Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 december 2013
gepubliceerd op 31 december 2013

Wet houdende diverse bepalingen Binnenlandse Zaken

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie
numac
2013000824
pub.
31/12/2013
prom.
21/12/2013
ELI
eli/wet/2013/12/21/2013000824/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2013. - Wet houdende diverse bepalingen Binnenlandse Zaken (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II. - Politie HOOFDSTUK 1. - Bepalingen betreffende de bescherming van het uniform van de geïntegreerde politie

Art. 2.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder "politie-uniform", een deel of het geheel van de uitrusting van de geïntegreerde politie dat beantwoordt aan de reglementair vastgestelde kenmerken en maten van het uniform van de geïntegreerde politie en hun uitvoeringsbepalingen en dat het politielogo of een specifieke politiemarkering of de vermelding "Politie", "Police" of "Polizei" of een combinatie hiervan draagt.

Met dit politie-uniform wordt gelijkgesteld een al dan niet natuurgetrouwe imitatie, replica of kopie van dit politie-uniform of een kledingstuk of voorwerp dat voor elke redelijke persoon kan worden beschouwd als een onderdeel van het politie-uniform en dat het politielogo of elk afgeleide hiervan, ongeacht de kleur, of een specifieke politiemarkering of de vermelding "Politie", "Police" of "Polizei" of een combinatie hiervan draagt.

Art. 3.Behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 6, § 1, wordt elke natuurlijke of rechtspersoon die het geheel of een onderdeel van het politie-uniform, bedoeld in artikel 2, koopt of verkoopt, al dan niet op afstand, in koop aanbiedt, huurt of verhuurt, in huur aanbiedt, in pand geeft of krijgt, in bewaring geeft of krijgt, leent of ontleent, vervaardigt of invoert, gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar, en met een geldboete van 50 euro tot 50.000 euro, of met één van die straffen alleen.

Art. 4.Behoudens in het geval bedoeld in artikel 6, § 2, en onverminderd artikel 228 van het Strafwetboek wordt gestraft met een geldboete van 200 euro tot 1.000 euro, elke persoon die het politie-uniform, bedoeld in artikel 2, eerste lid, draagt terwijl hij hiertoe niet gerechtigd is, zelfs zonder het oogmerk te doen geloven dat hij politiebevoegdheden heeft.

Art. 5.Onverminderd artikel 228 van het Strafwetboek wordt gestraft met een geldboete van 200 euro tot 1.000 euro, elke persoon die, bedrieglijk of kwaadwillig, het politie-uniform bedoeld in artikel 2, tweede lid draagt.

Art. 6.§ 1. Artikel 3 is niet van toepassing op : 1° het vervaardigen en bewaren van stalen van het politie-uniform, bedoeld in artikel 2, eerste lid, ook in onderaanneming, in het raam van de deelname aan een overheidsopdracht uitgeschreven door de federale politie;2° het vervaardigen, ook in onderaanneming, en verkopen aan de federale politie van onderdelen van het politie-uniform, bedoeld in artikel 2, eerste lid, door eenieder aan wie de overheidsopdracht door de federale politie werd toegewezen;3° het verkopen en het te koop aanbieden van onderdelen van het politie-uniform, bedoeld in artikel 2, eerste lid, door het officiële verkooppunt aangewezen door de federale politie en de terbeschikkingstelling van deze onderdelen door de federale politie;4° het vervaardigen en bewaren van stalen van het politie-uniform, bedoeld in artikel 2, eerste lid, ook in onderaanneming, in het raam van de deelname aan een overheidsopdracht uitgeschreven door de lokale politie;5° het vervaardigen, ook in onderaanneming, van onderdelen van het politie-uniform, bedoeld in artikel 2, eerste lid, door eenieder aan wie de overheidsopdracht door de lokale politie werd toegewezen;6° het verkopen en het te koop aanbieden van onderdelen van het politie-uniform, bedoeld in artikel 2, eerste lid, door eenieder aan wie de overheidsopdracht door de lokale politie werd toegewezen, aan de leden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie, de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie en het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, op vertoon van het legitimatiebewijs waarvan zij houder zijn en hun identiteitskaart, of aan de logistiek verantwoordelijke van de lokale politiezone en tevens de terbeschikkingstelling van deze onderdelen door de lokale politiezone;7° het kopen van onderdelen van het politie-uniform, bedoeld in artikel 2, eerste lid, door leden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie, de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie en het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten op vertoon van het legitimatiebewijs waarvan zij houder zijn en hun identiteitskaart, of door de logistiek verantwoordelijke van de lokale politiezone hetzij bij eenieder waaraan de overheidsopdracht door een lokale politiezone of de federale politie werd toegewezen hetzij bij het officiële verkooppunt van de federale politie;8° het in bewaring nemen en houden door de leden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie, de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie en het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, van de door hen aangekochte of de door de lokale politie of federale politie aan hen ter beschikking gestelde onderdelen van het politie-uniform, bedoeld in artikel 2, eerste lid;9° het bewaren van de onderdelen van de basisuitrusting van het politie-uniform, bedoeld in artikel 2, eerste lid, door het personeelslid van het operationeel kader van de geïntegreerde politie, de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie en het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, dat met pensioen gaat of door zijn erfgenamen in de eerste graad of de wettelijk samenwonende partner bij overlijden, op voorwaarde dat deze onderdelen niet worden gedragen en noch gratis of tegen betaling worden afgestaan of uitgeleend, behalve met de toestemming van, naargelang van het geval, de korpschef dan wel de commissaris-generaal, of de dienst die zij aanwijzen;10° de uitzonderingen bepaald bij koninklijk besluit en toegekend door, naargelang van het geval, de korpschef, de commissaris-generaal of de dienst die zij aanwijzen. § 2. Artikel 4 is niet van toepassing op het dragen van het politie-uniform, bedoeld in artikel 2, eerste lid, door anderen dan de leden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie, de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie en het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, indien uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming wordt verkregen van, naargelang van het geval, de korpschef dan wel de commissaris-generaal of de dienst die zij aanwijzen.

Art. 7.De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en het artikel 85, zijn van toepassing op de inbreuken bepaald bij de artikelen 3, 4 en 5.

Art. 8.In geval van een inbreuk bepaald bij de artikelen 3, 4 en 5, en onverminderd artikel 42 van het Strafwetboek, worden de goederen die het voorwerp van de inbreuk zijn en de goederen die daartoe gediend hebben of die ertoe bestemd waren, zelfs als deze goederen geen eigendom zijn van de veroordeelde, alsook de eventuele vermogensvoordelen voortvloeiend uit de inbreuk, in beslag genomen en spreekt de rechtbank de bijzondere verbeurdverklaring uit van deze goederen en vermogensvoordelen.

Art. 9.Ingeval van herhaling van een inbreuk bepaald bij de artikelen 3, 4 en 5 bedraagt de gevangenisstraf ten minste zes maanden en/of de geldboete ten minste 150 euro, indien de veroordeelde het nieuwe wanbedrijf pleegt voordat vijf jaren zijn verlopen sinds hij zijn straf heeft ondergaan of sinds zijn straf verjaard is.

Art. 10.De Koning kan de nadere regelen bepalen met betrekking tot de terugname en vernietiging van onderdelen van het politie-uniform, bedoeld in artikel 2, eerste lid. HOOFDSTUK 2. - Bepalingen betreffende de overplaatsing van sommige personeelsleden van gemeentelijke administraties naar het administratief en logistiek kader van de politiezones

Art. 11.De contractuele personeelsleden van een gemeentelijke administratie die feitelijk, sedert de oprichting van de politiezone die de desbetreffende gemeente omvat, uitsluitend prestaties hebben verricht ten behoeve van de lokale politie, kunnen worden overgeplaatst naar het administratief en logistiek kader van het betrokken korps van de lokale politie.

De overplaatsing is enkel mogelijk : a) op voorstel van de betrokken gemeenteraad en mits instemming van de betrokken politieraad, tenzij in een ééngemeentezone waar een beraadslaging van de gemeenteraad daartoe volstaat;b) ten belope van het aantal vacante betrekkingen per niveau in de personeelsformatie van het administratief en logistiek kader van de betrokken politiezone;c) mits de kandidaatstelling van de betrokken personeelsleden.

Art. 12.De kandidaatstelling van een personeelslid voor die overplaatsing is slechts ontvankelijk indien het voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 19 van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, inzonderheid de diplomavereisten verbonden aan het ambt waarvoor het kandidaat is.

Art. 13.Indien het personeelslid slaagt voor de selectieproeven die toegang verlenen tot de graad en in voorkomend geval, de klasse waarvoor het kandideert, en die bedoeld zijn in artikel 19, 8°, van de in artikel 12 bedoelde wet, benoemt de gemeente- of politieraad het personeelslid in het ambt van het administratief en logistiek kader van de politiezone waarvoor het heeft gekandideerd en in de daaraan verbonden graad en, in voorkomend geval, klasse.

Indien dat ambt evenwel is bedoeld in artikel 26 van voornoemde wet, wordt een arbeidsovereenkomst afgesloten.

Indien er meerdere kandidaten zijn voor een vacante betrekking, die allen aan de voorwaarden voldoen om te worden overgeplaatst, benoemt de gemeente- of politieraad de meest geschikt bevonden kandidaat of, in het in het tweede lid bedoelde geval, sluit hij met hem een arbeidsovereenkomst af.

Art. 14.Voor de berekening van de niveau-, graad- en klasseanciënniteit van het overgeplaatste personeelslid komen alle periodes van werkelijke dienst die het personeelslid bij de gemeentelijke administratie in respectievelijk het overeenstemmende niveau, de overeenstemmende graad en de overeenstemmende klasse heeft verricht, in aanmerking.

Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen alle periodes van als gemeentelijk ambtenaar gepresteerde dienstactiviteit in aanmerking.

Art. 15.Aan het overgeplaatste personeelslid wordt de basisloonschaal van de aan zijn graad verbonden loonschalengroep toegekend. De loonschaal die het personeelslid bij de gemeentelijke administratie genoot vóór de overplaatsing wordt evenwel gevrijwaard.

Het behoudt de geldelijke anciënniteit die het had verworven bij de gemeentelijke administratie, tenzij de berekening van die anciënniteit overeenkomstig de artikelen XI.II.3 tot XI.II.9 van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol), voor hem voordeliger is.

Het overgeplaatste personeelslid kan zich onmiddellijk inschrijven voor een gecertificeerde opleiding. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingen van de wet op het politieambt

Art. 16.Artikel 4 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, gewijzigd bij de wet van 7 december 1998, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De Koning bepaalt de gevallen waarin de hoedanigheid van agent of officier van bestuurlijke politie van een personeelslid dat buiten de politiediensten is tewerkgesteld, wordt geschorst.".

Art. 17.Artikel 47 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 7 december 1998 en 15 mei 2007, wordt aangevuld met twee leden, luidende : "De Koning bepaalt de bevoegde overheid betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid voor de politieambtenaren die door een andere dienst worden aangewend.

De Koning bepaalt tevens in welke gevallen de politieambtenaren door een andere dienst zoals bedoeld in het zesde lid worden aangewend.".

Art. 18.In artikel 52 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, wordt vóór het eerste lid een lid ingevoegd, luidende : "De in artikel 47 bedoelde politieambtenaar of ex-politieambtenaar die, voor daden gesteld in de uitoefening van zijn functies, beroep wenst te doen op bijstand van een advocaat zoals voorzien in artikel 47bis, § 2, eerste lid, 3°, van het Wetboek van strafvordering of in artikel 2bis, § 1, eerste lid, in artikel 2bis, § 2, eerste en vijfde lid, in artikel 16, § 2, tweede lid, en in artikel 20, § 1, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, heeft recht op rechtshulp van een advocaat ten laste van de gemeente, de meergemeentezone of de Staat."; 2° in het derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "het eerste en tweede lid" vervangen door de woorden "het tweede en derde lid". Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 10 april 1995

betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector

Art. 19.In artikel 7, § 1, tweede lid, van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, ingevoegd bij de wet van 1 maart 2007, worden de woorden "de personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de politiediensten die tewerkgesteld zijn op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, op hun vraag, de prestaties die zij in het raam van de vrijwillige vierdagenweek verrichten, over vijf werkdagen per week spreiden" vervangen door de woorden "de personeelsleden van de politiediensten een andere spreiding op weekbasis vragen van de prestaties die zij in het raam van de vrijwillige vierdagenweek verrichten". Afdeling 3. - Wijzigingen van de wet van 7 december 1998 tot

organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus

Art. 20.In artikel 7 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende : "Zijn advies is verplicht bij elk ontwerp van wet of besluit dat nieuwe officiële opdrachten toekent aan de lokale of federale politie.".

Art. 21.Artikel 56 van dezelfde wet wordt aangevuld met twee leden, luidende : "De gemeenteraad of de politieraad kan, per lopende legislatuur, die bevoegdheid delegeren, naar gelang van het geval, aan de burgemeester of het politiecollege.

Wanneer de burgemeester of het politiecollege de bedoeling heeft om af te wijken van de rangorde opgesteld na de selectieprocedure, blijft de gemeenteraad of de politieraad bevoegd.".

Art. 22.In artikel 86, 3°, van dezelfde wet worden de woorden ", alsook die van de burgemeester of het politiecollege, genomen ingevolge bevoegdheidsdelegatie door de gemeenteraad of de politieraad," ingevoegd tussen de woorden "de gemeenteraad of de politieraad" en de woorden "houdende aanwerving".

Art. 23.In artikel 108bis, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juni 2006, worden de woorden "door de directeur-generaal van de ondersteuning en het beheer van de federale politie" ingevoegd tussen de woorden "benoemd of" en het woord "aangeworven".

Art. 24.Artikel 138, § 1, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 december 2006, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De Koning bepaalt de gevallen waarin de hoedanigheid van agent of officier van gerechtelijke politie van een personeelslid dat buiten de politiediensten is tewerkgesteld, wordt geschorst.".

Art. 25.In artikel 142sexies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 31 mei 2001 en gewijzigd bij de wetten van 26 april 2002 en 3 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "niveau 2" vervangen door de woorden "niveau C";2° in het derde lid worden de woorden "niveau 2+" vervangen door de woorden "niveau B";3° in het vierde lid worden de woorden "niveau 1" vervangen door de woorden "niveau A". Afdeling 4. - Wijziging van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van

de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten

Art. 26.In artikel 9, tweede lid, van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten, worden de woorden "of voor externe organismen van de federale uitvoerende macht waarbinnen personeelsleden van de politiediensten zijn tewerkgesteld," ingevoegd tussen de woorden "groep van diensten" en de woorden "verscheidene overlegcomités". Afdeling 5. - Wijzigingen van de wet van 27 december 2000 houdende

diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten

Art. 27.Artikel 4 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, wordt aangevuld met een § 3, luidende : " § 3. De militairen bedoeld in §§ 1 en 2, kunnen op hun verzoek en mits akkoord van de bevoegde overheid in dienst blijven na de verplichte pensioenleeftijd en dit tot het einde van het trimester waarin ze de leeftijd van 65 jaar bereiken.

Het in dienst houden van die militairen na de leeftijd van 65 jaar kan worden toegestaan volgens de voorwaarden en de procedure bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 mei 1927 betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van de Staat.

In afwijking van § 2, eerste lid, hebben de militairen niet langer de mogelijkheid om in de Krijgsmachten te reïntegreren nadat ze de aan hun graad verbonden pensioenleeftijd hebben bereikt.".

Art. 28.In artikel 41, eerste lid, van dezelfde wet, wordt de bepaling onder 4° aangevuld met de woorden ", ongeacht de in dat artikel bedoelde statuutkeuze".

Art. 29.In artikel 44, eerste lid, van dezelfde wet wordt de bepaling onder 4° aangevuld met de woorden ", ongeacht de in dat artikel bedoelde statuutkeuze". Afdeling 6. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001

tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten ("RPPol")

Art. 30.In artikel VII.II.4, 2°, van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol), bekrachtigd bij de wet van 26 april 2002, worden de woorden "niveau 1" vervangen door de woorden "niveau A".

Art. 31.Artikel XII.IV.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 3 juli 2005, wordt aangevuld met een lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid blijft de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings behouden in geval van de ononderbroken aanwijzing in een betrekking van een recherchedienst van de lokale politie of van de algemene directie gerechtelijke politie, op voorwaarde dat de in artikel VI.II.15, § 1, eerste lid, bedoelde overheid daartoe beslist en dit als dusdanig in de in artikel VI.II.18, eerste lid, bedoelde oproep tot kandidaatstelling wordt vermeld.".

Art. 32.Artikel XII.VII.21 van hetzelfde besluit, bekrachtigd bij de wet van 30 december 2001 en gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 102/2003 van het Grondwettelijk Hof, wordt aangevuld met een lid, luidende : "In afwijking van het tweede lid blijft de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings behouden in geval van de ononderbroken aanwijzing in een betrekking van een recherchedienst van de lokale politie of van de algemene directie gerechtelijke politie, op voorwaarde dat de in artikel VI.II.15, § 1, eerste lid, bedoelde overheid daartoe beslist en dit als dusdanig in de in artikel VI.II.18, eerste lid, bedoelde oproep tot kandidaatstelling wordt vermeld.".

Art. 33.In artikel XII.VII.27bis van hetzelfde besluit, vervangen bij de wet van 2 december 2011, wordt vóór het eerste lid een lid ingevoegd, luidende : "De actuele personeelsleden bedoeld in tabel D1, derde kolom, punt 3.26 van bijlage 11, kunnen meedingen voor de mandaatbetrekkingen zoals bedoeld in artikel 66 van de wet van 26 april 2002.".

Art. 34.In artikel XII.XI.23, § 1, van hetzelfde besluit, bekrachtigd bij de wet van 30 december 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het 1° worden de woorden "van dit besluit :" vervangen door de woorden "van dit besluit één van de in 2° bedoelde vergoedingen genoot en dat :";b) de woorden "en dat :" worden ingevoegd tussen het 1° en het 2°.

Art. 35.In artikel XII.XI.25, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, bekrachtigd bij de wet van 30 december 2001, worden de woorden "het regime van de vrijwillige vierdagenweek bedoeld in artikel VIII.XVI.1 evenals in het raam van het stelsel van de halftijdse vervroegde uittreding bedoeld in artikel VIII.XVIII.1" vervangen door de woorden "de stelsels van de vrijwillige vierdagenweek en van de halftijdse vervroegde uittreding bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector evenals in het raam van de stelsels van de vierdagenweek met of zonder premie en van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar bedoeld in de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector en in het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende diverse bepalingen betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector".

Art. 36.In artikel XII.XI.36, § 5, 1°, van hetzelfde besluit, bekrachtigd bij de wet van 30 december 2001, worden de woorden "het regime van de vrijwillige vierdagenweek bedoeld in artikel VIII.XVI.1, evenals in het raam van het stelsel van de halftijdse vervroegde uittreding bedoeld in artikel VIII.XVIII.1" vervangen door de woorden "de stelsels van de vrijwillige vierdagenweek en van de halftijdse vervroegde uittreding bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector evenals in het raam van de stelsels van de vierdagenweek met of zonder premie en van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar bedoeld in de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector en in het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende diverse bepalingen betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector". Afdeling 7. - Wijzigingen van de wet van 26 april 2002 houdende de

essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten

Art. 37.In artikel 12 van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, gewijzigd bij de wet van 3 juli 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, 10°, worden de woorden "voor het hulp- en basiskader, slagen in of, voor het midden- en officierskader" vervangen door de woorden "voor het kader van agenten van politie, het basis- en middenkader, slagen in of, voor het officierskader";b) in het tweede lid worden de woorden "bewijs van goed zedelijk gedrag" vervangen door de woorden "uittreksel uit het strafregister".

Art. 38.In artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 16 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het 1° wordt het woord "definitief" opgeheven; b) het 2° wordt vervangen door wat volgt : "2° eerder als aspirant niet slaagde voor het beoogde kader of als stagiair voor het beoogde kader werd ontslagen dan wel is herplaatst wegens beroepsongeschiktheid met toepassing van de door de Koning bepaalde regels;"; c) het 7° wordt aangevuld met de woorden ", tenzij de door de Koning bepaalde deliberatiecommissie een kortere termijn aanvaardt".

Art. 39.In de artikelen 15 en 22 van dezelfde wet worden de woorden "niveau 2" telkens vervangen door de woorden "niveau C".

Art. 40.In de artikelen 16, 17 en 23 van dezelfde wet worden de woorden "niveau 2+" telkens vervangen door de woorden "niveau B".

Art. 41.In de artikelen 18, eerste lid, en 24 van dezelfde wet worden de woorden "niveau 1" telkens vervangen door de woorden "niveau A".

Art. 42.In artikel 20, 1°, van dezelfde wet wordt het woord "definitief" opgeheven.

Art. 43.In artikel 21 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "bewijs van goed zedelijk gedrag" vervangen door de woorden "uittreksel uit het strafregister";2° het tweede lid wordt aangevuld met de woorden "en uit een onderzoek van de omgeving en de antecedenten".

Art. 44.In artikel 26, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "en de halftijdse vervroegde uittreding" vervangen door de woorden ", de halftijdse vervroegde uittreding, de vierdagenweek met of zonder premie en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar".

Art. 45.In titel II van dezelfde wet wordt hoofdstuk V, dat het artikel 27 bevat, opgeheven.

Art. 46.In artikel 39 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt : "4° in voorkomend geval, zes jaar kaderanciënniteit hebben opgebouwd na het niet slagen voor de basisopleiding voor het beoogde kader of na een ontslag of een herplaatsing wegens beroepsongeschiktheid voor het beoogde kader volgens de regels bepaald door de Koning;"; b) het enig lid wordt aangevuld met de bepaling onder 6°, luidende : "6° niet reeds drie maal gefaald zijn in de selectieprocedure voor de bevordering door overgang naar een hoger kader."; c) het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "Aan de in het eerste lid, 3°, bedoelde voorwaarde moet tevens worden voldaan op het ogenblik van de toelating tot de basisopleiding van het hoger kader.".

Art. 47.Het opschrift van Hoofdstuk X van Titel II van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : "Hoofdstuk X. De definitieve ambtsontheffing, de ambtsneerlegging en de heropneming".

Art. 48.Artikel 81 van dezelfde wet wordt aangevuld met een 9°, luidende : "9° het personeelslid dat er zich in het raam van de aanwerving bewust van onthoudt melding te maken van gegevens betreffende een belangrijke medische aandoening of zijn betrokkenheid in politionele en/of gerechtelijke onderzoeken verzwijgt.".

Art. 49.In artikel 85, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "De beslissing waarbij het ontslag van een personeelslid wordt aangenomen" vervangen door de woorden "Het ontslag van het personeelslid".

Art. 50.In hoofdstuk X van Titel II van dezelfde wet wordt een artikel 86bis ingevoegd, luidende : "

Art. 86bis.De kandidaat van het operationeel kader die met toepassing van de door de Koning bepaalde regels wenst te worden heropgenomen, maakt het voorwerp uit van een onderzoek van de omgeving en de antecedenten.".

Art. 51.In artikel 88 van dezelfde wet worden de woorden "vanaf de beslissing van de raadkamer" ingevoegd tussen het woord "ontvangt" en de woorden ", te bewarenden titel". Afdeling 8. - Wijziging van de wet van 15 mei 2007 op de Algemene

Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten

Art. 52.In afdeling 4 van hoofdstuk VI van Titel II van de wet van 15 mei 2007 op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten wordt een artikel 26/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 26/1.In afwijking van artikel 26, blijven de leden van de Algemene Inspectie die reeds vóór 15 juni 2007 vaste syndicale afgevaardigden waren en de toelage genoten bedoeld in artikel 79bis van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de werking en het personeel van de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie, begunstigden van die toelage zolang zij beide voornoemde hoedanigheden behouden.". Afdeling 9. - Wijziging van de wet van 19 juli 2012 betreffende de

vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector

Art. 53.Artikel 4, § 1, van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, wordt aangevuld met een lid, luidende : "In afwijking van het eerste lid, kunnen de personeelsleden van de politiediensten een andere spreiding op weekbasis vragen van de prestaties die zij in het raam van de vierdagenweek verrichten.". Afdeling 10. - Wijzigingen van de wet van 13 mei 1999 houdende het

tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten

Art. 54.Artikel 51bis van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, ingevoegd bij de wet van 31 mei 2001, wordt aangevuld met een lid, luidende : "Wanneer de laatste dag van de termijn bedoeld in het eerste lid een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, dan wordt deze termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.".

Art. 55.Artikel 54 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 mei 2001, wordt aangevuld met een lid, luidende : "Het personeelslid kan een verweerschrift indienen, binnen dezelfde termijn, wanneer de hogere tuchtoverheid instemt met de door de tuchtraad voorgestelde strafverzwaring.". Afdeling 11. - Bepaling betreffende het personeelsbeheer

Art. 56.In geval een politiezone beslist om minder aspiranten-inspecteur van politie te benoemen dan de aan de minister van Binnenlandse Zaken overeenkomstig artikel IV.I.3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol) doorgegeven behoeften, wordt een bedrag gelijk aan de opleidings-, verlonings- en uitrustingskost van een aspirant-inspecteur van politie vermenigvuldigd met het verschil tussen het aantal gevraagde en het aantal benoemde aspiranten-inspecteur van politie afgehouden van het (de) eerstvolgende twaalfde(n) van de federale toelage, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus die toekomt aan de betrokken politiezone. HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 57.In afwijking van de artikelen XII.IV.7, tweede lid, en XII.VII.21, vierde lid, van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol), kan de in artikel VI.II.15, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit bedoelde overheid beslissen dat de personeelsleden bedoeld in de artikelen XII.IV.7, eerste lid, en XII.VII.21, tweede lid, RPPol de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, naar gelang van het geval, behouden of herwinnen in geval van een ononderbroken aanwijzing in een betrekking van een recherchedienst van de lokale politie of van de algemene directie gerechtelijke politie waarvoor de in artikel VI.II.18, eerste lid, RPPol bedoelde oproep tot kandidaatstelling voor de inwerkingtreding van deze wet werd gepubliceerd. De beslissing moet worden genomen binnen een periode van twaalf maanden die ingaat op de datum van de inwerkingtreding van deze wet.

Art. 58.In afwijking van artikel 39, 6°, van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, worden de deelnames aan de selectieprocedure voor de bevordering door overgang naar een hoger kader die plaatsvonden vóór de inwerkingtreding van deze wet niet aangerekend op het in dat artikel bedoelde maximum aantal deelnames.

Art. 59.Artikel 18 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2012.

Artikel 27 heeft uitwerking met ingang van 31 maart 2013.

De artikelen 28, 29 en 34 hebben uitwerking met ingang van 1 april 2001.

Artikel 33 heeft uitwerking met ingang van 27 februari 2012.

De artikelen 35, 36, 44 en 53 treden in werking op de eerste dag van de maand na die waarin deze wet in het Belgisch Staatsblad zal zijn bekendgemaakt.

Artikel 38, c, heeft uitwerking met ingang van 1 april 2009.

Artikel 49 heeft uitwerking met ingang van 23 november 2009.

Artikel 52 heeft uitwerking met ingang van 15 juni 2007.

Art. 60.De artikelen 11, 12 en 13 treden buiten werking op de laatste dag van de twaalfde maand volgend op die waarin deze wet in werking is getreden.

TITEL III. - Instelling en Bevolking ENIG HOOFDSTUK. - Wijzigingen van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement

Art. 61.In artikel 21, § 2, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 april 2009, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : "De voordrachtsakte vermeldt, wat de kandidaten betreft, de naam en de voornamen zoals vermeld in het Rijksregister van de natuurlijke personen, desgevallend de voornaam bevestigd door een akte van bekendheid die werd opgesteld door een vrederechter of een notaris, waaronder de kandidaten zich willen voorstellen, de geboortedatum, het geslacht, het beroep en de hoofdverblijfplaats. Desgevallend worden dezelfde vermeldingen aangebracht op de voordrachtsakte wat de kiezers die voordracht doen, betreft. De identiteit van een kandidaat/kandidate die gehuwd of weduw(e)(naar) is, mag voorafgegaan of gevolgd worden door de naam van zijn/haar echtgenoot of overleden echtgenoot.".

Art. 62.In artikel 22, tweede lid, 7°, van dezelfde wet, worden de woorden "zeventiende" vervangen door de woorden "vierentwintigste".

Art. 63.In artikel 23, vierde lid, van dezelfde wet, worden de woorden "de naam van de kandidaten in dezelfde vorm als in artikel 24 voor het stembiljet wordt bepaald, alsmede hun voornamen," vervangen door de woorden "de namen en voornamen waaronder de kandidaten zich voorstellen, in de vorm van het stembiljet zoals in artikel 24 wordt bepaald, alsmede".

TITEL IV. - Civiele veiligheid HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid

Art. 64.Artikel 2, § 1, van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, wordt aangevuld met een 9° en een 10°, luidende : "9° "operationeel organisatieschema" : het schema dat de nadere regels bevat van de operationele organisatie en de operationele middelen die nodig zijn om de opdrachten te vervullen die vastgelegd zijn in hoofdstuk II van deze titel; 10° "meerjarenbeleidsplan" : het plan dat uit een gemeentelijk en zonaal investeringsplan bestaat voor de menselijke, materiële en financiële middelen.".

Art. 65.In artikel 3, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "deze wet" vervangen door de woorden "de wet".

Art. 66.Artikel 6 van dezelfde wet, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met de §§ 2 en 3, luidende : " § 2. De hulpverleningszones sluiten onderling overeenkomsten die : 1° de financiële modaliteiten en de uitvoering van de snelste adequate hulp regelen;2° de modaliteiten voor versterking inzake personeel en materieel regelen. § 3. Bij gebrek aan een in § 2 bedoelde overeenkomst kan de zone waarvan een post in het kader van het principe van de snelste adequate hulp een interventie heeft uitgevoerd op het grondgebied van een andere zone, de kosten van de betreffende interventie op deze andere zone verhalen.".

Art. 67.In artikel 7 van dezelfde wet, worden de woorden "in het eerste lid van artikel 6" vervangen door de woorden "in artikel 6, § 1".

Art. 68.Artikel 12 van dezelfde wet wordt aangevuld met drie leden, luidende : "De operationele eenheden van de civiele bescherming voeren bepaalde opdrachten uit in samenwerking met de hulpverleningszones.

Daartoe worden samenwerkingsovereenkomsten gesloten tussen de Federale Staat en de hulpverleningszones.

De overeenkomsten voorzien de samenwerkingsmodaliteiten tussen de operationele eenheden en de hulpverleningszones.".

Art. 69.In dezelfde wet wordt een artikel 14/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 14/1.De zones worden ingedeeld in categorieën in functie van de volgende parameters : 1° de bevolking van de zone;2° het aantal posten van de zone;3° het aantal operationele personeelsleden van de zone. De Koning bepaalt op basis van deze parameters de categorieën van zones en de indeling van de zones in de categorieën.

Hij bepaalt ook de gevallen waarin gebruik gemaakt wordt van de in het eerste lid bedoelde indeling in categorieën.".

Art. 70.In artikel 15 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, derde lid, wordt het woord "eenvormig" opgeheven;2° er wordt een § 2/1 ingevoegd, luidende : " § 2/1.Wanneer de territoriale afbakening van de zones werd vastgesteld overeenkomstig artikel 14, kunnen twee of meer zones van een zelfde provincie beslissen tot fusie over te gaan. In dat geval formuleren de raden van de betrokken zones een gezamenlijk voorstel aan de Koning, die op grond daarvan de nieuwe territoriale afbakening van de voorgestelde zone bepaalt, nadat het betrokken provinciaal raadgevend comité advies heeft uitgebracht en nadat werd nagegaan of de nieuwe zone de bepalingen van deze wet in acht neemt.".

Art. 71.In artikel 17 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt : " § 1.Deze wet is van toepassing op het orgaan, dat werd ingericht door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met toepassing van artikel 5 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, met uitzondering van de volgende bepalingen : 1° artikelen 14 tot 16;2° artikelen 18 tot 22;3° artikelen 24 tot 69;4° artikelen 71 tot 99;5° bis artikel 102;6° artikelen 104 en 105;7° artikel 106, behalve voor wat betreft de algemene principes van het administratief statuut dat van toepassing is op het operationeel personeel bedoeld in dit artikel;8° artikelen 109 tot 116;9° artikelen 120 tot 152;10° artikelen 167 tot 174;11° artikelen 202 tot 206/1; 12° artikelen 207 tot 223."; b) in § 2 worden een 2./1, een 5./1 en een 7./1 ingevoegd, luidende : "2./1. artikel 23; 5./1. artikel 117, eerste lid; 7./1. artikelen 164 tot 166;"; c) het artikel wordt aangevuld met de §§ 5 en 6, luidende : " § 5.De term "raad" moet begrepen worden als een verwijzing naar de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in artikel 118; § 6. In de volgende artikelen wordt de term "zonecommandant" begrepen als een verwijzing naar het bevoegde orgaan van de brandweerdienst en de dringende medische hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest overeenkomstig de Brusselse gewestelijke reglementering : 1. artikel 22/1; 2. artikel 181.".

Art. 72.Artikel 19 van dezelfde wet wordt aangevuld met twee leden, luidende : "De hulpverleningszone kan georganiseerd worden onder de vorm van een intercommunale indien een van de op het grondgebied ervan aanwezige brandweerdiensten op 10 augustus 2007 georganiseerd was onder de vorm van een intercommunale. De specifieke organen van de intercommunale oefenen in dat geval de bevoegdheden uit van de raad en het college.

Indien de intercommunale niet is samengesteld uit alle gemeenten die deel uitmaken van de hulpverleningszone, worden de raad en het college opgericht.

Wanneer de hulpverleningszone georganiseerd wordt onder de vorm van een intercommunale, zijn de artikelen 24, 26, 28 tot 55, 57 tot 63, 86 en 92 niet van toepassing.".

Art. 73.Artikel 21 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 juli 2008, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 21.De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de minimale administratieve en operationele functies waarover de zone beschikt, onder meer om gepast gevolg te kunnen geven aan de oproepen van het agentschap 112 bedoeld in de wet van 29 april 2011 houdende oprichting van de 112-centra en het agentschap 112.".

Art. 74.In dezelfde wet wordt een artikel 21/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 21/1.De zone kan een partnerschapsovereenkomst sluiten met name inzake administratief en financieel beheer, waarbij de provincie opdrachten kan uitvoeren volgens door de Koning bepaalde nadere regels.".

Art. 75.In dezelfde wet wordt een artikel 21/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 21/2.De zone kan partnerschapsovereenkomsten sluiten met een of meerdere politiezones of hulpverleningszones betreffende met name de coördinatie inzake financiering, organisatie en uitvoering van de respectieve operationele opdrachten.".

Art. 76.In dezelfde wet wordt een artikel 22/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 22/1.De zonecommandant stelt een operationeel organisatieschema op dat in overeenstemming is met de minimale voorwaarden inzake de snelste adequate hulp en de adequate middelen vastgesteld door de Koning krachtens artikel 6, § 1, tweede lid.

De Koning bepaalt de minimale inhoud en de structuur van het operationeel organisatieschema.

Het operationeel organisatieschema wordt opgesteld voor dezelfde duur als het in artikel 23 bedoelde meerjarenbeleidsplan en wordt aangepast telkens dit nodig blijkt.".

Art. 77.In artikel 23 van dezelfde wet wordt § 1 vervangen door wat volgt : " § 1. Elke zone stelt een meerjarenbeleidsplan op dat rekening houdt met de bestaande situatie en de risicoanalyse. Dit plan wordt opgesteld voor een duur van zes jaar en is vatbaar voor aanpassingen.

Indien, wanneer het meerjarenbeleidsplan voor de eerste keer wordt opgesteld, de resterende duur van de ambtstermijn van de zonale adviseurs minder dan zes jaar bedraagt, wordt het plan opgesteld voor de resterende looptijd.

Het meerjarenbeleidsplan bevat een gemeentelijk luik en een zonaal luik met de doelstellingen inzake civiele veiligheid.

De raad keurt het meerjarenbeleidsplan goed.

De Koning bepaalt de minimale inhoud en de structuur van het meerjarenbeleidsplan.".

Art. 78.In artikel 24, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "duidt hij een schepen van zijn gemeente aan om hem te vervangen" vervangen door de woorden "wordt hij vervangen met toepassing van de bepalingen die, in het algemeen de vervanging van de burgemeester regelen wanneer deze verhinderd is, zoals die gelden in het gewest waarin de betreffende zone gevestigd is".

Art. 79.In artikel 26 van dezelfde wet wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "De raad is exclusief bevoegd voor het vaststellen van alle reglementaire bepalingen in de materies bepaald in deze wet, binnen de grenzen van de bepalingen van deze wet of genomen krachtens deze wet.".

Art. 80.In artikel 28, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "tweede maand" vervangen door de woorden "derde maand".

Art. 81.In artikel 31 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "op zijn schriftelijk verzoek, gericht aan de voorzitter van het college, vervangen voor een maximale periode van vijftien weken, ten vroegste vanaf de zevende week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie" vervangen door de woorden "tijdens deze periode vervangen overeenkomstig de geldende regels van kracht op gemeentelijk niveau";2° het tweede lid wordt opgeheven;3° in het derde lid worden de woorden "Het eerste en tweede lid zijn" vervangen door de woorden "Het eerste lid is".

Art. 82.In artikel 32 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "lid van de zoneraad" vervangen door de woorden "lid van de zoneraad bedoeld in artikel 24, eerste lid"; 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "Het lid van de zoneraad aangewezen door de provincieraad dat ingevolge een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dit mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit de kiezers van de provincieraad die voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden die van toepassing zijn voor wat betreft het mandaat van provincieraadslid en die noch lid is van het zonepersoneel, noch lid van het provinciepersoneel.".

Art. 83.In artikel 42, 3° van dezelfde wet wordt het woord "hetzij" vervangen door het woord "tenzij".

Art. 84.In artikel 51 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt aangevuld met de woorden "of van zijn provincie"; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het type beslissingen bepalen die, omwille van hun belangrijkheid, onderworpen worden aan dezelfde regels inzake weging van de stemmen als die welke van toepassing zijn inzake budget.".

Art. 85.In artikel 68 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zinnen : "Voor de eerste inschrijving van de gemeentelijke dotatie wordt dit akkoord bereikt ten laatste de eerste dag van de tweede maand voorafgaand aan de maand van inwerkingtreding van het in artikel 106, eerste lid, bedoelde koninklijk besluit.Voor de volgende inschrijvingen van de gemeentelijke dotatie, moet het akkoord altijd verkregen worden ten laatste op 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de dotatie voorzien is."; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een of meerdere aanvullende criteria bepalen.".

Art. 86.In artikel 69 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De federale dotatie bestaat uit een basisdotatie en bijkomende dotaties."; 2° in het tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "federale dotaties" vervangen door de woorden "federale basisdotatie"; 3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "De bijkomende federale dotaties worden verdeeld op basis van specifieke verdeelsleutels die door de Koning worden bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.".

Art. 87.Artikel 75, § 2, van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : "Met het oog op de invordering van onbetwiste en opeisbare schuldvorderingen kan de bijzondere rekenplichtige een dwangbevel uitvaardigen, geviseerd en uitvoerbaar verklaard door het college. Een dergelijk dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot.

Dat exploot stuit de verjaring. Een bevel kan door het college alleen worden geviseerd en uitvoerbaar verklaard als de schuld opeisbaar, vaststaand en zeker is. De schuldenaar moet bovendien vooraf aangemaand zijn met een aangetekende brief. De zone kan administratieve kosten aanrekenen voor deze aangetekende brief. Deze kosten vallen ten laste van de schuldenaar en kunnen eveneens ingevorderd worden via het dwangbevel. Schulden van een publieke rechtspersoon kunnen nooit via een dwangbevel worden ingevorderd.

Verzet kan tegen dat exploot worden ingediend binnen één maand na de betekening ervan bij verzoekschrift of door een dagvaarding ten gronde.".

Art. 88.In artikel 93, § 2, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "schuldeisers van de gemeenten" vervangen door de woorden "schuldeisers van de zone".

Art. 89.Artikel 101 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 101.Het personeel van de zone bestaat uit administratieve leden en operationele leden.".

Art. 90.Artikel 102 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 102.De raad bepaalt, op voorstel van de zonecommandant, het personeelsplan van de zone.

Voor het personeelsplan van het operationeel personeel houdt de raad rekening met de door de Koning bepaalde criteria.".

Art. 91.In artikel 103, eerste lid, van dezelfde wet wordt het woord "kader" vervangen door het woord "personeel".

Art. 92.In artikel 104 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord "stelt" vervangen door het woord "kan" en worden de woorden "voor om" vervangen door de woorden "voorstellen om"; 2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : "De Koning kan de nadere regels voor het afsluiten van een dergelijke overeenkomst en de inhoud ervan vastleggen.".

Art. 93.In artikel 105 van dezelfde wet wordt het woord "kader" vervangen door het woord "personeel".

Art. 94.In artikel 106 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : "De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het administratief en geldelijk statuut van het operationeel personeel van de zones, hierbij inbegrepen de opleiding."; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "De zone legt het administratief en geldelijk statuut van haar administratief personeel vast.".

Art. 95.In dezelfde wet wordt een artikel 106/1 ingevoegd, luidend als volgt : "

Art. 106/1.De hulpverleningszone kan in het kader van het eventueel opleggen van een tuchtsanctie, overgaan tot het uitvoeren van een alcohol- of drugtest bij het operationeel personeel onder de hierna bepaalde voorwaarden.

Het vrijwillig of het beroepspersoneelslid van de zone dat tijdens de dienst kennelijke tekenen van onder invloed van alcohol te zijn vertoont, onderwerpt zich op vraag van zijn hiërarchische meerdere aan een ademtest. De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van de ademtest.

Het vrijwillig of het beroepspersoneelslid van de zone dat tijdens de dienst kennelijke tekenen vertoont van onder invloed te zijn van drugs, onderwerpt zich op vraag van zijn hiërarchische meerdere aan een drugtest. De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van de drugtest.".

Art. 96.In artikel 117, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 augustus 2012, worden de woorden "provinciale opleidingscentra voor de openbare hulpdiensten" vervangen door de woorden "opleidingscentra voor de civiele veiligheid".

Art. 97.In artikel 123 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "door het versturen van een bij de post aangetekende brief waarbij de toezichthoudende overheid" worden vervangen door de woorden "op de dag dat de toezichthoudende overheid meedeelt dat ze";2° de woorden "per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs" worden opgeheven.

Art. 98.In artikel 126 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Wanneer de zoneoverheid het geschorste besluit niet rechtvaardigt binnen de termijn van veertig dagen, wordt het geschorste besluit van rechtswege als nietig beschouwd."; 2° in § 3, eerste lid, worden de woorden "of op eigen initiatief bij het verstrijken van de in § 2 vermelde termijn" en de woorden "of na het verstrijken van de in § 2 bedoelde termijn" opgeheven.

Art. 99.In artikel 127 van dezelfde wet worden de woorden "de personeelsformatie" vervangen door de woorden "het personeelsplan".

Art. 100.In artikel 129 van dezelfde wet worden de woorden "de personeelsformatie van het operationeel personeel en dat van het administratief personeel" vervangen door de woorden "het personeelsplan".

Art. 101.Artikel 130 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 102.In artikel 132 van dezelfde wet worden de woorden "de personeelsformatie" vervangen door de woorden "het personeelsplan".

Art. 103.In artikel 170 van dezelfde wet worden de woorden "of de directeur-generaal belast met het beheer van de operationele eenheden van de civiele bescherming of de leidinggevende ambtenaar van een operationele eenheid" ingevoegd tussen de woorden "of de zonecommandant" en de woorden "in het kader van hun bevoegdheden".

Art. 104.In artikel 174 van dezelfde wet worden de woorden "het kader," opgeheven.

Art. 105.In dezelfde wet wordt het opschrift van titel XIIIbis vervangen door wat volgt : "Titel VIII/1. Opleidingscentra voor de civiele veiligheid.".

Art. 106.In artikel 175/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 december 2010, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "provinciale opleidingscentra voor de openbare hulpdiensten" vervangen door de woorden "opleidingscentra voor de civiele veiligheid";2° in § 1, tweede lid, worden de woorden "en het sluiten van een overeenkomst met de FOD Binnenlandse Zaken" opgeheven;3° het artikel wordt aangevuld met de §§ 2 tot 5 luidende : " § 2.Subsidies kunnen toegekend worden voor het financieren van infrastructuur, materieel en pedagogische ondersteuning van de opleidingen voor de leden van de openbare hulpdiensten.

Deze subsidies kunnen worden toegekend aan de erkende opleidingscentra voor de civiele veiligheid, op voorwaarde dat zij een overeenkomst gesloten hebben met de Federale Staat.

De Koning bepaalt de minimale inhoud van deze overeenkomst evenals de bijkomende voorwaarden en de nadere regels voor toekenning van de subsidies. § 3. Subsidies kunnen toegekend worden om alle kosten van een bepaalde opleiding, andere dan de opleidingen bedoeld in § 1, te dekken, om tegemoet te komen aan vastgestelde opleidingsbehoeften en nieuwe evoluties. De Koning bepaalt de voorwaarden voor de toekenning aan de erkende opleidingscentra voor de civiele veiligheid van deze subsidies. § 4. De Koning legt de verdeelsleutel vast voor de subsidies, bedoeld in de §§ 2 en 3, tussen de erkende opleidingscentra voor de civiele veiligheid.

De verdeelsleutel houdt rekening met de volgende criteria : 1° het bevolkingscijfer;2° de oppervlakte;3° het aantal brandweerlieden;4° het aantal gesubsidieerde leerlingen voor brevetopleidingen. § 5. De Koning bepaalt de voorwaarden voor de samenwerking tussen de erkende opleidingscentra voor de civiele veiligheid teneinde de opleiding en de werking van de centra te specialiseren en te optimaliseren.".

Art. 107.In dezelfde wet wordt een titel IX/1 ingevoegd, luidende : "Titel IX/1. Internationale opdrachten.".

Art. 108.In titel IX/1, ingevoegd bij artikel 107, wordt een artikel 177/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 177/1.De minister of zijn afgevaardigde is bevoegd voor internationale vragen met betrekking tot de civiele veiligheid die behandeld worden in internationale of Europese organisaties en voor bilaterale of multilaterale uitwisselingen.".

Art. 109.Artikel 181 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 181.§ 1. De minister of zijn afgevaardigde kan, bij interventies in het kader van de opdrachten vermeld in artikel 11, in afwezigheid van beschikbare openbare diensten en bij gebrek aan voldoende middelen, de personen en zaken die hij nodig acht, opvorderen.

Dezelfde bevoegdheid wordt verleend aan de burgemeester, alsook aan de zonecommandant en, bij delegatie van deze laatste, aan de officieren tijdens interventies van deze diensten in het kader van hun opdrachten.

De Koning legt de procedure en de nadere regels van de opvordering vast. § 2. Dragen de kosten verbonden aan de opvordering van personen en zaken en vergoeden deze kosten aan de rechthebbenden : 1° de Staat, wanneer het de minister of zijn afgevaardigde is die overgaat tot de opvordering;2° de gemeente wanneer het de burgemeester is die overgaat tot de opvordering;3° de zone wanneer het de zonecommandant of de officieren zijn die overgaan tot de opvordering. De kosten zijn niet verschuldigd wanneer ze voortvloeien uit de herstelling van de schade die veroorzaakt werd aan de opgevorderde personen en zaken en voortvloeien uit ongevallen die plaatsvonden in de loop van of door het feit van de uitvoering van de operaties met het oog waarop de opvordering plaatsvond, wanneer het ongeval opzettelijk veroorzaakt werd door het slachtoffer. § 3. Tijdens de duur van de prestaties, worden de arbeidsovereenkomst en het leercontract geschorst ten voordele van de werknemers die deel uitmaken van deze diensten of die opgevorderd werden.".

Art. 110.Artikel 182 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : "Dezelfde bevoegdheid wordt toegekend aan de burgemeester.".

Art. 111.Artikel 197 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 112.In artikel 201 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bestaande tekst van het artikel die het eerste lid zal vormen wordt aangevuld met de woorden "voor alle hulpverleningszones"; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "Artikel 9, § 2, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming wordt opgeheven op de dag van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 174.".

Art. 113.In artikel 203 van dezelfde wet wordt de zin "de beroepsbrandweerlieden in dienst bij een gemeente worden overgedragen naar het operationele kader van de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt" vervangen door wat volgt : "De beroepsbrandweerlieden in dienst bij een gemeente worden operationeel personeel van de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt.".

Art. 114.Artikel 204, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : "De brandweerlieden die, op basis van een dienstnemingscontract, als vrijwillig brandweerman in dienst zijn bij een gemeente, worden operationeel personeel van de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt.".

Art. 115.In artikel 205 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : "Het administratief en technisch personeel van de openbare brandweerdiensten wordt administratief personeel van de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt, met behoud van hun hoedanigheid als statutair of contractueel personeel."; 2° in het tweede lid wordt het woord "kader" vervangen door het woord "personeel".

Art. 116.In artikel 206 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 28 april 2010 en 3 augustus 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, 3° en 4°, worden de woorden "artikel 207, eerste lid" telkens vervangen door de woorden "artikel 207, § 1";2° in § 4 worden de woorden "naar het operationele kader" vervangen door de woorden "als operationeel personeel".

Art. 117.In artikel 206/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 28 april 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid dat § 1 zal vormen, worden de woorden "het operationele kader van" opgeheven;2° het tweede lid, waarvan de bestaande tekst § 4 zal vormen wordt aangevuld met de volgende woorden : "met name de regels betreffende de evaluatie van het gedetacheerde personeelslid";3° tussen §§ 1 en 4 worden §§ 2 en 3 ingevoegd, luidende : " § 2.In afwachting van hun overdracht naar de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt, worden de brandweerlieden bedoeld in artikel 203 en de brandweerlieden bedoeld in artikel 204 gedetacheerd naar of ter beschikking gesteld van de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt van zodra de brandweerdiensten ondergebracht zijn in de brandweer- en reddingsposten in toepassing van artikel 220.

De detachering of de terbeschikkingstelling wordt automatisch beëindigd op het ogenblik van inwerkingtreding van het besluit genomen ter uitvoering van artikel 106, eerste lid. § 3. In afwachting van zijn overdracht naar de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt, wordt het administratief en technisch personeel bedoeld in artikel 205 gedetacheerd naar of ter beschikking gesteld van de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt van zodra de brandweerdiensten ondergebracht zijn in de brandweer- en reddingsposten in toepassing van artikel 220.

De detachering of de terbeschikkingstelling wordt automatisch beëindigd wanneer de zone het in artikel 106, derde lid, bedoelde statuut heeft vastgelegd.".

Art. 118.In artikel 207 van dezelfde wet, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zin : "De Koning bepaalt welke de bepalingen zijn die van toepassing zijn op het personeel dat van deze mogelijkheid gebruik maakt."; 2° in § 1, tweede lid, worden de woorden ", eerste lid, voor het personeel bedoeld in de artikelen 203 en 204 en binnen de drie maanden die volgen op de bekendmaking van het statuut bedoeld in artikel 106, derde lid voor het personeel bedoeld in artikel 205," ingevoegd tussen de woorden "artikel 106" en de woorden "en wordt door het betrokken personeelslid". 3° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : "In afwijking van het tweede lid, vangt de termijn van drie maanden aan, op de datum van de dienst hervatting, voor de personen die op de datum van hun overdracht naar de hulpverleningszones gerechtigd zijn op een tijdelijk pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid of langdurig gerechtigd afwezig zijn wegens persoonlijke aangelegenheden of een voltijdse loopbaanonderbreking."; 4° het artikel wordt aangevuld met een § 2, luidende : " § 2.De personeelsleden van het operationeel personeel en van het administratief personeel van de zone die, in overeenstemming met de bepalingen van de wet en de rechtspositie die op hen van toepassing is, worden benoemd, bevorderd of aangewezen voor een bij mobiliteit te begeven betrekking of voor een in de wet of een in uitvoering van de wet bedoelde mandaatfunctie, worden met ingang van de dag waarop de benoemings-, bevorderings- of aanwijzingsbeslissing hen is ter kennis gebracht of betekend, ongeacht hun statuut of rechtspositie, van rechtswege onderworpen aan alle bepalingen die het statuut of de rechtspositie vastleggen van de leden van het operationeel personeel of van het administratief personeel van de zone.

De beslissing tot benoeming, bevordering of aanwijzing bepaalt uitdrukkelijk dat vanaf de datum van kennisgeving of betekening ervan het betrokken personeelslid van rechtswege onderworpen is aan alle bepalingen die het statuut of de rechtspositie vastleggen van de leden van het operationeel personeel of van het administratief personeel van de zone.".

Art. 119.In artikel 208 van dezelfde wet worden de woorden "het zonale operationeel kader" vervangen door de woorden "de zone".

Art. 120.In artikel 215 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt opgeheven;2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt : " § 2.De overdracht van de in § 1 bedoelde onroerende goederen gebeurt bij authentieke akte.".

Art. 121.In artikel 218 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "en onroerende" en de woorden "en 215, § 2" worden opgeheven;2° de woorden "in de artikelen 210, § 2" worden vervangen door de woorden "in artikel 210, § 2";3° de woorden "in de artikelen 212 en 216" worden vervangen door de woorden "in artikel 212".

Art. 122.In dezelfde wet wordt een artikel 219/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 219/1.In afwachting van de inwerkingtreding van de zones bedoeld in artikel 220 voert de algemene inspectie, bedoeld in de artikelen 168 tot 174, haar opdrachten uit bij de brandweerdiensten, bedoeld bij artikel 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming. Voor de toepassing van dit artikel, wordt met de term "de zone", "de gemeente" bedoeld.".

Art. 123.Artikel 220 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 220.§ 1. De brandweerdiensten worden in de brandweer- en hulpverleningsposten geïntegreerd, wanneer de Koning vaststelt dat de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° het territoriale ambtsgebied van de zone is vastgesteld, overeenkomstig artikel 14;2° het in artikel 106, eerste lid, bedoelde statuut, werd goedgekeurd en is van kracht;3° de federale dotatie werd bepaald, overeenkomstig artikel 69;4° de dotaties van de verschillende gemeenten van de zone werden ingeschreven in de gemeentebegrotingen, overeenkomstig artikel 68. § 2. In afwijking van § 1, kan de pre-zoneraad, door een bij absolute meerderheid aangenomen beslissing, vragen dat de brandweerdiensten die aanwezig zijn op zijn grondgebied geïntegreerd worden in een hulpverleningszone wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° het territoriale ambtsgebied van de zone is vastgesteld, overeenkomstig artikel 14;2° de federale dotatie werd bepaald, overeenkomstig artikel 69. De Koning stelt de overgang van de prezone naar de hulpverleningszone vast. In dat geval zijn de bepalingen van deze wet betreffende de hulpverleningszones van toepassing op de zone, zodra de officiële verklaring opgesteld is, met uitzondering van artikel 67, tweede lid. § 3. In afwijking van § 2, bij gebrek aan een absolute meerderheid maar op de vraag van een of meerdere gemeenten die op de dag van de aanvraag meer dan 50 % van de bevolking ingeschreven in het bevolkingsregister vertegenwoordigen, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de overgang van de prezone naar hulpverleningszone vaststellen. § 4. In de gevallen bedoeld in §§ 2 en 3, wordt het gemeentelijk personeel gedetacheerd naar of ter beschikking gesteld van de hulpverleningszone overeenkomstig artikel 206/1.".

Art. 124.221 van dezelfde wet, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met de §§ 2 en 3, luidende : " § 2. De gemeenten sluiten onderling overeenkomsten die : 1° de financiële modaliteiten en de uitvoering van de snelste adequate hulp regelen;2° de modaliteiten voor versterking inzake personeel en materieel regelen. § 3. Bij gebrek aan een overeenkomst zoals bedoeld in § 2, kan de gemeente waarvan een post in het kader van het principe van de snelste adequate hulp een interventie heeft uitgevoerd op het grondgebied van een andere gemeente, de kosten van de betreffende interventie op deze andere gemeente verhalen.".

Art. 125.In artikel 221/1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 augustus 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het tweede lid opgeheven;2° in § 2, 1°, wordt de zin "In afwijking van § 1, tweede lid, wordt in geval van staking van stemmen voorkeur gegeven aan de oudste kandidaat" opgeheven;3° in § 2, 4°, zesde streepje, worden de woorden "tweede lid" vervangen door de woorden " § 1, tweede lid";4° in § 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "32, eerste en derde lid" worden vervangen door de woorden "32, eerste, tweede en vierde lid";b) de woorden "67, eerste lid, 2°, 3° en 5° " worden vervangen door de woorden "67, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 5° " en de woorden "53 tot 54" worden vervangen door de woorden 52 tot 54";5° in § 5, tweede lid worden de woorden "67, eerste lid, 2°, 3° en 5° " vervangen door de woorden "67, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 5° ";6° in § 6, eerste lid, worden de woorden "binnen een termijn van twee jaar vanaf de goedkeuring ervan" vervangen door de woorden "voor 31 december van het jaar waarvoor de dotatie wordt toegekend"; 7° in § 6 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "De termijn bedoeld in het eerste lid moet gelezen worden als 31 december 2013 voor de dotatie toegekend in het jaar 2012."; 8° het artikel wordt aangevuld met een § 7 luidende : " § 7.De prezone kan beslissen om beroepsbrandweerlieden, vrijwillige brandweerlieden en personen belast met het uitvoeren van de controle van de toepassing van de maatregelen, voorgeschreven door de wetten en reglementen met betrekking tot de brandpreventie aan te werven.

Het administratief personeel van de prezone bestaat uit statutaire en contractuele personeelsleden.

De prezone legt de regels vast die van toepassing zijn op haar personeel. Het gaat om de regels die het statuut van de personeelsleden van de openbare brandweerdiensten bepalen, en die van kracht zijn in een van de gemeenten van de prezone. Een enkele gemeente kan gekozen worden als referentiekader.

Het personeel van de prezone wordt overgedragen naar de hulpverleningszone waarvan deze prezone deel uitmaakt, onder dezelfde voorwaarden en gelijktijdig met het personeel bedoeld in de artikelen 203 tot 205.".

Art. 126.Artikel 125 van deze wet treedt in werking op 1 januari 2014, behoudens de bepalingen onder 6° en 7° tot wijziging van artikel 221/1, § 6, die uitwerking hebben met ingang van 5 oktober 2012.

Art. 127.In artikel 223 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "personeelsformatie" wordt telkens vervangen door het woord "personeelsbezetting";2° de woorden "102, tweede lid, en artikel 119, § 1" worden vervangen door de woorden "6, § 1, en 102, tweede lid".

Art. 128.In artikel 224, eerste lid, van dezelfde wet wordt het 5° opgeheven. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming - Subsidies aan de provinciale opleidingscentra voor de financiering van infrastructuur, materieel en pedagogische ondersteuning

Art. 129.In artikel 12/1, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, ingevoegd bij de wet van 29 december 2010, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, eerste lid, worden de woorden "provinciale opleidingscentra voor de openbare hulpdiensten" vervangen door de woorden "opleidingscentra voor de civiele veiligheid";2° In paragraaf 1, tweede lid worden de woorden "het sluiten van een overeenkomst met de FOD Binnenlandse Zaken" opgeheven;3° het artikel wordt aangevuld met de §§ 2 tot 5, luidende : " § 2.Subsidies kunnen toegekend worden voor het financieren van infrastructuur, materieel en pedagogische ondersteuning van de opleidingen voor de leden van de openbare hulpdiensten.

Deze subsidies kunnen worden toegekend aan de erkende opleidingscentra voor de civiele veiligheid op voorwaarde dat zij een overeenkomst gesloten hebben met de Federale Staat.

De Koning bepaalt de minimale inhoud van deze overeenkomst evenals de bijkomende voorwaarden en nadere regels voor toekenning van de subsidies. § 3. Subsidies kunnen toegekend worden om alle kosten van een bepaalde opleiding andere dan de opleidingen bedoeld in § 1, te dekken, om tegemoet te komen aan vastgestelde opleidingsbehoeften en nieuwe evoluties. De Koning bepaalt de voorwaarden voor de toekenning aan de erkende opleidingscentra voor de civiele veiligheid van deze subsidies. § 4. De Koning stelt de verdeelsleutel vast voor de subsidies, bedoeld in de §§ 2 en 3, tussen de erkende opleidingscentra voor de civiele veiligheid.

De verdeelsleutel houdt rekening met de volgende criteria : 1° het bevolkingscijfer;2° de oppervlakte;3° het aantal brandweerlieden;4° het aantal gesubsidieerde leerlingen voor brevet-opleidingen. § 5. De Koning bepaalt de voorwaarden voor de samenwerking tussen de erkende opleidingscentra voor de civiele veiligheid teneinde de opleiding en de functionering van de centra te specialiseren en te optimaliseren.".

Art. 130.Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2013.

TITEL V. - Wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle

Art. 131.In artikel 38 van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin van het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : "Zonder afbreuk te doen aan de andere beperkingen door of krachtens een wet, is de uitoefening van het mandaat van voorzitter of bestuurder bij het Agentschap, of bij elke andere instelling of entiteit waarop het Agentschap beroep doet op grond van artikel 28, onverenigbaar met het mandaat of de functies van :"; 2° in het eerste lid, 7°, wordt het "." vervangen door een ";"; 3° het eerste lid wordt aangevuld met het 8° luidende : "8° voorzitter of lid van de raad van bestuur bij een instelling die aan het toezicht van het Agentschap wordt onderworpen, met uitzondering van de universiteiten en hogescholen die geen rechtstreeks belang hebben bij de opdrachten van het Agentschap en met uitzondering van de juridische entiteiten die het Agentschap speciaal heeft opgericht op grond van artikel 28."; 4° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "Een personeelslid van het Agentschap kan geen lid van de raad van bestuur zijn van een instelling die onder het toezicht van het Agentschap staat.".

TITRE VI. - Wijzigingen van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties

Art. 132.In artikel 3, 3°, laatste streepje, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties worden de woorden "verkeersbord C3" vervangen door de woorden "de verkeersborden C3 en F103".

Art. 133.Artikel 21, § 4, van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : " § 4. De in artikel 3, 3°, bedoelde inbreuken kunnen alleen worden vastgesteld door de volgende personen : 1° de in artikel 20 bedoelde personen;2° de in artikel 21, § 1, 1°, bedoelde gemeenteambtenaren;3° de personeelsleden van de autonome gemeentebedrijven wier activiteiten beperkt zijn tot het vaststellen van de gedepenaliseerde parkeerovertredingen, alsook tot de in artikel 3, 3°, bedoelde inbreuken, en die in het kader van hun bevoegdheid daartoe door de gemeenteraad zijn aangesteld; 4° de personeelsleden van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap als bedoeld in artikel 25 van de ordonnantie van 22 januari 2009 houdende de organisatie van het parkeerbeleid en de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap, en die in het kader van hun bevoegdheid daartoe door de gemeenteraad zijn aangesteld.".

Art. 134.In artikel 33, vierde lid, van dezelfde wet, worden de woorden "in artikel 21, § 1, 1° " vervangen door de woorden "in artikel 21, § 4, 2° tot 4° ".

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 december 2013.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minster en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 53-3113 - 2013/2014 : Nr.1 : Wetsontwerp.

Nr. 2 : Bijlagen.

Nr. 3 : Amendementen.

Nr. 4 : Verslag.

Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 6 : Amendementen.

Nr. 7 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 5 december 2013.

Stukken van de Senaat : 5-2385 - 2013/2014 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.

^