Etaamb.openjustice.be
Wet van 17 juli 1997
gepubliceerd op 28 oktober 1997

Wet betreffende het gerechtelijk akkoord

bron
ministerie van justitie
numac
1997009767
pub.
28/10/1997
prom.
17/07/1997
ELI
eli/wet/1997/07/17/1997009767/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 JULI 1997. Wet betreffende het gerechtelijk akkoord (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.De artikelen 48 tot 53 en 56 van deze wet regelen aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet; de overige artikelen regelen aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Deze wet is van toepassing op kooplieden.

Art. 3.Alle beslissingen van de rechtbank van koophandel bedoeld in deze wet zijn uitvoerbaar bij voorraad.

Onverminderd de toepassing van de faillissementswet kunnen tegen de beslissingen van de rechtbank rechtsmiddelen worden aangewend volgens de in het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven regels en termijnen.

Bepaalt deze wet dat beslissingen bij uittreksel worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, dan beginnen de termijnen te lopen vanaf de dag van de bekendmaking.

De artikelen 50, tweede lid, 55 en 56 van het Gerechtelijk Wetboek zijn niet van toepassing op de vorderingen en berekeningen bedoeld in deze wet.

Art. 4.De kennisgevingen die de griffier doet krachtens deze wet, geschieden bij gerechtsbrief.

Wanneer deze wet bekendmaking in het Belgisch Staatsblad voorschrijft, dan geldt deze als kennisgeving, onverminderd hetgeen in artikel 17, § 2, is bepaald.

TITEL II. - De gegevensverzameling

Art. 5.Nuttige inlichtingen en gegevens betreffende de kooplieden die betaalmoeilijkheden ondervinden welke de continuïteit van hun onderneming kunnen bedreigen, met inbegrip van die welke verkregen worden met toepassing van de bepalingen van deze titel, worden bijgehouden ter griffie van de rechtbank van koophandel van de woonplaats of van de maatschappelijke zetel van de koopman.

De procureur des Konings en de betrokken koopman kunnen op elk ogenblik ter plaatse kennisnemen van de aldus verzamelde gegevens.

Deze laatste is gerechtigd alle onjuiste gegevens die op hem betrekking hebben, te doen verbeteren.

Op de wijze bepaald door de Koning kan de rechtbank eveneens van de verzamelde gegevens kennis geven aan de overheidsinstellingen of particuliere instellingen die door de bevoegde overheid zijn aangewezen of erkend om ondernemingen in moeilijkheden te begeleiden.

Art. 6.Uiterlijk de tiende dag van elke maand zenden de ontvangers der registratie een lijst van de in de loop van de vorige maand geregistreerde protesten betreffende de geaccepteerde wisselbrieven en de orderbriefjes aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de protesten hebben plaatsgehad. Die lijst vermeldt : 1° de datum van het protest;2° de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van degene in wiens voordeel het stuk is uitgegeven of van de trekker;3° de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van de ondertekenaar van het orderbriefje of van de acceptant van de wisselbrief;4° de vervaldag;5° het bedrag van het stuk;6° de verstrekte waarde;7° het antwoord op het protest. Een dergelijke lijst wordt ook toegezonden aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel van de woonplaats van de ondertekenaar van een orderbriefje of van de acceptant van een wisselbrief, indien deze woonplaats in België gelegen is in een ander rechtsgebied dan dat waar de betaling moet geschieden.

Die lijsten blijven berusten op de griffie van elk van deze rechtbanken, waar een ieder daarvan inzage kan nemen.

Art. 7.Veroordelende verstekvonnissen en vonnissen op tegenspraak uitgesproken tegen kooplieden die de gevorderde hoofdsom niet hebben betwist, moeten worden gezonden aan de griffie van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waarbinnen zij hun woonplaats of hun maatschappelijke zetel hebben.

Uiterlijk een maand na het verstrijken van elk kwartaal zendt de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid een lijst van de kooplieden die reeds twee kwartalen de verschuldigde sociale- zekerheidsbijdragen niet meer betaald hebben naar de griffie van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waarbinnen zij hun woonplaats of hun maatschappelijke zetel hebben. De lijst vermeldt naast de naam van de koopman ook het verschuldigde bedrag.

Uiterlijk een maand na het verstrijken van elk kwartaal zendt de administratie van Financiën een lijst van de kooplieden die reeds twee kwartalen de verschuldigde BTW of bedrijfsvoorheffing niet meer betaald hebben naar de griffie van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waarbinnen zij hun woonplaats of hun maatschappelijke zetel hebben. De lijst vermeldt naast de naam van de koopman ook het verschuldigde bedrag.

Uiterlijk een maand na zijn beslissing tot klasseverlaging, schorsing of intrekking van een of meer erkenningen van een aannemer, of tot uitsluiting van een aannemer van overheidsopdrachten, zendt de minister tot wiens bevoegdheid de erkenning der aannemers behoort, een afschrift van die beslissing naar de griffie van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waarbinnen de koopman zijn woonplaats of zijn maatschappelijke zetel heeft.

Art. 8.Na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer kan de Koning de gepaste maatregelen nemen teneinde de verwerking van de verzamelde gegevens op een logisch gestructureerde wijze te laten verlopen en de eenvormigheid hiervan in de onderscheiden griffies van de rechtbanken van koophandel te verzekeren. Hij kan onder meer de categorieën van te verzamelen gegevens bepalen.

De Koning kan eveneens, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en bij een in Ministerraad overlegd besluit, de geautomatiseerde verwerking van de gegevensverzameling toestaan. Hij kan daartoe toestemming verlenen tot het in relatie brengen van gegevensbestanden om een beter overzicht van de betaalmoeilijkheden van een koopman te verkrijgen In voorkomend geval bepaalt de Koning de wijze waarop dit geschiedt.

TITEL III. - Het gerechtelijk akkoord HOOFDSTUK I. - Begripsbepaling en voorwaarden van toekenning

Art. 9.§ 1. Het gerechtelijk akkoord kan aan de schuldenaar worden toegestaan indien hij tijdelijk zijn schulden niet kan voldoen of indien de continuïteit van zijn onderneming bedreigd wordt door moeilijkheden die op min of meer korte termijn kunnen leiden tot het ophouden van betalen.

De continuïteit van de onderneming van een rechtspersoon wordt in ieder geval geacht bedreigd te zijn indien als gevolg van de verliezen het netto-actief is gedaald tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal. § 2. Het akkoord kan alleen worden toegestaan indien de financiële toestand van de onderneming kan worden gesaneerd en het economisch herstel ervan mogelijk lijkt. De te verwachten rentabiliteit dient de mogelijkheid van een financieel herstel van de onderneming aan te tonen. HOOFDSTUK II. - Akkoordprocedure Afdeling 1. - Onderzoek van ambtswege

Art. 10.§ 1. De kamers voor handelsonderzoek bedoeld in artikel 84, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek volgen de toestand van de schuldenaars in moeilijkheden en kunnen ambtshalve onderzoeken of ze voldoen aan de voorwaarden van het akkoord. Het onderzoek wordt in de kamers voor handelsonderzoek toevertrouwd aan hetzij een rechter in de rechtbank van koophandel, hetzij een rechter in handelszaken.

Oordeelt de rechter dat een schuldenaar voldoet aan de voorwaarden om het akkoord te verkrijgen, dan wordt deze behoorlijk opgeroepen en gehoord teneinde alle inlichtingen te verkrijgen omtrent de stand van zijn zaken en omtrent de herstelmaatregelen, voorstellen van akkoord of van vereffening.

De oproeping wordt, door toedoen van de griffier, gericht aan de woonplaats of aan de maatschappelijke zetel van de koopman. Het onderzoek geschiedt met gesloten deuren. De schuldenaar verschijnt in persoon, eventueel bijgestaan door personen van zijn keuze.

Daarenboven staat het de rechter vrij van ambtswege alle gegevens te verzamelen nodig voor het akkoord. Hij kan alle personen horen van wie hij het verhoor nodig acht en de overlegging van alle dienstige stukken gelasten. De schuldenaar kan alle andere stukken van zijn keuze voorleggen. § 2. De procureur des Konings en de schuldenaar kunnen op elk ogenblik mededeling krijgen van de aldus verzamelde gegevens alsook van het in deze paragraaf bedoelde verslag. Op de wijze bepaald door de Koning kan de rechtbank eveneens van de verzamelde gegevens kennis geven aan de overheidsinstellingen of particuliere instellingen die door de bevoegde overheid zijn aangewezen of erkend om ondernemingen in moeilijkheden te begeleiden.

Uiterlijk de tiende dag van elke maand wordt, door toedoen van de griffier, aan de procureur des Konings een lijst medegedeeld van de onderzoeken ingesteld op grond van dit artikel.

Wanneer de rechter het onderzoek naar de toestand van de schuldenaar beëindigd heeft, maakt hij een verslag op met vermelding van de door hem bij dat onderzoek verrichte handelingen alsmede van zijn conclusies. Het verslag wordt gevoegd bij de verzamelde gegevens. § 3. Indien uit het onderzoek naar de toestand van de schuldenaar blijkt dat deze zich in staat van faillissement bevindt, zendt de kamer voor handelsonderzoek de zaak onverwijld aan de procureur des Konings, die de faillietverklaring kan vorderen.

De met het onderzoek belaste rechter mag niet deelnemen aan de rechtspleging inzake faillissement. Afdeling 2. - Aanvraag tot gerechtelijk akkoord

Art. 11.§ 1. De schuldenaar die het akkoord aanvraagt, richt een verzoekschrift tot de rechtbank van koophandel.

Hij voegt bij zijn verzoekschrift : 1° een uiteenzetting van de gebeurtenissen waarop zijn verzoek is gegrond en waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 9 voldaan is;2° een boekhoudkundige staat van zijn vermogen en een resultatenrekening, alsmede een simulatie van het boekhoudkundig verloop voor ten minste de zes komende maanden;3° een lijst van alle schuldeisers, met vermelding van hun naam, adres, het bedrag van hun schuldvordering, alsook de bijzondere vermelding van de hypothecaire, bevoorrechte en pandhoudende schuldeisers;4° de voorstellen die hij doet en ieder ander dienstig stuk met betrekking tot de herstructurering van de onderneming of ter voldoening van zijn schuldeisers en waarbij hij het verslag opgesteld naar aanleiding van het onderzoek naar zijn toestand door de kamers voor handelsonderzoek kan voegen. Het verzoekschrift wordt ondertekend door de schuldenaar of door diens advocaat. Het wordt aan de rechtbank gericht en de bijgevoegde stukken worden ter griffie neergelegd. De griffier geeft hiervan een ontvangstbewijs af.

De rechtbank bepaalt de plaats, de dag en het uur van verschijning van de schuldenaar. De griffier roept de schuldenaar op. De oproeping bevat de tekst van de artikelen 15, § 2, 24, 33, eerste lid, en 37, § 3.

Binnen vierentwintig uren geeft de griffier bericht van de indiening van het verzoekschrift aan de procureur des Konings. § 2. De procureur des Konings kan de akkoordprocedure inleiden, onverminderd het recht van de schuldenaar om zelf het akkoord te vragen, te beslissen over de ontbinding of aangifte te doen van het faillissement.

De inleiding van de procedure door de procureur des Konings geschiedt bij dagvaarding, die de tekst bevat van de artikelen 15, § 2, 24, 33, eerste lid, en 37, § 3. De schuldenaar wordt in raadkamer gehoord.

Art. 12.De koopman kan niet worden failliet verklaard en, indien het een vennootschap betreft, kan deze niet worden ontbonden, zolang de rechtbank geen uitspraak heeft gedaan over de ingediende akkoordaanvraag. Afdeling 3

Voorlopige opschorting van betaling en observatieperiode

Art. 13.Op de vastgestelde rechtsdag hoort de rechtbank de schuldenaar, het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de commissaris-revisor alsmede iedere schuldeiser die hierom verzoekt.

Geen enkele tegeldemaking van roerende of onroerende goederen van de schuldenaar ingevolge de uitoefening van een middel van tenuitvoerlegging mag geschieden tot de beslissing bedoeld in artikel 15.

Art. 14.De rechtbank doet uitspraak over de aanvraag uiterlijk vijftien dagen na de indiening van het verzoekschrift of na de betekening van de dagvaarding.

Art. 15.§ 1. Indien voldaan is aan de voorwaarden gesteld in artikel 9, er geen sprake is van kennelijke kwade trouw en de rechtbank op grond van een voorlopige beoordeling oordeelt dat de continuïteit van de onderneming geheel of gedeeltelijk kan worden gehandhaafd, kent deze een voorlopige opschorting van betaling toe voor een observatieperiode die niet langer mag zijn dan zes maanden.

In haar beslissing wijst de rechtbank een of meer commissarissen inzake opschorting aan. Behalve indien de rechtbank daarover anders heeft beslist, kunnen de commissarissen individueel alle handelingen verrichten die nodig of nuttig zijn voor de vervulling van hun gemeenschappelijke opdrachten.

De rechtbank kan bepalen dat de schuldenaar geen daden van bestuur of beschikking mag verrichten zonder machtiging van de commissaris inzake opschorting.

Handelt de schuldenaar in strijd met dit voorschrift, dan kunnen deze handelingen aan de schuldeisers niet worden tegengeworpen. § 2. Indien de akkoordaanvraag wordt verworpen, kan de rechtbank in hetzelfde vonnis het faillissement van de schuldenaar uitspreken na hem in het bijzonder te hebben gehoord over de faillissementsvoorwaarden. § 3. Nochtans kan de rechter in geval van kennelijke kwade trouw in hoofde van een verantwoordelijke binnen een onderneming, de gunst van de voorlopige opschorting verlenen voor zover er voldoende waarborgen zijn dat deze verantwoordelijke uit het bestuur wordt verwijderd.

Art. 16.In het vonnis waarbij een voorlopige opschorting wordt verleend, wordt de schuldeisers verzocht om binnen de daartoe gestelde termijn aangifte van hun schuldvorderingen te doen. Het vonnis vermeldt eveneens de plaats waar, alsook de dag en het uur waarop uitspraak wordt gedaan over de toekenning van een definitieve opschorting.

Art. 17.§ 1. Het vonnis dat de voorlopige opschorting toekent, wordt door toedoen van de griffier van de rechtbank van koophandel binnen vijf dagen na de dagtekening bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en in twee dagbladen of periodieke uitgaven met regionale spreiding.

Het uittreksel vermeldt : 1° de naam, de voornamen, de plaats en datum van geboorte, de aard van de voornaamste handelsactiviteit alsmede de benaming waaronder die activiteit wordt uitgeoefend, het adres alsmede de plaats van de hoofdvestiging en het inschrijvingsnummer van de schuldenaar in het handelsregister alsook zijn inschrijvingsnummer voor de belasting over de toegevoegde waarde;betreft het een rechtspersoon, de naam, de rechtsvorm, de aard van de voornaamste handelsactiviteit alsmede de benaming waaronder die activiteit wordt uitgeoefend, de zetel alsmede de plaats van de hoofdvestiging en het inschrijvingsnummer van de rechtspersoon in het handelsregister, alsook zijn inschrijvingsnummer voor de belasting over de toegevoegde waarde; 2° de datum van het vonnis dat de voorlopige opschorting toekent en de rechtbank die het heeft gewezen;3° de naam, de voornamen en het adres van de commissaris inzake opschorting 4° de oproeping om aangifte van schuldvorderingen te doen en de termijn waarbinnen die aangifte dient te gebeuren;5° plaats, dag en uur bepaald om uitspraak te doen over een definitieve opschorting;6° de daden van bestuur of beschikking die de schuldenaar alleen mag verrichten met machtiging van de commissaris inzake opschorting. § 2. De commissaris inzake opschorting stelt bij aangetekende brief de schuldeisers persoonlijk in kennis van die gegevens.

Art. 18.Ter griffie wordt een dossier van opschorting gehouden waarin alle elementen betreffende de grond van de zaak en betreffende de procedure voorkomen.

Iedere schuldeiser en, met toestemming van de voorzitter van de rechtbank van koophandel of van zijn gemachtigde, ieder die een rechtmatig belang kan aantonen, kan kosteloos inzage nemen van het dossier en kan er een kopie van krijgen mits hij de griffierechten betaalt.

Art. 19.De commissaris inzake opschorting wordt door de rechtbank aangewezen en wordt ermee belast de schuldenaar bij te staan bij het bestuur, onder toezicht van de rechtbank; hij brengt verslag uit telkens als de omstandigheden het vereisen en in ieder geval op verzoek van de rechtbank.

De aangewezen commissaris inzake opschorting moet waarborgen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid bieden. Hij moet vertrouwd zijn met het bestuur van een onderneming en met boekhouden. Hij moet tevens gebonden zijn door een deontologische code en zijn professionele aansprakelijkheid moet zijn verzekerd. De rechtbank kan de commissaris inzake opschorting aanstellen uit de personen hiertoe gemachtigd door de overheidsinstellingen of particuliere instellingen die door de bevoegde overheid zijn aangewezen of erkend om ondernemingen in moeilijkheden te begeleiden. De rechtbank kiest de commissaris inzake opschorting op basis van zijn deskundigheid en naar gelang van de behoeften terzake. Ingeval dat nodig mocht zijn, kan de rechtbank een college van commissarissen met een verschillende opleiding aanwijzen.

De wijze waarop de commissaris inzake opschorting zich van zijn opdracht heeft gekweten, kan door de rechtbank worden beoordeeld. Deze beoordeling wordt bijgehouden op de griffie van de rechtbank.

Bij het aanvaarden van zijn ambt legt de commissaris inzake opschorting, ten overstaan van de voorzitter van de rechtbank van koophandel of diens gemachtigde, de eed af in de volgende bewoordingen : « Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk. Ik zweer mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk te zullen vervullen. » « Je jure fidélité au Roi, obéissance à la Constitution et aux lois du Peuple belge. Je jure d'accomplir ma mission en honneur et conscience, avec exactitude et probité. » « Ich schwöre Treue dem König, Gehorsam der Verfassung und den Gesetzen des belgischen Volkes. Ich schwöre den mir erteilten Auftrag auf Ehre und Gewissen, genau und ehrlich zu erfüllen. » Zijn ereloon wordt door de rechtbank van koophandel bepaald volgens de door de Koning vastgestelde regels en barema's en wordt bij voorrang betaald.

Op vordering van iedere belanghebbende kan de rechtbank van koophandel, volgens de vorm van het kort geding, te allen tijde en zo dit volstrekt noodzakelijk blijkt, overgaan tot vervanging van de commissaris inzake opschorting, of een van hen, of hun aantal vermeerderen of verminderen. De vordering wordt gericht tegen de commissaris inzake opschorting, waarbij het openbaar ministerie en de schuldenaar worden gehoord.

Art. 20.Op elk ogenblik tijdens de observatieperiode kan de rechtbank, op verzoek van iedere belanghebbende en na de schuldenaar en de commissaris inzake opschorting te hebben gehoord, zijn beslissing genomen krachtens artikel 15, § 1, derde lid, wijzigen.

Deze wijziging wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 17, § 1, en ter kennis gebracht overeenkomstig artikel 17, § 2.

Art. 21.§ 1 Tijdens de observatieperiode kan geen enkel middel van tenuitvoerlegging op de roerende of onroerende goederen worden voortgezet of aangewend.

Deze opschorting is van toepassing op alle schuldeisers, ongeacht de zekerheid waarover ze beschikken, en op de terugvordering door de schuldeiser-eigenaar. De opschorting komt de medeschuldenaars en de borgen van de schuldenaar niet ten goede.

De rechtbank kan, op verzoek van de schuldeiser-eigenaar, de hypothecaire, pandhoudende en bijzonder bevoorrechte schuldeiser die bewijst dat zijn zekerheid of eigendom een belangrijke waardevermindering ondergaat of kan ondergaan, ter compensatie bijkomende zekerheden toestaan rekening houdend met het bedrag van de schuldvordering.

Deze paragraaf doet geen afbreuk aan andersluidende bepalingen voorgeschreven door bijzondere wetten die van toepassing zijn ongeacht of er samenloop is of niet. § 2. De schuldeisers herwinnen de volle uitoefening van hun rechten indien de interesten en lasten van de schuldvorderingen die sinds de toekenning van het akkoord lopen, niet worden betaald.

Art. 22.Tijdens de observatieperiode kan geen enkel beslag worden gelegd. Beslag, reeds voor de opschorting gelegd, behoudt evenwel zijn bewarende werking, maar de rechtbank van koophandel kan naar gelang van de omstandigheden daarvan opheffing verlenen, na de schuldenaar, de schuldeiser en de commissaris inzake opschorting te hebben gehoord.

Art. 23.Op verzoek van de commissaris inzake opschorting, de schuldenaar, het openbaar ministerie of ambtshalve kan de rechtbank de in artikel 15, § 1, bedoelde observatieperiode eenmaal verlengen met maximaal drie maanden.

Art. 24.Wanneer de schuldenaar niet meer voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van het akkoord, kan de rechtbank, op verzoekschrift van de schuldenaar of van de commissaris inzake opschorting, of op dagvaarding van het openbaar ministerie of van iedere andere belanghebbende, te allen tijde de beëindiging van de voorlopige opschorting bevelen, na de schuldenaar te hebben gehoord.

In hetzelfde vonnis kan de rechtbank het faillissement van de schuldenaar uitspreken na hem in het bijzonder te hebben gehoord over de faillissementsvoorwaarden.

Art. 25.De schuldeisers doen aangifte van hun schuldvordering en dienen de titel ervan in op de griffie van de rechtbank van koophandel, uiterlijk op de dag bepaald bij het vonnis waarbij de voorlopige opschorting wordt verleend.

Op hun verzoek geeft de griffier een ontvangstbewijs af, eventueel op een afschrift van de erbij gevoegde inventaris.

De uiterlijke datum bepaald om aangifte van schuldvordering te doen mag niet vastgesteld zijn op minder dan acht werkdagen voor het verstrijken van de in artikel 15, § 1, bedoelde termijn.

Elke aangifte vermeldt de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van de schuldeiser, de oorzaak en de titel van de schuldvordering en, in voorkomend geval, de voorrechten waarop hij aanspraak kan maken, alsmede de hypotheek- of pandrechten die er de betaling van garanderen. In voorkomend geval vermelden de schuldeisers tevens de persoonlijke zekerheden waarover zij beschikken.

Art. 26.De commissaris inzake opschorting onderzoekt de aangegeven schuldvorderingen en de ingediende titels, hierin bijgestaan door de schuldenaar. Die schuldvorderingen worden vergeleken met de boeken en bescheiden van de schuldenaar.

Art. 27.§ 1. Wanneer de schuldenaar en/of de commissaris inzake opschorting bezwaar heeft tegen de toelating van een schuldvordering, verwijst hij de betwisting betreffende de niet-toegelaten schuldvordering naar de rechtbank.

De schuldeiser wiens schuldvordering wordt betwist, wordt hiervan, door toedoen van de griffier, onmiddellijk op de hoogte gebracht. De kennisgeving van laatstgenoemde houdt tevens de oproeping in om voor de rechtbank te verschijnen en bepaalt plaats, dag en uur van het debat.

De griffier roept tevens de schuldenaar op. § 2. Op de terechtzitting vastgesteld voor de behandeling van de betwistingen beslist de rechtbank, na de commissaris inzake opschorting, de schuldeiser en de schuldenaar te hebben gehoord, overeenkomstig de artikelen 735 tot 1024 van het Gerechtelijk Wetboek.

Behoort het geschil omtrent de betwiste vordering niet tot haar bevoegdheid, dan verwijst de rechtbank de partijen naar de bevoegde rechtbank. § 3. Zolang geen uitspraak is gedaan over een betwiste schuldvordering wordt deze, op verzoek van de commissaris inzake opschorting en voor het bedrag bepaald door de rechtbank, provisioneel toegelaten in de verrichtingen van de akkoordprocedure en wordt er rekening mee gehouden bij het opstellen van het plan. Tegen de beschikking waarbij het toegelaten bedrag provisioneel wordt bepaald, staan geen rechtsmiddelen open.

Art. 28.Het vonnis tot toekenning van voorlopige opschorting maakt geen einde aan de overeenkomsten gesloten voor die datum.

Elk beding van een overeenkomst, en inzonderheid een ontbindende voorwaarde, volgens hetwelk de ontbinding van de overeenkomst alleen al geschiedt doordat een akkoord is aangevraagd of verkregen, blijft zonder gevolg. De strafbedingen die ertoe strekken op forfaitaire wijze de potentiële schade te dekken geleden door het niet nakomen van de hoofdverbintenis, blijven tijdens de observatieperiode zonder gevolg.

Deze bepalingen doen geen afbreuk aan andersluidende bepalingen voorgeschreven door bijzondere wetten die van toepassing zijn ongeacht of er samenloop is of niet.

Art. 29.§ 1 Gedurende de periode waarin de voorlopige opschorting van toepassing is, stelt de schuldenaar een herstel- of betalingsplan op, bestaande uit een beschrijvend gedeelte en een bepalend gedeelte. Hij voegt dat plan bij het dossier van opschorting bedoeld in artikel 18.

In voorkomend geval staat de door de rechtbank aangestelde commissaris inzake opschorting de schuldenaar bij met het opstellen van het plan. § 2. Het beschrijvend gedeelte van het plan geeft de staat van de onderneming aan, alsmede de moeilijkheden waarmee zij te kampen heeft. § 3. Het bepalend gedeelte van het herstel- of betalingsplan bevat de maatregelen die moeten worden genomen om de schuldeisers te voldoen.

Er worden tevens de kredieten in vermeld die onontbeerlijk zijn om ervoor te zorgen dat de onderneming haar activiteiten kan voortzetten en de middelen die de onderneming nodig heeft met het oog op haar herstel.

Het plan vermeldt de voorgestelde betalingstermijnen en schuldverminderingen. Het kan voorzien in de omzetting van schulden in aandelen en in de gedifferentieerde regeling van bepaalde categorieën van schulden, inzonderheid op grond van hun omvang of hun aard. Het plan kan tevens voorzien in een maatregel om de betaling van de interesten te herschikken, alsmede bepalen dat de te gelde gemaakte bedragen bij voorrang op de hoofdsom van de vordering moeten worden toegerekend.

Onverminderd de bepalingen van artikel 30 geeft het plan de niet- betaalde roerende goederen aan die kunnen worden teruggevorderd op grond van een beding dat de eigendomsoverdracht opschort tot de volledige betaling van de prijs. Indien het belang van de onderneming het vereist, kan het plan evenwel die goederen aanwijzen welke de niet-betaalde eigenaar niet kan terugvorderen.

Vereisen de redding van de onderneming en het behoud van de activiteit een inkrimping van de loonmassa, dan wordt voorzien in een sociaal herstructureringsplan. In voorkomend geval kan dit in afvloeiingen voorzien Bij de uitwerking van dit plan worden de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad of, indien er geen is, in het comité voor preventie en bescherming op het werk of, indien er geen is, de vakbondsafvaardiging ingeval er een is opgericht of, indien er geen is, een werknemersafvaardiging, gehoord.

Wordt een overdracht van de onderneming of van een gedeelte ervan overwogen, dan wordt dit eveneens in het plan vermeld.

Art. 30.Voor zover het plan voorziet in de betaling van interest aan de niet-betaalde verkoper die een beding geniet dat de eigendomsoverdracht opschort tot de volledige betaling van de prijs, aan de hypothecaire, pandhoudende en bijzonder bevoorrechte schuldeisers en aan de belastingadministratie, en voor zover de betalingen of aflossingen niet langer dan achttien maanden worden opgeschort, kan de rechter het plan ook voor die verkoper of die schuldeisers en zonder hun individuele toestemming bindend verklaren, onverminderd het bepaalde in het derde lid.

Wanneer die verkoper of die schuldeisers bewijzen dat hun zekerheid een belangrijke waardevermindering ondergaat of kan ondergaan, kan de rechter hen ter compensatie bijkomende zekerheden toestaan, rekening houdend met het bedrag van de schuldvordering.

Indien de voorwaarden bepaald in het eerste lid niet zijn voldaan en het plan ten aanzien van die verkoper en die schuldeisers toch in een opschorting voorziet of, niettegenstaande de eerbiediging van de voorwaarden bepaald in het eerste lid, hun huidige of toekomstige positie wordt gewijzigd, dan moeten zij met het plan uitdrukkelijk instemmen. In voorkomend geval worden de verklaringen van instemming bij het plan gevoegd bij de neerlegging ervan ter griffie.

De vervanging van de leden van de raad van bestuur of van zaakvoerders, of elke wijziging of inkrimping van hun bevoegdheden kan slechts worden opgenomen in het plan na beraadslaging en goedkeuring door de algemene vergadering van de vennoten, hiertoe bijeengeroepen door de commissaris inzake opschorting. Afdeling 4. - Definitieve opschorting van betaling

Art. 31.Op de rechtsdag bepaald overeenkomstig artikel 16 hoort de rechtbank de schuldenaar, de schuldeisers en de commissaris inzake opschorting.

Art. 32.De schuldeisers die aangifte hebben gedaan ontvangen, door toedoen van de griffier, een individuele kennisgeving dat het plan wordt onderzocht en dat zij het, ter plaatse ter griffie van de rechtbank kunnen raadplegen. Zij worden er ook van verwittigd dat zij, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling op de zitting hun opmerkingen kunnen maken betreffende het voorgestelde plan en dat over dat plan moet worden gestemd. De rechtbank kan bepalen dat borgen en andere verstrekkers van persoonlijke zekerheden deze kennisgeving eveneens ontvangen en op dezelfde wijze hun opmerkingen kunnen maken.

Niettegenstaande de toepassing van artikel 30 kunnen alleen de schuldeisers voor wie het plan in een opschorting voorziet, aan de stemming deelnemen.

De commissaris inzake opschorting licht de ondernemingsraad in of, indien er geen is, het comité voor preventie en bescherming op het werk of, indien er geen is, de vakbondsafvaardiging ingeval er een is opgericht of, indien er geen is, een werknemersafvaardiging, over de inhoud van het plan.

Art. 33.Uiterlijk vijftien dagen nadat de betrokkenen zijn gehoord beslist de rechtbank of een definitieve opschorting van betaling of de voorgestelde overdracht van de onderneming of van een gedeelte ervan kan worden toegestaan. Indien de rechtbank de definitieve opschorting van betaling niet toestaat kan zij in hetzelfde vonnis het faillissement van de schuldenaar uitspreken na hem in het bijzonder te hebben gehoord over de faillissementsvoorwaarden.

De beslissing van de rechtbank wordt door toedoen van de griffier bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 34.Indien de openbare orde er niet aan in de weg staat en de schuldenaar de nodige waarborgen biedt voor een eerlijk bestuur, kan de rechtbank de definitieve opschorting van betaling goedkeuren als meer dan de helft van de schuldeisers die aangifte hebben gedaan van hun schuldvordering, die hebben deelgenomen aan de stemming en die in waarde meer dan de helft van de schuldvorderingen vertegenwoordigen, hiermee instemmen.

De toegestane opschorting mag evenwel niet meer bedragen dan vierentwintig maanden te rekenen van de rechterlijke beslissing. Onder dezelfde voorwaarden als die gesteld in het eerste lid, kan de rechtbank de toegestane opschorting eenmaal verlengen met maximaal twaalf maanden.

Art. 35.De goedkeuring van de rechtbank maakt het plan bindend voor alle betrokken schuldeisers, behoudens aanpassingen die zullen worden gedaan met inachtneming van de in verband met de betwiste schuldvorderingen genomen beslissingen.

De schuldeiser die zijn schuldvordering niet heeft aangegeven binnen de vastgestelde termijn, is gebonden door de definitieve opschorting.

Een laattijdige aangifte heeft slechts gevolg in zoverre hierdoor niet geraakt wordt aan het goedgekeurde plan.

Tenzij het plan uitdrukkelijk anders bepaalt, wordt de schuldenaar volledig en definitief bevrijd door de volledige uitvoering van het plan voor alle hierin opgenomen schuldvorderingen.

De opschorting van betaling komt de medeschuldenaars en de borgen van de schuldenaar niet ten goede.

Art. 36.De commissaris inzake opschorting oefent toezicht en controle uit over de uitvoering van het plan en de akkoordprocedure.

Ten minste om de zes maanden en telkens als de rechtbank erom verzoekt, brengt de commissaris inzake opschorting verslag uit aan de rechtbank over de uitvoering van het plan en het akkoord.

Dit verslag wordt bij het dossier van opschorting gevoegd.

Art. 37.§ 1. Stelt de commissaris inzake opschorting de niet-uitvoering van geheel of een deel van het plan vast, dan kan hij in zijn verslag aan de rechtbank de herroeping van de opschorting vorderen.

Iedere schuldeiser kan de herroeping van de opschorting vorderen, wanneer hij in zijn schuldvorderingen niet voldaan wordt op de wijze en binnen de termijnen in het plan bepaald of wanneer hij aantoont dat hij niet zal worden voldaan. § 2. De rechtbank kan de opschorting van betaling herroepen in geval van niet-uitvoering van geheel of een deel van het plan, na de commissaris inzake opschorting en de schuldenaar, alsmede de borgen die zijn tussengekomen om de gehele of gedeeltelijke uitvoering van het plan te verzekeren, te hebben gehoord.

De herroeping van de opschorting van betaling bevrijdt deze borgen niet. § 3. Bij herroeping van de opschorting kan de rechtbank in hetzelfde vonnis het faillissement van de schuldenaar uitspreken na hem in het bijzonder te hebben gehoord over de faillissementsvoorwaarden.

Art. 38.In het belang van de onderneming kan de rechtbank, op verzoek van de schuldenaar of de commissaris inzake opschorting, wijzigingen in het plan goedkeuren, die de uitvoering ervan kunnen bevorderen. De schuldenaar of de commissaris inzake opschorting worden gehoord.

Wanneer de wijzigingen de rechten kunnen benadelen van de bij het herstelplan betrokken schuldeisers, is artikel 34, eerste lid, van toepassing.

Op verzoek van elke betrokken schuldeiser, voor zover deze overeenkomstig artikel 34 niet vooraf heeft ingestemd met de bepalingen van het plan, kan de rechtbank tevens beslissen het plan te wijzigen indien deze schuldeiser aantoont dat de uitvoering van het plan hem ernstige moeilijkheden kan opleveren.

Een beslissing om het plan te wijzigen kan pas genomen worden na een verslag van de commissaris inzake opschorting en nadat de schuldenaar en de betrokken schuldeiser zijn gehoord.

Wanneer de wijzigingen de rechten kunnen benadelen van de andere bij het herstelplan betrokken schuldeisers, is artikel 34, eerste lid, van toepassing.

Art. 39.Het vonnis tot herroeping of wijziging van het plan wordt door toedoen van de griffier bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 40.Een maand voor het verstrijken van de termijn van opschorting brengt de commissaris inzake opschorting een eindverslag uit omtrent de uitvoering van het plan.

Op verzoek van de commissaris inzake opschorting spreekt de rechtbank het einde van de opschorting uit, na de schuldenaar, door toedoen van de griffier opgeroepen uiterlijk acht dagen voor de zitting, te hebben gehoord, en geeft zij kwijting aan de commissaris inzake opschorting.

Het vonnis dat het einde van de opschorting uitspreekt wordt door toedoen van de griffier bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Ingeval de rechtbank de opschorting weigert of herroept, kan de rechtbank kwijting geven aan de commissaris inzake opschorting, na de schuldenaar te hebben gehoord. HOOFDSTUK III. - De overdracht van de onderneming

Art. 41.Indien de overdracht bijdraagt tot de terugbetaling aan de schuldeisers en indien daardoor een economische activiteit en werkgelegenheid kan worden gehandhaafd, kan de rechtbank de commissaris inzake opschorting machtigen de overdracht van de onderneming of van een gedeelte ervan te verwezenlijken. De commissaris inzake opschorting zorgt ervoor dat de nodige publiciteit wordt gegeven aan het besluit tot vervreemding van een activiteit. Een ieder is gerechtigd een overnamevoorstel aan de commissaris inzake opschorting te richten.

De commissaris inzake opschorting onderzoekt de voorstellen in het licht van het behoud van een economisch levensvatbare activiteit en de weerslag op de mogelijkheden van terugbetaling aan de schuldeisers.

Hij bespreekt de ingediende voorstellen met de bevoegde bestuursorganen van de onderneming alsook met de werknemersafvaardiging.

Hij kan beslissen diepgaander besprekingen te voeren met één of meer indieners van een voorstel met het oog op het bereiken van een consensus met de werknemers. Hij waakt hierbij eveneens over de rechtmatige belangen van de schuldeisers.

Aan het einde van die procedure, legt de commissaris inzake opschorting aan de rechtbank een voorstel tot gehele of gedeeltelijke overdracht van de onderneming ter goedkeuring voor. Vooraleer de rechtbank zich uitspreekt, hoort zij een afvaardiging van het bestuur van de onderneming en van de werknemers.

Wordt de overdracht van geheel de onderneming voorgesteld, dan kan de rechtbank deze slechts goedkeuren als meer dan de helft van de schuldeisers die aangifte hebben gedaan van hun schuldvordering, die hebben deelgenomen aan de stemming en die in waarde meer dan de helft van de schuldvorderingen vertegenwoordigen, hiermee instemmen.

Art. 42.De overdracht van de onderneming of van een gedeelte ervan kan een onderdeel zijn van het herstel- of betalingsplan.

Art. 43.Indien overeenkomstig artikel 37, § 3, de opschorting van betaling wordt herroepen, dan blijft deze herroeping zonder gevolg op de verwezenlijkte overdracht van de onderneming of van een gedeelte ervan. HOOFDSTUK IV. - Procedure inzake faillissement

Art. 44.Indien de schuldenaar failliet wordt verklaard in de loop van de akkoordprocedure, komen de schuldeisers die in de opschorting betrokken zijn hierin op voor het deel dat zij nog niet ontvangen hebben, en komen, onverminderd de rechten bedoeld in het volgende lid, in samenloop met de nieuwe schuldeisers.

Handelingen door de schuldenaar tijdens de akkoordprocedure verricht met medewerking, machtiging of bijstand van de commissaris inzake opschorting, worden bij faillissement beschouwd als handelingen van de curator, waarbij de schulden gedurende de akkoordprocedure aangegaan gelden als boedelschulden van het faillissement.

Art. 45.In de gevallen bedoeld in de artikelen 24, 33 en 37, en indien het een rechtspersoon betreft, kan de rechtbank bevelen dat de commissaris inzake opschorting de algemene vergadering van de rechtspersoon bijeenroept met de ontbinding ervan op de agenda. HOOFDSTUK V. - Strafbepalingen

Art. 46.Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van 100 frank tot 500 000 frank of met een van die straffen alleen wordt gestraft de schuldenaar : 1° wanneer hij, op enigerlei wijze, opzettelijk een gedeelte van zijn actief of zijn passief verbergt, of dit actief overdrijft of het passief minimaliseert, om het akkoord te verkrijgen of te vergemakkelijken;2° wanneer hij willens en wetens bij de raadpleging een of meer personen doet of laat optreden wier schuldvorderingen verdicht of overdreven zijn;3° wanneer hij willens en wetens een of meer gegevens heeft weggelaten uit de lijst van zijn schuldeisers;4° wanneer hij willens en wetens aan de rechtbank of de commissaris inzake opschorting onjuiste of onvolledige inlichtingen verschaft of laat verschaffen over de stand van zijn zaken en de vooruitzichten tot herstructurering.

Art. 47.Met geldboete van 100 frank tot 500 000 frank wordt gestraft hij die, zonder schuldeiser te zijn, op bedrieglijke wijze aan de in artikel 34 bepaalde stemming deelneemt of die, schuldeiser zijnde, zijn schuldvorderingen overdrijft, en hij die, hetzij met de schuldenaar, hetzij met een ander persoon, bijzondere voordelen bedingt voor zijn wijze van stemmen over de opschorting, of die een bijzondere overeenkomst aangaat, waaruit voor hem een voordeel voortvloeit ten laste van het actief van de schuldenaar. HOOFDSTUK VI. - Diverse bepalingen

Art. 48.Artikel 84 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met een derde lid, luidend als volgt : « Iedere rechtbank van koophandel stelt een of meer kamers voor handelsonderzoek in. »

Art. 49.Artikel 151 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een vijfde lid, luidend als volgt : « Er zijn in elk gerechtelijk arrondissement een of meer substituut-procureurs des Konings gespecialiseerd in handelsaangelegenheden.

Art. 50.In artikel 205 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. Het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Om tot werkend of plaatsvervangend rechter in handelszaken te worden benoemd, moet men volle dertig jaar oud zijn, ten minste vijf jaar met ere handel hebben gedreven, deelgenomen hebben aan het bestuur van een handelsvennootschap waarvan de hoofdvestiging zich in België bevindt of van een representatieve professionele of interprofessionele organisatie uit de handel of de nijverheid, of vertrouwd zijn met het bestuur van een onderneming en met boekhouden.» 2. In het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « het beheer » worden vervangen door de woorden « het bestuur »;b) in punt 1° worden de woorden « onder een gemeenschappelijke naam » vervangen door de woorden « onder firma »;c) in punt 3° worden de woorden « een personenvennootschap » vervangen door de woorden « een besloten vennootschap », en worden de woorden « de beheerders vervangen door de woorden « de bestuurders ».3. Een vierde lid wordt toegevoegd, luidend als volgt : « Voor de toepassing van dit artikel worden mee name geacht vertrouwd te zijn met het bestuur van een onderneming en met boekhouden : 1° de bedrijfsrevisoren ingeschreven op de lijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren;2° de accountants ingeschreven op de lijst van het Instituut der Accountants ».

Art. 51.In artikel 574 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° van vorderingen en geschillen rechtstreeks ontstaan uit het faillissement en het gerechtelijk akkoord overeenkomstig de voorschriften van de faillissementswet en de wet betreffende het gerechtelijk akkoord, en waarvan de gegevens voor de oplossing zich bevinden in het bijzonder recht dat van toepassing is op het stelsel van het faillissement en het gerechtelijk akkoord;»; b) het artikel wordt aangevuld met een 10°, luidend als volgt : « 10° van aanvragen tot homologatie van beslissingen tot verplaatsing van de zetel van een vennootschap in vereffening.»

Art. 52.Artikel 578 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een 9°, luidend als volgt : « 9° van de geschillen betreffende de hoedanigheid van de werknemers en het behoud van hun rechten ingevolge de overdracht van de onderneming of van een gedeelte ervan, bedoeld in hoofdstuk IV van titel III van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord. »

Art. 53.In artikel 631 van het hetzelfde Wetboek wordt het derde lid vervangen door de volgende paragraaf : « § 2. De rechtbank van koophandel bevoegd om het gerechtelijk akkoord te verlenen is die welke gelegen is in het rechtsgebied waarbinnen de schuldenaar op de dag van de inleiding van het gerechtelijk akkoord zijn woonplaats of, indien het een rechtspersoon betreft, zijn maatschappelijke zetel heeft. Indien de schuldenaar geen bekende woonplaats heeft in België of in het buitenland, is de bevoegde rechtbank die van het rechtsgebied waarbinnen hij zijn hoofdvestiging heeft.

De rechtbank bedoeld in het vorige lid blijft bevoegd voor en tijdens alle verrichtingen voorgeschreven door de wet betreffende het gerechtelijk akkoord en door de faillissementswet. »

Art. 54.In artikel 764 van hetzelfde Wetboek, vervangen door de wet van 3 augustus 1992, wordt het 8° vervangen door de volgende bepaling : « 8° de akkoordaanvragen, vorderingen tot faillietverklaring, tot verdaging van de datum van staking van betaling, alsook de rechtsplegingen tot herroeping van de opschorting van betaling en tot sluiting van het faillissement; ».

Art. 55.Artikel 1395, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld als volgt : « De opheffing van een beslag gelegd vóór de toekenning van de opschorting van betaling kan daarentegen worden verleend door de rechtbank bevoegd inzake het gerechtelijk akkoord. »

Art. 56.Artikel 2 van de wet van 15 juli 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van koophandel en tot wijziging van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 25 juli 1974, 23 september 1985 en 28 december 1990, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 2.Het aantal rechters in handelszaken wordt als volgt bepaald : Zetel Rechters in handelszaken Brussel . . . . . 154 Antwerpen . . . . . 98 Luik . . . . . 44 Charleroi . . . . . 40 Gent . . . . . 51 Dendermonde . . . . . 34 Bergen . . . . . 18 Brugge . . . . . 34 Kortrijk . . . . . 28 Ieper . . . . . 10 Veurne . . . . . 10 Leuven . . . . . 20 Hasselt . . . . . 24 Turnhout . . . . . 21 Tongeren . . . . . 18 Mechelen . . . . . 20 Oudenaarde . . . . . 14 Verviers-Eupen . . . . . 18 Namen . . . . . 23 Dinant . . . . . 13 Hoei . . . . . 10 Nijvel . . . . . 25 Aarlen . . . . . 10 Neufchateau . . . . . 6 Marche-en-Famenne . . . . . 6 Doornik . . . . . 20

Art. 57.Artikel 25 van de wetten betreffende het handelsregister, gecoördineerd op 20 juli 1964, wordt aangevuld met een 16°, luidend als volgt : « 16° tot goedkeuring, afwijzing, wijziging of herroeping van een herstel- of betalingsplan. »

Art. 58.Het artikel 64sexies van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935, ingevoegd bij de wet van 21 februari 1984, wordt aangevuld met een § 2, luidend als volgt : « § 2 De commissarissen die ter gelegenheid van hun controlewerkzaamheden gewichtige en overeenstemmende feiten vaststellen die de continuïteit van de onderneming in het gedrang kunnen brengen, moeten de bestuurders hiervan schriftelijk en op een omstandige wijze op de hoogte brengen.

In dat geval moet de raad van bestuur beraadslagen over de maatregelen die moeten worden genomen om de continuïteit van de onderneming gedurende een redelijke termijn te vrijwaren.

De commissarissen kunnen afzien van de melding bedoeld in het eerste lid, wanneer ze vaststellen dat de raad van bestuur reeds heeft beraadslaagd over de maatregelen die moeten worden genomen.

Indien binnen een maand na de kennisgeving van de melding bedoeld in het eerste lid, de commissarissen niet werden ingelicht over de beraadslaging door de raad van bestuur over de genomen maatregelen of de in het vooruitzicht gestelde maatregelen om de continuïteit gedurende een redelijke termijn te vrijwaren, of indien ze oordelen dat de maatregelen de continuïteit in de bedrijfsuitoefening niet kunnen vrijwaren gedurende een redelijke termijn, kunnen ze hun vaststellingen meedelen aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel. In dat geval is artikel 458 van het Strafwetboek niet toepasselijk.

Indien geen commissaris is benoemd, moet de raad van bestuur, wanneer gewichtige en overeenstemmende feiten de continuïteit van de onderneming in het gedrang kunnen brengen, eveneens beraadslagen over de maatregelen die moeten worden genomen om de continuïteit van de onderneming gedurende een redelijke termijn te vrijwaren. »

Art. 59.In artikel 77 van dezelfde gecoördineerde wetten, gewijzigd bij de wetten van 24 maart 1978, 5 december 1984, 18 juli 1991 en 13 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) Het vierde lid wordt aangevuld met de volgende bepaling : « Wanneer uit de balans een overgedragen verlies blijkt, of wanneer uit de resultatenrekening gedurende twee opeenvolgende boekjaren een verlies van het boekjaar blijkt, moeten de bestuurders de toepassing van de waarderingsregels in de veronderstelling van continuïteit verantwoorden in het jaarverslag. » B) In het achtste lid wordt de laatste zin vervangen door de volgende bepaling : « De gegevens bedoeld in de laatste zin van het vierde lid en in het vijfde lid, moeten evenwel worden vermeld in de toelichting bij de jaarrekening. »

Art. 60.De wetten op het gerechtelijk akkoord, gecoördineerd bij regentsbesluit van 25 september 1946, worden opgeheven.

Art. 61.Deze wet is niet van toepassing op de akkoordprocedures die op het tijdstip van haar inwerkingtreding hangende zijn.

Art. 62.Deze wet treedt in werking op de dag bepaald in het koninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel 150 van de faillissementswet van... en ten laatste zes maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 17 juli 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^