Etaamb.openjustice.be
Wet van 18 december 2015
gepubliceerd op 28 december 2015

Wet houdende fiscale en diverse bepalingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2015003486
pub.
28/12/2015
prom.
18/12/2015
ELI
eli/wet/2015/12/18/2015003486/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2015. - Wet houdende fiscale en diverse bepalingen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2. - Fiscale bepalingen HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen inzake inkomstenbelastingen Afdeling 1. - Pensioensparen

Art. 2.In artikel 34 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1992, 17 mei 2000, 19 juli 2000, 24 december 2002, 28 april 2003, 27 december 2004, 22 december 2008, 28 juli 2011 en 8 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2, 3°, wordt aangevuld met een vierde streepje, luidende: "- niet in de vorige streepjes bedoelde overdrachten wanneer ze worden gedaan naar een individuele of collectieve pensioenspaar-rekening of een spaarverzekering die niet voldoet aan de voorwaarden als vermeld in de artikelen 1458 tot 14516 en in de besluiten die in uitvoering van die bepalingen zijn genomen."; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende: "De Koning kan aan de in artikel 14515 vermelde instellingen, die in België gevestigd zijn of die gevestigd zijn in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die, overeenkomstig de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, gemachtigd zijn hun activiteiten op Belgisch grondgebied uit te oefenen door de vestiging van een bijkantoor, de verplichting opleggen om de belastingadministratie in te lichten over inkomsten uit het pensioensparen als bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, en overdrachten als vermeld in het eerste lid, 3°.".

Art. 3.In artikel 1458 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juli 2000 en 13 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bestaande tekst wordt paragraaf 1;2° in de inleidende zin van paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "in België" vervangen door de woorden "in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte";3° het wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende: " § 2.Wanneer een in artikel 1459, eerste lid, 1°, a, bedoelde belastingplichtige een individuele of collectieve pensioenspaarrekening wil openen of een spaarverzekering wil afsluiten bij een instelling of een onderneming als bedoeld in artikel 14515 die is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die, overeenkomstig de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, of overeenkomstig de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, niet gemachtigd is zijn activiteiten op Belgisch grondgebied uit te oefenen door de vestiging van een bijkantoor, moet de titularis of de verzekeringnemer een basisattest of bewijsstukken kunnen overleggen afgeleverd door de voormelde instelling of onderneming waarbij de instelling of de onderneming zich engageert om alle voorwaarden na te leven die zijn vermeld in de artikelen 1458 tot 14516 en in de koninklijke besluiten die in uitvoering van die bepalingen zijn genomen.

De Koning bepaalt de inhoud van het in het eerste lid vermelde basisattest en de regels met betrekking tot de bewijstukken in het kader van de uitwisseling van inlichtingen tussen de in het eerste lid vermelde instellingen en ondernemingen enerzijds en hun klanten en de Belgische belastingadministratie anderzijds.".

Art. 4.Artikel 1459, eerste lid, 3°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, wordt aangevuld met de woorden "en het basisattest of de bewijsstukken die overeenkomstig artikel 1458, § 2, zijn afgeleverd door de in artikel 14515 vermelde instelling of onderneming.".

Art. 5.In artikel 14510, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, worden in de Franstalige tekst de woorden "les institutions et entreprises visées" vervangen door de woorden "les établissements et entreprises visés" en de woorden "Ces institutions" vervangen door de woorden "Ces établissements".

Art. 6.In artikel 14511, 3°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en vervangen bij de wet van 17 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste streepje wordt het bedrag "1 000 000 000" vervangen door het bedrag "3 000 000 000";2° in het tweede streepje wordt het bedrag "1 000 000 000" vervangen door het bedrag "3 000 000 000".

Art. 7.In artikel 14512, eerste en derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, worden de woorden "de instelling of de onderneming" telkens vervangen door de woorden "de in artikel 14515, eerste lid, vermelde instelling".

Art. 8.In artikel 14515 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1993 en 22 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "in artikel 56, § 1," vervangen door de woorden "in artikel 56, § 2, 2°, a,";2° in het tweede lid worden de woorden "die de tak levensverzekering beoefenen overeenkomstig de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen," vervangen door de woorden "als vermeld in artikel 56, § 2, 2°, h, die de tak levensverzekering beoefenen overeenkomstig de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen of overeenkomstig analoge nationale bepalingen van de andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte waar ze gevestigd zijn, die de Europese richtlijnen inzake de erkenning van verzekeringsondernemingen omzetten of ernaar verwijzen,".

Art. 9.In artikel 14516 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "door de minister van Financiën onder de door de Koning bepaalde voorwaarden" vervangen door de woorden "ofwel onder de door de Koning bepaalde voorwaarden, ofwel, voor de in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigde fondsen bedoeld in artikel 1458, § 2, eerste lid, op een vergelijkbare wijze en onder vergelijkbare voorwaarden," en worden de woorden "en ondernemingen" opgeheven;2° in de bepalingen onder 2° worden de woorden "of ondernemingen" opgeheven.

Art. 10.De besluiten die worden genomen in uitvoering van de artikelen 34, § 2, laatste lid, 1458, § 2, en 14516, 1° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ze worden ingevoegd of gewijzigd bij de artikelen 2, 2°, 3, 3°, en 9, 1°, van deze wet of van de artikelen 14510, tweede lid, 14512, zesde lid, en 14516, 1°, van hetzelfde Wetboek, en de artikelen 2 tot 5 en 7 tot 9 treden in werking op een door de Koning te bepalen datum en ten laatste vanaf aanslagjaar 2017.

Onderafdeling 1. - Wijzigingen van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance

Art. 11.In artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2015, wordt het vijfde lid vervangen als volgt: "Zolang de toepassingsperiode van de steunzone niet is verlopen, hebben de gewesten, binnen de beperkingen die zijn vastgelegd in het derde lid, de mogelijkheid om aan de minister die bevoegd is voor Financiën voor te stellen om de oorspronkelijke afbakening van een steunzone uit te breiden. De gewesten kunnen eveneens aan deze minister voorstellen om een steunzone vroegtijdig stop te zetten.".

Onderafdeling 2. - Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

Art. 12.In artikel 2758 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, hersteld bij de wet van 15 mei 2014 en gewijzigd bij de wet van 24 maart 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 1, vierde lid, worden de woorden "of de in het zevende lid bedoelde onderneming die erkend is voor uitzendarbeid," ingevoegd tussen de woorden "toegestaan nadat de werkgever" en de woorden "in een bijlage aan zijn aangifte in de inkomstenbelasting";b) in paragraaf 1, vijfde lid worden de woorden "of een in het zevende lid bedoelde onderneming die erkend is voor uitzendarbeid," ingevoegd tussen de woorden "Indien de werkgever" en de woorden "bij het verstrijken van de in het vierde lid vermelde aangiftetermijn";c) in paragraaf 2, zesde lid, worden de woorden "communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden van 1 oktober 2004 (PB C 244)" vervangen door de woorden "richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden van 31 juli 2014 (PB C 249) of met artikel 107, derde lid, b, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie";d) in paragraaf 3, eerste lid, wordt de zin "De in § 1 bedoelde investering komt slechts in aanmerking in zoverre voor die investering een gewestelijke steun is verleend" opgeheven en worden de woorden "Het betreft een investering in materiële of immateriële vaste activa" vervangen door de woorden "De in § 1 bedoelde investering komt slechts in aanmerking in zoverre het een investering in materiële of immateriële vaste activa betreft";e) in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden "binnen de termijn van 36 maanden na voltooiing van" vervangen door de woorden "voor het verstrijken van de 36ste maand die volgt op de dag waarop de werkzaamheden werden voltooid die betrekking hebben op";f) in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden "totaal aantal werknemers" vervangen door de woorden "totaal aantal werknemers en uitzendkrachten" en worden de woorden "gemiddelde aantal werknemers" vervangen door de woorden "gemiddeld aantal werknemers en uitzendkrachten";g) in paragraaf 4, tweede lid, worden in de Franse tekst de woorden "en équivalents temps plein" ingevoegd tussen de woorden "le nombre total des travailleurs et des intérimaires" en de woorden "au vu du nombre moyen de travailleurs et d'intérimaires";h) in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "in voorkomend geval" ingevoegd tussen de woorden "de datum van de aanvang en verwachte voltooiing van de investering en" en de woorden "de voor de investering aangevraagde of verleende gewestelijke steun";i) in paragraaf 5 wordt het vijfde lid opgeheven.

Art. 13.In artikel 2759 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2014 en gewijzigd bij de wet van 24 maart 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 1, vierde lid, worden de woorden "of de in het achtste lid bedoelde onderneming die erkend is voor uitzendarbeid," ingevoegd tussen de woorden "toegestaan nadat de werkgever" en de woorden "in een bijlage aan zijn aangifte in de inkomstenbelasting";b) in paragraaf 1, vijfde lid, worden de woorden "of de in het achtste lid bedoelde onderneming die erkend is voor uitzendarbeid," ingevoegd tussen de woorden "Indien de werkgever" en de woorden "bij het verstrijken van de in het vierde lid vermelde aangiftetermijn";c) in paragraaf 3, eerste lid, wordt de zin "De in § 1 bedoelde investering komt slechts in aanmerking in zoverre voor die investering een gewestelijke steun is verleend" opgeheven en worden de woorden "Het betreft een investering in materiële of immateriële vaste activa" vervangen door de woorden "De in § 1 bedoelde investering komt slechts in aanmerking in zoverre het een investering in materiële of immateriële vaste activa betreft". Onderafdeling 3. - Overgangsbepaling

Art. 14.In titel X van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 542 ingevoegd, luidende: "

Art. 542.In afwijking van artikel 2758, § 5, eerste lid, kunnen de werkgevers die een investering hebben verricht in een steunzone die is afgebakend voor 1 januari 2016 en waarbij deze investering is aangevangen tussen 1 mei 2015 en 1 januari 2016, voor deze investering, binnen de 3 maanden die volgen op de inwerkingtreding van dit artikel, het in die bepaling bedoelde formulier overleggen.".

Onderafdeling 4. - Inwerkingtreding

Art. 15.§ 1. De artikelen 11 tot 13 hebben uitwerking met ingang van 1 mei 2015. § 2. Artikel 14 treedt in werking op de dag waarop de minister van Financiën een bericht in het Belgisch Staatsblad heeft geplaatst, waarin wordt gemeld dat uit een beslissing genomen door de Europese Commissie blijkt dat de in artikel 14 opgenomen bepaling verenigbaar is met de interne markt als bedoeld in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Afdeling 3. - Wijziging van de verwijzing

naar diverse wetten betreffende financiële bepalingen

Art. 16.Artikel 2, § 1, 5° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006, wordt vervangen als volgt: "5° bis Gemeenschappelijk beleggingsfonds Onder gemeenschappelijk beleggingsfonds wordt verstaan: - het onverdeeld vermogen dat een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging beheert voor rekening van de deelnemers overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen of overeenkomstig analoge bepalingen van buitenlands recht; - het onverdeeld vermogen dat een beheervennootschap van alternatieve instellingen voor collectieve belegging beheert voor rekening van de deelnemers overeenkomstig de bepalingen van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders of overeenkomstig analoge bepalingen van buitenlands recht.".

Art. 17.In artikel 56 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in § 1, worden de woorden "wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen";b) in § 2, 2°, a, worden de woorden "wet van 22 maart 1993" telkens vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014".

Art. 18.In artikel 179 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de woorden "alsmede, vanaf 1 januari 1995, de gemeentespaarkassen als vermeld in artikel 124 van de nieuwe gemeentewet" opgeheven.

Art. 19.In artikel 185bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006 en laatst gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de eerste paragraaf wordt vervangen als volgt: " § 1.In afwijking van artikel 185 zijn de beleggingsvennootschappen bedoeld in de artikelen 15 en 271/10 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, de beleggingsvennootschappen bedoeld in de artikelen 190, 195, 285, 288 en 298 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, de gereglementeerde vastgoedvennootschappen, alsmede de organismen voor de financiering van pensioenen bedoeld in artikel 8 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, slechts belastbaar op het totaal van de ontvangen abnormale of goedgunstige voordelen en van de niet als beroepskosten aftrekbare uitgaven en kosten andere dan waardeverminderingen en minderwaarden op aandelen, onverminderd evenwel het feit dat zij de in artikel 219 bedoelde bijzondere bijdrage verschuldigd zijn."; b) in § 3, eerste lid, inleidende zin, worden de woorden "een private privak bedoeld in artikel 119 van de wet van 20 juli 2004" vervangen door de woorden "een private privak bedoeld in artikel 298 van de wet van 19 april 2014";c) in § 3, derde lid, worden de woorden "de vennootschappen bedoeld in artikel 119 van de wet van 20 juli 2004 worden geschrapt van de lijst van de private privaks bedoeld in artikel 123, § 1" vervangen door de woorden "de vennootschappen bedoeld in artikel 298 van de wet van 19 april 2014 worden geschrapt van de lijst van de private privaks bedoeld in artikel 302, § 1";d) in § 3, vierde lid, worden de woorden "artikel 123, § 1, van de wet van 20 juli 2004" vervangen door de woorden "artikel 302, § 1, van de wet van 19 april 2014".

Art. 20.In artikel 192, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid, inleidende zin, worden de woorden "in artikel 119 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "in artikel 298 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders";b) in het eerste lid, 2°, worden de woorden "in artikel 119 van de wet van 20 juli 2004" vervangen door de woorden "in artikel 298 van de wet van 19 april 2014";c) in het tweede lid, worden de woorden "een instelling voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 119 van de wet van 20 juli 2004" vervangen door de woorden "een alternatieve instelling voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 298 van de wet van 19 april 2014" en de woorden "de private privaks bedoeld in artikel 119" worden vervangen door de woorden "de private privaks bedoeld in artikel 298".

Art. 21.In artikel 198, § 1, 10°, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 23 december 2009, worden de woorden "derde lid" telkens vervangen door de woorden "vijfde lid".

Art. 22.In artikel 203, § 2, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het derde lid, worden de woorden "artikel 119 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 298 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders";b) in het vierde lid, worden de woorden "een instelling voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming als bedoeld in artikel 3, 6°, van de wet van 3 augustus 2012" vervangen door de woorden "een alternatieve instelling voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming als bedoeld in artikel 3, 9°, van de wet van 19 april 2014" en de woorden "artikel 140" worden vervangen door de woorden "artikel 298".

Art. 23.Artikel 205octies, 3°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juni 2005 en gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, wordt vervangen als volgt: "3° de beleggingsvennootschappen met veranderlijk kapitaal (BEVEK) of in schuldvorderingen (VBS) respectievelijk bedoeld in de artikelen 15 en 271/10 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, de beleggingsvennootschappen met veranderlijk kapitaal (BEVEK) bedoeld in de artikelen 190 en 285 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, de beleggingsvennootschappen met vast kapitaal (BEVAK) bedoeld in de artikelen 195 en 288 van de genoemde wet, en de gereglementeerde vastgoedvennootschappen;".

Art. 24.Artikel 215, derde lid, 6°, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, wordt vervangen als volgt: "6° op de beleggingsvennootschappen bedoeld in de artikelen 6 en 271/5 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, de beleggingsvennootschappen bedoeld in de artikelen 181 en 282 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, de gereglementeerde vastgoed-vennootschappen, alsmede de organismen voor de financiering van pensioenen bedoeld in artikel 8 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, in de mate dat artikel 185bis, § 1, toepassing vindt.".

Art. 25.In artikel 261, eerste lid, 3°, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "één of meerdere in artikel 23 of in artikel 105 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles bedoelde gemeenschappelijke fondsen voor belegging in schuldvorderingen te beheren," vervangen door de woorden "één of meerdere in artikel 271/9 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen bedoelde fondsen voor belegging in schuldvorderingen te beheren,".

Art. 26.In artikel 265 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 24 juli 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid, 2°, worden de woorden "in artikel 261, 3° " vervangen door de woorden "in artikel 261, eerste lid, 3° ";b) in het eerste lid, 4°, worden de woorden "in artikel 6, 1° of 2°, van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles," vervangen door de woorden "in artikel 6 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, en in de artikelen 181 en 282 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders,";c) in het eerste lid, 5°, worden de woorden "in artikel 6 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles," vervangen door de woorden "in de artikelen 6 en 271/5 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, en in de artikelen 181 en 282 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders,";d) in het tweede lid, 3°, eerste streepje, worden de woorden "artikel 161 van de Nieuwe Gemeentewet, of artikel 7 van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen" vervangen door de woorden "artikel 32 van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen"; e) in het tweede lid, 3°, tweede streepje, a, worden de woorden "artikel 161 van de Nieuwe Gemeentewet, of artikel 7 van de genoemde wet van 6 augustus 1993;" vervangen door de woorden "artikel 32 van de genoemde wet van 24 oktober 2011;".

Art. 27.In artikel 321bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006, worden de woorden "artikel 3, 11°, van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 3, 24°, van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen of in analoge bepalingen van buitenlands recht, en de beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve belegging bedoeld in artikel 3, 12°, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders".

Art. 28.In artikel 374, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 15 maart 1999, worden de woorden "wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen "vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen".

Art. 29.In artikel 413quater, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004, worden de woorden "wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vervangen" door de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen".

Art. 30.In artikel 440, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, worden de woorden "wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen "vervangen door de woorden "wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen".

Art. 31.In artikel 84septies, derde lid, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, ingevoegd bij de programmawet van 27 april 2007, worden de woorden "de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen".

Art. 32.In artikel 161 van het Wetboek der successierechten, laatst gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder 1°, worden de woorden "artikel 3, 11° van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, met uitzondering van de private privaks, bedoeld in artikel 140 van dezelfde wet" vervangen door de woorden "artikel 3, 11° van de wet van 3 augustus 2012 betreffende instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, de beleggingsvennootschappen bedoeld in artikel 3, 11°, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, met uitzondering van de private privaks, bedoeld in artikel 298 van dezelfde wet";b) in de bepaling onder 2°, worden de woorden "artikel 6, 1° en 2°, van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "artikel 6 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG [en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen] en in de artikelen 181 en 282 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders";c) in de bepaling onder 3°, worden de woorden "artikel 127 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, met uitzondering van de instellingen voor belegging in schuldvorderingen" vervangen door de woorden "artikel 148 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, met uitzondering van de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, en de alternatieve instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht bedoeld in artikel 259 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders";d) in de bepaling opgenomen onder 4°, worden de woorden "22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen".

Art. 33.In artikel 20110 van het Wetboek diverse rechten en taksen, ingevoegd bij de programmawet van 22 juni 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling opgenomen onder a) worden de woorden "13 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen" vervangen door de woorden "14 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen";2° in de bepaling opgenomen onder b) wordt het cijfer "65" vervangen door het cijfer "312";3° in de bepaling opgenomen onder c) wordt het cijfer "79" vervangen door het cijfer "333". Afdeling 4. - Diverse wijzigingsbepalingen

Art. 34.Artikel 17, § 1, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 16 juli 2008, wordt vervangen als volgt: "5° de inkomsten verkregen uit de cessie of de concessie van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties, bedoeld in boek XI van het Wetboek van economisch recht of in overeenkomstige bepalingen in het buitenlands recht.".

Art. 35.In artikel 22, § 3, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 16 juli 2008, worden de woorden "netto-inkomen van verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen en auteursrechten bedoeld in artikel 17, § 1, 5° " vervangen door de woorden "netto-inkomen van in artikel 17, § 1, 3°, bedoelde verhuring, verpachting, gebruik en concessie van roerende goederen en in artikel 17, § 1, 5°, bedoelde cessie of concessie van auteursrechten en naburige rechten".

Art. 36.In artikel 52bis, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 8 april 2003, worden de woorden "is erkend of gesubsidieerd door of staat onder toezicht van" vervangen door de woorden "is erkend, vergund of gesubsidieerd door".

Art. 37.In de Franstalige tekst van de inleidende zin van artikel 57 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1993, worden de woorden "Les dépenses ci-après ne sont considérées comme des frais professionnels que si elles sont justifiées" vervangen door de woorden "Les frais ci-après ne sont considérés comme des frais professionnels que s'ils sont justifiés".

Art. 38.In artikel 64bis, tweede lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1993, worden de woorden "onderworpen aan de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen," vervangen door de woorden "onderworpen aan de bepalingen van boek III, titel 3, hoofdstuk 2, van het Wetboek van economisch recht,".

Art. 39.In artikel 67quater, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 december 2013, worden de woorden "de bezoldiging als beoogd in § 2" vervangen door de woorden "de bezoldiging als bedoeld in het tweede lid".

Art. 40.In artikel 131, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet 8 mei 2014, worden in de inleidende zin de woorden "verhoogd met het verschil tussen het in het eerste lid, 1°, vermelde basisbedrag en het in het eerste lid, 3°, vermelde basisbedrag" opgeheven.

Art. 41.In artikel 1456, eerste lid, tweede streepje, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004 en gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, worden de woorden "bedoeld in artikel 14537, § 2, tweede en derde lid" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 14537".

Art. 42.In artikel 14535, tweede lid, 3°, a, inleidende zin, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 december 2012, worden de woorden "erkend, gesubsidieerd of gecontroleerd:" vervangen door de woorden "vergund, erkend, gesubsidieerd of gecontroleerd:".

Art. 43.In artikel 147, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 mei 2007 en gewijzigd bij de wetten van 27 maart 2009 en 17 juni 2013, wordt de bepaling onder b) aangevuld met de woorden "of van een overgangsuitkering".

Art. 44.In artikel 154 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 mei 2007 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2008, 21 december 2009, 13 december 2012 en 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in paragraaf 3 wordt het eerste lid als volgt vervangen: " § 3.In de andere dan in § 2 bedoelde gevallen en wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit werkloosheidsuitkeringen, is de bijkomende vermindering gelijk aan het positieve verschil tussen: 1° het bedrag van de belasting dat nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 153, en 2° het verschil tussen die werkloosheidsuitkeringen en het maximumbedrag dat overeenkomstig § 2, eerste lid, 2°, van toepassing is."; b) in paragraaf 3 wordt het tweede lid opgeheven;c) tussen paragafen 3 en 4 wordt een nieuwe paragraaf 3/1 ingevoegd, luidende: " § 3/1.In de andere dan in de §§ 2 en 3 bedoelde gevallen en wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit pensioenen of vervangingsinkomsten of uitsluitend bestaat uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen is de bijkomende vermindering gelijk aan 109 pct. van het positieve verschil tussen: 1° het bedrag van de belasting dat nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 153, en 2° het verschil tussen: - wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit pensioenen of vervangingsinkomsten, die pensioenen of vervangingsinkomsten en het maximumbedrag dat overeenkomstig § 2, eerste lid, 1°, van toepassing is; - wanneer het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, die wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen en het maximumbedrag dat overeenkomstig § 2, eerste lid, 3°, van toepassing is.

De bijkomende vermindering wordt in voorkomend geval verdeeld naar de verhouding van het gedeelte van de belasting dat nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 153 en dat respectievelijk betrekking heeft op pensioenen of andere vervangingsinkomsten, op werkloosheidsuitkeringen of op wettelijke ziekte- en invaliditeitsvergoedingen met het totaal van de belasting dat overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 153.

Wanneer een gemeenschappelijke aanslag wordt gevestigd, worden zowel de totale netto-inkomens als het bedrag van de overblijvende belasting van de beide echtgenoten samengeteld voor de toepassing van het eerste lid.

De aldus berekende bijkomende vermindering wordt verdeeld in verhouding tot het bedrag van de belasting van elke echtgenoot die nog overblijft na toepassing van de artikelen 147 tot 153.".

Art. 45.Artikel 171 van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt de bepaling opgenomen onder 3° ter, vervangen als volgt: "3° ter tegen de toepasbare aanslagvoet op de inkomsten van roerende goederen en kapitalen en op de in artikel 90, 6°, bedoelde loten waarop de in artikel 90, 11°, bedoelde vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot betrekking hebben;".

Art. 46.In artikel 198, § 1, 1°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 mei 1999 en gewijzigd bij de wetten van 22 juni 2012, 13 december 2012, 27 december 2012, 30 juli 2013 en 19 december 2014, worden de woorden ", met inbegrip van de ingevolge artikel 219bis tot 219quater verschuldigde afzonderlijke aanslagen," opgeheven.

Art. 47.In artikel 203, § 2, zevende lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 maart 1999, worden de woorden "richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 1979 (79/279/EEG) tot coördinatie van de voorwaarden voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs" vervangen door de woorden "Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd".

Art. 48.In artikel 205novies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juni 2005 en gewijzigd bij de wet van 22 december 2009, wordt de tweede zin opgeheven.

Art. 49.Artikel 216, 2°, a, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998, wordt opgeheven.

Art. 50.In artikel 220, 1°, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 21 februari 2010, worden de woorden ", de hulpverleningszones, de politiezones" ingevoegd tussen de woorden "de openbare kerkelijke instellingen" en "en de polders en wateringen".

Art. 51.In artikel 228, § 2, 9°, k, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, worden de woorden "het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen het "Fonds de la Recherche Scientifique - FNRS" of" vervangen door de woorden "door het "Federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Fonds fédéral de la Recherche scientifique - FFWO/FFRS", het "Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen - FWO", het "Fonds de la Recherche scientifique - FNRS - FRS-FNRS" of door".

Art. 52.In artikel 246, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 december 1994 en gewijzigd bij de wet van 29 maart 2012, worden de woorden "artikel 231, § 2, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 231, § 2, vierde lid".

Art. 53.Artikel 266, tweede lid, 4°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 mei 2014, wordt opgeheven.

Art. 54.In artikel 267, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "op 31 december van ieder jaar." vervangen door de woorden "op de laatste dag van de maand van terugbetaling.".

Art. 55.Artikel 269, § 1, 6°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 december 2012, wordt vervangen als volgt: "6° tegen de toepasbare aanslagvoet op de inkomsten van roerende goederen en kapitalen en op de in artikel 90, 6°, bedoelde loten waarop de in artikel 90, 11°, bedoelde vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot betrekking hebben;".

Art. 56.In titel VI, hoofdstuk I, afdeling III, onderafdeling IV, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 269/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 269/1.§ 1. In afwijking van artikel 269 wordt voor de dividenden van Belgische oorsprong die worden verkregen door een in het tweede lid bedoelde vennootschap en in de mate dat de krachtens de artikelen 261 tot 269 verschuldigde roerende voorheffing niet kan worden verrekend noch worden terugbetaald in hoofde van de verkrijgende vennootschap, het tarief van de roerende voorheffing dat wordt toegepast op het gedeelte van de overeenstemmende dividenden vastgesteld op 5 pct. van het met de aanvullende crisisbijdrage bedoeld in artikel 463bis verhoogde tarief bedoeld in artikel 215, eerste lid.

Het eerste lid is slechts van toepassing voor de verkrijgende vennootschappen die: - gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of in een Staat waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, op voorwaarde dat deze overeenkomst of enig ander verdrag in de uitwisseling van inlichtingen voorziet die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende Staten; - een rechtsvorm hebben die in de bijlage I, deel A, van de richtlijn van de Raad van 30 november 2011 (2011/96/EU) betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, gewijzigd door de richtlijn van de Raad van 8 juli 2014 (2014/86/EU) wordt genoemd of een rechtsvorm hebben die vergelijkbaar is met de rechtsvormen die zijn opgenomen in deze bijlage en die wordt beheerst door het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of een gelijksoortige rechtsvorm als deze in een Staat waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten; - op de datum van toekenning of betaalbaarstelling van dividenden bedoeld in artikel 202, § 1, 1° en 2°, in het kapitaal van de vennootschap die ze uitkeert een deelneming van minder dan 10 pct. bezitten waarvan de aanschaffingswaarde ten minste 2 500 000 euro bedraagt; - deze deelneming gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom behouden. § 2. Het in § 1 bedoelde tarief wordt slechts toegestaan indien de schuldenaar van de dividenden in het bezit is van een attest dat bevestigt: 1° dat de verkrijger een rechtsvorm heeft die in de bijlage I, deel A, van de richtlijn van de Raad van 30 november 2011 (2011/96/EU) betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, gewijzigd door de richtlijn van de Raad van 8 juli 2014 (2014/86/EU) wordt genoemd of een hiermee vergelijkbare rechtsvorm heeft als deze genoemd in de voormelde bijlage en die wordt beheerst door het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of een gelijksoortige rechtsvorm als deze in een Staat waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten;2° dat de aanschaffingswaarde van de deelneming ten minste 2 500 000 euro bedraagt;3° dat de dividenden betrekking hebben op aandelen die gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom worden of werden behouden; 4° in welke mate, voor de verkrijgende vennootschap, de krachtens de artikelen 261 tot 269 verschuldigde roerende voorheffing in beginsel verrekenbaar of terugbetaalbaar is op grond van de wettelijke bepalingen die gelden op 31 december van het jaar voorafgaand aan de toekenning of betaalbaarstelling van het in § 1, eerste lid, bedoelde dividend.".

Art. 57.In artikel 294, zesde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, worden de woorden "of dan inkomsten die overeenkomstig artikel 248, § 3, aan de in artikel 234 vermelde inkomsten worden toegevoegd" ingevoegd tussen de woorden "voornoemd artikel" en de woorden ", wordt met".

Art. 58.In artikel 304, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1999, bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en bij de wet van 21 december 2013, worden de woorden "de artikelen 219 tot 219ter" vervangen door de woorden "de artikelen 219 tot 219quater".

Art. 59.In artikel 515bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wetten van 17 mei 2000, 23 december 2005 en 22 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het zesde lid worden de woorden ", met uitzondering van de vervroegde inning van de taks bepaald bij artikel 185, § 4, van dat Wetboek," ingevoegd tussen de woorden "het Wetboek diverse rechten en taksen" en de woorden "of in artikel 119 van de wet van 28 december 1992"; 2° het wordt aangevuld met een lid, luidende: "In afwijking van het vijfde lid, is artikel 171, 4°, i, zoals het bestond voordat het door artikel 89, 6°, van de wet van 28 december 1992 werd opgeheven, niet van toepassing in zoverre de aldaar bedoelde spaartegoeden, kapitalen en afkoopwaarden vanaf 1 januari 2017 aan de rechthebbende worden uitgekeerd naar aanleiding van zijn toetreding tot het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag.".

Art. 60.In titel X van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 515bis/1 ingevoegd, luidende: "Art. 515bis/1. In afwijking van artikel 171, 1° bis, en 2°, d, zijn de kapitalen, afkoopwaarden of spaartegoeden die zijn gevormd door middel van premies of betalingen die in 1992 werden gestort of gedaan, belastbaar aan de aanslagvoet van 16,5 pct.".

Art. 61.In artikel 526 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004, vervangen bij de wet van 27 december 2005 en gewijzigd bij de wetten van 25 april 2007, 22 december 2008, 13 december 2012 en artikel 101 van de wet van 8 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt aangevuld met twee leden, luidende: "Voor de toepassing van het voormelde artikel 14517 wordt de notie "in België" vervangen door de notie "in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte". Het tweede lid is eveneens van toepassing voor de belastingplichtigen voor wie de belasting overeenkomstig artikel 243 of 243/1 wordt berekend, met dien verstande dat: - wanneer de belasting overeenkomstig artikel 243 wordt berekend, de toepassing van de voormelde artikelen 14517 tot 14520 slechts kan worden gevraagd voor de bijdragen betaald ter uitvoering van een verzekeringscontract dat bovendien aan de in artikel 243, derde lid, 1°, vermelde voorwaarden voldoet; - wanneer de belasting overeenkomstig artikel 243/1 wordt berekend, de toepassing van de voormelde artikelen 14517 tot 14520 slechts kan worden gevraagd als de hypothecaire lening aan de in artikel 243/1, 2°, vermelde voorwaarden voldoet."; 2° paragraaf 3, eerste lid, 1°, wordt als volgt vervangen: "1° de belastingplichtige a) tussen 1 januari 2005 en 31 december 2013 een hypothecaire lening heeft gesloten om de enige woning te verwerven of te behouden terwijl voor dezelfde woning nog een lening die is bedoeld in § 1, eerste lid, of § 2, eerste lid, 1°, in aanmerking kwam voor de aftrek van interesten bij toepassing van artikel 526, § 1, zoals het bestond voordat het werd vervangen door artikel 101 van de wet van 8 mei 2014, de aftrek van interesten van hypothecaire leningen of het bouwsparen of; b) een individueel levensverzekeringscontract sluit dat uitsluitend dient voor het wedersamenstellen of waarborgen van een in a) bedoelde lening;"; 3° in paragraaf 3, eerste lid, 2°, worden de woorden "een in a) bedoelde lening of een in b) bedoeld contract" vervangen door de woorden "een in 1°, a, bedoelde lening of een in 1°, b, bedoeld contract".

Art. 62.In artikel 539, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 mei 2014, worden de woorden "bedoeld in artikel 14537, § 2, tweede en derde lid" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 14537".

Art. 63.Artikel 104, tweede lid, van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen, wordt opgeheven.

Art. 64.In artikel 7 van de programmawet van 28 juni 2013, wordt het vierde lid vervangen als volgt: "De artikelen 3a en 5a zijn van toepassing op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 oktober 2014.".

Art. 65.In artikel 102 van de wet van 8 mei 2014 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1° wordt in de Franstalige tekst van artikel 526, § 1, eerste lid, 1°, b) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals het wordt vervangen, aangevuld met de woorden "d'emprunts hypothécaires ou pour l'épargne-logement";2° in de bepaling onder 2° wordt de inleidende zin als volgt vervangen: "2° in paragraaf 2 worden het eerste en het tweede lid als volgt vervangen:".

Art. 66.Artikel 87, 3°, van de wet van 8 mei 2014 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet wordt ingetrokken.

Art. 67.De artikelen 94 en 95 van de programmawet van 10 augustus 2015 worden ingetrokken.

Art. 68.De artikelen 36 en 42 zijn van toepassing vanaf 1 april 2014.

Artikel 40 is van toepassing op de belastingplichtigen die recht hebben op de toepassing van de artikelen 14537 en 539 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met betrekking tot in die artikelen bedoelde overeenkomsten die uiterlijk op 31 december 2014 zijn gesloten.

De artikelen 41, 51 en 62 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2016.

Artikel 43 is van toepassing op de inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2015.

De artikelen 44 en 45 treden in werking vanaf aanslagjaar 2016.

Artikel 46 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2015.

Artikel 54 is van toepassing vanaf 1 januari 2016.

De artikelen 55 en 56 zijn van toepassing op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Artikel 57 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2014.

Wat de uitzondering van de in artikel 219quater van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde afzonderlijke aanslag betreft, is artikel 58 van toepassing vanaf aanslagjaar 2015.

Artikel 59, 1°, is van toepassing vanaf aanslagjaar 2016.

De artikelen 60 en 63 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2016.

Artikel 61 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2015.

Artikel 64 heeft uitwerking vanaf de dag dat de programmawet van 28 juni 2013 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd. Afdeling 5. - Landbouwsteun

Art. 69.Artikel 38, § 1, eerste lid, 28°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt: "28° kapitaal- en interestsubsidies die, met inachtneming van de Europese reglementering inzake staatssteun, door de bevoegde gewestelijke instellingen aan landbouwers worden betaald in het kader van de steun aan de landbouw met het oog op vestiging en/of materiële of immateriële vaste activa aan te schaffen of tot stand te brengen;".

Art. 70.Artikel 171, 4° bis, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt: "4° bis. tegen een aanslagvoet van 12,5 pct., de premies en betalingen die rechtstreeks aan landbouwers worden toegekend in het kader van de steunregelingen "rechtstreekse betalingen" zoals ingesteld door de Europese regelgeving in de landbouwsector;".

Art. 71.Artikel 217, eerste lid, 4°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt: "4° 5 pct., met betrekking tot kapitaal- en interestsubsidies die, met inachtneming van de Europese reglementering inzake staatssteun, door de bevoegde gewestelijke instellingen aan landbouwers wordt toegekend in het kader van de steun aan de landbouw met het oog op vestiging en/of immateriële of materiële vaste activa aan te schaffen of tot stand te brengen.".

Art. 72.Artikel 230, eerste lid, 6°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt: "6° kapitaal- en interestsubsidies die, met inachtneming van de Europese reglementering inzake staatssteun, betaald worden aan landbouwers die belastingplichtigen zijn beoogd in artikel 227, 1°, door de bevoegde gewestelijke instellingen in het kader van de steun aan de landbouw met het oog op vestiging en/of immateriële of materiële vaste activa aan te schaffen of tot stand te brengen.".

Art. 73.Artikel 246, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de programmawet van 19 december 2014, wordt vervangen als volgt: "In afwijking van het eerste lid, wordt het tarief bepaald op 5 pct., met betrekking tot de kapitaal- en interestsubsidies die, met inachtneming van de Europese reglementering inzake staatsteun, betaald worden aan landbouwers die belastingplichtigen zijn beoogd in artikel 227, 2°, door de bevoegde gewestelijke instellingen in het kader van de steun aan de landbouw met het oog op vestiging en/of immateriële en materiële vaste activa aan te schaffen en tot stand te brengen.".

Art. 74.De artikelen 69 tot 73 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2016. Afdeling 6. - Bekrachtiging van koninklijke besluiten

Art. 75.Bekrachtigd worden met ingang van de dag van hun respectieve inwerkingtreding: 1° het koninklijk besluit van 10 december 2014 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing;2° het koninklijk besluit van 20 januari 2015 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing op uitkeringen in het kader van het pensioensparen;3° het koninklijk besluit van 23 augustus 2015 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92, op het stuk van de werkbonus; 4°. het koninklijk besluit van 23 augustus 2015 tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b, tweede lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen aan het Wetboek diverse rechten en taksen, aan het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en aan het Wetboek der successierechten

Art. 76.In artikel 1762, 13°, van het Wetboek diverse rechten en taksen, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 22 juni 2012, worden de woorden "als bedoeld in artikel 65 van de programmawet van 22 juni 2012" vervangen door de woorden "als bedoeld in artikel 66 van de programmawet van 22 juni 2012".

Art. 77.Artikel 34 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, gewijzigd bij de wet van 25 juni 1973, wordt opgeheven.

Art. 78.In artikel 162 van het Wetboek der successierechten wordt het derde lid opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen aan de wet van 21 december 2009 betreffende het accijnsstelsel van alcoholvrije dranken en koffie

Art. 79.In artikel 7 van de wet van 21 december 2009 betreffende het accijnsstelsel van alcoholvrije dranken en koffie, wordt de bepaling onder b, gewijzigd bij de wet van 19 mei 2010, vervangen als volgt: "b) water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken van de GN-code 2202, met uitzondering van dranken op basis van melk, van soja of van rijst;".

Art. 80.Artikel 20 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 20.Het vervaardigen van de accijnsproducten dient te gebeuren in een plaats die is erkend als accijnsinrichting.

Het ontvangen en het voorhanden hebben van dergelijke producten waarvoor de accijns niet werd voldaan moeten eveneens in een accijnsinrichting plaatsvinden.

Het verzenden van dergelijke producten waarvoor de accijns niet werd voldaan moet eveneens geschieden vanuit een accijnsinrichting.

De opening en de werking van een accijnsinrichting moeten worden vergund door de ambtenaar daartoe aangewezen door de Koning onder de door Hem gestelde nadere regels.

De Koning bepaalt welke personen zich moeten laten erkennen in de hoedanigheid van houder van een accijnsinrichting, evenals de voorwaarden waaraan zij onderworpen zijn.".

Art. 81.Artikel 25 van dezelfde wet, waarvan de bestaande tekst de paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende: " § 2. In afwijking van § 1, b, eerste streepje, kunnen accijnsproducten bij het binnenbrengen onder de schorsingsregeling worden overgebracht naar een plaats van rechtstreekse aflevering hier te lande, onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden, wanneer die plaats is aangewezen door de houder van de accijnsinrichting.

Deze houder van de accijnsinrichting blijft in dergelijk geval verantwoordelijk voor de opgelegde formaliteiten ter zake.".

Art. 82.In hoofdstuk 7 van dezelfde wet wordt een artikel 35/3 ingevoegd, luidende: "

Art. 35/3.Na de invordering op basis van deze wet van het oorspronkelijk verschuldigde bedrag aan accijnzen wordt slechts tot navordering van eventueel verschuldigde aanvullende accijnzen overgegaan voor zover, in voorkomend geval via cumulatie van diverse verschuldigde bedragen van eenzelfde belastingplichtige, het in te vorderen bedrag 10 euro overschrijdt.". HOOFDSTUK 4. - wijzigingen van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur

Art. 83.Artikel 371 van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, vervangen bij de wet van 28 maart 2007, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende: " § 2. Het volume van de producten te belasten met de bij § 1 vastgestelde verpakkingsheffing wordt uitgedrukt in hectoliter en in liter, waarbij delen van een liter worden verwaarloosd. Wanneer het te belasten volume kleiner is dan een liter, worden de delen van een deciliter verwaarloosd.".

Art. 84.In dezelfde gewone wet wordt een artikel 372bis ingevoegd, luidende: "

Art. 372bis.Terugbetaling of kwijtschelding van de verpakkingsheffing wordt toegestaan onder dezelfde vorm en voorwaarden zoals bepaald in de artikelen 9 tot en met 12 van de wet van 22 december 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen voor ethylalcohol en alcoholhoudende dranken en in de artikelen 16 tot en met 19 van de wet van 21 december 2009 betreffende het accijnsstelsel van alcoholvrije dranken en koffie voor alcoholvrije dranken.".

Art. 85.In dezelfde gewone wet van 16 juli 1993 wordt een artikel 372ter ingevoegd, luidende: "

Art. 372ter.Na de invordering op basis van deze wet van het oorspronkelijk verschuldigde bedrag aan verpakkingsheffing wordt slechts tot navordering van de eventueel verschuldigde aanvullende verpakkingsheffing overgegaan voor zover, in voorkomend geval via cumulatie van diverse verschuldigde bedragen van eenzelfde belastingplichtige, het in te vorderen bedrag 10 euro overschrijdt.". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen aan de programmawet van 22 juni 2012

Art. 86.In artikel 66 van de programmawet van 22 juni 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden "op het einde van het laatste boekjaar" vervangen door de woorden "op het einde van het laatste belastbaar tijdperk";2° tussen het vijfde en zesde lid worden drie leden ingevoegd, luidende: "Wanneer geen belastbaar tijdperk bestaat dat verbonden is aan aanslagjaar 2013 op basis van artikel 360 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt, in afwijking van het tweede lid, de afzonderlijke aanslag van 1,75 pct.ingekohierd in één keer en zonder mogelijkheid tot spreiding, op hetzelfde moment als de belasting betreffende het aanslagjaar 2016, of bij gebrek aan een belastbaar tijdperk dat verbonden is aan aanslagjaar 2016, ten laatste op hetzelfde moment als de belasting betreffende aanslagjaar 2017.

Wanneer de belastingplichtige gekozen heeft om de aanslag bedoeld in het eerste lid te spreiden over de drie aanslagjaren 2013, 2014 en 2015 en er geen belastbaar tijdperk bestaat dat verbonden is aan aanslagjaar 2014 of aan aanslagjaar 2015 op basis van artikel 360 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, is, in afwijking van het vierde lid, het saldo van de niet-gestorte aanslag, zijnde 0,60 pct. van het totaal bedrag bedoeld in het tweede lid verschuldigd, in één keer en op hetzelfde moment als de belasting betreffende het aanslagjaar 2016, of bij gebrek aan een belastbaar tijdperk dat verbonden is aan aanslagjaar 2016, ten laatste op hetzelfde moment als de belasting betreffende aanslagjaar 2017.

Wanneer ten gevolge van een herstructureringsoperatie als bedoeld in artikel 365 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, op basis van artikel 360 van hetzelfde Wetboek, geen belastbaar tijdperk bestaat verbonden met aanslagjaar 2013 in hoofde van de overnemende of verkrijgende vennootschap of van de Belgische inrichting bedoeld in artikel 211, § 1, vijfde lid, van hetzelfde Wetboek, is het saldo van de niet gestorte aanslag van 1,75 pct. van het totaal bedrag bedoeld in het tweede lid verschuldigd in hoofde van die belastingplichtige, in één keer en op hetzelfde moment als de belasting voor aanslagjaar 2016, of bij gebrek aan belastbaar tijdperk verbonden met aanslagjaar 2016, ten laatste op hetzelfde moment als de belasting voor aanslagjaar 2017.".

TITEL 3. - Diverse bepalingen HOOFDSTUK 1. - Hervorming van het statuut van de hypotheekbewaarders Afdeling 1. - Hervorming van het statuut

Art. 87.In artikel 35 van de wet van 16 december 1851 tot herziening van het hypothecair stelsel, de inleidende zin van het eerste lid wordt vervangen als volgt: "Op straffe van vergoeding van alle schade jegens derden moet er, op het ogenblik van de overschrijving ambtshalve in het register een inschrijving worden gedaan.".

Art. 88.In het opschrift van hoofdstuk IX van dezelfde wet worden de woorden "van de bewaarders" opgeheven.

Art. 89.Artikel 128 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "

Art. 128.In geen geval mag, op straffe van schadevergoeding aan de partijen, verzuimd worden om, in de registers, de overschrijvingen te doen van akten die aan deze formaliteit zijn onderworpen, en de inschrijvingen die op het hypotheekkantoor zijn gevorderd.

Er ontstaat eveneens een recht op schadevergoeding bij het niet vermelden, in de getuigschriften, van een of meer van de bestaande overschrijvingen of inschrijvingen, tenzij de vergissing voortkomt uit de ontoereikendheid van aanduidingen in de aanvraag tot het bekomen van het getuigschrift, die de aanvrager ten laste kan worden gelegd.".

Art. 90.In artikel 130 van dezelfde wet worden de woorden "de bewaarders de overschrijvingen of inschrijvingen, of de afgifte van getuigschriften weigeren of vertragen," vervangen door de woorden "de overschrijvingen of inschrijvingen, of de afgifte van getuigschriften worden geweigerd of vertraagd,".

Art. 91.In artikel 132 van dezelfde wet worden de woorden ", op straffe van geldboete van vijftig frank tot duizend frank voor de eerste overtreding. In geval van herhaling is de geldboete dubbel en kan zelfs, indien de omstandigheden het medebrengen, afzetting worden uitgesproken, een en ander onverminderd schadevergoeding aan de partijen, welke vergoeding aan de partijen, welke vergoeding vóór de geldboete zal worden betaald" opgeheven.

Art. 92.In artikel 133 van dezelfde wet worden de woorden ", op straffe, ten laste van de bewaarder, van geldboete van vijfhonderd frank tot tweeduizend frank en een schadevergoeding aan de partijen, welke vergoeding eveneens vóór de geldboete zal worden betaald" opgeheven.

Art. 93.In artikel 134 van dezelfde wet worden de woorden ", op zijn kosten herstellen," vervangen door de woorden ", herstellen zonder dat van de belanghebbende partijen een retributie wordt gevorderd,".

Art. 94.Dezelfde wet wordt aangevuld met een hoofdstuk XIII, dat de artikelen 145 en 146 omvat, met als opschrift: "Hoofdstuk XIII. De organisatie van de hypotheekbewaring".

Art. 95.In hoofdstuk XIII van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 84, wordt een artikel 145 ingevoegd, luidende: "

Art. 145.De openbare dienst van de openbaarmaking van akten en stukken in een hypotheekkantoor wordt verzekerd door daartoe binnen de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de Federale Overheidsdienst Financiën aangewezen ambtenaren.".

Art. 96.In hoofdstuk XIII van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 84, wordt een artikel 146 ingevoegd, luidende: "

Art. 146.Voor de uitvoering van de hypothecaire formaliteiten en voor de aflevering van de afschriften en getuigschriften is een retributie verschuldigd aan de Staat.

De Koning bepaalt het tarief van deze retributies en de nadere regels inzake toepassing ervan.".

Art. 97.De contractuele bedienden van de hypotheekbewaarders worden overgenomen door de Federale Overheidsdienst Financiën met behoud van al hun rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de wet, een reglementair besluit of hun arbeidsovereenkomst.

De federale overheidsdienst Financiën neemt tevens de financiële verplichtingen van de hypotheekbewaarders over ten aanzien van hun gepensioneerde contractuele bedienden en rechthebbenden op een financiële tussenkomst uit hoofde van hun overleden contractuele bedienden.

De Koning wordt gemachtigd om de nadere regels te bepalen volgens dewelke bepalingen die gelden voor het bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën, kunnen worden toegepast op de personeelsleden bedoeld in de vorige leden. Afdeling 2. - Opheffingsbepaling

Art. 98.Worden opgeheven: 1° de wet van 21 ventôse jaar VII (11 maart 1799) betreffende de organisatie van de hypotheekbewaringen, gewijzigd bij de wet van 16 december 1851, het koninklijk besluit van 15 mei 1939, de wet van 9 augustus 1963, het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en de programmawet van 24 december 2002;2° artikel 16 van de wet van 24 december 1906, houdende de rijksmiddelenbegroting voor het jaar 1907;3° de wet van 10 juni 1922 betreffende het loon van de hypotheekbewaarders;4° het decreet van 18-27 mei 1791 tot de organisatie van de registratierechten en andere ermee aanverwante rechten; 5° de wet van 6 messidor jaar VII (24 juni 1799) betreffende de hypothecaire inschrijvingen lastens openbare rekenplichtigen, enz.; 6° het advies van de Raad van State van 25 februari 1808 over de toepassing van de artikelen 2098 en 2121 van het Burgerlijk wetboek en van de wet van 5 september 1807 aan de Schatkist. Afdeling 3. - Overgangsbepaling

Art. 99.§ 1. Het artikel 8 van de wet van 21 ventôse jaar VII (11 maart 1799) betreffende de organisatie van de hypotheekbewaringen, blijft nog gedurende tien jaar van toepassing voor wat betreft de gelding van de borgtocht na de beëindiging van de functie. § 2. Het artikel 9 van de wet van 21 ventôse jaar VII (11 maart 1799) betreffende de organisatie van de hypotheekbewaringen, blijft nog gedurende tien jaar van toepassing voor wat betreft het domicilie waar de vervolgingen tegen de hypotheekbewaarder ook na de beëindiging van zijn functie kunnen worden ingesteld. Afdeling 4. - Inwerkingtreding

Art. 100.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2017.

De Koning kan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste lid. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen aan de wet van 26 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake de thematische volksleningen

Art. 101.In artikel 4, zesde lid, van de wet van 26 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake de thematische volksleningen, wordt het woord "kasbons" vervangen door het woord "kasbonnen".

Art. 102.In artikel 10, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "conform artikel 4" vervangen door de woorden "overeenkomstig de artikelen 4 en 5".

Art. 103.In artikel 14, § 1, van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "in kasbonnen, termijndeposito's en interbankenleningen" vervangen door de woorden "in kasbonnen en termijndeposito's, en het bedrag van de interbankenleningen";2° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "artikel 5" vervangen door de woorden "artikel 6";3° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "artikel 10, § 1" vervangen door de woorden "artikel 11, § 1".4° in de bepalingen onder 2°, worden de woorden "8 tot 10" vervangen door de woorden "9 tot 11".

Art. 104.In artikel 26 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "In geval niet kan worden aangetoond dat de financieringsmiddelen aangetrokken door uitgifte van kasbonnen of opening van termijndeposito's met toepassing van artikel 4 van deze wet zijn verwerkt en aangewend conform de artikelen 6, 7, 10 en 11" vervangen door de woorden "Wanneer een van de bepalingen bepaald in de artikelen 4, 6, 7, 10 en 11 niet gerespecteerd wordt,";2° het tweede lid wordt vervangen als volgt: "De som die door de kredietinstellingen is verschuldigd uit hoofde van de toepassing van het vorige lid wordt als een belastingschuld beschouwd.De vestiging, de inning en de invordering van die belastingschuld gebeuren volgens de regels die van toepassing zijn op het vlak van de roerende voorheffing, inzonderheid de regels die betrekking hebben op de wijze van storting en de opeisbaarheid alsmede de bepalingen van Titel VII van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 behalve wanneer hiervan wordt afgeweken."; 3° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd luidende: "Voor de inkomsten die werden toegekend vóór het einde van het jaar waarin de aangetrokken financieringsmiddelen, overeenkomstig artikel 4, moeten worden aangewend voor de financiering van geschikte projecten of voor het verlenen van een interbankenlening overeenkomstig artikel 6, is de schuld met betrekking tot de toegekende inkomsten betaalbaar ten vroegste op het eerste werkdag van de maand volgend het einde van de termijn die in artikel 10 is bepaald."; 4° in het derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "De tarieven in de roerende voorheffing en de personenbelasting" vervangen door de woorden "De aanslagvoet van de roerende voorheffing en het tarief van de personenbelasting".

Art. 105.In artikel 27 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "In geval niet kan worden aangetoond dat de financieringsmiddelen aangetrokken door het aanbieden van verzekeringsovereenkomsten met toepassing van artikel 5 zijn verwerkt en aangewend conform de artikelen 7 en 11, § 1," vervangen door de woorden "Wanneer een van de bepalingen overeenkomstig artikelen 5, 10 en 11 niet gerespecteerd wordt,"; 2° in het tweede lid wordt de zin "De inning ervan geschiedt volgens de regels toepasselijk op de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen." vervangen door de zin "De vestiging, de heffing en de invordering ervan geschiedt volgens de regels toepasselijk op de jaarlijkse taks op de verzekeringsverrichtingen."; 3° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd luidende: "Deze belastingschuld is betaalbaar uiterlijk de twintigste van de maand volgend op die waarin is vastgesteld dat de financieringsmiddelen aangetrokken door het aanbod van verzekeringsovereenkomsten in toepassing van artikel 5 niet zijn behandeld of aangewend in overeenstemming met de artikelen 10 en 11.". HOOFDSTUK 3. - Verbetering van de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen

Art. 106.In artikel 202, § 2, eerste lid, van de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen, worden de woorden "artikel 170" vervangen door de woorden "artikel 169".

Art. 107.Artikel 106 treedt in werking op 1 januari 2015.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 18 december 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken : 54-1505.

^