Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 april 2007
gepubliceerd op 22 juni 2007

Wet tot wijziging van artikel 107 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2007022909
pub.
22/06/2007
prom.
21/04/2007
ELI
eli/wet/2007/04/21/2007022909/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 APRIL 2007. - Wet tot wijziging van artikel 107 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Voorafgaande bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II. - Bepalingen over het F.C.D.U.

Art. 2.Artikel 107 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, vervangen bij de wet van 22 februari 1998 en gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999, wordt vervangen als volgt : «

Art. 107.§ 1. Bij de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers wordt een "Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten" ingesteld, hierna het Fonds genoemd, dat kan tegemoetkomen in de financiering van de kosten voor de opvang van ieder op kinderbijslag rechtgevend kind krachtens deze wetten of de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, bij de volgende opvangdiensten : 1° de diensten die instaan voor de opvang van kinderen vanaf 30 maanden tot het einde van het basisonderwijs, gedurende gans het jaar, tijdens de periodes van meer dan een uur voor het begin van de lessen en van meer dan een uur na het einde ervan;het Fonds komt tijdens de schoolvakantieperiodes tegemoet tot maximum 50 dagen aanwezigheid per kind in de diensten; 2° de diensten belast met de opvang van kinderen vanaf de geboorte tot op het einde van het basisonderwijs die wegens hun gezondheidstoestand niet kunnen worden opgevangen in de structuren waar ze gewoonlijk terechtkunnen, hierna diensten voor de opvang van zieke kinderen genoemd;3° de diensten die, buiten hun normale openingsuren, instaan voor de flexibele opvang van kinderen vanaf de geboorte tot op het einde van het basisonderwijs, alsook voor de opvang van deze kinderen op zaterdag en zondag, hierna de diensten voor flexibele opvang genoemd;4° de diensten die instaan voor de noodopvang van kinderen tussen 0 en 3 jaar, hierna de diensten voor noodopvang genoemd. In een samenwerkingsakkoord gesloten tussen de federale Staat en de bevoegde deelgebieden kunnen de criteria bepaald worden waaraan de structuren moeten beantwoorden teneinde de kinderen op te vangen die overeenkomstig de bepalingen van dit artikel een tussenkomst van het Fonds genieten.

Het ontwerp van samenwerkingsakkoord wordt ter voorafgaand advies aan het beheerscomité voorgelegd.

Daarin kan ook bepaald worden voor welke periodes van toegang tot deze diensten het Fonds niet tegemoetkomt.

Dit samenwerkingsakkoord wordt binnen de twee maanden volgend op zijn bekrachtiging door de betrokken deelgebieden, in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

Het Fonds wordt beheerd door het Beheerscomité van de Rijksdienst. § 2. De Koning bepaalt, jaarlijks en ten laatste voor 1 januari van elk nieuw dienstjaar, op voorstel van het Beheerscomité van de Rijksdienst en bij een in Ministerraad overlegd besluit, het forfaitair bedrag per kind opgevangen in de in § 1 bedoelde diensten.

Voor de vaststelling van dit bedrag houdt hij rekening met de meest recente raming van de opbrengsten en met de evolutie in het aantal opgevangen kinderen tijdens de 12 vorige maanden. § 3. Het Fonds kan tegemoet komen bij de structuren in functie van het daadwerkelijk bezoek door kinderen die kunnen worden opgevangen overeenkomstig de bepalingen bedoeld in § 1, 1°, 2°, 3° en 4°.

De Koning bepaalt, na advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst en bij een in Ministerraad overlegd besluit, de modaliteiten volgens dewelke het Fonds tegemoetkomt. § 4. Het Beheerscomité van de Rijksdienst bepaalt in een bijzonder reglement alle andere toepassingsmodaliteiten in verband met de werking van het Fonds. Dit reglement treedt in werking na goedkeuring door de minister die voor sociale zaken bevoegd is. Deze goedkeuring wordt binnen de drie maanden gegeven, zo niet wordt ze verondersteld gegeven te zijn. § 5. Het Fonds wordt gefinancierd met alle geldmiddelen die het worden toegewezen bij of krachtens een wet.

Deze middelen bestaan minstens uit de bijdragen bedoeld in artikel 38, § 3quinquies , van de wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor de werknemers van 29 juni 1981 en uit de bedragen bedoeld in artikel 48 van de programmawet van 27 december 2004. § 6. De werkingskosten van het Fonds worden op dit Fonds aangerekend. § 7. Het Beheerscomité van de Rijksdienst geeft ieder jaar, voor 31 maart, rekenschap over het beheer van dit Fonds aan de minister die voor sociale zaken bevoegd is. § 8. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de besteding van het bedrag dat het Fonds werd toegewezen krachtens artikel 48 van de programmawet van 27 december 2004 voor de jaren 2005 en 2006 met het oog op de ondersteuning, als overgangsmaatregel, van de structuren die werden gefinancierd bij toepassing van de wetgeving die vóór de inwerkingtreding van deze wet toepasselijk was. »

Art. 3.Artikel 48 van de programmawet van 27 december 2004, gewijzigd bij de wet van 23 december 2005, wordt aangevuld met de volgende leden : « Voor het dienstjaar 2007 wordt het bedrag bedoeld in het eerste lid verhoogd tot 18,1 miljoen euro.

Vanaf het dienstjaar 2008 is het bedrag bedoeld in het eerste lid 20 miljoen euro.

Vanaf het dienstjaar 2007 zijn de bedragen bedoeld in het derde en vierde lid bestemd voor de financiering van de forfaitaire bedragen. »

Art. 4.Onderhavige wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum bij een in Ministerraad overlegd besluit en nadat het samenwerkingsakkoord bedoeld in artikel 2 aangenomen is.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE Met's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Parlementaire verwijzingen : Kamer van volksvertegenwoordigers. Stukken. - Wetsontwerp, 51-2769, Nr. 1. - Verslag, 51-2769, Nr. 2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 51-2769, Nr. 3.

Integraal Verslag. - 1 februari 2007.

Senaat : Stukken. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, 3-2048, Nr. 1.

^