Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 juni 2004
gepubliceerd op 02 augustus 2004

Wet tot omzetting van het besluit van de raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2004009510
pub.
02/08/2004
prom.
21/06/2004
ELI
eli/wet/2004/06/21/2004009510/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 JUNI 2004. - Wet tot omzetting van het besluit van de raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Aanwijzingen

Art. 2.§ 1. Om als Belgisch lid of als assistent van het Belgische lid bij Eurojust te worden aangewezen, moet de kandidaat een magistraat van het openbaar ministerie zijn die sedert ten minste tien jaar juridische functies heeft uitgeoefend, waarvan de laatste zes jaar als magistraat van de rechterlijke orde. § 2. De Minister van Justitie wijst het Belgische lid aan, op advies, naargelang van het geval, van de bevoegde procureur-generaal of de federale procureur.

De Minister van Justitie kan een assistent van het Belgische lid bij Eurojust aanwijzen. Hij doet dit op advies van, naargelang van het geval, de bevoegde procureurgeneraal of de federale procureur.

De assistent van het Belgische lid bij Eurojust kan het lid vervangen.

De aanwijzingen gelden voor een termijn van vijf jaar die twee maal kan worden verlengd. § 3. Voor de toepassing van deel II, boek II, titel V van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht worden het Belgische lid en de assistent van het Belgische lid bij Eurojust gelijkgesteld met een federaal magistraat.

Art. 3.Om als nationaal correspondent van België bij Eurojust te worden aangewezen, moet de kandidaat magistraat van het openbaar ministerie zijn en hetzij federaal magistraat zijn, hetzij met toepassing van artikel 144bis, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek, een opdracht gekregen hebben binnen het federaal parket. De Minister van Justitie wijst de nationaal correspondent aan op advies van, naargelang van het geval, de federale procureur of de bevoegde procureur-generaal.

Indien geen assistent van het Belgische lid bij Eurojust is aangewezen, wordt de nationaal correspondent van België bij Eurojust assistent van het Belgische lid bij Eurojust ingeval deze laatste niet beschikbaar is.

Art. 4.§ 1. De Minister van Justitie wijst het Belgische lid van het gemeenschappelijk controleorgaan dat bedoeld wordt in artikel 23 van het besluit van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken, hierna het besluit van de Raad van 28 februari 2002 genoemd, aan onder de leden van de zittende magistratuur die zitting hebben in de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Als de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geen lid van de zittende magistratuur telt, geschiedt de aanwijzing van het lid van het gemeenschappelijk controleorgaan overeenkomstig § 2. § 2. Om in het kader van de toepassing van § 1 bij het gemeenschappelijk controleorgaan te worden aangewezen, moet het lid van de zittende magistratuur, dat zich kandidaat stelt, sedert tenminste vijftien jaar juridische functies hebben uitgeoefend, waarvan de laatste zeven jaar als magistraat van de rechterlijke orde.

De Minister van Justitie wijst het lid van de zittende magistratuur aan op advies van de bevoegde eerste voorzitter.

De aanwijzing geldt voor een termijn van vijf jaar die tweemaal kan worden verlengd.

Art. 5.De bij het gemeenschappelijk controleorgaan aangewezen rechter ontvangt een presentiegeld waarvan het bedrag door de Koning wordt vastgesteld en dat volgens door Hem bepaalde regels wordt toegekend.

Art. 6.§ 1. Zolang geen enkele assistent van het Belgische lid overeenkomstig artikel 2 is aangewezen, kan de Minister van Justitie, op advies van de bevoegde procureurgeneraal, een parketjurist, een secretaris, een adjunct-secretaris of een lid van het personeel van het secretariaat van het parket opdracht geven om het Belgische lid bij Eurojust bij te staan. Hij kan het lid niet vervangen.

Deze aanwijzing geldt voor een termijn van ten hoogste vijf jaar. § 2. De parketjurist, de secretaris, de adjunct-secretaris of het lid van de parketsecretariaten aan wie aldus opdracht wordt gegeven, blijft zijn wedde ontvangen, alsook de daarop betrekking hebbende verhogingen en voordelen.

De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht blijven op hem van toepassing.

Gedurende de duur van zijn opdracht behoudt hij de laatste evaluatie die hij voor zijn opdracht heeft gekregen.

De volgende evaluatie vindt, naar gelang van het geval, plaats op grond van de artikelen 259nonies en 259decies of van artikel 287ter van het Gerechtelijk Wetboek. De in die artikelen bepaalde termijnen gaan in na het einde van de opdracht. HOOFDSTUK III. - Relatie tussen Eurojust en het openbaar ministerie

Art. 7.§ 1. Eurojust kan in het kader van de in de artikelen 3 en 4 van het besluit van de Raad van 28 februari 2002 vastgestelde doelstellingen en bevoegdheden, hetzij handelend als college, hetzij door toedoen van het Belgische lid, aan de federale procureur een verzoek richten dat ertoe strekt: 1° een onderzoek of vervolging in te stellen naar bepaalde feiten;2° te aanvaarden dat de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat beter geplaatst is om een onderzoek of vervolging in te stellen naar bepaalde feiten;3° het optreden van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te coördineren;4° overeenkomstig de toepasselijke samenwerkingsregelingen een gemeenschappelijk onderzoeksteam in te stellen;5° alle gegevens te verstrekken die Eurojust nodig heeft om zijn taken te verrichten. § 2. Ingeval de federale procureur een in § 1 bedoeld verzoek van Eurojust ontvangt, doet hij het ofwel toekomen aan de procureur des Konings indien de zaak bij hem reeds is aangebracht of, in de gevallen bedoeld in de artikelen 479 en volgende van het Wetboek van strafvordering, aan de reeds geadieerde procureur-generaal, ofwel behandelt hij de zaak zelf indien hij reeds geadieerd is.

Ingeval geen ander lid van het Belgische openbaar ministerie dan het Belgische lid bij Eurojust vooraf in de zaak is opgetreden, beslist de federale procureur wie het verzoek behandelt, hetzij de procureur des Konings of in de gevallen bedoeld in artikel 479 en volgende van het Wetboek van strafvordering de procureur generaal, hetzij hijzelf.

Behoudens dringende en noodzakelijke omstandigheden wordt de beslissing genomen na overleg met respectievelijk de procureur des Konings of met de procureur-generaal. De beslissing is niet vatbaar voor beroep.

Art. 8.§ 1. Ingeval Eurojust een in artikel 7 bedoeld verzoek doet, stelt het Belgische lid bij Eurojust de procureur generaal die bevoegd is voor de internationale samenwerking daarvan in kennis. § 2. De beslissing om het in artikel 7 bedoelde verzoek al dan niet ten uitvoer te leggen wordt met redenen omkleed en genomen door de procureur des Konings, de procureur-generaal of de federale procureur die het verzoek behandelt. § 3. De federale procureur stelt de Minister van Justitie in kennis van elke weigering om een verzoek van Eurojust als bedoeld in artikel 7 ten uitvoer te leggen.

Ingeval het verzoek uitgaat van Eurojust handelend als college, kan de tenuitvoerlegging ervan enkel worden geweigerd als zij wezenlijke nationale belangen kan schaden of het goede verloop van lopende onderzoeken of de veiligheid van een persoon kan aantasten. § 4. Behoudens dringende en noodzakelijke omstandigheden wordt de beslissing om een in artikel 7 bedoeld verzoek van Eurojust al dan niet ten uitvoer te leggen, genomen na overleg tussen de federale procureur en de procureur des Konings of, in de gevallen bedoeld in de artikelen 479 en volgende van het Wetboek van strafvordering, tussen de federale procureur en de procureur-generaal.

Art. 9.§ 1. Onverminderd artikel 28, § 3, van het besluit van de Raad van 28 februari 2002, oefent het Belgische lid bij Eurojust zijn ambt uit onder het gezag van de procureur-generaal die bevoegd is voor de internationale samenwerking. § 2. Het College van procureurs-generaal evalueert onder andere op grond van de verslagen van het Belgische lid bij Eurojust en na hem te hebben gehoord, de wijze waarop laatstgenoemd lid de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid heeft uitgevoerd en zijn bevoegdheden uitoefent met inachtneming van de taken en doelstellingen van Eurojust. Deze evaluatie wordt opgenomen in het in artikel 143bis, § 7, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde verslag.

Het Belgische lid bij Eurojust bezorgt daartoe aan de Minister van Justitie, aan de federale procureur en aan de procureur-generaal die bevoegd is voor internationale samenwerking een omstandig tweemaandelijks activiteitenverslag over zijn werkzaamheden binnen Eurojust.

Art. 10.Het Belgische lid van Eurojust stelt de federale procureur in kennis van alle gegevens die belangrijk zijn voor opsporingen of vervolgingen die het openbaar ministerie in België instelt.

Als bij de federale procureur een strafbaar feit is aangebracht dat betrekking heeft op België en op een andere lidstaat van de Europese Unie stelt hij het Belgische lid ervan in kennis dat het optreden van Eurojust gepast lijkt. De wijze waarop die mededeling geschiedt wordt bepaald in een omzendbrief van het College van procureurs-generaal.

Art. 11.§ 1. De federale procureur kan op eigen initiatief of op verzoek van de procureur des Konings, van de arbeidsauditeur of van de procureur-generaal om het optreden van Eurojust verzoeken als dit gepast lijkt. § 2. Ingeval dit noodzakelijk blijkt, vraagt de federale procureur in voorkomend geval op initiatief van de bevoegde procureur des Konings of procureur-generaal, aan Eurojust de persoonsgegevens die zijn behandeld door Eurojust en die door België zijn overgezonden of ingediend, te verbeteren of te verwijderen.

Eenieder die zijn recht op toegang tot de op hem betrekking hebbende persoonsgegevens die opgeslagen zijn bij Eurojust, wenst uit te oefenen of deze gegevens wenst te laten controleren krachtens artikel 20. van het besluit van de Raad van 28 februari 2002, kan daartoe kosteloos een verzoek indienen bij de federale procureur, die zich onverwijld tot Eurojust wendt. HOOFDSTUK IV. - Wijzigings- en overgangsbepalingen

Art. 12.In artikel 593 van het Wetboek van strafvordering worden de woorden « onder wie het Belgische lid bij Eurojust, » ingevoegd tussen de woorden « De magistraten van het openbaar ministerie, » en de woorden « de onderzoeksrechters ».

Art. 13.Behalve de aanwijzing van de nationaal correspondent, gelden de aanwijzingen die vóór de inwerkingtreding van deze wet verricht zijn voor een verlengbare termijn van vijf jaar te rekenen van 6 maart 2002 en zijn ze hernieuwbaar.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed door het Belgisch Staatsblad en zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 juni 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51- 915 - 2003/2004 : Nr. 1 : Wetsontwerp.

Nr. 2 : Amendement.

Nr. 3 : Verslag.

Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 29 april 2004 Stukken van de Senaat. 3-661 - 2003/2004 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Nr. 2 : Verslag namens de commissie.

Nr. 3 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd Handelingen van de Senaat : 3 juni 2004 .

^