Etaamb.openjustice.be
Wet van 19 mei 2010
gepubliceerd op 28 mei 2010

Wet houdende fiscale en diverse bepalingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2010003319
pub.
28/05/2010
prom.
19/05/2010
ELI
eli/wet/2010/05/19/2010003319/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

19 MEI 2010. - Wet houdende fiscale en diverse bepalingen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Inkomstenbelastingen Afdeling 1. - Wijzigingen met betrekking tot rechtspersonen

Art. 2.In artikel 19bis, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 27 december 2005, wordt de tweede zin vervangen als volgt : « Indien de verkrijger deze rechten door schenking heeft verkregen, wordt deze periode verlengd met de periode gedurende dewelke de schenker houder is geweest van de rechten van deelneming. Indien de verkrijger of de schenker de rechten van deelneming vóór 1 juli 2005 heeft verkregen, of indien de verkrijger de datum van verkrijging niet kan aantonen, wordt hij evenwel geacht houder te zijn geweest vanaf 1 juli 2005. »

Art. 3.Artikel 50, eerste lid, van de wet van 22 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, wordt vervangen als volgt : «

Art. 50.De artikelen 44 tot 48 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2010.

Artikel 49 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2011. »

Art. 4.In artikel 126 van de programmawet van 23 december 2009, wordt het achtste lid vervangen als volgt : « De artikelen 116 en 118 zijn van toepassing op de investeringen gedaan in de jaren 2010 tot 2012. »

Art. 5.Artikel 2 treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Afdeling 2. - Wijzigingen met betrekking tot de vestiging en de

invordering van de belastingen Onderafdeling 1. - Wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de berekening van termijnen

Art. 6.In artikel 316 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden de woorden « na de datum van de verzending van de aanvraag » vervangen door de woorden « te rekenen van de derde werkdag volgend op de verzending van de aanvraag ».

Art. 7.In artikel 346, derde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 5 juli 1994 en de wet van 30 juni 2000, worden de woorden « na de verzending van dat bericht » vervangen door de woorden « te rekenen van de derde werkdag volgend op de verzending van dat bericht ».

Art. 8.In artikel 351, derde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994, worden de woorden « vanaf de verzending van die kennisgeving » vervangen door « te rekenen van de derde werkdag volgend op de verzending van die kennisgeving ».

Art. 9.In artikel 371 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 15 maart 1999 en gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006, worden de woorden « vanaf de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of van de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de inning van de belastingen op de andere wijze dan per kohier » vervangen door de woorden « te rekenen van de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat, en die voorkomt op voormeld aanslagbiljet, dan wel de datum van de kennisgeving van de aanslag of van de inning van de belastingen op een andere wijze dan per kohier ».

Art. 10.In artikel 373 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 15 maart 1999, worden de woorden « met ingang van de verzendingsdatum van het aanslagbiljet dat de aanvullende aanslag omvat » vervangen door de woorden « te rekenen van de derde werkdag volgend op de verzending van het aanslagbiljet dat de aanvullende aanslag omvat ».

Onderafdeling 2. - Overige

Art. 11.In artikel 319 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Natuurlijke of rechtspersonen zijn gehouden aan de ambtenaren van de administratie der directe belastingen, voorzien van hun aanstellingsbewijs en belast met het verrichten van een controle of een onderzoek betreffende de toepassing van de inkomstenbelastingen, tijdens de uren dat er een werkzaamheid wordt uitgeoefend, vrije toegang te verlenen tot de beroepslokalen of de lokalen waar rechtspersonen hun werkzaamheden uitoefenen, zoals kantoren, fabrieken, werkplaatsen, werkhuizen, magazijnen, bergplaatsen, garages of tot hun terreinen welke als werkplaats, werkhuis of opslagplaats van voorraden dienst doen, ten einde aan die ambtenaren enerzijds de mogelijkheid te verschaffen de aard en de belangrijkheid van de bedoelde werkzaamheden vast te stellen en het bestaan, de aard en de hoeveelheid na te zien van de voorraden en voorwerpen van alle aard welke die personen er bezitten of er uit enigen hoofde onder zich hebben, met inbegrip van de installaties en het rollend materieel en anderzijds de bovenbedoelde ambtenaren in staat te stellen om alle boeken en bescheiden die zich in de voornoemde lokalen bevinden, te onderzoeken. »

Art. 12.In artikel 442bis, § 4, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 22 december 1998 en gewijzigd bij de wet van 22 december 2009, worden de woorden « een commissaris inzake opschorting » vervangen door de woorden « een gerechtsmandataris ». HOOFDSTUK 3. - Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde

Art. 13.In artikel 93undecies B, § 4, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2005, worden de woorden « een commissaris inzake opschorting » vervangen door de woorden « een gerechtsmandataris ».

Art. 14.Het koninklijk besluit van 9 december 2009 tot wijziging van het koninkliijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, wordt bekrachtigd met ingang van 1 januari 2010. HOOFDSTUK 4. - Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen Afdeling 1. - Bezwaartermijn

Art. 15.In artikel 32 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, vervangen bij de wet van 25 januari 1999, worden de woorden « vanaf de datum van het aanslagbiljet of van de kennisgeving van de aanslag » vervangen door de woorden « te rekenen van de derde werkdag volgend op de datum van het aanslagbiljet of van de kennisgeving van de aanslag ».

Art. 16.In artikel 103bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 mei 1993, worden de woorden « vanaf de datum van de kennisgeving van de aanslag » vervangen door de woorden « te rekenen van de derde werkdag volgend op de datum van het aanslagbiljet of van de kennisgeving van de aanslag ». Afdeling 2. - Spelen en weddenschappen

Art. 17.Artikel 54 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen wordt vervangen als volgt : «

Art. 54.Het bedrag van de inzetten, de inleggelden of de weddenschappen moet op een elektronische informatiedrager worden bijgehouden. »

Art. 18.Artikel 55 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 19.Artikel 56 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 56.Het model van de aangifte wordt door de Koning vastgesteld. »

Art. 20.In artikel 58 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « het bij artikel 55 voorgeschreven register, alsmede de in zijn bezit zijnde tickets, kaarten of biljetten voor te leggen » vervangen door de woorden « de bij artikel 54 op een elektronische informatiedrager geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm voor te leggen ». HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen ingevolge de wederzijdse bijstandrichtlijn Afdeling 1. - Wijzigingen van het Wetboek

van de inkomstenbelastingen 1992

Art. 21.Artikel 338 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij de wet van 20 juni 2005, wordt vervangen als volgt : « § 1. Dit artikel regelt de wederzijdse bijstand tussen België en de lidstaten van de Europese Unie op het gebied van de belastingen naar het inkomen en het vermogen. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : a) « lidstaat » : een lidstaat van de Europese Unie;b) « Richtlijn » : de Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies;c) « belasting » : de belasting naar het inkomen en het vermogen, zoals bepaald in artikel 1 van de Richtlijn;d) « Belgische bevoegde autoriteit » : de Minister van Financiën of de persoon of instantie die door de Minister van Financiën gemachtigd wordt tot het uitwisselen van inlichtingen met de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat;e) « bevoegde autoriteit van een andere lidstaat » : de persoon of instantie vermeld in artikel 1, § 5, van de Richtlijn;f) « de nodige inlichtingen » : alle inlichtingen die van nut kunnen zijn voor de vaststelling van de belasting. § 3. De Belgische bevoegde autoriteit wisselt met de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten de nodige inlichtingen uit. § 4. De Belgische bevoegde autoriteit kan met het oog hierop de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat verzoeken haar de nodige inlichtingen te verstrekken met betrekking tot een bepaald geval voor zover de Belgische autoriteit eerst de eigen gebruikelijke mogelijkheden voor het verkrijgen van deze inlichtingen heeft benut, die zij in de gegeven situatie had kunnen benutten zonder het risico te lopen het behalen van het beoogde resultaat in gevaar te brengen. § 5. Indien de Belgische bevoegde autoriteit door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat wordt aangezocht om haar de nodige inlichtingen te verstrekken voor een bepaald geval, is de Belgische bevoegde autoriteit gehouden aan dit verzoek gevolg te geven, behalve wanneer blijkt dat die andere lidstaat niet eerst de eigen gebruikelijke mogelijkheden voor het verkrijgen van deze inlichtingen heeft benut, die zij in de gegeven situatie had kunnen benutten zonder het risico te lopen het behalen van het beoogde resultaat in gevaar te brengen.

Om de inlichtingen te kunnen verstrekken, laat de Belgische bevoegde autoriteit zo nodig een onderzoek instellen.

Om de inlichtingen te verkrijgen, gaat de Belgische bevoegde autoriteit, of de Belgische administratieve instantie waarop zij een beroep doet, op dezelfde wijze te werk als wanneer zij uit eigen beweging of op verzoek van een andere Belgische autoriteit een onderzoek instelt.

De Belgische bevoegde autoriteit verstrekt de inlichtingen zo spoedig mogelijk. Als het verstrekken van deze inlichtingen op belemmeringen stuit of wordt geweigerd, deelt de Belgische bevoegde autoriteit dit onverwijld mede aan de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat, onder vermelding van de aard van de belemmeringen of de redenen van de weigering. § 6. De Belgische bevoegde autoriteit verstrekt regelmatig en zonder voorafgaand verzoek de nodige inlichtingen voor groepen van gevallen aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat.

De groepen van gevallen waarvoor de nodige inlichtingen op automatische wijze worden verstrekt, worden vastgesteld in het kader van de in paragraaf 16 bedoelde overlegprocedure. § 7. De Belgische bevoegde autoriteit deelt, zonder voorafgaand verzoek, de nodige inlichtingen waarvan zij kennis draagt, mede aan de bevoegde autoriteit van iedere andere belanghebbende lidstaat, in de volgende situaties : a) de Belgische bevoegde autoriteit heeft redenen om te vermoeden dat in een andere lidstaat een abnormale vrijstelling of vermindering van belasting bestaat;b) een belastingplichtige verkrijgt in België een vrijstelling of vermindering van belasting die voor hem een belastingheffing of verhoging van belasting in een andere lidstaat zou moeten meebrengen;c) transacties tussen een Belgische belastingplichtige en een belastingplichtige van een andere lidstaat door tussenkomst van een vaste inrichting van die belastingplichtigen of door tussenkomst van één of meer derden, die zich in één of meer andere landen bevinden, zijn van die aard dat daardoor een belastingbesparing kan ontstaan in België, in de andere lidstaat of in beide lidstaten;d) de Belgische bevoegde autoriteit heeft redenen om te vermoeden dat belastingbesparing in een andere lidstaat ontstaat door een kunstmatige verschuiving van winst binnen groepen van ondernemingen;e) in België komen, in verband met inlichtingen die door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat zijn verstrekt, gegevens naar voren die voor de vaststelling van de belasting in deze andere lidstaat van nut kunnen zijn. De Belgische bevoegde autoriteit kan, in het kader van de in paragraaf 16 bedoelde overlegprocedure, de in het eerste lid bedoelde uitwisseling van inlichtingen tot andere dan de daar omschreven situaties uitbreiden.

De Belgische bevoegde autoriteit kan in alle andere gevallen, zonder voorafgaand verzoek, aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten de nodige inlichtingen verstrekken waarvan zij kennis draagt. § 8. Wanneer de situatie van één of meer belastingplichtigen van gezamenlijk of complementair belang is voor de Belgische fiscale administratie en de fiscale administratie van één of meer andere lidstaten, kan de Belgische bevoegde autoriteit met de bevoegde autoriteit van één of meer andere lidstaten overeenkomen elk op zijn eigen grondgebied gelijktijdige controles uit te voeren om de aldus verkregen inlichtingen uit te wisselen, wanneer dergelijke controles doeltreffender worden geacht dan controles door slechts één lidstaat.

De Belgische bevoegde autoriteit stelt op onafhankelijke wijze vast welke belastingplichtigen zij aan een gelijktijdige controle wil onderwerpen. Zij stelt de bevoegde autoriteit van elke andere betrokken lidstaat op de hoogte van de dossiers die naar haar mening in aanmerking komen voor een gelijktijdige controle. Zij motiveert haar keuze zoveel mogelijk door de inlichtingen te verstrekken die tot deze keuze hebben geleid. Zij geeft aan binnen welke termijn dergelijke controles moeten worden uitgevoerd.

Wanneer aan de Belgische bevoegde autoriteit een gelijktijdige controle wordt voorgesteld, neemt ze een besluit over deelname aan die controle. Ze bevestigt de bevoegde autoriteit van wie het verzoek uitgaat of ze de uitvoering van deze controle aanvaardt, dan wel met opgave van redenen afwijst.

Indien de Belgische bevoegde autoriteit heeft aanvaard om deel te nemen aan een gelijktijdige controle wijst ze een vertegenwoordiger aan die verantwoordelijk is voor de leiding en de coördinatie van die controle. § 9. Voor de toepassing van de voorgaande bepalingen kunnen de Belgische bevoegde autoriteit en de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, in het kader van de in paragraaf 16 bedoelde overlegprocedure, overeenkomen dat ambtenaren van de belastingadministratie van de andere lidstaat op hun respectieve grondgebied aanwezig mogen zijn. De wijze waarop deze bepaling wordt toegepast, wordt in het kader van de bedoelde overlegprocedure vastgesteld. § 10. Alle inlichtingen waarover de Belgische Staat uit hoofde van dit artikel beschikt, worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de gegevens die hij verkrijgt uit hoofde van zijn wetgeving. Hoe dan ook worden deze inlichtingen : - alleen aan die personen ter kennis gebracht die bij de vaststelling van de belasting of bij de administratieve controle in verband met de vaststelling van de belasting rechtstreeks betrokken zijn; - alleen onthuld in gerechtelijke procedures of in procedures waarbij administratieve sancties worden toegepast, die zijn ingesteld met het oog op of in verband met de vaststelling van of de controle inzake de vaststelling van de belasting, en alleen aan die personen die rechtstreeks bij deze procedures betrokken zijn; deze inlichtingen mogen echter tijdens openbare rechtszittingen of bij rechterlijke uitspraken worden vermeld, indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt daar geen bezwaar tegen maakt op het moment dat zij de inlichtingen in eerste instantie verstrekt; - in geen geval gebruikt voor andere doeleinden dan fiscale doeleinden of gerechtelijke procedures of procedures waarbij administratieve sancties worden toegepast, die zijn ingesteld met het oog op of in verband met de vaststelling van of de controle inzake de vaststelling van de belasting.

De ontvangen inlichtingen mogen ook worden gebruikt om andere heffingen, rechten en belastingen vast te stellen die vallen onder artikel 2 van de Richtlijn 76/309/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen. § 11. Indien de wetgeving of bestuurlijke praktijk van een lidstaat voor interne doeleinden verdergaande beperkingen bevatten dan die welke in paragraaf 10 zijn bedoeld en die lidstaat verzoekt de Belgische bevoegde autoriteit deze beperkingen met betrekking tot de geleverde informatie te respecteren, nemen de Belgische bevoegde autoriteiten deze verdergaande beperkingen in acht. § 12. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen heeft verstrekt het toelaat, mogen de ontvangen inlichtingen ook in België worden gebruikt binnen de omstandigheden en binnen de grenzen bepaald bij artikel 337.

Wanneer de Belgische bevoegde autoriteit van mening is dat de inlichtingen die zij van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat heeft ontvangen, van nut kunnen zijn voor de bevoegde autoriteit van een derde lidstaat, geeft zij de betrokken inlichtingen aan deze laatste door op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen heeft verstrekt hiermee instemt. § 13. De Belgische bevoegde autoriteit staat toe dat de inlichtingen in de lidstaat die ze ontvangt gebruikt worden onder de omstandigheden en binnen de grenzen gelijksoortig aan die welke zijn bepaald bij artikel 337.

Wanneer de bevoegde autoriteit van een lidstaat van mening is dat de inlichtingen die zij van de Belgische bevoegde autoriteit heeft ontvangen, van nut kunnen zijn voor de bevoegde autoriteit van een derde lidstaat, staat de Belgische bevoegde autoriteit toe dat die inlichtingen worden doorgegeven aan die derde lidstaat. § 14. Dit artikel verplicht de Belgische bevoegde autoriteit niet tot het instellen van een onderzoek of het verstrekken van inlichtingen wanneer de Belgische wetgeving of bestuurlijke praktijk niet toestaat een zodanig onderzoek in te stellen of de gevraagde inlichtingen in te winnen.

Het verstrekken van inlichtingen kan geweigerd worden indien : - dit zou leiden tot de onthulling van een bedrijfs-, nijverheids-, handels- of beroepsgeheim of van een fabrieks- of handelswerkwijze of van gegevens waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde; - de verzoekende Staat op feitelijke of juridische gronden niet in staat is gelijksoortige inlichtingen te verstrekken. § 15. De Belgische bevoegde autoriteit stelt, op verzoek van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, de geadresseerde in kennis van alle akten en beslissingen die zijn uitgevaardigd door de administratieve autoriteiten in de verzoekende lidstaat en die betrekking hebben op de toepassing van de wetgeving betreffende de belasting op zijn grondgebied.

In het verzoek tot kennisgeving worden de naam en het adres van de geadresseerde vermeld, evenals alle overige informatie op basis waarvan de geadresseerde gemakkelijker kan worden achterhaald, en de akte of de beslissing waarvan de geadresseerde op de hoogte moet worden gesteld.

De kennisgeving gebeurt overeenkomstig de Belgische juridische voorschriften die van toepassing zijn op de kennisgeving van gelijksoortige akten.

De Belgische bevoegde autoriteit brengt de verzoekende autoriteit van de andere lidstaat onverwijld op de hoogte van het gevolg dat aan het verzoek tot kennisgeving is gegeven en van de datum waarop de akte of de beslissing ter kennis is gebracht. § 16. Met het oog op de toepassing van de bepalingen van dit artikel neemt de Belgische bevoegde autoriteit, in voorkomend geval in een comité, deel aan overleg tussen : - de Belgische bevoegde autoriteit en de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, op verzoek van de bevoegde autoriteit van één van beide lidstaten, wanneer het gaat om bilaterale kwesties; - de Belgische bevoegde autoriteit, de bevoegde autoriteit van de andere lidstaten en de Europese Commissie, op verzoek van de bevoegde autoriteit van één of meerdere lidstaten of van de Europese Commissie, wanneer het niet om uitsluitend bilaterale kwesties gaat.

De Belgische bevoegde autoriteit treedt rechtstreeks in contact met de bevoegde autoriteit van één of meerdere lidstaten. De Belgische bevoegde autoriteit kan, in onderling overleg met de bevoegde autoriteit van één of meerdere lidstaten, autoriteiten die zij aanwijzen, toestaan rechtstreeks met elkaar in contact te treden voor de behandeling van bepaalde gevallen of groepen van gevallen.

Wanneer de Belgische bevoegde autoriteit met de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat een bilaterale regeling heeft getroffen inzake onderwerpen met betrekking tot de belasting, met uitzondering van de regeling van een bijzonder geval, stelt zij, samen met de bevoegde autoriteit van de andere Staat, de Europese Commissie daarvan zo spoedig mogelijk in kennis. § 17. De voorafgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de uitvoering van verdergaande verplichtingen tot uitwisseling van inlichtingen welke voortvloeien uit andere rechtsvoorschriften dan de Richtlijn. » Afdeling 2. - Wijzigingen van het Wetboek

van de diverse rechten en taksen

Art. 22.Artikel 182 van het Wetboek diverse rechten en taksen, vervangen bij de wet van 20 juni 2005, wordt vervangen als volgt : « § 1. Dit artikel regelt de wederzijdse bijstand tussen België en de lidstaten van de Europese Unie op het gebied van de jaarlijkse taks op de verzekeringscontracten. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : a) « lidstaat » : een lidstaat van de Europese Unie;b) « Richtlijn » : de Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies;c) « taks » : de heffing op verzekeringspremies zoals bepaald in artikel 1 van de Richtlijn;d) « Belgische bevoegde autoriteit » : de Minister van Financiën of de persoon of instantie die door de Minister van Financiën gemachtigd wordt tot het uitwisselen van inlichtingen met de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat;e) « bevoegde autoriteit van een andere lidstaat » : de persoon of instantie vermeld in artikel 1, § 5, van de Richtlijn;f) « de nodige inlichtingen » : alle inlichtingen die van nut kunnen zijn voor de vaststelling van de taks. § 3. De Belgische bevoegde autoriteit wisselt met de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten de nodige inlichtingen uit. § 4. De Belgische bevoegde autoriteit kan met het oog hierop de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat verzoeken haar de nodige inlichtingen te verstrekken met betrekking tot een bepaald geval voor zover de Belgische autoriteit eerst de eigen gebruikelijke mogelijkheden voor het verkrijgen van deze inlichtingen heeft benut, die zij in de gegeven situatie had kunnen benutten zonder het risico te lopen het behalen van het beoogde resultaat in gevaar te brengen. § 5. Indien de Belgische bevoegde autoriteit door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat wordt aangezocht om haar de nodige inlichtingen te verstrekken voor een bepaald geval, is de Belgische bevoegde autoriteit gehouden aan dit verzoek gevolg te geven, behalve wanneer blijkt dat die andere lidstaat niet eerst de eigen gebruikelijke mogelijkheden voor het verkrijgen van deze inlichtingen heeft benut, die zij in de gegeven situatie had kunnen benutten zonder het risico te lopen het behalen van het beoogde resultaat in gevaar te brengen.

Om de inlichtingen te kunnen verstrekken, laat de Belgische bevoegde autoriteit zo nodig een onderzoek instellen.

Om de inlichtingen te verkrijgen, gaat de Belgische bevoegde autoriteit, of de Belgische administratieve instantie waarop zij een beroep doet, op dezelfde wijze te werk als wanneer zij uit eigen beweging of op verzoek van een andere Belgische autoriteit een onderzoek instelt.

De Belgische bevoegde autoriteit verstrekt de inlichtingen zo spoedig mogelijk. Als het verstrekken van deze inlichtingen op belemmeringen stuit of wordt geweigerd, deelt de Belgische bevoegde autoriteit dit onverwijld mede aan de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat, onder vermelding van de aard van de belemmeringen of de redenen van de weigering. § 6. De Belgische bevoegde autoriteit verstrekt regelmatig en zonder voorafgaand verzoek de nodige inlichtingen voor groepen van gevallen aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat.

De groepen van gevallen waarvoor de nodige inlichtingen op automatische wijze worden verstrekt, worden vastgesteld in het kader van de in paragraaf 16 bedoelde overlegprocedure. § 7. De Belgische bevoegde autoriteit deelt, zonder voorafgaand verzoek, de nodige inlichtingen waarvan zij kennis draagt, mede aan de bevoegde autoriteit van iedere andere belanghebbende lidstaat, in de volgende situaties : a) de Belgische bevoegde autoriteit heeft redenen om te vermoeden dat in een andere lidstaat een abnormale vrijstelling of vermindering van taks bestaat;b) een belastingplichtige verkrijgt in België een vrijstelling of vermindering van taks die voor hem een taksheffing of verhoging van taks in een andere lidstaat zou moeten meebrengen;c) transacties tussen een Belgische belastingplichtige en een belastingplichtige van een andere lidstaat door tussenkomst van een vaste inrichting van die belastingplichtigen of door tussenkomst van één of meer derden, die zich in één of meer andere landen bevinden, zijn van die aard dat daardoor een taksbesparing kan ontstaan in België, in de andere lidstaat of in beide lidstaten;d) de Belgische bevoegde autoriteit heeft redenen om te vermoeden dat taksbesparing in een andere lidstaat ontstaat door een kunstmatige verschuiving van winst binnen groepen van ondernemingen;e) in België komen, in verband met inlichtingen die door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat zijn verstrekt, gegevens naar voren die voor de vaststelling van de taks in deze andere lidstaat van nut kunnen zijn. De Belgische bevoegde autoriteit kan, in het kader van de in paragraaf 16 bedoelde overlegprocedure, de in het eerste lid bedoelde uitwisseling van inlichtingen tot andere dan de daar omschreven situaties uitbreiden.

De Belgische bevoegde autoriteit kan in alle andere gevallen, zonder voorafgaand verzoek, aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten de nodige inlichtingen verstrekken waarvan zij kennis draagt. § 8. Wanneer de situatie van één of meer belastingplichtigen van gezamenlijk of complementair belang is voor de Belgische fiscale administratie en de fiscale administratie van één of meer andere lidstaten, kan de Belgische bevoegde autoriteit met de bevoegde autoriteit van één of meer andere lidstaten overeenkomen elk op zijn eigen grondgebied gelijktijdige controles uit te voeren om de aldus verkregen inlichtingen uit te wisselen, wanneer dergelijke controles doeltreffender worden geacht dan controles door slechts één lidstaat.

De Belgische bevoegde autoriteit stelt op onafhankelijke wijze vast welke belastingplichtigen zij aan een gelijktijdige controle wil onderwerpen. Zij stelt de bevoegde autoriteit van elke andere betrokken lidstaat op de hoogte van de dossiers die naar haar mening in aanmerking komen voor een gelijktijdige controle. Zij motiveert haar keuze zoveel mogelijk door de inlichtingen te verstrekken die tot deze keuze hebben geleid. Zij geeft aan binnen welke termijn dergelijke controles moeten worden uitgevoerd.

Wanneer aan de Belgische bevoegde autoriteit een gelijktijdige controle wordt voorgesteld, neemt ze een besluit over deelname aan die controle. Ze bevestigt de bevoegde autoriteit van wie het verzoek uitgaat of ze de uitvoering van deze controle aanvaardt, dan wel met opgave van redenen afwijst.

Indien de Belgische bevoegde autoriteit heeft aanvaard om deel te nemen aan een gelijktijdige controle wijst ze een vertegenwoordiger aan die verantwoordelijk is voor de leiding en de coördinatie van die controle. § 9. Voor de toepassing van de voorgaande bepalingen kunnen de Belgische bevoegde autoriteit en de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, in het kader van de in paragraaf 16 bedoelde overlegprocedure, overeenkomen dat ambtenaren van de belastingadministratie van de andere lidstaat op hun respectieve grondgebied aanwezig mogen zijn. De wijze waarop deze bepaling wordt toegepast, wordt in het kader van de bedoelde overlegprocedure vastgesteld. § 10. Alle inlichtingen waarover de Belgische Staat uit hoofde van dit artikel beschikt, worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de gegevens die hij verkrijgt uit hoofde van zijn wetgeving. Hoe dan ook worden deze inlichtingen : - alleen aan die personen ter kennis gebracht die bij de vaststelling van de taks of bij de administratieve controle in verband met de vaststelling van de taks rechtstreeks betrokken zijn; - alleen onthuld in gerechtelijke procedures of in procedures waarbij administratieve sancties worden toegepast, die zijn ingesteld met het oog op of in verband met de vaststelling van of de controle inzake de vaststelling van de taks, en alleen aan die personen die rechtstreeks bij deze procedures betrokken zijn; deze inlichtingen mogen echter tijdens openbare rechtszittingen of bij rechterlijke uitspraken worden vermeld, indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt daar geen bezwaar tegen maakt op het moment dat zij de inlichtingen in eerste instantie verstrekt; - in geen geval gebruikt voor andere doeleinden dan fiscale doeleinden of gerechtelijke procedures of procedures waarbij administratieve sancties worden toegepast, die zijn ingesteld met het oog op of in verband met de vaststelling van of de controle inzake de vaststelling van de taks.

De ontvangen inlichtingen mogen ook worden gebruikt om andere heffingen, rechten en taksen vast te stellen die vallen onder artikel 2 van de Richtlijn 76/308/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en taksen, alsmede uit andere maatregelen. § 11. Indien de wetgeving of bestuurlijke praktijk van een lidstaat voor interne doeleinden verdergaande beperkingen bevatten dan die welke in paragraaf 10 zijn bedoeld en die lidstaat verzoekt de Belgische bevoegde autoriteit deze beperkingen met betrekking tot de geleverde informatie te respecteren, nemen de Belgische bevoegde autoriteiten deze verdergaande beperkingen in acht. § 12. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen heeft verstrekt het toelaat, mogen de ontvangen inlichtingen ook in België worden gebruikt binnen de omstandigheden en binnen de grenzen bepaald bij artikel 212.

Wanneer de Belgische bevoegde autoriteit van mening is dat de inlichtingen die zij van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat heeft ontvangen, van nut kunnen zijn voor de bevoegde autoriteit van een derde lidstaat, geeft zij de betrokken inlichtingen aan deze laatste door op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen heeft verstrekt hiermee instemt. § 13. De Belgische bevoegde autoriteit staat toe dat de inlichtingen in de lidstaat die ze ontvangt gebruikt worden onder de omstandigheden en binnen de grenzen gelijksoortig aan die welke zijn bepaald bij artikel 212.

Wanneer de bevoegde autoriteit van een lidstaat van mening is dat de inlichtingen die zij van de Belgische bevoegde autoriteit heeft ontvangen, van nut kunnen zijn voor de bevoegde autoriteit van een derde lidstaat, staat de Belgische bevoegde autoriteit toe dat die inlichtingen worden doorgegeven aan die derde lidstaat. § 14. Dit artikel verplicht de Belgische bevoegde autoriteit niet tot het instellen van een onderzoek of het verstrekken van inlichtingen wanneer de Belgische wetgeving of bestuurlijke praktijk niet toestaat een zodanig onderzoek in te stellen of de gevraagde inlichtingen in te winnen.

Het verstrekken van inlichtingen kan geweigerd worden indien : - dit zou leiden tot de onthulling van een bedrijfs-, nijverheids-, handels- of beroepsgeheim of van een fabrieks- of handelswerkwijze of van gegevens waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde; - de verzoekende Staat op feitelijke of juridische gronden niet in staat is gelijksoortige inlichtingen te verstrekken. § 15. De Belgische bevoegde autoriteit stelt, op verzoek van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, de geadresseerde in kennis van alle akten en beslissingen die zijn uitgevaardigd door de administratieve autoriteiten in de verzoekende lidstaat en die betrekking hebben op de toepassing van de wetgeving betreffende de taks op zijn grondgebied.

In het verzoek tot kennisgeving worden de naam en het adres van de geadresseerde vermeld, evenals alle overige informatie op basis waarvan de geadresseerde gemakkelijker kan worden achterhaald, en de akte of de beslissing waarvan de geadresseerde op de hoogte moet worden gesteld.

De kennisgeving gebeurt overeenkomstig de Belgische juridische voorschriften die van toepassing zijn op de kennisgeving van gelijksoortige akten.

De Belgische bevoegde autoriteit brengt de verzoekende autoriteit van de andere lidstaat onverwijld op de hoogte van het gevolg dat aan het verzoek tot kennisgeving is gegeven en van de datum waarop de akte of de beslissing ter kennis is gebracht. § 16. Met het oog op de toepassing van de bepalingen van dit artikel neemt de Belgische bevoegde autoriteit, in voorkomend geval in een comité, deel aan overleg tussen : - de Belgische bevoegde autoriteit en de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, op verzoek van de bevoegde autoriteit van één van beide lidstaten, wanneer het gaat om bilaterale kwesties; - de Belgische bevoegde autoriteit, de bevoegde autoriteit van de andere lidstaten en de Europese Commissie, op verzoek van de bevoegde autoriteit van één of meerdere lidstaten of van de Europese Commissie, wanneer het niet om uitsluitend bilaterale kwesties gaat.

De Belgische bevoegde autoriteit treedt rechtstreeks in contact met de bevoegde autoriteit van één of meerdere lidstaten. De Belgische bevoegde autoriteit kan, in onderling overleg met de bevoegde autoriteit van één of meerdere lidstaten, autoriteiten die zij aanwijzen, toestaan rechtstreeks met elkaar in contact te treden voor de behandeling van bepaalde gevallen of groepen van gevallen.

Wanneer de Belgische bevoegde autoriteit met de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat een bilaterale regeling heeft getroffen inzake onderwerpen met betrekking tot de taks, met uitzondering van de regeling van een bijzonder geval, stelt zij, samen met de bevoegde autoriteit van de andere Staat, de Europese Commissie daarvan zo spoedig mogelijk in kennis. § 17. De voorafgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de uitvoering van verdergaande verplichtingen tot uitwisseling van inlichtingen welke voortvloeien uit andere rechtsvoorschriften dan de Richtlijn. ». HOOFDSTUK 6. - Successierechten

Art. 23.Artikel 132 van het Wetboek der successierechten wordt opgeheven. HOOFDSTUK 7. - Registratierechten en recht op de geschriften

Art. 24.Artikel 103 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, opgeheven bij de wet van 23 december 1958, wordt hersteld als volgt : «

Art. 103.§ 1. Elke gehele of gedeeltelijke handlichting van een in België genomen hypothecaire inschrijving, gedaan bij een akte bedoeld in artikel 19,1°, is onderworpen aan een specifiek vast recht van 75 euro. § 2. In afwijking van paragraaf 1 geven slechts aanleiding tot éénmaal de heffing van het recht bedoeld in paragraaf 1, de handlichtingen vastgesteld in één akte : 1° van inschrijvingen genomen lastens éénzelfde schuldenaar-hypotheeksteller;2° van inschrijvingen genomen lastens een schuldenaar-hypotheeksteller en een persoon-hypotheeksteller als waarborg voor de eerstgenoemde;3° van inschrijvingen van wettelijke hypotheken lastens éénzelfde schuldenaar;4° van door een hypotheekbewaarder ambtshalve genomen inschrijvingen;5° die geschieden in het kader van een openbare verkoping na beslag of van een verkoop uit de hand bedoeld in artikel 1580bis van het Gerechtelijk Wetboek.»

Art. 25.Artikel 21 van het Wetboek diverse rechten en taksen, hersteld bij de wet van 19 december 2006, wordt aangevuld met de bepaling onder 12°, luidende : « 12° de akten bedoeld in artikel 103 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten. » HOOFDSTUK 8. - Wijziging van de wet van 21 december 2009 betreffende het accijnsstelsel van alcoholvrije dranken en koffie

Art. 26.In artikel 7 van de wet van 21 december 2009 betreffende het accijnsstelsel van alcoholvrije dranken en koffie, wordt de bepaling onder b) vervangen als volgt : « b) water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dranken van de GN-code 2202, met uitzondering van dranken op basis van melk of soja; ». HOOFDSTUK 9. - Crisismaatregelen

Art. 27.In artikel 13 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « 1 juli 2010 » worden vervangen door de woorden « 1 oktober 2010 »;2° de woorden « 30 juni 2010 » worden vervangen door de woorden « 31 december 2010 ».

Art. 28.In artikel 28 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « 1 juli 2010 » worden vervangen door de woorden « 1 oktober 2010 »;2° de woorden « 30 juni 2010 » worden vervangen door de woorden « 31 december 2010 ».

Art. 29.In artikel 31 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin worden de woorden « 30 juni 2010 » vervangen door de woorden « 30 september 2010 ».2° in de tweede zin worden de woorden « 30 juni 2010 » vervangen door de woorden « 31 december 2010 ».

Art. 30.In artikel 155 van de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « 30 juni 2010 » worden vervangen door de woorden « 30 september 2010 »;2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : « De Koning kan bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de Nationale Arbeidsraad, de toepassing van dit hoofdstuk verlengen tot 31 december 2010.» HOOFDSTUK 1 0. - Crisismaatregelen ten voordele van de zelfstandigen Afdeling 1. - Definities

Art. 31.Voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaat men onder : 1° « het koninklijk besluit van 18 november 1996 » : het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij de wet van 13 juni 1997, zoals gewijzigd bij de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis;2° « sociale-verzekeringskas » : de sociale-verzekeringskassen voor zelfstandigen bedoeld in artikel 20, §§ 1 en 3, van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; 3° « het koninklijk besluit van 14 december 2009 (1) » : het koninklijk besluit van 14 december 2009 tot verlenging van de uitvoering van artikel 2 bis, tweede lid, eerste en tweede streepje, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;4° « het koninklijk besluit van 14 december 2009 (2) » : het koninklijk besluit van 14 december 2009 tot verlenging van de uitvoering van artikel 2bis, tweede lid, derde streepje, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;5° « wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen » : de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen;6° « wet betreffende de collectieve schuldenregeling » : de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen. Afdeling 2. - Tijdelijke uitbreiding van de sociale verzekering in

geval van faillissement

Art. 32.De in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 bedoelde verzekering is, binnen de perken van artikel 4, § 1, 1°, 2° en 5°, en artikel 7, van hetzelfde besluit, eveneens, op hun aanvraag van toepassing op de zelfstandigen in moeilijkheden en dit gedurende maximum zes maanden. Onder « zelfstandigen in moeilijkheden » wordt verstaan : - de zelfstandigen die het voorwerp uitmaken van een gerechtelijke reorganisatie in de zin van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, alsmede de zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van een handelvennootschap die het voorwerp uitmaakt van een dergelijke gerechtelijke reorganisatie; - de zelfstandigen die zich in de onmogelijkheid bevinden hun opeisbare of nog te vervallen schulden te voldoen in de zin van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen; - de zelfstandigen, met inbegrip van de zelfstandigen die een functie van zaakvoerder, bestuurder of actieve vennoot uitoefenen in een handelsvennootschap, geconfronteerd met een aanzienlijke daling van de omzet of van hun inkomsten die hen in een zodanige economische situatie brengt dat er een risico op faling of kennelijk onvermogen bestaat.

Art. 33.§ 1. De zelfstandigen in moeilijkheden die bedoeld zijn in artikel 32, tweede lid, kunnen, op hun aanvraag, onder de in artikel 34 opgenomen voorwaarden, aanspraak maken op de in het koninklijk besluit van 18 november 1996 bedoelde uitkeringen gedurende maximum zes maanden. § 2. De zelfstandige bedoeld in artikel 32, tweede lid, derde streepje, die al een soortgelijke aanvraag vóór 1 juli 2010 heeft ingediend en verkregen krachtens het koninklijk besluit van 14 december 2009 (2), kan een tweede aanvraag indienen in de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 september 2010, op voorwaarde dat niet opnieuw dezelfde criteria, noch dezelfde feiten bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 14 december 2009 (2) worden ingeroepen die de toekenning van de eerste aanvraag hebben gerechtvaardigd.

De aanvraag bedoeld in het vorige lid wordt gemotiveerd. Met deze motivering toont de zelfstandige door middel van een verklaring van een erkende boekhouder of een extern accountant in de zin van de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten of een bedrijfsrevisor in de zin van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der bedrijfsrevisoren, of, bij gebreke hieraan, door middel van een verklaring op erewoord vergezeld van objectieve elementen, aan dat zijn economische situatie een risico op faillissement of kennelijk onvermogen inhoudt.

Bij de aanvraag voegt hij, indien nodig, de bewijsstukken waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 34, § 2.

Art. 34.§ 1. Om de in artikel 33, § 1, bedoelde uitkering te genieten, moeten zelfstandigen bedoeld in artikel 32, tweede lid, eerste en tweede streepje, op het moment van de aanvraag : - ofwel in het kader van een collectieve schuldenregeling van de rechter, in de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 september 2010, de homologatie van een minnelijke aanzuiveringsregeling verkregen hebben, een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opgelegd geweest zijn of een aanpassing of herziening van de regeling verkregen hebben, in de zin van de wet betreffende de collectieve schuldenregeling; - ofwel in het kader van een gerechtelijke reorganisatie van de rechter, in de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 september 2010, een vonnis tot openverklaring van de procedure van gerechtelijke organisatie verkregen hebben, tenzij toepassing van artikel 40 of artikel 41 van de wet van 31 januari 2009. § 2. Om de in artikel 33, § 1, bedoelde uitkering te genieten, moeten zelfstandigen bedoeld in artikel 32, tweede lid, derde streepje, op het moment van de aanvraag, aantonen te voldoen aan minstens twee van de volgende criteria : 1° uit zijn btw-aangiftes of de btw-aangiftes van zijn onderneming, of een attest van een erkende boekhouder, een externe accountant of bedrijfsrevisor, met betrekking tot het vierde kwartaal van 2009, het eerste kwartaal van 2010 of het tweede kwartaal 2010 blijkt dat de omzet van zijn onderneming of, wanneer de zelfstandige meerdere ondernemingen heeft, de totale omzet van die ondernemingen samen, gedaald is met minstens 50 % ten opzichte van respectievelijk het vierde kwartaal van 2008, het eerste kwartaal van 2009, of het tweede kwartaal van 2009;2° de zelfstandige toont aan dat hij ten vroegste op 1 juli 2009 en ten laatste op 30 juni 2010 een afbetalingsplan voor de betaling van persoonlijke schulden met betrekking tot btw, personenbelastingen, sociale bijdragen als zelfstandige, of sociale bijdragen voor werknemers verkreeg;3° de zelfstandige toont aan dat zijn persoonlijke schulden met betrekking tot btw, personenbelastingen, sociale bijdragen als zelfstandige, of sociale bijdragen voor werknemers, ten vroegste op 1 juli 2009 en ten laatste op 30 juni 2010, door middel van een dwangbevel of dagvaarding werden ingevorderd;4° de zelfstandige kan aantonen dat hij, of zijn vennootschap, beschikte over een kaskrediet dat in de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 september 2010 door de financiële instelling werd vernietigd;5° de zelfstandige toont aan dat 50 % van zijn omzetcijfer of dat van zijn vennootschap(pen) voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 september 2010 komt van ondernemingen die failliet, of in gerechtelijke reorganisatie verklaard werden, of nog, van zelfstandigen die in collectieve schuldenregeling verklaard werden, tijdens de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 september 2010;6° de zelfstandige verkreeg tijdens de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 september 2010 ten persoonlijke titel een vrijstelling van sociale bijdragen in eigen naam voor minstens twee kwartalen;7° uit zijn btw-aangiftes of de btw-aangiftes van zijn onderneming, of een attest van een erkende boekhouder, externe accountant of bedrijfsrevisor, met betrekking tot het vierde kwartaal van 2009, het eerste kwartaal van 2010 of het tweede kwartaal 2010 blijkt dat de omzet van zijn onderneming of, wanneer de zelfstandige meerdere ondernemingen heeft, de totale omzet van die ondernemingen samen, gedaald is met minstens 60 % ten opzichte van respectievelijk het vierde kwartaal van 2007, het eerste kwartaal van 2009, of het tweede kwartaal van 2008. De zelfstandige die meent te voldoen aan de criteria bedoeld in de bepaling onder 1°, 5° of 7° van het vorige lid, kan dit aantonen door middel van een verklaring van een erkende boekhouder of een extern accountant in de zin van de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten of een bedrijfsrevisor in de zin van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der bedrijfsrevisoren. § 3. De zelfstandigen kunnen de in artikel 33, § 1, bedoelde uitkeringen enkel verkrijgen wanneer ze : 1° hun verzekeringsplicht bewijzen in het kader van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen gedurende de vier kwartalen voorafgaand aan de eerste dag van het kwartaal volgend op datgene waarin de aanvraag wordt gedaan; 2° gedurende de onder 1° bedoelde periode de in artikel 12, § 1, en 13bis, § 2, 1°, van voormeld koninklijk besluit nr.38 bedoelde bijdragen verschuldigd zijn geweest; 3° in België hun hoofdverblijfplaats hebben, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot de regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;4° geen recht op een vervangingsinkomen kunnen laten gelden;5° onderworpen blijven aan het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende het sociaal statuut van de zelfstandigen en de bijdragen bedoeld in de bepaling onder 2° gedurende de periode van toekenning van de uitkeringen van onderhavig besluit verschuldigd blijven.

Art. 35.De bepalingen van de artikelen 7bis, 8bis en 10bis van het koninklijk besluit van 18 november 1996 zijn eveneens van toepassing.

De begunstigde van de uitkeringen verbindt zich ertoe aan de instelling die belast is met de betaling van de uitkeringen elke gebeurtenis die mogelijkerwijze de opheffing van voormelde uitkeringen met zich meebrengt, mee te delen.

Bij gebreke hieraan zal de uitkering bedoeld in artikel 33, § 1, integraal dienen te worden terugbetaald.

Elke wijziging in de in artikel 34, § 3, 1° tot 3°, en 5°, bedoelde voorwaarden heeft uitwerking, voor de uitkering, met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op diegene van de wijziging.

Bovendien wordt deze uitkering opgeschort gedurende de hele maand waarin er aanspraak kan worden gemaakt op een vervangingsinkomen.

Art. 36.Op straffe van verval moet de in artikel 33 bedoelde aanvraag worden ingediend uiterlijk op 30 september 2010.

De zelfstandige bedoeld in artikel 32, tweede lid, eerste en tweede streepje, die reeds de uitkering bedoeld in het koninklijk besluit van 14 december 2009 (1) geniet, of heeft genoten, kan geen nieuwe aanvraag indienen op basis van de hoedanigheid van zelfstandige bedoeld in artikel 32, tweede lid, eerste en tweede streepje.

Art. 37.De uitkering ten gunste van de in artikel 32 bedoelde personen is deze bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 november 1996.

De betaling van de in het eerste lid bedoelde maandelijkse uitkering vangt aan op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de zelfstandige zijn aanvraag heeft ingediend. Wanneer de betrokkenen in de loop van deze periode een persoon ten laste krijgen of ophouden een persoon ten laste te hebben, in de zin van artikel 225, § 1, eerste lid, 1° tot en met 5°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 wordt de wijziging in het maandelijks bedrag uitgevoerd vanaf de maand die op die gebeurtenis volgt.

Art. 38.De bepalingen van de artikelen 32 en 33 zijn slechts van toepassing voor zover de betrokkene : - niet wetens en willens onjuiste verklaringen heeft gedaan. In dat geval moeten de uitkeringen waarvan hij genoten zou kunnen hebben ingevolge de toepassing van de artikelen 32 et 33, teruggevorderd worden door de instellingen die deze uitkeringen hebben uitbetaald; - niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd, in de zin van de wet betreffende de collectieve schuldenregeling. In dat geval moeten de uitkeringen waarvan hij genoten zou kunnen hebben ingevolge de toepassing van de artikelen 32 en 33, teruggevorderd worden door de instellingen die deze uitkeringen uitbetaald hebben; - niet veroordeeld is op grond van de artikelen 72 of 73 van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen. In dat geval moeten de uitkeringen waarvan hij genoten zou kunnen hebben ingevolge de toepassing van de artikelen 32 en 33 teruggevorderd worden door de instellingen die deze uitkeringen hebben uitbetaald.

Art. 39.De bepalingen van de artikelen 2 tot en met 5 en 7 tot en met 14 van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 18 november 1996 zijn eveneens van toepassing op de in dit hoofdstuk bedoelde personen.

Art. 40.Deze afdeling treedt in werking op 1 juli 2010, en geldt voor de aanvragen gedaan tot en met 30 september 2010.

De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de toepassing van deze afdeling uitbreiden tot aanvragen gedaan tot en met 31 december 2010. Te dien einde past Hij de begin- en/of einddatum van de periodes bedoeld in artikel 34, §§ 1 en 2, aan. Afdeling 3. - Aanvraagtermijn voor de sociale verzekering in geval van

faillissement

Art. 41.In artikel 6 van het koninklijk besluit van 18 november 1996, gewijzigd bij de wetten van 24 januari 2002 en 19 juni 2009, worden de woorden « voor het einde van het kwartaal volgend op datgene waarin het vonnis van faillietverklaring werd uitgesproken » vervangen door de woorden « ten laatste binnen het tweede kwartaal volgend op het kwartaal waarin het vonnis van faillietverklaring wordt uitgesproken ».

Art. 42.Deze afdeling is van toepassing op alle vonnissen van faillietverklaring uitgesproken in de periode van 1 juli 2010 tot en met 30 september 2010.

De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de toepassing van deze afdeling uitbreiden tot de vonnissen van faillietverklaring gedaan tot en met 31 december 2010. Afdeling 4. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 11 februari

2010 betreffende de uitvoering van artikel 153, § 2, van de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, betreffende de erkenning als onderneming in moeilijkheden van de ondernemingen met minder dan 10 werknemers

Art. 43.In artikel 1, 5°, f), eerste lid, van het koninklijk besluit van 11 februari 2010 betreffende de uitvoering van artikel 153, § 2, van de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, betreffende de erkenning als onderneming in moeilijkheden van de ondernemingen met minder dan 10 werknemers wordt een streepje toegevoegd, luidend als volgt : « - of de artikelen 31 tot 40 van de wet van 19 mei 2010 houdende fiscale en diverse bepalingen. »

Art. 44.In artikel 1, 5°, f), tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste streepje worden de woorden « 30 juni 2010 » vervangen door de woorden « 30 september 2010 »;2° in het tweede streepje worden de volgende wijzigingen aangebracht : - de woorden «, of het eerste of tweede kwartaal van 2010 » worden ingevoegd tussen de woorden « van 2009 » en « blijkt dat »; - na de woorden « vierde kwartaal van 2008 » worden de woorden «, of van het eerste of tweede kwartaal van 2009 » toegevoegd; 3° in het derde streepje worden de woorden « 31 december 2009 » vervangen door de woorden « 30 juni 2010 »;4° in het vierde streepje worden de woorden « 31 december 2009 » vervangen door de woorden « 30 juni 2010 »;5° in het vijfde streepje worden de woorden « tussen 30 juni 2008 en 1 juli 2010 » vervangen door de woorden « van 1 juli 2008 tot en met 30 september 2010 »;6° in het zesde streepje worden de volgende wijzigingen aangebracht : - de woorden «, of van 1 januari 2010 tot en met 30 september 2010 » ingevoegd tussen de woorden « 1 juli 2010 » en de woorden « komt van »; - in fine worden de woorden «, of van 1 januari 2010 tot en met 30 september 2010 » toegevoegd; 7° in het zevende streepje worden de volgende wijzigingen aangebracht : - de woorden «, of het eerste of tweede kwartaal van 2010 » worden ingevoegd tussen de woorden « van 2009 » en « blijkt dat »; - na de woorden « van 2007 » worden de woorden «, of van het eerste of tweede kwartaal van 2008 » toegevoegd.

Art. 45.Deze afdeling treedt in werking op 1 juli 2010.

De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de toepassing van deze afdeling uitbreiden tot aanvragen gedaan tot en met 31 december 2010. Te dien einde past Hij de begin- en/of einddatum van de periodes bedoeld in artikel 44 aan.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 19 mei 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Werk, Mevr. J. MILQUET De Minister van K.M.O.'s en Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota Stukken van de Kamer van Volksvertegenwoordigers : Doc-52-2521 - 2009/2010 : Nr. 1 : Wetsontwerp.

Nr. 2 en 3 : Amendementen.

Nr. 4 : Verslag.

Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 6 : Amendementen.

Nr. 7 : Aanvullend verslag.

Nr. 8 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 9 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 5 mei 2010.

Stukken van de Senaat : 4-1788 - 2009/2010 : Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.

Nr. 2 : Verslag.

Nr. 3 : Beslissing om niet te amenderen.

Handelingen van de Senaat : 6 mei 2010.

^