Etaamb.openjustice.be
Wet van 20 juni 2006
gepubliceerd op 26 juli 2006

Wet tot wijziging van bepaalde teksten betreffende de geïntegreerde politie

bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006000431
pub.
26/07/2006
prom.
20/06/2006
ELI
eli/wet/2006/06/20/2006000431/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JUNI 2006. - Wet tot wijziging van bepaalde teksten betreffende de geïntegreerde politie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijziging van de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen

Art. 2.In artikel 8, § 1, derde lid, van de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen, vervangen bij de wet van 25 januari 1999 en gewijzigd bij de wet van 30 maart 2001, worden de woorden « VII.III.2 van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten » vervangen door de woorden « 65 van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt

Art. 3.In artikel 5, derde lid, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, ingevoegd bij de wet van 7 december 1998, worden de woorden « gerechtelijke diensten » vervangen door de woorden « gedeconcentreerde gerechtelijke directies ».

Art. 4.In artikel 5/2, zesde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 7 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « De directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst » worden vervangen door de woorden « De gerechtelijke directeur »;2° de woorden « gerechtelijke eenheid » worden vervangen door de woorden « gerechtelijke directie ».

Art. 5.In artikel 9, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 7 december 1998, worden de woorden « directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst » vervangen door de woorden « gerechtelijke directeur ».

Art. 6.Artikel 44/2, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 7 december 1998, wordt vervangen als volgt : « Het beheer van de informaticatechnische structuren en middelen, nodig voor de algemene nationale gegevensbank, bedoeld in artikel 44/4, gebeurt door het commissariaat-generaal van de federale politie. »

Art. 7.In artikel 44/4, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 7 december 1998 en gewijzigd bij de wet van 2 april 2001, worden de woorden « één van de algemene directies belast met de ondersteuning, bedoeld in artikel 93, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. » vervangen door de woorden « het commissariaat-generaal van de federale politie. » HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus

Art. 8.In artikel 6 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 3°, worden de woorden « de procureur-generaal, voorzitter van het college van procureurs-generaal;» vervangen door de woorden « een procureur-generaal, op voorstel van het college van procureurs-generaal, voor een hernieuwbare termijn van vier jaar; »; 2° het artikel wordt aangevuld als volgt : « De Koning wijst, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor elk van de in het eerste lid, 3°, 4°, 6° tot 8° en 10°, bedoelde leden een plaatsvervanger aan, met inachtneming van de hoedanigheid, het taalstelsel en, in voorkomend geval, de voordrachtwijze.»

Art. 9.In artikel 30 van dezelfde wet, gewijzigd bij de programmawet van 30 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden « , die zijn taak in volledige onafhankelijkheid moet kunnen uitoefenen.»; 2° de volgende leden worden ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid : « De bijzondere rekenplichtige is de financiële raadgever en financiële beheerder van de lokale politie. Hij staat onder het gezag van het politiecollege. »; 3° in het vierde lid worden de woorden « een bijzondere rekenplichtige van een andere politiezone, een personeelslid van niveau A van het administratief en logistiek kader van het lokale politiekorps » ingevoegd tussen de woorden « een beroep doen op » en de woorden « een gewestelijke ontvanger »;4° het vijfde lid wordt aangevuld als volgt : « Een korps van de lokale politie kan een van zijn personeelsleden van het administratief en logistiek kader als voltijdse of deeltijdse bijzondere rekenplichtige ter beschikking stellen van een ander korps van de lokale politie, ongeacht of hij al dan niet deze functie in zijn politiekorps van oorsprong uitoefent.»; 5° het artikel wordt aangevuld als volgt : « Bij beslissing van de politieraad kan de bijzondere rekenplichtige die houder is van een diploma of studiegetuigschrift dat ten minste evenwaardig is met die welke in aanmerking worden genomen voor de indienstneming in de betrekkingen van niveau A bij de federale rijksbesturen, op zijn verzoek overgaan naar het administratief en logistiek kader van het betrokken lokale politiekorps.De bijzondere rekenplichtigen van meerdere politiezones kan slechts overgaan naar de personeelsformatie van ten hoogste twee lokale politiekorpsen. Hij is een vastbenoemd personeelslid van het betrokken lokale politiekorps of korpsen en wordt van rechtswege bekleed met een bijzondere graad van niveau A. De Koning bepaalt het statuut van de bijzondere rekenplichtige evenals de nadere regels voor de uitoefening van hun taak. De politieraad kan beslissen het niveau van bezoldiging dat de bijzondere rekenplichtige voor zijn overgang genoot, te vrijwaren.

Voor het overige bepaalt de Koning de nadere regelen van die overgang. »

Art. 10.Artikel 31, vijftiende lid, van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 11.In artikel 48, eerste lid, van dezelfde wet vervallen de woorden « voor een éénmaal hernieuwbare termijn van vijf jaar, ».

Art. 12.In artikel 49 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « Na afloop van de eerste termijn van vijf jaar, verlengt de Koning de aanstelling van de korpschef van de lokale politie » vervangen door de woorden « De Koning beslist over de aanvragen tot hernieuwing van de aanstelling tot korpschef van de lokale politie »;2° in het tweede lid worden de woorden « in zijn functie geen voldoening schenkt » vervangen door de woorden « een evaluatie « onvoldoende » behaalt ».

Art. 13.Artikel 93 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 26 april 2002, wordt vervangen als volgt : «

Art. 93.- § 1. De federale politie bestaat uit : 1° het commissariaat-generaal;2° drie algemene directies, zijnde de algemene directie bestuurlijke politie, de algemene directie gerechtelijke politie en de algemene directie van de ondersteuning en het beheer. Het commissariaat-generaal en de algemene directies bestaan uit centrale en gedeconcentreerde directies en diensten, waaronder : 1° de gedeconcentreerde coördinatie- en steundirecties;2° de gedeconcentreerde gerechtelijke directies;3° de arrondissementele informatiekruispunten;4° de communicatie- en informatiecentra. Voor het overige, onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 100bis tot 102bis, bepaalt de Koning de organisatie in directies en diensten van het commissariaat-generaal en de algemene directies. § 2. Alle algemene directies, directies en diensten van de federale politie ressorteren onder de commissaris-generaal. »

Art. 14.In artikel 94 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 2 april 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « gedeconcentreerde diensten van de federale politie bedoeld in artikel 93, 3° en 4° » worden vervangen door de woorden « gedeconcentreerde directies en diensten van de federale politie bedoeld in artikel 93, § 1, tweede lid, 1° tot 3°, »;2° de woorden « directies en » worden ingevoegd tussen het woord « gedeconcentreerde » en het woord « diensten ».

Art. 15.In artikel 98 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « directeurs van de gerechtelijke diensten » vervangen door de woorden « gerechtelijke directeurs »;2° in het vierde lid worden de woorden gerechtelijke diensten » vervangen door de woorden « gedeconcentreerde gerechtelijke directies ».

Art. 16.In artikel 99, tweede lid, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « heeft de leiding over en » worden ingevoegd tussen het woord « Hij » en het woord « verzekert »;2° de woorden « directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst » worden vervangen door de woorden « gerechtelijke directeur ».

Art. 17.In dezelfde wet wordt een artikel 100bis ingevoegd, luidende : «

Art. 100bis.- De commissaris-generaal waakt over de doelmatige en doeltreffende werking van de federale politie en de toepassing van de beginselen van specialiteit en subsidiariteit.

Hij draagt bij tot een optimale geïntegreerde werking van de twee politiecomponenten, in het bijzonder door toe te zien op de uitvoering van de steunopdrachten door zijn eigen directies en diensten en door de algemene directies. Daartoe pleegt hij regelmatig overleg met de vertegenwoordigers van de lokale politie.

In dat raam verzekert het commissariaat-generaal inzonderheid de volgende opdrachten : 1° de vergaring en de exploitatie van de operationele politionele informatie;2° het definiëren en het opvolgen van het beleid inzake internationale politiesamenwerking;3° het beheer van de relaties met de lokale politie;4° het organiseren van speciale eenheden ten bate van alle politiediensten.»

Art. 18.Artikel 101 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 101.- De algemene directie bestuurlijke politie is belast met gespecialiseerde en supralokale opdrachten van bestuurlijke politie en, in dat raam, met steunopdrachten aan de lokale overheden en politiediensten. De directeur-generaal bestuurlijke politie draagt bij tot een optimale geïntegreerde werking, in het bijzonder door toe te zien op de uitvoering van de steunopdrachten door zijn eigen directies en diensten.

In dat raam verzekert de algemene directie bestuurlijke politie inzonderheid de volgende opdrachten : 1° de leiding en de operationele coördinatie van de opdrachten van bestuurlijke politie van de centrale diensten van de federale politie;2° de gespecialiseerde opdrachten van bestuurlijke politie en de ondersteuning van de politieopdrachten;3° de organisatie van de federale interventiereserve;4° de ondersteuning van de gedeconcentreerde opdrachten van bestuurlijke politie van de bestuurlijke directeurs-coördinatoren.»

Art. 19.Artikel 102 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 102.- De algemene directie gerechtelijke politie is belast met gespecialiseerde en supralokale opdrachten van gerechtelijke politie en, in dat raam, met steunopdrachten aan de lokale overheden en politiediensten. De directeur-generaal gerechtelijke politie draagt bij tot een optimale geïntegreerde werking, in het bijzonder door toe te zien op de uitvoering van de steunopdrachten door zijn eigen directies en diensten.

In dat raam verzekert de algemene directie gerechtelijke politie inzonderheid de volgende opdrachten : 1° de exploitatie van de gerechtelijke informatie die noodzakelijk is voor de aanwending door de geïntegreerde politie;2° de leiding en de operationele coördinatie van de opdrachten van gerechtelijke politie van de centrale diensten van de federale politie;3° de operationele coördinatie, de controle en de ondersteuning van de gedeconcentreerde gerechtelijke directies;4° de gespecialiseerde opdrachten van gerechtelijke politie en de ondersteuning van de politieopdrachten;5° de technische en wetenschappelijke politie, onverminderd de bevoegdheden van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie.»

Art. 20.In dezelfde wet wordt een artikel 102bis ingevoegd, luidende : «

Art. 102bis.- De algemene directie van de ondersteuning en het beheer wordt belast met niet-operationele steunopdrachten ten bate van de federale politie en met bepaalde steunopdrachten ten bate van de lokale overheden en politiediensten. De directeur-generaal van de ondersteuning en het beheer draagt bij tot een optimale geïntegreerde werking, in het bijzonder door toe te zien op de uitvoering van de steunopdrachten door zijn eigen directies en diensten.

In dat raam verzekert de algemene directie van de ondersteuning en het beheer, inzonderheid het beheer van de human ressources en de materiële en financiële middelen. »

Art. 21.In artikel 103 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord « steundienst » vervangen door het woord « steundirectie »;2° in het vierde lid worden de woorden « directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst » vervangen door de woorden « gerechtelijke directeur »;3° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « De bestuurlijke directeur-coördinator ressorteert rechtstreeks onder de commissaris-generaal.»

Art. 22.In artikel 105 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De gedeconcentreerde gerechtelijke directie voert de gespecialiseerde opdrachten van gerechtelijke politie uit die haar overeenkomstig artikel 5, tweede en derde lid, van de wet op het politieambt zijn toevertrouwd.Zij staat onder leiding van de directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke directie, gerechtelijke directeur genoemd. » 2° in het tweede lid wordt het woord « dienst » vervangen door het woord « directie »;3° in het vierde lid wordt het woord « dienst » vervangen door het woord « directie », worden de woorden « directeur van deze dienst » vervangen door de woorden « gerechtelijke directeur » en worden de woorden « directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst » vervangen door de woorden « gerechtelijke directeur »;4° in het zesde lid wordt het woord « diensten » vervangen door het woord « directies ».

Art. 23.In artikel 107 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 2 april 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid vervallen de woorden « voor een termijn van vijf jaar, die eenmaal kan worden hernieuwd »;2° in het tweede lid vervallen de woorden « voor een termijn van vijf jaar, die eenmaal kan worden hernieuwd »;3° in het derde lid vervallen de woorden « voor een termijn van vijf jaar, die eenmaal kan worden hernieuwd »;4° het vierde lid wordt vervangen als volgt : « Een mandaat in de federale politie kan vroegtijdig worden beëindigd wanneer, op grond van een evaluatie door de evaluatiecommissie, in voorkomend geval na advies van de respectieve instanties bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, en nadat de betrokkene werd gehoord, blijkt dat deze een evaluatie « onvoldoende » behaalt.De Koning bepaalt de voorwaarden voor de herplaatsing van de mandaathouders van wie het mandaat niet wordt hernieuwd of wordt beëindigd. »; 5° in het vijfde lid worden de woorden « de betrekkingen bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, » vervangen door de woorden « een mandaat in de federale politie, ».

Art. 24.In dezelfde wet wordt een artikel 108bis ingevoegd, luidende : «

Art. 108bis.- De hogere officieren worden door de Koning benoemd.

De benoeming van de hogere officieren die zijn aangewezen bij een gedeconcentreerde gerechtelijke directie geschiedt na gemotiveerd advies van de territoriaal bevoegde procureur-generaal bij het hof van beroep.

De niet-hogere officieren worden door de minister benoemd. De benoeming van de niet-hogere officieren die zijn aangewezen bij een gedeconcentreerde gerechtelijke directie geschiedt na gemotiveerd advies van de territoriaal bevoegde procureur-generaal bij het hof van beroep.

De personeelsleden van het administratief en logistiek kader van niveau A worden door de minister benoemd of aangeworven.

De andere personeelsleden worden benoemd of aangeworven door de directeur-generaal van de ondersteuning en het beheer van de federale politie of door de directeur van de dienst die hij aanwijst. »

Art. 25.In artikel 110 van dezelfde wet worden de woorden « directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst » vervangen door de woorden « gerechtelijke directeur ».

Art. 26.Artikel 120 van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende leden : « Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 46 worden, in geval van afwezigheid of verhindering, alle bevoegdheden die bij de wetten en reglementen zijn toegekend, in het bijzonder inzake selectie en evaluatie, uitgeoefend door de plaatsvervangers die de titularis in volgorde van voorkeur voorafgaandelijk schriftelijk aanwijst.

Wat de commissaris-generaal, de directeurs-generaal en de directeurs betreft, kunnen de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie gezamenlijk beslissen om zich de mogelijkheden bedoeld in het derde lid geheel of gedeeltelijk voor te behouden. »

Art. 27.In artikel 143, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden « gerechtelijke diensten » vervangen door de woorden « gedeconcentreerde gerechtelijke directies ».

Art. 28.In artikel 149, derde lid, van dezelfde wet vervallen de woorden « voor een eenmaal hernieuwbare termijn van vijf jaar ». HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten

Art. 29.In artikel 24 van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, gewijzigd bij de wetten van 31 mei 2001 en 26 april 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1°, wordt het woord « dienst » vervangen door het woord « directie »;2° in het tweede lid, wordt het woord « dienst » vervangen door de woorden « directie of dienst ».

Art. 30.In artikel 60, derde lid, van dezelfde wet wordt het woord « dienst » vervangen door het woord « directie ». HOOFDSTUK VI. - Wijziging van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten

Art. 31.In artikel 28 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « directie en diensten » worden vervangen door het woord « directies »;2° het woord « diensten » wordt vervangen door het woord « directies »;3° in het 1°, wordt het woord « dienst » vervangen door het woord « directie ». HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten

Art. 32.Artikel 65 van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, wordt vervangen als volgt : «

Art. 65.- Het mandaat is een aanwijzing in één van de in artikel 66 opgesomde ambten voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar. »

Art. 33.Artikel 66 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 66.- De volgende ambten worden bij mandaat toegewezen : 1° korpschef van de lokale politie;2° commissaris-generaal;3° directeur-generaal;4° bestuurlijke directeur-coördinator;5° gerechtelijke directeur;6° directeur binnen het commissariaat-generaal of een algemene directie van de federale politie;7° inspecteur-generaal;8° adjunct-inspecteur-generaal. De ambten van korpschef van de lokale politie, commissaris-generaal, directeur-generaal bestuurlijke politie, directeur-generaal gerechtelijke politie, bestuurlijke directeur-coördinator en gerechtelijke directeur worden enkel begeven aan personeelsleden van het operationeel kader.

Het ambt van directeur-generaal van de ondersteuning en het beheer wordt aan een personeelslid van het operationeel dan wel van het administratief en logistiek kader begeven.

De ambten van inspecteur-generaal en adjunct-inspecteur-generaal worden aan Belgische onderdanen die al dan niet de hoedanigheid van personeelslid hebben, begeven.

Onder voorbehoud van de toepassing van het tweede en het derde lid, bepaalt de Koning of de mandaatambten aan personeelsleden van het operationeel kader en/of van het administratief en logistiek kader worden toegewezen. »

Art. 34.In artikel 67, 4°, van dezelfde wet vervallen de woorden « het mandaat van adjunct-directeur-generaal en ».

Art. 35.In artikel 71 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « Voor de aanwijzing voor een mandaat komt uitsluitend in aanmerking het personeelslid dat : « vervangen door de woorden « Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 66, komt uitsluitend in aanmerking voor de aanwijzing voor een mandaat het personeelslid dat : »;2° in het eerste lid, 1°, worden de woorden « en anciënniteit » ingevoegd tussen de woorden « leeftijd » en « , die als »;3° in het tweede lid worden de woorden « titularissen van de mandaten van adjunct-inspecteur-generaal en adjunct-directeur-generaal » vervangen door de woorden « titularissen van het mandaat van adjunct-inspecteur-generaal »;4° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « De voorwaarde bedoeld in het eerste lid, 5°, is niet van toepassing op de titularis van een mandaat die de hernieuwing ervan vraagt en die in dat raam een evaluatie met vermelding « goed » verkrijgt.»

Art. 36.In artikel 73, eerste lid, van dezelfde wet vervallen de woorden « , na het afleggen van een niet-eliminerende proef van het type assessment center ».

Art. 37.In artikel 74 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « kan worden voortgezet dan wel voortijdig moet beëindigd.» vervangen door de woorden « al dan niet kan worden hernieuwd of al dan niet voortijdig moet worden beëindigd. »; 2° het tweede lid vervalt.

Art. 38.Artikel 76 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 76.- De evaluatie door de evaluatiecommissie van de mandaathouder die om de hernieuwing van zijn mandaat verzoekt, geschiedt vóór het aflopen van de mandaattermijn van vijf jaar. »

Art. 39.In dezelfde wet wordt een artikel 76bis ingevoegd, luidende : «

Art. 76bis.- De evaluatiecommissie hoort de mandaathouder die de hernieuwing van zijn mandaat heeft gevraagd. Zij besluit haar evaluatie met de vermelding « goed », « voldoende » of « onvoldoende ».

De vermelding « goed » betekent dat het mandaat kan worden hernieuwd.

De vermelding « voldoende » impliceert de vacantverklaring van het mandaat. De betrokken mandaathouder kan evenwel meedingen.

Indien de evaluatie de vermelding « onvoldoende » draagt, wordt het mandaat op de door de Koning vastgestelde datum, beëindigd, op voorstel van, naar gelang van het geval, de gemeente- of politieraad, of de bevoegde ministers. »

Art. 40.In dezelfde wet wordt een artikel 76ter ingevoegd, luidende : «

Art. 76ter.- Tijdens de duur van het mandaat wordt niet overgegaan tot een evaluatie tenzij op verzoek van een door de Koning aangewezen overheid en voor zover een gegeven dit noodzaakt. In dat geval hoort de evaluatiecommissie de mandaathouder. Zij besluit haar evaluatie met de vermelding « goed », « goed met opmerkingen » of « onvoldoende ».

De vermelding « goed » betekent dat het mandaat kan worden voortgezet.

De vermelding « goed met opmerkingen » impliceert dat de mandaathouder op het door de evaluatiecommissie bepaalde ogenblik voor haar opnieuw verschijnt om na te gaan in welke mate aan de opmerkingen gevolg werd gegeven. Besluit de commissie dan tot een evaluatie « goed » of « goed met opmerkingen », dan kan het mandaat worden voortgezet. Luidt de evaluatie « onvoldoende », dan is het vierde lid van toepassing.

Indien de evaluatie de vermelding « onvoldoende » draagt, wordt het mandaat op de door de Koning vastgestelde datum, beëindigd, op voorstel van, naar gelang van het geval, de gemeente- of politieraad, of de bevoegde ministers. »

Art. 41.In dezelfde wet wordt een artikel 76quater ingevoegd, luidende : «

Art. 76quater.- In afwijking van artikel 57, behoudt de mandaathouder de laatste evaluatie die hem vóór zijn aanwijzing werd gegeven tot hem de volgende evaluatie overeenkomstig Hoofdstuk VIII van Titel II wordt toegekend.

In dit geval vangt een nieuwe evaluatieperiode aan op de dag waarop het mandaat eindigt. »

Art. 42.In artikel 77 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 2° wordt vervangen als volgt : « 2° op de dag waarop de duur van de termijn van het mandaat, waarvoor geen aanvraag tot hernieuwing werd ingediend, afloopt.»; 2° het 3° vervalt.

Art. 43.Artikel 78 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 78.- Het mandaat wordt beëindigd indien het betrokken personeelslid : 1° vrijwillig zijn mandaat beëindigt;2° ingevolge zijn aanvraag tot hernieuwing, een evaluatie met vermelding « onvoldoende » heeft;3° met toepassing van artikel 107, zesde lid, van de wet, wordt aangewezen voor een ander mandaat. Hetzelfde geldt, in voorkomend geval, wanneer de evaluatie bij hernieuwing de vermelding « voldoende » draagt.

Zolang niet is beslist door de bevoegde overheid, blijft de mandaathouder van wie de hernieuwing van het mandaat wordt onderzocht, aangewezen voor dit mandaat. De verlopen tijd wordt, in voorkomend geval, aangerekend op de volgende termijn van vijf jaar.

Zolang de selectie ingevolge de vacantverklaring niet is beslecht, blijft de mandaathouder van wie de evaluatie de vermelding « voldoende » draagt, aangewezen voor zijn mandaat. De verlopen tijd wordt, in voorkomend geval, aangerekend op de volgende termijn van vijf jaar. »

Art. 44.Artikel 79 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 79.- Het mandaat kan voortijdig worden beëindigd wanneer de mandaathouder een schorsing bij tuchtmaatregel of een zwaardere tuchtstraf oploopt. Die maatregel wordt genomen nadat de betrokkene werd gehoord. »

Art. 45.In dezelfde wet wordt een artikel 79bis ingevoegd, luidende : «

Art. 79bis.- § 1. De mandaathouder in de lokale politie die ingevolge een herstructurering geen mandaatambt meer uitoefent, wordt door de burgemeester of het politiecollege herplaatst in een ambt dat overeenstemt met zijn kwalificaties.

De mandaathouder in de federale politie die ingevolge een herstructurering geen mandaatambt meer uitoefent, wordt door de minister van Binnenlandse Zaken herplaatst in een ambt dat overeenstemt met zijn kwalificaties. Betreft het een mandaathouder van de algemene directie gerechtelijke politie, dan geschiedt de herplaatsing op eensluidend advies van de Minister van Justitie. § 2. De betrokken mandaathouder heeft vanaf het einde van die mandaatuitoefening en voor de periode gaande tot de afloop van de afgebroken mandaattermijn, de statutaire keuze tussen het behoud van de geldelijke rechtspositie verbonden aan het afgebroken mandaatambt en die verbonden aan zijn nieuw ambt. »

Art. 46.In dezelfde wet wordt een artikel 137bis ingevoegd, luidende : «

Art. 137bis.- De Koning kan de nog geldende wetsbepalingen betreffende de rechtspositie van het personeel van de poliltiediensten coördineren, onderling in overeenstemming brengen en er de nodige wijzigingen in aanbrengen met het oog op vereenvoudiging qua vorm, zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen.

Ter bekrachtiging van het coördinatiebesluit zal bij de Wetgevende Kamers een wetsontwerp worden ingediend in de loop van de zitting, indien zij bijeen zijn, en, zo niet, in het begin van hun eerstvolgende zitting. »

Art. 47.In dezelfde wet wordt een artikel 137ter ingevoegd, luidende : «

Art. 137ter.- Met uitzondering van artikel 76 en onverminderd het tweede lid, worden de op de dag van de inwerkingtreding van dit artikel lopende evaluatie- en hernieuwingsprocedures van de mandaathouders verdergezet overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren op de dag voorafgaand aan die inwerkingtreding.

De commissaris-generaal, directeurs-generaal en adjunct-directeurs-generaal van de federale politie die de hernieuwing van hun mandaat hebben aangevraagd, blijven in hun mandaatfunctie tot de inplaatsstelling van de nieuwe structuren van de federale politie.

Een dan eventuele voortzetting van hun mandaat voor een nieuwe termijn van vijf jaar is afhankelijk van het ten laatste tegen dan bekomen resultaat van de hernieuwingsprocedure. » HOOFDSTUK VIII. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering

Art. 48.In artikel 47ter, § 2, vierde lid, van het Wetboek van strafvordering, gewijzigd bij de wet van 6 januari 2003, wordt het woord « dienst » vervangen door het woord « directie ».

Art. 49.In artikel 47decies van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, eerste lid, wordt het woord « dienst » vervangen door het woord « directie »;2° in § 3, eerste lid, wordt het woord « dienst » vervangen door het woord « directie »;3° in § 5, eerste lid, wordt het woord « dienst » vervangen door het woord « directie ».

Art. 50.In artikel 103 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 juli 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, worden de woorden « directeur-generaal Operationele Ondersteuning » vervangen door de woorden « directeur van de speciale eenheden »;2° in § 3, tweede lid, worden de woorden « Algemene Directie Operationele Ondersteuning » vervangen door de woorden « directie van de speciale eenheden ». HOOFDSTUK IX. - Wijziging van Deel XII van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, bekrachtigd bij de wet van 30 december 2001

Art. 51.In artikel XII.VII.27bis, RPPol, zoals ingevoegd bij de wet van 3 juli 2005, worden de woorden « VII.III.3 » vervangen door de woorden « 66 van de wet van 26 april 2002 ». HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen

Art. 52.Zolang er geen directeur-generaal van de federale politie belast met de ondersteuning en het beheer is aangewezen, worden de in artikel 108bis, vierde lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, bedoelde personeelsleden benoemd of aangeworven door de directeur-generaal personeel van de federale politie of door de directeur van de dienst die hij aanwijst.

Art. 53.Artikel 45 van de wet van 3 juli 2005 tot wijziging van bepaalde aspecten van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse bepalingen met betrekking tot de politiediensten, wordt opgeheven.

Art. 54.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 3 tot 7, 13 tot 22, 25, 27, 29 tot 31, 48 tot 50, die in werking treden op de door de Koning te bepalen datum.

Kondigen deze wet af, bevelen dat ze met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 20 juni 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's Zitting 2005-2006.

Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken. - Wetsontwerp nr. 51-2332/1. - Amendementen nrs. 51-2332/2. - Verslag nr. 51-2332/3. - Tekst aangenomen door de commissie nr. 51-2332/4.

Integraal verslag : 11 mei 2006.

Senaat : Parlementair stuk. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat nr. 3-1710/1.

^