2. Producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Kroatië naar een ander land worden uitgevoerd en daarna weer worden ingevoerd, kunnen niet langer als producten van oorsprong worden beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat : a) de wederingevoerde goederen dezelfde goederen zijn als de eerder uitgevberde goederen;en b) dat zij tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.3. Een buiten de Gemeenschap of Kroatië verrichte be- of verwerking van de uit de Gemeenschap of Kroatië uitgevoerde en later wederingevoerde materialen verleent niet het karakter van product van oorsprong overeenkomstig het bepaalde in titel II indien : a) de genoemde materialen geheel en al in de Gemeenschap of Kroatië zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar een meer ingrijpende be- of verwerking dan de in artikel 7 vermelde ontoereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan, en b) ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat : i) de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen, en ii) de totale buiten de Gemeenschap of Kroatië toegevoegde waarde niet meer dan 10 % bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.4. Voor de toepassing van lid 3 is het bepaalde in titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of Kroatië verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van het karakter van product van oorsprong van het betrokken eindproduct een regel is opgenomen die de maximumwaarde van alle gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen vaststelt, mogen de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in de betrokken partij worden verwerkt en de totale buiten de Gemeenschap of Kroatië overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden. 5. Voor de toepassing van het bepaalde in de leden 3 en 4 wordt onder "totale toegevoegde waarde" verstaan alle buiten de Gemeenschap of Kroatië gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de toegevoegde materialen.6. Het bepaalde in de leden 3 en 4 is niet van toepassing op producten die niet aan de in de lijst van bijlage II genoemde voorwaarden voldoen en die uitsluitend krachtens de algemene afwijking van artikel 6, lid 2, kunnen worden aangemerkt als producten die een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.7. Het bepaalde in de leden 3 en 4 is niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.8. Buiten de Gemeenschap of Kroatië verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling. Artikel 13 Rechtstreeks vervoer 1. De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Kroatië zijn vervoerd.Producten die één zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, mits ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

Producten van oorsprong mogen via een pijpleiding door een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Kroatië worden vervoerd. 2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer : a) één vervoersdocument dat in het land van uitvoer is opgesteld ter dekking van het vervoer door het land van doorvoer;of b) een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin : i) de producten nauwkeurig zijn omschreven; ii) de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen, of van de andere gebruikte vervoermiddelen; en iii) een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de producten in het land van doorvoer zijn verbleven; of c) bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk. Artikel 14 Tentoonstellingen 1. De overeenkomst is van toepassing bij de invoer van producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander land dan een lidstaat van de Gemeenschap of Kroatië zijn verzonden, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat : a) een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Kroatië naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;b) deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Kroatië;c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden; en d) de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend.Op dit bewijs worden de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd ten aanzien van de aard van de producten en de omstandigheden waaronder zij zijn tentoongesteld. 3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven. TITEL IV. - Teruggave of vrijstelling Artikel 15 Verbod op teruggave en vrijstelling van douanerechten 1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Kroatië waarvoor overeenkomstig de bepalingen van Titel V een bewijs van Dorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Kroatië niet in aanmerking voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor gehele of gedeeltelijke terugbetaling of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Kroatië van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke artikelen niet van oorsprong zijn.5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is.Zij doen geen afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst. 6. In afwijking van lid 1 mag Kroatië regelingen voor de vrijstelling of teruggave van douanerechten en heffingen van gelijke werking toepassen op materialen die bij de vervaardiging van producten van oorsprong zijn gebruikt, onder het volgende voorbehoud : a) een douanerecht van 5 %, of een lager recht indien dit in Kroatië van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 25 tot en met 49 en 64 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld;b) een douanerecht van 10 %, of een lager recht indien dit in Kroatië van toepassing is, wordt geheven op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld.7. Dit artikel is vanaf 1 januari 2003 van toepassing.Dit lid 6 is van toepassing tot en met 31 december 2005 en kan in onderling overleg worden herzien.

TITEL V. - Bewijs van de oorsprong Artikel 16 Algemene voorwaarden 1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Kroatië worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Kroatië die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van : a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen; of b) in de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument en waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden (hierna "factuurverklaring" genoemd).2. In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 26 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd. Artikel 17 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 l. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 als het aanvraagformulier in.Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten.

Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist. 3. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 verzoeken, dienen steeds bereid te zijn, op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, alle nodige documenten over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.4. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lid-Staat of van Kroatië, indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Kroatië en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.5. De met de afgifte belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.Deze zijn in dit verband gerechtigd bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten. De met de afgifte belaste douaneautoriteiten zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn. 6. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.7. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd. Artikel 18 Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien : a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd; of b) ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag-de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.3. Vóór de douaneautoriteiten tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 overgaan, dienen zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.4. Op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht : « NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT", "DELIVRE A POSTERIORI", "RILASCIATO A POSTERIORI", "AFGEGEVEN A POSTERIORI", "ISSUED RETROSPECTIVELY", "UDSTEDT EFTERFOLGENDE", "EKOOOEN EK TS?N YETEPS2N", "EXPEDIDO A POSTERIORI", "EMITIDO A POSTERIORI", "ANNETTU JÄLKIKÄTEEN", "UTFÄRDAT I EFTERHAND", "NAKNADNO IZDANO".5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR 1. Artikel 19 Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die het certificaat hebben afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht : "DUPLIKAT", "DUPLICATA", "DUPLICATO", "DUPLICAAT", "DUPLICATE", "ANTIFPA(DO", "DUPLICADO", "SEGUNDA VIA", "KAKSOISKAPPALE".3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR 1.4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR l, is vanaf die datum geldig. Artikel 20 Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Kroatië onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Kroatië. Dit certificaat of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.

Artikel 21 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring 1. Factuurverklaringen als bedoeld in artikel 16, lid 1, onder b), kunnen worden opgesteld door : a) toegelaten exporteurs in de zin van artikel 22, of b) alle exporteurs, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6.000 euro bedraagt. 2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten als van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Kroatië kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.3. Exporteurs die een factuurverklaring opstellen, moeten steeds bereid zijn op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.4. Factuurverklaringen, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, worden door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer.Factuurverklaringen mogen ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden geschreven. 5. Factuurverklaringen worden door de exporteur eigenhandig ondertekend.Toegelaten exporteurs in de zin van artikel 22 behoeven deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits zij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doen toekomen waarin zij de volle verantwoordelijkheid op zich nemen voor alle factuurverklaringen waaruit hun identiteit blijkt, alsof zij deze eigenhandig hadden ondertekend. 6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop ze betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden. Artikel 22 Toegelaten exporteurs 1. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen exporteurs die veelvuldig producten verzenden waarop deze overeenkomst van toepassing is vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten.Exporteurs die voor een dergelijke vergunning in aanmerking wensen te komen, moeten naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol. 2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van de door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe dat in de factuurverklaringen wordt vermeld.4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning steeds intrekken.Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet langer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.

Artikel 23 Geldigheid van het bewijs van oorsprong 1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer.Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer. 2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht. Artikel 24 Overlegging van het bewijs van oorsprong Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures.

Deze autoriteiten kunnen een vertaling van het bewijs van oorsprong verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de overeenkomstig voldoen.

Artikel 25 Invoer in deelzendingen Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 26 Vrijstelling van bewijs van oorsprong 1. ProductenAie in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een formeel bewijs van oorsprong over te leggen, mits aan zulke producten ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat.Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld. 2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde, de reiziger of de leden van zijn gezin, mits noch de aard noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijzen. 3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan EUR 500 voor kleine zendingen of EUR 1.200 voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 27 Ondersteunende documenten De in artikel 17, lid 3, en artikel 21, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die worden gedekt door een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 of een factuurverklänïng, producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Kroatië zijn en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn : a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;b) in de Gemeenschap of in Kroatië afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;c) in de Gemeenschap of in Kroatië afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit be- of verwerking in de Gemeenschap of in Kroatië blijkt;d) certificaten inzake goederenverkeer EUR 1 of factuurverklaringen waaruit blijkt dat de gebruikte materialen van oorsprong zijn, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in Kroatië zijn afgegeven of opgesteld. Artikel 28 Bewaring van het bewijs van oorsprong en de ondersteunende documenten 1. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 verzoeken, dienen de in artikel 17, lid 3, bedoelde ondersteunende documenten ten minste drie jaar te bewaren.2. Exporteurs die een factuurverklaring opstellen, dienen een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 21, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar te bewaren.3. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een EUR 1 certificaat afgeven, bewaren het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier ten minste drie jaar.4. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de certificaten inzake goederenverkeer EUR 1 en factuurverklaringen die bij hen worden ingediend gedurende ten minste drie jaar. Artikel 29 Verschillen en vormfouten 1. Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens in het bewijs van oorsprong en de gegevens in de documenten die in verband met de formaliteiten bij invoer bij het douanekantoor worden ingediend, dan is het bewijs van oorsprong daardoor niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.2. Kennelijke vormfouten zoals typefouten op het bewijs van oorsprong maken dit document niet ongeldig, indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de in daarin vermelde gegevens. Artikel 30 In euro uitgedrukte bedragen 1. Voor de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26, lid 3, wordt, in gevallen waarin de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde in de nationale valuta van Kroatië die overeenstemt met de in euro uitgedrukte bedragen, jaarlijks vastgesteld.2. Artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26, lid 3, zijn van toepassing op een zending op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door de Gemeenschap of Kroatië is vastgesteld.3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober.De bedragen worden de Commissie van de Europese Gemeenschappen uiterlijk op 15 oktober medegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt Kroatië in kennis van het desbetreffende bedrag. 4. Kroatië mag het bedrag dat is verkregen door omrekening van een in euro uitgedrukt bedrag in de nationale valuta naar boven of naar beneden afronden.Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Kroatië kan de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien bij de omrekening van dit bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stijging van minder dan 15 procent van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt. 5. De in euro uitgedrukte bedragen worden door het Stabilisatie- en Associatiecomité op verzoek van de Gemeenschap of Kroatië herzien.Bij deze herziening onderzoekt het Stabilisatie- en Associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen ie handhaven.

Het kan in dit verband besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL VI. - Regelingen voor administratieve samenwerking Artikel 31 Wederzijdse bijstand 1. De douaneautoriteiten van de lid-Staten en van Kroatië doen elkaar via de Commissie van de Europese Gemeenschappen afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaat inzake goederenverkeer EUR 1, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen.2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Kroatië elkaar via de"bevoegde douane-instanties bijstand bij de controle op de echtheid van certificaten inzake goederenverkeer EUR 1 en factuurverklaringen en de juistheid van de daarop vermelde gegevens. Artikel 32 Controle van bewijzen van oorsprong 1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, en tevens wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.2. Ten behoeve van de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 en de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd.Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong,onjuist zijn. 3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.Deze zijn in dit verband gerechtigd bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten. 4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doen zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd.In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Kroatië beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Indien de cumulatiebepalingen van de artikelen 3 en 4 van dit protocol worden toegepast en in samenhang met artikel 17, lid 3, dient bij het antwoord een kopie van het desbetreffende certificaat inzake goederenverkeer of de desbetreffende certificaten inzake goederenverkeer of de factuurverklaring of factuurverklaringen te worden gevoegd. 6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen, of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden. Artikel 33 Beslechting van geschillen Geschillen ten aanzien van de in artikel 32 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit Protocol worden aan de Stabilisatie- en Associatiecomité voorgelegd.

In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.

Artikel 34 Sancties Tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen, worden sancties getroffen.

Artikel 35 Vrije zones 1. De Gemeenschap en Kroatië nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bevaren.2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geven de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Kroatië die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 af, mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit protocol overeenstemt. TITEL VII. - Ceuta en melilla Artikel 36 Toepassing van het protocol 1. De in artikel 2 gebruikte term "Gemeenschap" heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.2. Producten van oorsprong uit Kroatië die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr.2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Kroatië past op onder de overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla. dezelfde regeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd. 3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 37. Artikel 37 Bijzondere voorwaarden 1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, worden beschouwd als : (1) producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla : a) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;b) in Ceuta en Melilla verregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits : i) deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6, of ii) deze producten van oorsprong zijn uit Kroatië of uit de Gemeenschap in de zin van dit protocol, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen;(2) producten van oorsprong uit Kroatië : a) geheel en al in Kroatië verkregen producten;b) in Kroatië verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits : i) deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6, of ii) deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap in de zin van dit protocol, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen.2. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt "Kroatië" en "Ceuta.en Melilla" in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt dit bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR 1 of op de factuurverklaring. 4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla. TITEL VIII. - Slotbepalingen Artikel 38 Wijziging van het protocol De Stabilisatie- en Associatieraad kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.

BIJLAGE I AANTEKENINGEN BIJ DE LIJST IN BIJLAGE II Aantekening 1 : In deze lijst is vermeld aan welke voorwaarden een product moet voldoen om als voldoende be- of verwerkt in de zin van artikel 6 te worden beschouwd.

Aantekening 2 : 2.1. In de eerste twee kolommen van de lij st wordt het verkregen product omschreven. Kolom 1 vermeldt het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerde systeem en kolom 2 de omschrijving van de goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor ieder product dat in de kolommen 1 en 2 is'omschreven, wordt in kolom 3 en/of 4 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door "ex" betekent dat de regel in kolom 3 of 4 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk dat in kolom 2 is omschreven. 2.2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 of 4 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerd systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten zijn ingedeeld. 2.3. Wanneer in de lijst verschillende regels worden gegeven voor verschillende producten die onder dezelfde post vallen, wordt na elk streepje dat deel van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 of 4 vermelde voorwaarde van toepassing is. 2.4. Wanneer voor een in kolom 1 en 2 vermeld product zowel in kolom 3 als in kolom 4 een regel wordt gegeven, kan de exporteur kiezen welke regel, die in kolom 3 of die in kolom 4, wordt toegepast. Indien in kolom 4 geen oorsprongsregel wordt gegeven, moet de regel in kolom 3 worden toegepast.

Aantekening 3 : 3.1. Artikel 6 betreffende producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is van toepassing ongeacht het feit of dit product in dezelfde fabriek werd vervaardigd of in een andere fabriek in Kroatië of de Gemeenschap.

Voorbeeld : Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt niet meer mag bedragen dan 40 % van de prijs af fabriek, is vervaardigd van "ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed" van post ex 7224.

Indien dit smeedijzer in Kroatië van niet van oorsprong zijnde ingots is vervaardigd, heeft het reeds de oorsprong verkregen krachtens de regel voor post ex 7224. Bij de waardeberekening van de motor telt het dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of in een andere fabriek in Kroatië. De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. 3.2. De regel in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen. Is volgens de regel het gebruik van niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium toegestaan, dan is het gebruik van dit materiaal in een vroeger productiestadium wel, maar in een later productiestadium niet toegestaan. 3.3. In afwijking van aantekening 3.2 mogen, wanneer volgens de regel "materialen van een willekeurige post" gebruikt mogen worden, materialen van dezelfde post als het product worden gebruikt, onder voorbehoud evenwel van eventuele in die regel opgenomen beperkingen. "Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post-net inbegrip van andere materialen van post... » houdt evenwel in dat materialen van dezelfde post als het product slechts gebruikt mogen worden als de omschrijving ervan verschilt van die van het product in kolom 2. 3.4. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.

Voorbeeld : Volgens de regel voor weefsels van de posten 5208 tot en met 5212 mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaronder chemische stoffen, worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt. 3.5. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal vervaardigd moet worden, betekent dit evenwel niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen. (Zie ook aantekening 6.2 met betrekking tot textielproducten.).

Voorbeeld : De regel voor post 1904 sluit nadrukkelijk het gebruik van granen en derivaten daarvan uit. Minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd mogen evenwel worden gebruikt.

Deze regel is evenwel niet van toepassing op producten die niet kunnen worden vervaardigd uit het in de lijst genoemde materiaal, maar die wel kunnen worden vervaardigd uit een materiaal van dezelfde aard in een vroeger productiestadium.

Voorbeeld : Indien voor een kledingstuk van ex hoofdstuk 62, van gebonden textielvlies, het gebruik van uitsluitend garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies - ook al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval dient het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen te bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium. 3.6. Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij eikaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages met betrekking tot bepaalde materialen niet worden overschreden.

Aantekening 4 : 4.1. De teen "natuurlijke vezels" in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term "natuurlijke vezels" vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen. 4.2. De term "natuurlijke vezels" omvat paardenhaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003, wol, fijn of grof haar van de posten 5 101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en ander plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305. 4.3. De termen "textielmassa", "chemische stoffen" en "materialen voor het vervaardigen van papier" in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens. 4.4. De term "synthetische en kunstmatige stapelvezels" in de lijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.

Aantekening 5 : 5.1. Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken. (Zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4). 5.2. De in punt 5.1 genoemde tolerantie is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.

Basistextielmaterialen zijn : - zijde, - wol, - grof haar, - fijn haar, - paardenhaar (crin), - katoen, - papier en materiaal voor het vervaardigen van papier, - vlas, - hennep, - jute en andere bastvezels, - sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave, - kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels, - synthetische filamenten, - kunstmatige filamenten, - filamenten die elektriciteit geleiden, - synthetische stapelvezels van polypropyleen, - synthetische stapelvezels van polyester, - synthetische stapelvezels van polyamide, - synthetische stapelvezels van polyacrylonitriel, - synthetische stapelvezels van polyamide, - synthetische stapelvezels van polytettafluorethyleen, - synthetische stapelvezels van polyfenyleensulfide, - synthetische stapelvezels van polyvinylchloride, - andere synthetische stapelvezels, - kunstmatige stapelvezels van viscose, - andere kunstmatige stapelvezels, - garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld, - garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyester, al dan niet omwoeld, - producten van post 5605 (metaalgarens) met strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of eenkern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleeffiniddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, - andere producten van post 5605.

Voorbeeld : Garen van post 5205, gemaakt van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen.

Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde synthetische stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische stoffen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 % van het gewicht van het garen.

Voorbeeld : Een weefsel van wol van post 5112, gemaakt van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische stoffen of textielmassa is vereist) of garens van wol die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch anderszins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt, mits het totale gewicht ervan niet hoger is dan 10 % van het gewicht van het weefsel.

Voorbeeld : Getuft textielweefsel van post 5802, gemaakt van garens van katoen van post 5205 en van weefsels van katoen van post 5210, is slechts een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

Voorbeeld : Indien het betrokken getufte textielweefsel was gemaakt van katoengarens van post 5205 en van synthetisch weefsel van post 5407, dan zijn de gebruikte garens gemaakt van twee verschillende soorten basistextielmateriaal en is het getufte textielweefsel bijgevolg een gemengd product. 5.3. Voor producten die garens bevatten "gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld", bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20 %. 5.4. Voor producten met "strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof' bedraagt de tolerantie voor de strippen ten hoogste 30 %.

Aantekening 6 : 6.1. Voor textielproducten die in de lijst van een voetnoot zijn voorzien die naar deze aantekening verwijst, mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor het betrokken geconfectioneerde product, worden gebruikt voor zover deze onder een andere post vallen dan het product en de waarde niet meer bedraagt dan 10 % van de prijs af fabriek van het product. 6.2.. Onverminderd aantekening 6.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld vrij worden gebruikt, ongeacht of zij textiel bevatten.

Voorbeeld : Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan shiit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bij voorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel. 6.3. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

Aantekening 7 : 7.1. Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt verstaan : a) vacuümdistillatie, b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (1), c) kraken, d) reforming, e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen, f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen : behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, rokend zwavelzuur of zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet, g) polymeriseren, h) alkyleren, i) isomeriseren.(1) Zie aanvullende aantekening 4 b) bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur. 7.2. Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten 2710, 2711 en 2712 wordt verstaan : a) vacuümdistillatie, b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (1), c) kraken, d) reforming, e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen, f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen : behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, rokend zwavelzuur of zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet, g) polymeriseren, h) alkyleren, i) j) isomeriseren, k) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 27.10 : ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1266-59 T), l) uitsluitend voor de producten van post 2710 : ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren, m) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710 : behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht.Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bij voorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een aangewezen behandeling aangemerkt, n) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710 : atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume overdistilleren bij 300 °C, bepaald volgens de methode ASTM D 86, o) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710 : behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading.(1) Zie aanvullende aantekening 4 b) bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur. 7.3. Wat de posten ex 2707, 2713, 2714 en 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft wordt geen oorsprong verleend door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

PROTOCOL NR. 5 INZAKE WEDERZIJDSE ADMINISTRATIEVE BIJSTAND IN DOUANEZAKEN Artikel 1 Definities Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder : a) "douanewetgeving" : de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het grondgebied van de partijen van toepassing zijn op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen of -procedures, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen;b) "verzoekende autoriteit" : een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand indient;c) "aangezochte autoriteit" : een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand ontvangt;d) "persoonsgegevens" : alle informatie betreffende een natuurlijke persoon wiens identiteit bekend is of kan worden vastgesteld;e) "met de douanewetgeving strijdige handeling" : elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving. Artikel 2 Toepassingsgebied 1. De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand, op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden, en op de wijze en op de voorwaarden als bij dit protocol vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, in het bijzonder bij de preventie, de opsporing en het onderzoek van handelingen in strijd met deze wetgeving.2. De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de overeenkomstsluitende partijen die bevoegd is voor de toepassing van dit protocol.Deze bijstand doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van de rechterlijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen. 3. Bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes valt niet onder dit protocol. Artikel 3 Bijstand op verzoek 1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of zouden kunnen zijn.2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede : a) of goederen die uit het gebied van een overeenkomstsluitende partij zijn uitgevoerd op regelmatige wijze in de andere overeenkomstsluitende partij zijn ingevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst;b) of goederen die in het gebied van een overeenkomstsluitende partij zijn ingevoerd op regelmatige wijze uit de andere overeenkomstsluitende partij zijn uitgevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wet- en regelgeving, de nodige maatregelen met het oog op bijzonder toezicht op : a) natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn, b) plaatsen waar goederen op zodanige wijze worden opgeslagen dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om bij handelingen in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;c) goederen die op zodanige wijze worden of kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;d) vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of zouden kunnen worden gebruikt dat redelij kerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt. Artikel 4 Ongevraagde bijstand De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar ongevraagd bijstand overeenkomstig hun wetten, voorschriften en andere rechtsinstrumenten indien zij dit noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over : - handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor de andere overeenkomstsluitende partij; - nieuwe middelen of methoden die bij overtredingen van de douanewetgeving worden gebruikt; - goederen die het voorwerp vormen van handelingen in strijd met de douanewetgeving; - natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen verrichten of hebben verricht die met de douanewetgeving in strijd zijn; - middelen van vervoer waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij gebruikt zijn of kunnen worden om handelingen te verrichten die met de douanewetgeving in strijd zijn.

Artikel 5 Afgifte van documenten en kennisgeving van besluiten Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit overeenkomstig haar wet- en regelgeving alle maatregelen die nodig zijn voor : - de afgifte van documenten; - de kennisgeving van besluiten, die van de verzoekende autoriteit uitgaan en verband houden met de toepassing van dit protocol, aan een geadresseerde die op het grondgebied van de aangezochte autoriteit verblijft of gevestigd is.

Verzoeken om verstrekking van documenten of kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal.

Artikel 6 Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand 1. Verzoeken op grond van dit protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn.In spoedeisende gevallen kunnen mondelinge verzoeken worden aanvaard, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd. 2. Overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken moeten de volgende gegevens bevatten : a) de naam van de verzoekende autoriteit;b) de gevraagde maatregel;c) het voorwerp en de reden van het verzoek;d) de toepasselijke wet- en regelgeving en andere rechtselementen;e) zo nauwkeurige en volledig mogelijke gegevens betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen op wie het onderzoek betrekking heeft;f) een overzicht van de relevante feiten en van het onderzoek dat reeds is uitgevoerd.3. De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal.Deze eis is niet van toepassing op documenten die bij het in lid 1 bedoelde verzoek zijn gevoegd. 4. Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht.Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.

Artikel 7 Behandeling van verzoeken 1. Om aan een verzoek om bijstand te voldoen, handelt de aangezochte autoriteit, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde overeenkomstsluitende partij handelt, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te laten verrichten.Deze bepaling is tevens van toepassing op instanties aan welke de aangezochte autoriteit het verzoek doorzendt, indien deze autoriteit niet zelfstandig kan handelen. 2. Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wetten, regels, bepalingen en andere rechtsinstrumenten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij.3. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen met instemming van de andere overeenkomstsluitende partij en op de door deze gestelde voorwaarden, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken instantie als bedoeld in lid 1, gegevens verzamelen over handelingen die met de douanewetgeving in strijd zijn of kunnen zijn en die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit protocol nodig heeft.4. Ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen, met instemming van de andere overeenkomstsluitende partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van laatstgenoemde wordt verricht. Artikel 8 Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt 1. De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede in de vorm van documenten, gewaarmerkte kopieën van documenten, rapporten en dergelijke.2. Deze informatie kan met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking worden verstrekt.3. De originelen van dossiers en documenten worden uitsluitend op verzoek toegezonden wanneer gewaarmerkte afschriften ontoereikend zijn.Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.

Artikel 9 Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend 1. Bijstand kan worden geweigerd of van voorwaarden of eisen afhankelijk worden gesteld wanneer een partij van oordeel is dat bijstand op grond van dit protocol : a) de soevereiniteit van Kroatië of van de lid-Staat die om bijstand is verzocht, zou kunnen aantasten;of b) de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen, in het bijzonder in de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen;of c) tot schending van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim zou leiden.2. De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek, een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren.In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of de bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden. 3. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek.De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert. 4. Indien bijstand wordt geweigerd, dient het besluit daartoe en de redenen daarvoor terstond aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld. Artikel 10 Uitwisseling van informatie en geheimhouding 1. Alle informatie die ter uitvoering van dit protocol in welke vorm dan ook wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter.Zij valt onder de geheimhoudingsplicht en geniet de bescherming van de wetgeving ter zake van de overeenkomstsluitende partij die ze heeft ontvangen en van de desbetreffende bepalingen die op de instellingen van de Gemeenschap van toepassing zijn. 2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de overeenkomstsluitende partij die deze ontvangt zich ertoe verbindt deze op een wijze te beschermen die ten minste gelijkwaardig is aan de wijze waarop de overeenkomstsluitende partij die deze gegevens verstrekt deze beschermt.Te dien einde stellen de overeenkomstsluitende partijen elkaar in kennis van hun terzake geldende voorschriften, met inbegrip van, in voorkomend geval, de rechtsvoorschriften van de lid-Staten van de Gemeenschap. 3. Het gebruik van op grond van dit protocol verkregen informatie in gerechtelijke en administratieve procedures in verband met overtredingen van de douanewetgeving wordt geacht voor de doeleinden van dit protocol te geschieden.De overeenkomstsluitende partijen kunnen derhalve in hun bewijsvoeringen, verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruik maken van krachtens dit protocol verkregen informatie en geraadpleegde documenten. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of inzage heeft gegeven in deze documenten, wordt van dergelijk gebruik in kennis gesteld. 4. De verkregen informatie wordt uitsluitend voor de toepassing van dit protocol gebruikt.Indien een van de overeenkomstsluitende partijen dergelijke informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, dient zij vooraf om de schriftelijke toestemming te verzoeken van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt.

Dergelijke informatie mag uitsluitend op de door deze autoriteit vastgestelde voorwaarden worden gebruikt.

Artikel 11 Deskundigen en getuigen Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, binnen de perken van de hem verleende machtiging, als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op aangelegenheden waarop dit protocol van toepassing is, en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of gewaarmerkte kopieën over te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd.

Artikel 12 Kosten van de bijstand De overeenkomstsluitende partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

Artikel 13 Tenuitvoerlegging 1. Met de tenuitvoerlegging van dit protocol zijn enerzijds de douaneautoriteiten van Kroatië en anderzijds de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lid-Staten belast.Zij stellen alle praktische maatregelen en regelingen voor de toepassing van dit protocol vast, daarbij de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming in aanmerking nemend. Zij kunnen de bevoegde autoriteiten aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit protocol moeten worden aangebracht. 2. De overeenkomstsluitende partijen raadplegen elkaar en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die op grond van dit protocol worden vastgesteld. Artikel 14 Andere overeenkomsten 1. Rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en van haar lid-Staten, geldt voor de bepalingen van dit protocol het volgende : - zij hebben geen gevolgen voor de verplichtingen van de overeenkomstsluitende partijen op grond van andere internationale overeenkomsten of verdragen; - zij worden geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstarid die zijn gesloten of kunnen worden gesloten tussen afzonderlijke lid-Staten en Kroatië; - zij hebben geen gevolgen voor de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling tussen de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de douaneautoriteiten van de lid-Staten van gegevens die op grond van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de Gemeenschap. 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 hebben de bepalingen van dit protocol voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lid-Staten en Kroatië zijn of kunnen worden gesloten, indien de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomsten met die van dit protocol strijdig zijn.3. Ten aanzien van vraagstukken in verband met de toepassing van dit protocol plegen de overeenkomstsluitende partijen onderling overleg om deze op te lossen in het kader van het bij artikel 114 van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst ingestelde Stabilisatie- en Associatiecomité. PROTOCOL NR. 6 INZAKE HET VERVOER OVER LAND Artikel 1 Doel Het doel van dit protocol is de samenwerking tussen de partijen inzake het vervoer over land, in het bijzonder het transitoverkeer, te bevorderen en in dat verband toe te zien op gecoördineerde ontwikkeling van het vervoer door en via de grondgebieden van de partijen, door middel van de volledige en coherente toepassing van alle bepalingen van dit protocol.

Artikel 2 Toepassingsgebied 1. De samenwerking heeft betrekking op het vervoer over land, met name het wegvervoer, het spoorvervoér en het gecombineerde vervoer, alsmede de desbetreffende infrastructuur.2. In dit verband omvat het toepassingsgebied van dit protocol in het bijzonder : - de vervoersinfrastructuur op het grondgebied van elk der beide partijen, voor zover dit noodzakelijk is om de doelstellingen van het protocol te verwezenlijken; - de toegang, op basis van wederkerigheid, tot de markt voor het wegvervoer; - wezenlijke juridische en administratieve ondersteunende maatregelen, waaronder maatregelen van commerciële, fiscale, sociale en technische aard; - samenwerking bij het ontwikkelen van een vervoerssysteem dat aan milieueisen voldoet; - regelmatige uitwisseling van informatie over de ontwikkeling van het vervoersbeleid van de partijen, met bijzondere aandacht voor de vervoersinfrastructuur. 3. Op het vervoer over de binnenwateren zijn de bijzondere bepalingen van de verklaring in bijlage II van toepassing. Artikel 3 Definities Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder : a) "communautair transitoverkeer" : de doorvoer van goederen over het grondgebied van Kroatië door een in de Gemeenschap gevestigde transporteur vanuit of naar een lid-Staat van de Gemeenschap;b) "Kroatisch transitoverkeer" : de doorvoer van goederen over het grondgebied van de Gemeenschap door een in Kroatië gevestigde transporteur, van Kroatië naar een derde land of van een derde land naar Kroatië;c) "gecombineerd vervoer" : het goederenvervoer waarbij de vrachtwagen, de aanhangwagen, de oplegger met of zonder trekker, de wissellaadbak of de container van 20 voet en meer gebruik maken van de weg voor het eerste of het laatste gedeelte in het traject, en voor het andere gedeelte van het spoor of de binnenwateren, of van een zeetraject wanneer dat traject meer bedraagt dan 100 km hemelsbreed gemeten, en het begin- of het eindvervoer over de weg verrichten : - hetzij tussen de laadplaats van de goederen en het dichtstbij gelegen geschikte station van inlading, voor wat het beginvervoer betreft, en tussen het dichtstbij gelegen geschikte station van uitlading en de losplaats van de goederen, voor wat het eindvervoer betreft; - hetzij binnen een afstand van ten hoogste 150 km hemelsbreed gemeten, vanaf de rivier- of zeehaven van in- of van uitlading.

INFRASTRUCTUUR Artikel 4 Algemeen De partijen komen overeen maatregelen voor de ontwikkeling van de vervoersinfrastructuur te nemen en op elkaar af te stemmen, als een wezenlijk middel om de problemen op te lossen die zich voordoen in het goederenvervoer door Kroatië, met name op de pan-Europese corridors V, VII en X en het Adriatisch/Ionisch pan-Europees vervoersgebied met aansluiting op corridor VIII. Artikel 5 Planning De ontwikkeling van een multimodaal regionaal vervoersnetwerk op het grondgebied van Kroatië dat aan de behoeften van Kroatië en van Zuidoost-Europa voldoet en de belangrijkste weg- en spoorwegverbindingen, binnenwateren, binnenhavens, havens, luchthavens en andere relevante knooppunten van het netwerk omvat, is voor de Gemeenschap en voor Kroatië van bijzonder belang. Dit netwerk moet worden gekoppeld aan de regionale, trans-Europese of pan-Europese netwerken van de buurlanden, en verenigbaar zijn met het Trans-Europese vervoersnetwerk van de Gemeenschap. De projecten en prioriteiten in dit verband zullen worden beoordeeld aan de hand van de methoden van de beoordeling van de behoeften inzake de vervoersinfrastructuur (TINA), met inachtneming van de TINA-resultaten van de buurlanden. Deze beoordeling moet ertoe leiden dat de vervoersprioriteiten kunnen worden vastgesteld bij de toewijzing van de eigen middelen van Kroatië en eventuele financiering door de Gemeenschap van projecten in dit netwerk.

Artikel 6 Financiële aspecten 1. De Gemeenschap draagt, in het kader van artikel 107 van de overeenkomst.financieel bij tot de uitvoering van de noodzakelijke in artikel 5 bedoelde infrastructuurwerken. Zij zal deze bijdrage verstrekken in de vorm van kredieten van de Europese Investeringsbank, en op elke andere wijze waarop zij nog meer middelen kan vrijmaken. 2. Om de werkzaamheden te bespoedigen zal de Commissie in de mate van het mogelijke trachten het gebruik van andere aanvullende middelen te bevorderen, zoals investeringen door lid-Staten van de Gemeenschap op bilaterale basis of met behulp van openbare of particuliere gelden. VERVOER PER SPOOR EN GECOMBINEERD VERVOER Artikel 7 Algemeen De partijen nemen de nodige maatregelen voor de ontwikkeling en de bevordering van het vervoer per spoor en van het gecombineerde vervoer en stemmen deze op elkaar af, met het doel een groot deel van het bilaterale verkeer met en het transitoverkeer door Kroatië in de toekomst op milieuvriendelijker wijze te doen plaatsvinden.

Artikel 8 Bijzondere aspecten met betrekking tot de infrastructuur In het kader van de modernisering van de Kroatische spoorwegen zal het nodige worden gedaan om deze aan het gecombineerde vervoer aan te passen, met bijzondere aandacht voor de ontwikkeling of aanleg van terminals, de afinetingen van de tunnels en de capaciteit, waarvoor aanzienlijke investeringen vereist zijn.

Artikel 9 Begeleidende maatregelen De partijen nemen alle nodige maatregelen ter bevordering van het gecombineerde vervoer.

Deze maatregelen hebben ten doel : - gebruikers en expediteurs aan te moedigen van het gecombineerde vervoer gebruik te maken; - het gecombineerde vervoer concurrerend te maken ten opzichte van het wegvervoer, met name door middel van financiële steun van de Gemeenschap of Kroatië in het kader van hun respectieve wetgevingen; - het gebruik van het gecombineerde vervoer over lange afstanden te bevorderen en met name het gebruik van wissellaadbakken, containers en vervoer zonder begeleiding in het algemeen te bevorderen; - de snelheid en betrouwbaarheid van het gecombineerde vervoer te verbeteren, in het bijzonderdoor : - de frequentie van konvooien te verhogen en aan de behoeften van de expediteurs en gebruikers aan te passen; - de wachttijden bij terminals te bekorten en de productiviteit ervan op te voeren; - het gecombineerde vervoer toegankelijker te maken door belemmeringen op toegangswegen op gepaste wijze weg te nemen; - de gewichten, maten en technische kenmerken van het gespecialiseerde materiaal indien nodig te harmoniseren, en met name te zorgen voor de nodige compatibiliteit van de afmetingen, en overleg te plegen bij de bestelling en het in bedrijf nemen van het als gevolg van de ontwikkeling van het verkeer vereiste materieel; - en in het algemeen alle andere passende maatregelen te nemen.

Artikel 10 Rol van de spoorwegen In het licht van de verdeling van de bevoegdheden tussen de staat en de spoorwegen doen de partijen hun spoorwegmaatschappijen de aanbeveling om zowel voor het personen- als het goederenvervoer : - de bilaterale en multilaterale samenwerking en de samenwerking in het kader van internationale spoorwegorganisaties op alle gebieden te versterken, in het bijzonder ten aanzien van de verbetering van de kwaliteit en de veiligheid van de vervoersdiensten; - gezamenlijk te streven naar een organisatie van de spoorwegen die expediteurs ertoe aanmoedigt hun goederen per spoor in plaats van over de weg te vervoeren, met name voor transitodoeleinden, op basis van eerlijke concurrentie en met behoud van de vrije keuze van de gebruiker; - de deelname van Kroatië aan het Trans-Europese netwerk voor vrachtvervoer voor te bereiden, zoals dit is gedefinieerd in het acquis van de Gemeenschap inzake de ontwikkeling van de spoorwegen.

VERVOER OVER DE WEG Artikel 11 Algemene bepalingen 1. Wat de toegang tot elkaars vervoersmarkt betreft, komen de partijen overeen in het beginstadium en onverminderd lid 2 de regeling te handhaven die voortvloeit uit bilaterale overeenkomsten of andere internationale bilaterale verdragen die tussen de lid-Staten van de Gemeenschap en Kroatië zijn gesloten of, bij het ontbreken van dergelijke overeenkomsten of verdragen, uit de feitelijke situatie in 1991. In afwachting van de sluiting van een overeenkomst tussen de Gemeenschap en Kroatië over de toegang tot de markt van het wegvervoer, zoals in artikel 12 bepaald, en over wegenbelasting, zoals in artikel 13, lid 2, bepaald, werkt Kroatië samen met de lid-Staten van de Gemeenschap om deze bilaterale overeenkomsten aan te passen aan dit protocol. 2. De partijen komen overeen met ingang van de datum waarop de overeenkomst in werking treedt, het communautaire transitoverkeer onbeperkt toegang te verlenen tot Kroatië en het Kroatische transitoverkeer onbeperkt toegang te verlenen tot de Gemeenschap.3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 gelden voor het Kroatische transitoverkeer door Oostenrijk de volgende bepalingen : a) een regeling voor het Kroatische transitoverkeer die overeenstemt met die welke wordt toegepast op grond van de bilaterale overeenkomst tussen Oostenrijk en Kroatië, wordt gehandhaafd tot en met 31 december 2002.Uiterlijk op 30 juni 2002 evalueren de partijen het functioneren van de regeling die tussen Oostenrijk en Kroatië wordt toegepast, in het licht van het beginsel van non-discriminatie dat ten aanzien van het transitoverkeer door Oostenrijk dient te gelden voor vrachtwagens uit de Europese Gemeenschap en vrachtwagens uit Kroatië. Passende maatregelen zullen worden genomen om waar nodig discriminatie tegen te gaan; b) van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 geldt een ecopuntensysteem, vergelijkbaar met het systeem dat is ingesteld bij artikel 11 van Protocol nr.9 bij de Akte van Toetreding van de Republiek Oostenrijk tot de Europese Unie. De wijze van berekening en de gedetailleerde voorschriften en procedures voor beheer en controle van de ecopunten worden te zijner tijd vastgesteld bij een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de partijen, en komen overeen met de bepalingen van de artikelen 11 en 14 van genoemd Protocol nr. 9. 4. Indien als gevolg van de krachtens lid 2 verleende rechten het communautaire transitoverkeer over de weg in zodanige mate toeneemt dat aan de wegeninfrastructuur en/of de doorstroming van het verkeer op de in artikel 5 bedoelde verbindingen daardoor ernstige schade wordt toegebracht of dreigt te worden toegebracht, en zich onder deze zelfde omstandigheden problemen voordoen op het grondgebied van de Gemeenschap in de nabijheid van de grenzen met Kroatië, wordt de kwestie voorgelegd aan de Stabilisatie- en Associatieraad overeenkomstig artikel 113 van de overeenkomst.De partijen kunnen voorstellen doen voor uitzonderlijke tijdelijke, niet-discriminerende maatregelen die noodzakelijk zijn om deze schade te verminderen of te beperken. 5. Indien de Europese Gemeenschap voorschriften vaststelt om de verontreiniging door in de Europese Unie geregistreerde vrachtwagens te verminderen, zijn gelijkwaardige voorschriften van toepassing op in Kroatië geregistreerde vrachtwagens die op het grondgebied van de Gemeenschap aan het verkeer wensen deel te nemen.De Stabilisatie- en Associatieraad beslist over de noodzakelijke modaliteiten. 6. De partijen-onthouden zich van alle eenzijdige maatregelen of handelwijzen die tot discriminatie tussen vervoerders of voertuigen van de Gemeenschap en van Kroatië zouden kunnen leiden.Iedere partij neemt alle dienstige maatregelen om het wegvervoer naar of in transito over het grondgebied van de andere partij te vergemakkelijken.

Artikel 12 Toegang tot de markt De partijen verbinden zich bij voorrang ertoe samen te werken om, afhankelijk van hun interne voorschriften, te zoeken naar : - regelingen ter bevordering van een vervoersstelsel dat beantwoordt aan de behoeften van beide partijen en dat enerzijds verenigbaar is met de voltooiing van de interne markt van de Gemeenschap en het gemeenschappelijke vervoersbeleid, en anderzijds met de economische politiek en het vervoersbeleid van Kroatië; - een definitieve regeling voor de toegang tot elkaars markt voor vervoer over de weg op basis van wederkerigheid.

Artikel 13 Belastingen, tol en andere heffingen 1. De partijen erkennen dat belastingen, tol en andere heffingen ten laste van de wegvoertuigen van beide partijen vrij moeten zijn van discriminatie.2. De partijen openen zo snel mogelijk onderhandelingen over een overeenkomst inzake wegenbelasting, op basis van de regels die de Gemeenschap op dit gebied heeft vastgesteld.Deze overeenkomst is met name gericht op vrije doorstroming van het grensoverschrijdende verkeer, geleidelijke opheffing van de verschillen tussen de wegenbelastingstelsels van de partijen en het voorkomen -i[]an concurrentievervalsing ten gevolge van deze verschillen. 3. In afwachting van de resultaten van de in lid 2 bedoelde onderhandelingen nemen de partijen de discriminatie weg tussen vrachtvervoerders uit de Gemeenschap en uit Kroatië bij de toepassing van belastingen en heffingen op het verkeer en/of het bezit van vrachtwagens en van alle speciale belastingen en heffingen op het vervoer over het grondgebied van de partijen.Kroatië verbindt zich ertoe de Commissie van de Europese Gemeenschappen op verzoek het bedrag aan belastingen, tol en andere heffingen die het toepast mede te delen, alsmede de methode die voor de berekening daarvan wordt toegepast. 4. Tot de in lid 2 en artikel 12 bedoelde overeenkomsten zijn gesloten, kunnen na de inwerkingtreding van de overeenkomst voorgestelde wijzigingen van fiscale heffingen, tolheffing en andere-heffingen op het communautaire transitoverkeer door Kroatië, alsmede van de systemen voor de inning ervan, niet eerder worden ingevoerd dan na overleg. Artikel 14 Afmetingen en gewichten 1. Kroatië aanvaardt dat wegvoertuigen die beantwoorden aan de communautaire normen voor afmetingen en gewichten vrij en zonder beperking terzake aan het verkeer op de in artikel 5 bedoelde wegen mogen deelnemen.Tot zes maanden na de inwerkingtreding van de overeenkomst wordt op wegvoertuigen die niet aan de bestaande normen van Kroatië voldoen een speciale nietdiscriminerende heffing toegepast, die evenredig is met de schade die door de hogere asdruk wordt veroorzaakt. 2. Kroatië streeft ernaar haar huidige regelgeving en normen voor wegenaanleg uiterlijk vijfjaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst te harmoniseren met de wetgeving die in de Gemeenschap geldt, en neemt vergaande maatregelen ter verbetering van de in artikel 5 bedoelde wegen, zodat deze binnen de voorgestelde termijn voldoen aan deze nieuwe regelgeving en normen, een en ander ia overeenstemming met zijn financiële mogelijkheden. Artikel 15 Milieu 1. Met het oog op de bescherming van het milieu streven de partijen ernaar normen voor de uitstoot van gassen en deeltjes en voor het geluidsniveau van vrachtwagens in te voeren die een hoog niveau van bescherming bieden.2. Teneinde de industrie duidelijke aanwijzingen te verschaffen en ter bevordering van coördinatie bij onderzoek, planning en productie, dienen afwijkende nationale normen op dit gebied te worden vermeden. Voertuigen die voldoen aan de normen die zijn vastgesteld bij internationale overeenkomsten die tevens betrekking hebben op het milieu, mogen zonder verdere beperkingen aan het verkeer op het grondgebied van de partijen deelnemen. 3. Bij de invoering van nieuwe normen plegen de partijen overleg teneinde bovengenoemde doelstellingen te bereiken. Artikel 16 Sociale aspecten 1. Kroatië harmoniseert zijn wetgeving inzake de scholing van vrachtwagenbestuurders, met name wat het vervoer van gevaarlijke stoffen betreft, met de normen van de Europese Gemeenschap.2. Kroatië, dat partij is bij de Europese overeenkomst nopens de arbeidsvo[]aarden voor de bemanning van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (ERTA), en de Gemeenschap coördineren zo nauw mogelijk hun beleid inzake rijtijden, onderbrekingen en rustperioden van de bestuurders en de samenstelling van de bemanning, in overeenstemming met de toekomstige ontwikkeling van de sociale wetgeving op dit gebied.3. De partijen werken samen bij de tenuitvoerlegging en handhaving van de sociale wetgeving op het gebied van het wegvervoer.4. De overeenkomstsluitende partijen zien toe op de gelijkwaardigheid van hun respectieve voorschriften met betrekking tot de toegang tot het beroep van wegvervoerder met het oog op wederzijdse erkenning. Artikel 17 Bepalingen betreffende het verkeer 1. De overeenkomstsluitende partijen wisselen hun ervaringen uit en streven ernaar hun wetgeving te harmoniseren teneinde een betere doorstroming van het verkeer te bewerkstelligen tijdens de spitsperioden (weekeinden, feestdagen en het vakantieseizoen).2. In het algemeen bevorderen de partijen de invoering, ontwikkeling en coördinatie van een informatiesysteem voor het wegverkeer.3. Zij streven naar hannonisatie van hun wetgeving betreffende het vervoer van aan bederf onderhevige goederen, levende dieren en gevaarlijke stoffen.4. De partijen streven tevens naar harmonisatie van de technische hulpverlening aan bestuurders, de verspreiding van belangrijke verkeersinformatie en andere voor het toerisme nuttige gegevens, en eerste hulp bij ongelukken, inclusief ambulancediensten. VEREENVOUDIGING VAN FORMALITEITEN Artikel 18 Vereenvoudiging van formaliteiten 1. De partijen komen overeen het goederenvervoer per spoor en over de weg, zowel bilateraal alg in transito, te vereenvoudigen.2. De overeenkomstsluitende partijen komen overeen onderhandelingen te openen met het oog op sluiting van een overeenkomst betreffende vereenvoudiging van de controles en formaliteiten in het goederenvervoer.j. De partijen komen overeen waar nodig gezamenlijk actie te ondernemen om de formaliteiten verder te vereenvoudigen en de invoering van verdere vereenvoudigingsmaatregelen te bevorderen. SLOTBEPALINGEN Artikel 19 Verruiming van het toepassingsgebied Indien één van de partijen bij de toepassing van dit protocol tot de conclusie-komt dat andere maatregelen, die niet onder het toepassingsgebied van dit protocol vallen, in het belang van een gecoördineerd Europees vervoersbeleid zijn en met name het probleem van het transitoverkeer kunnen helpen oplossen, dan legt zij de andere partij voorstellen voor zulke maatregelen voor.

Artikel 20 Tenuitvoerlegging 1. De samenwerking tussen de partijen vindt plaats in het kader van een speciaal subcomité, dat overeenkomstig artikel 115 van de overeenkomst zal worden opgericht.2. De taken van dit subcomité zijn in het bijzonder : a) het formuleren van plannen voor samenwerking op het gebied van het vervoer per spoor, het gecombineerde vervoer, onderzoek op vervoersgebied en het milieu;b) het analyseren van de toepassing van de bepalingen van dit protocol en het doen van aanbevelingen aan het Stabilisatie- en Associatiecomité voor passende oplossingen voor problemen die zich mochten voordoen;c) het evalueren, twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst, van de stand van zaken wat de verbetering van de infrastructuur en de gevolgen van het vrije transitoverkeer betreft;d) het coördineren van de activiteiten op het gebied van controle, prognoses en ander statistisch werk op het gebied van het internationale vervoer, met name het transitoverkeer. Artikel 21

Bijlagen De bijlagen vormen een integrerend onderdeel van dit protocol.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld SLOTAKTE De gevolmachtigden van : Het Koninkrijk België, Het Koninkrijk Denemarken, De Bondsrepubliek Duitsland, De Helleense Republiek, Het Koninkrijk Spanje, De Franse Republiek, Ierland, De Italiaanse Republiek, Het Groothertogdom Luxemburg, Het Koninkrijk der Nederlanden, De Republiek Oostenrijk, De Portugese Republiek, De Republiek Finland, Het Koninkrijk Zweden, Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna « de lid-Staten » genoemd, en van De Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, hierna « de Gemeenschap » genoemd, enerzijds, en de gevolmachtigden van de Republiek Kroatië, anderzijds, bijeengekomen te Luxemburg op 29 oktober 2001 voor de ondertekening van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, hierna de « overeenkomst » genoemd, Hebben bij de ondertekening de volgende teksten goedgekeurd : de overeenkomst, de bijlagen I tot en met VIII : Bijlage I (artikel 18, lid 2) - Tariefconcessies van Kroatië voor industrieproducten van de Gemeenschap Bijlage II (artikel 18, lid 3) - Tariefconcessies van Kroatië voor industrieproducten van de Gemeenschap Bijlage III (artikel 27, lid 2) - EG-definitie van « baby beef » Bijlage IV a) (artikel 27, lid 3, onder a), i) - Tariefconcessies van Kroatië voor landbouwproducten (met nulrecht voor onbeperkte hoeveelheden vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst) Bijlage IV b) (artikel 27, lid 3, onder b), ii) - Tariefconcessies van Kroatië voor landbouwproducten (met nulrecht binnen een contingent vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst) Bijlage IV c) (artikel 27, lid 3, onder b), i) - Tariefconcessies van Kroatië voor landbouwproducten (met nulrecht voor onbeperkte hoeveelheden vanaf één jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst) Bijlage IV d) (artikel 27, lid 3, onder c), i) - Tariefconcessies van Kroatië voor landbouwproducten (geleidelijke afschaffing van meestbegunstigingsrechten binnen tariefcontingenten) Bijlage IV e) (artikel 27, lid 3, onder e), ii) - Tariefconcessies van Kroatië voor landbouwproducten (geleidelijke verlaging van meestbegunstigingsrechten voor onbeperkte hoeveelheden) Bijlage IV f) (artikel 27, lid 3, onder c), ii) - Tariefconcessies van Kroatië voor landbouwproducten (geleidelijke verlaging van meestbegunstigingsrechten binnen tariefcontingenten) Bijlage V a) - Producten bedoeld in artikel 28, lid 1 Bijlage V b) - Producten bedoeld in artikel 28, lid 2 Bijlage VI (artikel 50) - Vestiging : Financiële diensten Bijlage VII (artikel 60, lid 2) - Verwerving van onroerend goed Lijst van uitzonderingen Bijlage VIII (artikel 71) - Intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten : Lijst van verdragen en de volgende protocollen : Protocol nr. 1 inzake textiel- en kledingproducten Protocol nr. 2 inzake staalproducten Protocol nr. 3 inzake de handel tussen Kroatië en de Gemeenschap in bewerkte landbouwproducten Protocol nr. 4 inzake de definitie van het begrip « producten van oorsprong » en regelingen voor administratieve samenwerking Protocol nr. 5 inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken Protocol nr. 6 inzake het vervoer over land De gevolmachtigden van de lid-Staten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van de Republiek Kroatië hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze slotakte zijn gehecht : Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 21 en 29 van de overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 41 van de overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 45 van de overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 46 van de overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 58 van de overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 60 van de overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 71 van de overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 120 van de overeenkomst Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Vorstendom Andorra Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino De gevolmachtigden van de lidstaten van de Gemeenschap hebben kennis genomen van de eenzijdige verklaring van de Gemeenschap en haar lid-Staten betreffende artikel 30 van de overeenkomst, die aan deze slotakte is gehecht.

Gedaan te Luxemburg, 29 oktober 2001.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 21 en 29 De partijen verklaren dat zij bij de tenuitvoerlegging van de artikelen 21 en 29 in de Stabilisatie- en Associatieraad de effecten van eventuele door Kroatië met derde landen gesloten preferentiële overeenkomsten zullen onderzoeken (dit is niet van toepassing op de landen waarvoor het stabilisatie- en associatieproces van de EU is ingesteld of op andere aangrenzende landen die geen lidstaat van de EU zijn). Dit onderzoek kan leiden tot aanpassing van de concessies die Kroatië aan de Europese Gemeenschap verleent, indien Kroatië deze landen aanmerkelijk gunstiger concessies aanbiedt.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 41 1. De Gemeenschap verklaart zich bereid tot onderzoek in de Stabilisatie- en Associatieraad naar de deelname van Kroatië aan de diagonale cumulatie van de oorsprongsregels zodra aan de economische en commerciële en andere relevante voorwaarden voor diagonale cumulatie is voldaan.2. Dit in aanmerking genomen, verklaart Kroatië zich bereid zo spoedig mogelijk onderhandelingen over economische en commerciële samenwerking te openen, teneinde vrijhandelsgebieden tot stand te brengen met in het bijzonder de andere landen waarop het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie van toepassing is. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 45 Er is overeengekomen dat het begrip « kinderen » wordt gedefinieerd in overeenstemming met de nationale wetgeving van het betrokken gastland.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 46 Er is overeengekomen dat het begrip « gezinsleden » wordt gedefinieerd in overeenstemming met de nationale wetgeving van het betrokken gastland.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 58 De partijen verklaren zo spoedig mogelijk besprekingen te willen aangaan over toekomstige samenwerking op het gebied van het luchtvervoer.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 60 De partijen komen overeen dat de bepalingen van artikel 60 niet mogen worden geïnterpreteerd als een beletsel voor de vaststelling van evenredige, niet discriminerende beperkingen op de verwerving van onroerend goed op basis van het algemeen belang, en niet anderszins van invloed zijn op de voorschriften van de partijen inzake de eigendom van onroerend goed, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

Overeengekomen wordt dat de verwerving van onroerend goed door Kroatische onderdanen in de lid-Staten van de Europese Unie is toegestaan overeenkomstig de toepasselijke communautaire wetgeving, met inachtneming van de specifieke uitzonderingsbepalingen waarin deze voorziet, en toegepast in overeenstemming met de toepasselijke nationale wetgeving van de lid-Staten van de Europese Unie.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 71 De partijen komen overeen dat voor de toepassing van de overeenkomst intellectuele, industriële en commerciële eigendom inzonderheid het volgende omvat : auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma's, en naburige rechten, de rechten voor databanken, octrooien, industriële ontwerpen, handelsmerken en dienstmerken, topografieën van geïntegreerde schakelingen, geografische aanduidingen, met inbegrip van benamingen van oorsprong, alsmede bescherming tegen oneerlijke mededinging als bedoeld in artikel 10bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom en van niet-openbaargemaakte informatie over knowhow.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 120 a) De partijen komen met het oog op de uitlegging en de praktische toepassing van de overeenkomst overeen dat onder de in artikel 120 van de overeenkomst bedoelde bijzonder dringende gevallen wordt verstaan : gevallen van wezenlijke inbreuk op de overeenkomst door één van de partijen.Wezenlijke inbreuk op de overeenkomst houdt in : - afwijzing van de overeenkomst die niet in overeenstemming is met de algemene regels van het internationaal recht; - schending van de in artikel 2 genoemde essentiële elementen van de overeenkomst. b) De partijen komen overeen dat onder de in artikel 120 genoemde « passende maatregelen » wordt verstaan : maatregelen die in overeenstemming zijn met het internationaal recht.Indien een partij in een bijzonder dringend geval op grond van artikel 120 een maatregel neemt, kan de andere partij een beroep doen op de regeling inzake geschillenbeslechting.

Verklaringen betreffende Protocol nr. 4 Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Vorstendom Andorra 1. Producten van oorsprong uit het Vorstendom Andorra die vallen onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem, worden door Kroatië aanvaard als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.2. Protocol nr.4 is van overeenkomstige toepassing op de definitie van de oorsprong van deze producten.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino 1. Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door Kroatië aanvaard als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.2. Protocol nr.4 is van overeenkomstige toepassing op de definitie van de oorsprong van deze producten.

EENZIJDIGE VERKLARING Verklaring van de Gemeenschap en haar lid-Staten Overwegende dat de Europese Gemeenschap uitzonderlijke handelsmaatregelen toekent ten behoeve van de landen die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, met inbegrip van Kroatië, op basis van Verordening (EG) nr. 2007/2000, verklaren de Europese Gemeenschap en haar lid-Staten : - dat bij de toepassing van artikel 30 van deze overeenkomst, de meest gunstige van de eenzijdige autonome handelsmaatregelen van toepassing zijn, in aanvulling op de contractuele handelsconcessies die de Gemeenschap bij deze overeenkomst aanbiedt, zolang Verordening (EG) nr. 2007/2000 van toepassing is; - dat in het bijzonder voor de producten die vallen onder hoofdstukken 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur, voor welke het gemeenschappelijk douanetarief voorziet in een douanerecht ad valorem en in een specifiek douanerecht, de afschaffing ook van toepassing is op het specifieke douanerecht, in afwijking van de desbetreffende bepaling van artikel 27, lid 1.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^