Etaamb.openjustice.be
Wet van 18 januari 1999
gepubliceerd op 22 oktober 1999

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek van Letland inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 27 maart 1996 (2)

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking
numac
1999015028
pub.
22/10/1999
prom.
18/01/1999
ELI
eli/wet/1999/01/18/1999015028/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 JANUARI 1999. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek van Letland inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 27 maart 1996 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek van Letland inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 27 maart 1996, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 18 januari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister belast met buitenlandse handel, E. DI RUPO Gezien en met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

Nota (1) Zitting 1997-1998 Senaat : Documenten.- Ontwerp van wet ingediend op 23 juni 1998, nr. 1-1036/1.

Zitting 1998-1999 : Documenten. - Verslag, nr. 1-1036/2. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1-1036/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 18 november 1998. - Stemming, vergadering van 19 november 1998. Kamer : Documenten. - Tekst overgezonden dor de Senaat, nr. 49-1830/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadeering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 49-1830/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 3 december 1998. - Stemming, vergadering van 3 december 1998.(2) Decreet van het Vlaamse Gewest van 19 december 1998 (Belgisch Staatsblad van 9 februari 1999, blz.3691-3692); Decreet van het Walse Gewest van 9 april 1998 (Belgisch Staatsblad van 22 april 1998, blz. 12329); Ordonnantie van het Brussels Hoofstedelijk Gewest van 27 maart 1997 (Belgisch Staatsblad van 9 juli 1997, blz. 18269).

OVEREENKOMST TUSSEN DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN DE REPUBLIEK VAN LETLAND INZAKE DE WEDERZIJDSE BEVORDERING EN BESCHERMING VAN INVESTERINGEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE, krachtens bestaande overeenkomsten mede uit naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, de Regering van het Vlaams Gewest, de Regering van het Waals Gewest, en de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, enerzijds, en DE REGERING VAN DE REPUBLIEK LETLAND, anderzijds, (hierna te noemen de "Overeenkomstsluitende Partijen") Verlangend hun economische samenwerking te versterken door het scheppen van gunstige voorwaarden voor de verwezenlijking van investeringen door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT : Artikel 1 Definities Voor de toepassing van deze Overeenkomst, 1. Betekent het begrip "investeerders" : a) de "onderdanen", dit wil zeggen elke natuurlijke persoon die volgens de Belgische, Luxemburgse of Letse wetgeving de positie heeft van de onderdaan van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Letland.b) de "vennootschappen", dit wil zeggen elke rechtspersoon die is opgericht overeenkomstig de Belgische, Luxemburgse of Letse wetgeving en die zijn hoofdzetel heeft op het grondgebied van België, Luxemburg of Letland.2. Betekent het begrip "investering" om het even welke vorm van activa en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, in natura of in diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in om het even welke economische sector. Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden meer bepaald, maar niet uitsluitend : a) de roerende en onroerende goederen alsook alle andere zakelijke rechten, zoals hypotheken, voorrechten, panden, vruchtgebruik en gelijkaardige rechten;b) de aandelen, deelbewijzen en alle andere vormen van deelneming, zelfs minoritair of onrechtstreeks, in vennootschappen die zijn opgericht op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij;c) de obligaties, vorderingen en rechten op enige prestatie met economische waarde;d) de auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische procédés, gedeponeerde namen, handelsfondsen en know-how;e) de publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder concessies op het gebied van de prospectie, het ontwikkelen, de ontginning of winning van natuurlijke rijkdommen. Veranderingen in de juridische vorm waarin de activa en kapitalen werden geïnvesteerd of geherinvesteerd zullen hun kwalificatie als "investering" als bedoeld in deze Overeenkomst niet in het gedrang brengen. 3. Betekent het begrip "inkomsten" de bedragen die voortvloeien uit een investering, en namelijk maar niet uitsluitend, de winsten, intresten, kapitaalaangroei, dividenden, royalties of vergoedingen.4. Betekent het begrip "zonder vertraging", zoals vermeld in Artikel 4 (3) en Artikel 5 (3) dat een overdracht gemaakt is in zulk een periode die normaal vereist is door de internationale financiële gewoonte en niet later, in elk geval, dan negentig dagen.5. Is de term "grondgebied" van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk België, het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg en het grondgebied van de Republiek Letland evenals op de maritieme zone, met name op de gebieden op en onder zee, die zich tot de territoriale wateren van de betrokken Staten uitstrekken en op dewelke deze, overeenkomstig het internationaal recht, hun soevereine rechten en hun rechtsgebied met het oog op het onderzoek, de ontginning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen, uitoefenen. Artikel 2 Bevordering van investeringen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij moedigt investeringen op haar grondgebied door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan en laat deze investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij laat met name het sluiten en uitvoeren toe van licentiecontracten en van akkoorden inzake commerciële, administratieve of technische bijstand, voor zover deze activiteiten verband houden met investeringen. Artikel 3 Bescherming van de investeringen 1. Alle rechtstreekse en onrechtstreekse investeringen door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een billijke en rechtvaardige behandeling.2. Tenzij maatregelen nodig zijn ter handhaving van de openbare orde, genieten die investeringen een voortdurende bescherming en veiligheid, waarmee bedoeld wordt dat elke ongerechtvaardigde of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het bezit of de vereffening ervan zou kunnen belemmeren, wordt uitgesloten.3. De in de paragrafen 1 en 2 omschreven behandeling en bescherming zijn ten minste gelijk aan die welke de investeerders van een derde Staat genieten en mogen in geen geval minder gunstig zijn dan die welke het internationaal recht waarborgt.4. Die behandeling en bescherming strekken zich evenwel niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan investeerders van een derde Staat, op grond van haar lidmaatschap of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of enige vorm van een regionale economische organisatie.5. Deze Overeenkomst zal zich niet uitstrekken tot de voorrechten toegekend door één van de Overeenkomstsluitende Partijen aan enige derde Staat, op grond van een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belastingen of op grond van enige andere overeenkomst op het gebied van belastingen. Artikel 4 Eigendomsberovende of -beperkende maatregelen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie te treffen, noch enige andere maatregel die tot gevolg zou hebben dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks het bezit zou worden ontnomen van de investeringen die hen toebehoren op haar grondgebied.2. Wanneer een afwijking van paragraaf 1 wordt gerechtvaardigd door het openbaar nut, de veiligheid of het nationaal belang, dan moeten de volgende voorwaarden vervuld worden : a) de maatregelen worden genomen volgens wettelijke procedures;b) ze zijn noch discriminatoir, noch strijdig met een bijzondere verbintenis;c) ze gaan vergezeld van maatregelen die voorzien in de betaling van een gepaste en reële schadeloosstelling.3. Het bedrag van de schadeloosstelling moet overeenstemmen met de werkelijke waarde van de investeringen op de dag vóór de datum waarop de maatregelen worden getroffen of bekendgemaakt. De schadeloosstelling wordt betaald in de munt van de Staat waartoe de investeerder behoort of in een andere convertibele munt. Ze wordt zonder vertraging uitgekeerd en is vrijelijk verhandelbaar. Ze geven een rente aan het normale handelstarief na negentig dagen vanaf de datum van hun vaststelling van het bedrag tot aan deze van hun betaling. 4. De investeerders van één Overeenkomstsluitende Partij, waarvan de investeringen schade zouden lijden ingevolge een oorlog of een ander gewapend conflict, een revolutie, een nationale noodtoestand of een opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, genieten vanwege die laatste, een behandeling, die niet minder gunstig is aan die welke aan investeerders van de meest begunstigde natie wordt verleend voor wat de teruggaven, vergoedingen, compensaties of andere schadeloosstellingen betreft.5. Voor de in dit artikel behandelde kwesties verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Partij een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke ze op haar grondgebied geeft aan de investeerders van de meest begunstigde natie. Die behandeling is in geen geval minder gunstig dan die welke het internationale recht waarborgt.

Artikel 5 Overdrachten 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij op diens grondgebied investering werden verricht door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij verleent aan deze investeerders de vrije overmaking van alle contante activa, van meer bepaald : a) opbrengsten van investeringen, inbegrepen de winsten, intresten, kapitaalopbrengsten, dividenden en royalties;b) bedragen nodig voor de terugbetaling van regelmatig aangegane leningen;c) opbrengsten van het terugwinnen van vorderingen, van de volledige of gedeeltelijke vereffening van investeringen, inbegrepen de meerwaarden of verhogingen van geïnvesteerd kapitaal;d) de ingevolge artikel 4 betaalde schadeloosstellingen;e) royalties en andere betalingen voortvloeiend uit licentierechten en van commerciële, administratieve en technische bijstand.2. De onderdanen van een Overeenkomstsluitende Partij die uit hoofde van een goedgekeurde investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen werken, mogen tevens een passend deel van hun loon overmaken naar hun land van oorsprong.3. Elke Overeenkomstsluitende Partij levert de nodige vergunningen af om ervoor te zorgen dat de overdrachten zonder vertraging kunnen gebeuren, zonder andere onkosten dan de gebruikelijke taksen en kosten. Met betrekking tot de materies in dit Artikel zal elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling verlenen die ten minste gelijk is aan die welke verleend wordt in gelijkaardige gevallen aan de investeerders van de meest begunstigde natie. 4. De overmakingen, vermeld in dit Artikel, zullen gebeuren tegen de wisselkoersen voorkomend op de datum van de overmaking en in overeenstemming met de in de Staat van kracht zijnde wisselregelingen op wiens grondgebied de investering uitgevoerd werd.5. Deze koersen zullen in geen geval minder gunstig zijn dan die verleend aan de investeerders van de meest begunstigde natie, in het bijzonder krachtens bijzondere verbintenissen voorzien in om het even welke overeenkomst of regeling inzake de bescherming van investeringen.6. De toegepaste koersen zullen in ieder geval billijk en rechtvaardig zijn. Artikel 6 Subrogatie 1. Indien een Overeenkomstsluitende Partij of een openbare instelling ervan vergoedingen uitbetaalt aan eigen investeerders op grond van een garantie voor de dekking van een investering, dan erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de rechten van de schadeloosgestelde investeerders zijn overgedragen aan de Overeenkomstsluitende Partij of de betrokken openbare instelling, die als verzekeraar is opgetreden. Net als de investeerders, en binnen de grenzen van de overgedragen rechten, kan de verzekeraar door subrogatie de rechten van deze investeerders doen gelden en de erop betrekking hebbende vorderingen uitoefenen.

De subrogatie van de rechten strekt zich ook uit tot de rechten tot overmaking en arbitrage vermeld in de artikelen 5 en 9.

Die rechten kunnen door de verzekeraar worden uitgeoefend naar gelang de grootte van het risico dat door de garantie wordt gedekt, en door de investeerder die de verzekering geniet, naar gelang de grootte van het risico dat niet wordt gedekt. 2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij aan de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerder is getreden, de verplichtingen opleggen die wettelijk of contractueel op die investeerder rusten. Artikel 7 Toepasbare regels.

Als een kwestie in verband met de investeringen niet alleen door deze Overeenkomst maar ook door de nationale wetgeving van een Overeenkomstsluitende Partij wordt geregeld, of door internationale overeenkomsten waarbij de Partijen partij zijn of worden, dan kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zich beroepen op de bepalingen die voor hen het gunstigst zijn.

Artikel 8 Bijzondere overeenkomsten. 1. Investeringen waarvoor een bijzondere Overeenkomst werd gesloten tussen een Overeenkomstsluitende Partij en investeerders van de andere Partij, zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de bijzondere Overeenkomst.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij leeft steeds de verbintenissen na die ze tegenover investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangegaan. Artikel 9 Regeling van geschillen met betrekking tot de investeringen. 1. Elk investeringsgeschil tussen investeerder van een Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij zal schriftelijk bekend gemaakt worden. De kennisgeving zal vergezeld worden van een gedetailleerd memorandum.

In de mate van het mogelijke wordt dat geschil op minnelijke wijze geregeld tussen de partijen die bij het geschil betrokken zijn of anders door een verzoeningsprocedure tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg. 2. Wanneer er geen minnelijke schikking getroffen werd door een rechtstreeks akkoord tussen de partijen die bij het geschil betrokken zijn, noch verzoening bereikt werd langs diplomatieke weg, binnen zes maanden na ontvangst van de kennisgeving, dan wordt het geschil aan internationale arbitrage onderworpen. Met dat doel geeft elke Overeenkomstsluitende Partij haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming om elk geschil aan die arbitrage te onderwerpen. Die toestemming houdt in dat zij niet zal eisen dat de interne administratieve of juridische procedures worden uitgeput. 3. Als internationale arbitrage wordt gevraagd, wordt het geschil voorgelegd voor regeling door arbitrage door het Internationaal Centrum voor Regeling van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat werd opgericht door het "Verdrag tot regeling van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten", ter ondertekening opengesteld te Washington op 18 maart 1965, zodra elke Overeenkomstsluitende Staat tot dat Verdrag is toegetreden.

Zolang die laatste voorwaarde niet is vervuld, stemt elke Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat het geschil aan arbitrage wordt onderworpen volgens de regels van het Aanvullende Mechanisme van het I.C.S.I.D. 4. Geen Overeenkomstsluitende Partij, die betrokken is bij een geschil, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van één verzekeringspolis of van de in artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde garantie heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt. 5. Het I.C.S.I.D. beslist op grond van : - het nationale recht van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil en waar de investering gesitueerd is, met inbegrip van de regels inzake wetsconflicten; - de bepalingen van deze Overeenkomst; - de bepalingen van de bijzondere Overeenkomst die eventueel werd gesloten met betrekking tot de investering; - de beginselen van internationaal recht. 6. De arbitragebeslissingen zijn definitief en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.

Artikel 10 Meest begunstigde natie Voor alle kwesties met betrekking tot de behandeling van investeringen genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Partij de behandeling van de meest begunstigde natie.

Artikel 11 Geschillen tussen overeenkomstsluitende partijen inzake interpretatie of toepassing van dit akkoord. 1. Elk geschil betreffende de interpretatie of de toepassing van deze Overeenkomst moet, indien mogelijk, worden geregeld langs diplomatieke weg.2. Bij gebrek aan een regeling langs diplomatieke weg wordt het geschil voorgelegd aan een gemengde commissie met vertegenwoordigers van beide Partijen;die commissie zal samenkomen op verzoek van de meest gerede Partij en zonder ongerechtvaardigde vertraging. 3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van één van de Overeenkomstsluitende Partijen onderworpen aan een arbitragegerecht, die voor elk geval apart als volgt wordt ingesteld : Elke Overeenkomstsluitende Partij duidt een scheidsrechter aan binnen een periode van twee maanden vanaf de datum waarop één van de Overeenkomstsluitende Partijen de andere in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun aanstelling duiden deze twee scheidsrechters in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat aan als voorzitter van het scheidsgerecht.

Indien deze termijnen worden overschreden, kan één van de Overeenkomstsluitende Partijen de Voorzitter van het Internationaal Hof van Justitie verzoeken de nodige benoeming(en) te doen.

Indien de Voorzitter van het Internationaal Hof van Justitie onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een Overeenkomstsluitende Partij geen diplomatieke banden heeft, of als hij om een andere reden zijn functie niet kan uitoefenen, wordt de Ondervoorzitter van het Internationaal Hof van Justitie verzocht die benoeming(en) te doen. 4. Het aldus samengestelde scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.Zijn beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen en zijn definitief en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten die zijn verbonden aan de aanwijzing van haar scheidsrechter.De uitgaven met betrekking tot de aanwijzing van de derde scheidsrechter en de werkingskosten van het scheidsgerecht worden gelijkelijk gedragen door de Overeenkomstsluitende Partijen.

Artikel 12 Voorafgaande investeringen Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen gemaakt vóór zijn inwerkingtreding door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, en dit in overeenstemming met haar wetgeving.

De Overeenkomst zal echter niet van toepassing zijn op de investeringen verricht vóór 1 januari 1987, tenzij dit specifiek werd overeengekomen door de Overeenkomstsluitende Partijen.

Artikel 13 Inwerkingtreding en duur 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij zal aan de andere in kennis stellen van de voltooiing van de grondwettelijke procedures vereist betreffende de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, dewelke in werking treedt één maand na de datum van de definitieve kennisgeving. Ze blijft van kracht gedurende een termijn van tien jaar.

Tenzij een Overeenkomstsluitende Partij ze ten minste zes maanden vóór het einde van de geldigheidstermijn opzegt, wordt ze telkens stilzwijgend verlengd voor een nieuwe termijn van tien jaar. Elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht ze op te zeggen met kennisgeving ten minste zes maanden vóór het einde van de lopende geldigheidstermijn. 2. Investeringen die vóór de datum van beëindiging van deze Overeenkomst werden verricht, blijven onder haar toepassing vallen gedurende een termijn van twintig jaar na die datum. Ten blijke waarvan, de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, op 27 maart 1996, in twee exemplaren in de Nederlandse, Franse, Engelse en Letse taal, alle teksten gelijkelijk authentiek. De tekst in de Engelse taal beslist in geval van verschil in interpretatie.

Voor de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie : Voor de Regering van het Koninkrijk België mede uit naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE Voor de Regering van het Vlaams Gewest : De Minister-president, M. VAN DEN BRANDE Voor de Regering van het Waals Gewest : De Minister van internationale Betrekking, J.P. GRAFE Voor de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister externe Bettrekkingen, J. CHABERT Voor de Regering van Republiek Letland : De Minister van Buitenlandse Zaken, V. BIRKAVS Overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, is deze overeenkomst inwerking getreden op 4 april 1999.

^