Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 mei 2013
gepubliceerd op 13 juni 2013

Wet inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese unie

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2013009242
pub.
13/06/2013
prom.
21/05/2013
ELI
eli/wet/2013/05/21/2013009242/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

21 MEI 2013. - Wet inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op de probatievoorwaarden en de alternatieve straffen uitgesproken in een lidstaat van de Europese unie (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtingen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Voorafgaande bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Algemene beginselen

Art. 2.§ 1. Deze wet regelt de erkenning van vonnissen en, in voorkomend geval, probatiebeslissingen en het toezicht op niet-vrijheidsbenemende straffen of maatregelen bedoeld in artikel 3 op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie dan die waar het vonnis is uitgesproken.

Het doel is bij te dragen tot de maatschappelijke reclassering van de veroordeelde persoon en de bescherming van slachtoffers en de gemeenschap in het algemeen te verbeteren. § 2. Voor de tenuitvoerlegging van vonnissen tot een voorwaardelijke opschorting van de strafoplegging of voorwaardelijke invrijheidstelling vervangt deze wet, in de relaties van België met de andere lidstaten van de Europese Unie, en onverminderd artikel 32, de bepalingen van hoofdstuk V van de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten inzake de overbrenging tussen Staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen.

Art. 3.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° vonnis : een door een rechtscollege van de beslissingsstaat definitieve beslissing of beschikking, waarbij wordt vastgesteld dat een natuurlijke persoon een strafbaar feit heeft gepleegd en waarbij aan die persoon wordt opgelegd : a) een vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel, indien op grond van dat vonnis of bij een latere probatiebeslissing voorwaardelijke invrijheidstelling is verleend;b) een voorwaardelijke straf;c) een voorwaardelijke opschorting van de strafoplegging;of d) een alternatieve straf;2° voorwaardelijke straf : een vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel waarvan de tenuitvoerlegging volledig of ten dele voorwaardelijk wordt opgeschort, doordat een of meer probatievoorwaarden worden opgelegd.Deze probatievoorwaarden worden in het vonnis zelf opgenomen of in een afzonderlijke probatiebeslissing van een bevoegde autoriteit bepaald; 3° voorwaardelijke opschorting van de strafoplegging : een vonnis waarbij de oplegging van een straf voorwaardelijk is opgeschort doordat een of meer probatievoorwaarden worden opgelegd, of waarbij in plaats van een vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel een of meer probatievoorwaarden worden opgelegd.Deze probatievoorwaarden worden in het vonnis zelf opgenomen of in een afzonderlijke probatiebeslissing van een bevoegde autoriteit bepaald; 4° alternatieve straf : een andere straf dan een vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel of een geldelijke sanctie, waarbij een verplichting of een bevel wordt opgelegd;5° probatiebeslissing : een vonnis of een op grond daarvan gegeven definitieve beslissing van een bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, waarbij : a) een voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, of;b) probatievoorwaarden worden opgelegd;6° voorwaardelijke invrijheidstelling : een door een bevoegde autoriteit of krachtens het nationale recht gegeven definitieve beslissing tot vervroegde invrijheidstelling van een veroordeelde persoon die een deel van de vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel heeft ondergaan, waarbij een of meer probatievoorwaarden worden opgelegd;7° probatievoorwaarden : verplichtingen of bevelen die volgens het nationale recht van de beslissingsstaat door een bevoegde autoriteit aan een natuurlijke persoon worden opgelegd in samenhang met een voorwaardelijke straf, een voorwaardelijke opschorting van de strafoplegging of een voorwaardelijke invrijheidstelling;8° beslissingsstaat : de lidstaat van de Europese Unie waar het vonnis is gewezen;9° tenuitvoerleggingsstaat : de lidstaat van de Europese Unie waar op grond van een overeenkomstig artikel 18 gegeven beslissing toezicht wordt gehouden op probatievoorwaarden en alternatieve straffen;10° certificaat : het document waarvan het model in bijlage 1 is opgenomen, ondertekend door de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, die verklaart dat de inhoud correct is.

Art. 4.Deze wet is van toepassing wanneer het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing vergezeld gaat van een van de volgende voorwaarden : 1° de verplichting dat de veroordeelde persoon een bepaalde autoriteit in kennis stelt van iedere verandering van woonplaats of van de plaats waar hij werkt;2° de verplichting bepaalde locaties, plaatsen of afgebakende gebieden in de beslissingsstaat of in de tenuitvoerleggingsstaat niet te betreden;3° de verplichting houdende beperkingen van het recht om het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat te verlaten;4° de bevelen betreffende het gedrag, de woonplaats, de opleiding, de vrijetijdsbesteding, of houdende beperkingen op of voorwaarden inzake de beroepsuitoefening;5° de verplichting zich op gezette tijden bij een bepaalde autoriteit te melden;6° de verplichting contact met bepaalde personen te vermijden;7° de verplichting contact te vermijden met bepaalde voorwerpen die door de veroordeelde persoon zijn gebruikt of waarschijnlijk zullen worden gebruikt om een strafbaar feit te plegen;8° de verplichting de door het strafbare feit veroorzaakte schade financieel te vergoeden of het bewijs te leveren dat aan die verplichting is voldaan;9° de verplichting een dienstverlening te verrichten;10° de verplichting samen te werken met een reclasseringswerker of met een vertegenwoordiger van een maatschappelijke dienst die met verantwoordelijkheden jegens veroordeelde personen is belast;11° de verplichting een therapie of een ontwenningsbehandeling te ondergaan.

Art. 5.Deze wet voert een stelsel zonder voorafgaand akkoord van de tenuitvoerleggingsstaat en een stelsel met voorafgaand akkoord van de tenuitvoerleggingsstaat in.

Het stelsel zonder voorafgaand akkoord is van toepassing op de toezending van vonnissen en, in voorkomend geval, van probatiebeslissingen en certificaten met het oog op de erkenning en het toezicht aan de lidstaat waar de veroordeelde persoon zijn wettige en vaste verblijfplaats heeft, in het geval hij naar die Staat is teruggekeerd of wenst terug te keren.

Het stelsel met voorafgaand akkoord van de tenuitvoerleggingsstaat is, op verzoek van de veroordeelde persoon, van toepassing op de toezending van vonnissen en, in voorkomend geval, van probatiebeslissingen en certificaten met het oog op de erkenning en het toezicht aan enige andere lidstaat van de Europese Unie waar de veroordeelde persoon wenst te verblijven.

Het verzoek van de veroordeelde persoon creëert evenwel geen verplichting voor de beslissingsstaat aangezien laatstgenoemde kan beslissen het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing en het certificaat aan een andere lidstaat toe te zenden.

Art. 6.De bevoegde Belgische autoriteiten raadplegen de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaat telkens als de situatie dit vereist.

Alleen de beslissingsstaat kan beschikken op een verzoek tot herziening van het vonnis waarbij de op grond van deze wet ten uitvoer te leggen veroordeling is opgelegd.

Art. 7.Het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing of een voor eensluidend verklaard afschrift daarvan wordt op zodanige wijze toegezonden dat de kennisgeving ervan schriftelijk kan worden vastgelegd, aan slechts één tenuitvoerleggingsstaat tegelijk. Het certificaat wordt eveneens meegezonden.

Het origineel van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing, of van het certificaat, of de voor eensluidend verklaarde afschriften daarvan, worden aan de tenuitvoerleggingstaat op verzoek toegezonden.

Art. 8.De kosten voortvloeiend uit de tenuitvoerlegging van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing, uitgesproken in een andere lidstaat van de Europese Unie, worden door België gedragen, uitgezonderd de kosten die uitsluitend op het grondgebied van die andere lidstaat zijn gemaakt. HOOFDSTUK 3. - Procedure inzake de erkenning van een vonnis en, in voorkomend geval, van een probatiebeslissing gegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie en het toezicht op de straf of de maatregel Afdeling 1. - Autoriteit bevoegd

om het voorafgaand akkoord te geven

Art. 9.§ 1. In de in artikel 5, § 3, bedoelde gevallen is de minister van Justitie de bevoegde autoriteit om het voorafgaand akkoord te geven voor de toezending van een vonnis en, in voorkomend geval, van een probatiebeslissing, tezamen met het certificaat. § 2. Alvorens zijn beslissing te nemen, gaat de minister van Justitie na : 1° of de veroordeelde persoon geen bedreiging voor de openbare orde vormt;2° of de veroordeelde persoon voldoet aan de voorwaarden verbonden aan zijn vestiging op het Belgische grondgebied;3° of er duidelijke elementen zijn op grond waarvan de straf of de maatregel niet ten uitvoer kan worden gelegd op het Belgische grondgebied overeenkomstig het Belgische rechtssysteem;4° of de erkenning van en het toezicht op de straf of de maatregel op het Belgische grondgebied bijdraagt tot de reclassering en maatschappelijke re-integratie van de veroordeelde persoon. § 3. Teneinde na te gaan of de erkenning van en het toezicht op het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing in België voldoet aan de voorwaarde bedoeld in § 2, 4°, kan de minister van Justitie de dienst Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie belasten met de uitwerking van een beknopt voorlichtingsrapport of met de uitvoering van een maatschappelijk onderzoek.

Art. 10.De minister van Justitie brengt de beslissingsstaat onverwijld op de hoogte van zijn beslissing om al dan niet toe te stemmen in de toezending van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing. Indien hij toestemt in de toezending van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing stelt de minister van Justitie het openbaar ministerie in kennis van de plaats waar de veroordeelde persoon wenst te verblijven. Afdeling 2. - Voorwaarden voor de erkenning en het toezicht

Art. 11.§ 1. De erkenning van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing en het toezicht op de straf of maatregel worden geweigerd indien de feiten die aan het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing ten grondslag liggen krachtens het Belgische recht geen strafbaar feit opleveren. § 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing ingeval het gaat om een van de volgende strafbare feiten, voor zover deze in de beslissingsstaat met een maximale vrijheidsbenemende straf van minimaal drie jaar worden gestraft : 1° deelneming aan een criminele organisatie;2° terrorisme;3° mensenhandel;4° seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie;5° illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;6° illegale handel in wapens, munitie en explosieven;7° corruptie;8° fraude, daaronder begrepen fraude die afbreuk doet aan de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen in de zin van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen;9° witwassen van de opbrengst van misdrijven;10° valsemunterij en namaak van de euro;11° computercriminaliteit;12° milieucriminaliteit, daaronder begrepen illegale handel in bedreigde diersoorten en illegale handel in bedreigde plantensoorten;13° hulp bij het onrechtmatig binnenkomen van of verblijven op het grondgebied;14° opzettelijke doodslag of ernstige slagen en verwondingen;15° illegale handel in menselijke organen en weefsel;16° ontvoering, opsluiting en gijzelneming;17° racisme en vreemdelingenhaat;18° georganiseerde of gewapende diefstal;19° illegale handel in cultuurgoederen, daaronder begrepen antiquiteiten en kunstwerken;20° oplichting;21° racketeering en afpersing;22° namaak en ongeoorloofde productie van goederen;23° vervalsing van administratieve documenten en handel in valse stukken;24° vervalsing van betaalmiddelen;25° illegale handel in hormonale stoffen en andere groeifactoren;26° illegale handel in nucleaire en radioactieve stoffen;27° handel in gestolen voertuigen;28° verkrachting;29° opzettelijke brandstichting;30° misdaden die tot de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof behoren;31° kaping van vliegtuigen of van schepen;32° sabotage. § 3. Met betrekking tot taksen en belastingen, douanerechten en deviezen mag de erkenning van en het toezicht op een vonnis en, in voorkomend geval, een probatiebeslissing niet worden geweigerd op grond van het feit dat de Belgische wet niet dezelfde soort taksen of belastingen heft, of niet dezelfde soort regelgeving inzake taksen, belastingen, douanerechten en deviezen kent als de beslissingsstaat. § 4. Paragraaf 2, 14°, is niet van toepassing op abortus bedoeld in artikel 350, tweede lid, van het Strafwetboek en op euthanasie bedoeld in de wet van 28 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/05/2002 pub. 22/06/2002 numac 2002009590 bron ministerie van justitie Wet betreffende de euthanasie sluiten betreffende de euthanasie.

Art. 12.De erkenning van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing en het toezicht op de straf of de maatregel wordt in de volgende gevallen geweigerd : 1° de erkenning van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing en het toezicht op de straf of de maatregel zijn onverenigbaar met het beginsel « ne bis in idem »;2° het Belgische recht voorziet in een immuniteit die het houden van toezicht op de straf of de maatregel bij het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing, onmogelijk maakt;3° de straf of de maatregel is opgelegd aan een persoon die, volgens het Belgische recht, wegens zijn leeftijd niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gesteld voor de feiten die ten grondslag liggen aan het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing;4° de tenuitvoerlegging van de straf is volgens het Belgische recht verjaard;5° het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing behelst een medische/therapeutische behandeling waarop, ondanks de toepassing van artikel 17, geen toezicht kan worden uitgeoefend op het Belgische grondgebied overeenkomstig het Belgische rechts- of gezondheidszorgsysteem;6° er bestaan ernstige redenen om aan te nemen dat het toezicht op de straf of de maatregel afbreuk zou doen aan de fundamentele rechten van de betrokken persoon, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie;7° er is niet voldaan aan de in artikel 5, § 2, vermelde criteria;8° de toezending van het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing valt onder het stelsel met voorafgaand akkoord en het akkoord van minister van Justitie werd niet gegeven overeenkomstig artikel 9.

Art. 13.§ 1. De erkenning van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing en het toezicht op de straf of de maatregel kunnen in de volgende gevallen worden geweigerd : 1° het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing heeft betrekking op strafbare feiten die volgens het Belgische recht volledig, dan wel voor een groot of zeer belangrijk deel op zijn grondgebied of op een daarmee gelijk te stellen plaats, zijn gepleegd;2° de niet-vrijheidsbenemende straf of maatregel heeft een duur van minder dan zes maanden;3° de voorwaarden bij het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing zijn niet opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 4;4° volgens het certificaat is de betrokkene niet in persoon verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij in het certificaat vermeld staat dat de betrokkene, overeenkomstig de andere in de nationale wetgeving van de beslissingsstaat bepaalde procedurevereisten : a) tijdig, i) persoonlijk werd gedagvaard en dus op de hoogte werd gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of anderszins officieel en daadwerkelijk in kennis werd gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces; en ii) ervan in kennis werd gesteld dat een beslissing kon worden gewezen in geval van niet-verschijning; of dat b) de betrokkene op de hoogte was van het voorgenomen proces, een zelf gekozen of van overheidswege aangewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en op het proces ook werkelijk door die raadsman is verdedigd; of dat c) nadat de beslissing hem werd betekend en hij uitdrukkelijk op de hoogte was gebracht van zijn recht op een nieuwe vonnis- of beroepsprocedure, waaraan de betrokkene het recht heeft om deel te nemen en die het mogelijk maakt om de zaak opnieuw ten gronde te beoordelen, rekening houdend met het nieuwe bewijsmateriaal, en die tot een nietigverklaring van de oorspronkelijke beslissing kan leiden : i) uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwistte, of ii) niet binnen de opgelegde termijn om een nieuwe vonnis- of beroepsprocedure heeft verzocht. § 2. Indien het certificaat onvolledig is of kennelijk niet overeenstemt met het vonnis en, in voorkomend geval, met de probatiebeslissing kan de erkenning van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing en het toezicht op de straf of de maatregel worden toegekend indien de tenuitvoerleggingsstaat van oordeel is dat zij over voldoende gegevens beschikt.

Indien de tenuitvoerleggingsstaat van oordeel is dat zij niet over voldoende informatie beschikt om de erkenning van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing en het toezicht op de straf of maatregel mogelijk te maken, bepaalt zij voor de beslissingsautoriteit een redelijke termijn waarbinnen het certificaat moet worden aangevuld of gecorrigeerd. Indien de informatie niet binnen de bepaalde termijn wordt verstrekt, worden de erkenning en het toezicht geweigerd. Afdeling 3. - Procedure voor de erkenning en het toezicht

Art. 14.De autoriteit bevoegd voor de erkenning van een vonnis en, in voorkomend geval, van een probatiebeslissing is het openbaar ministerie van de plaats waar de betrokkene zijn wettige en vaste verblijfplaats heeft of, naar gelang het geval, van de plaats waar hij zich wenst te vestigen.

Art. 15.Het aan het openbaar ministerie gerichte certificaat moet in het Nederlands, het Frans, het Duits of het Engels worden vertaald.

Wanneer een andere autoriteit het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing en het certificaat ontvangt, zendt zij die ambtshalve over aan het openbaar ministerie en stelt zij de beslissingsautoriteit hiervan in kennis op zodanige wijze dat de kennisgeving schriftelijk kan worden vastgelegd.

Art. 16.§ 1. Indien de beslissingsautoriteit vooraf overleg pleegt met het openbaar ministerie, kan laatstgenoemde bij deze gelegenheid bij een met redenen omklede beslissing oordelen of de erkenning van het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing en het toezicht op de straf of maatregel in België bijdragen tot de reclassering en de maatschappelijke re-integratie van de veroordeelde persoon. Het openbaar ministerie kan de dienst Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie de opdracht geven een beknopt voorlichtingsverslag of een maatschappelijk onderzoek uit te voeren. § 2. Met het oog op de beslissing doen over de erkenning van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing en het toezicht op de straf en de maatregel gaat het openbaar ministerie vanaf de ontvangst van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing en het certificaat, na : 1° of een van de in de artikelen 11 tot 13 bepaalde weigeringsgronden moet worden aangevoerd;2° of, in het geval waarin de aan het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing ten grondslag liggende feiten worden vermeld in artikel 11, § 2, de gedragingen zoals omschreven in het certificaat wel degelijk overeenkomen met deze feiten. § 3. Het openbaar ministerie gaat na of het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing vergezeld gaan van bijzondere voorwaarden zoals bedoeld in artikel 4. § 4. Vooraleer te beslissen om het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing niet te erkennen en geen toezicht te houden op de straf of maatregel om de gronden bepaald in artikelen 12, 1°, 5°, 7°, 8° en 13, raadpleegt het openbaar ministerie de beslissingsstaat naar behoren en, in voorkomend geval, vraagt hij om onverwijld alle aanvullende noodzakelijke informatie toe te zenden. § 5. Het openbaar ministerie die heeft besloten een van de in artikel 13 vermelde weigeringsgronden aan te voeren, kan niettemin, in overeenstemming met de beslissingsstaat, beslissen in België toe te zien op de voorwaarden bij het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing, zonder dat hij de verantwoordelijkheid aanvaardt voor het nemen van latere beslissingen wanneer de veroordeelde persoon de opgelegde voorwaarden niet naleeft of tijdens de probatie een nieuw strafbaar feit pleegt.

Art. 17.Indien de duur van de niet-vrijheidsbenemende straf of maatregel of van de probatie onverenigbaar is met het Belgische recht, kan het openbaar ministerie enkel beslissen deze veroordeling aan te passen wanneer die langer is dan de maximumstraf die door het Belgische recht voor vergelijkbare strafbare feiten is voorgeschreven.

De duur van de aangepaste veroordeling kan niet lager liggen dan de maximumduur die volgens het Belgische recht voor vergelijkbare strafbare feiten geldt.

Indien de aard van de straf of de maatregel onverenigbaar is met het Belgische recht, kan het openbaar ministerie de veroordeling aanpassen aan een straf of maatregel die door het Belgische recht voor vergelijkbare strafbare feiten is voorgeschreven. Die straf of maatregel moet voor zover mogelijk overeenkomen met de veroordeling uitgesproken in de beslissingsstaat.

De in de beslissingsstaat opgelegde straf of maatregel kan in geen geval worden verzwaard naar aard of duur.

Art. 18.§ 1. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 19, beslist het openbaar ministerie zodra dit mogelijk is en uiterlijk binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing en het certificaat, over de erkenning van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing en over het toezicht op de straf of maatregel, waarna hij de beslissingsstaat hiervan in kennis stelt. § 2. De beslissing om het vonnis en, in voorkomend geval, de proeftijdbeslissing al dan niet te erkennen en toezicht te houden op de straf of de maatregel en eventueel de beslissing tot aanpassing van de straf worden betekend aan de betrokken persoon wanneer die zich op het Belgisch grondgebied bevindt. De persoon kan de beslissing van het openbaar ministerie betwisten en de zaak aanhangig maken bij de raadkamer door middel van een verzoekschrift gericht aan de griffie, binnen een termijn van vierentwintig uur te rekenen vanaf de betekening van de beslissing.

De raadkamer doet enkel uitspraak op grond van artikel 16, § 2, binnen een termijn van vijftien dagen. Tegen de beslissing van de raadkamer kan cassatieberoep worden ingesteld. § 3. Wanneer de beslissing tot erkenning en toezicht definitief is en uiterlijk binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het vonnis en in voorkomend geval, van de probatiebeslissing en het certificaat, brengt het openbaar ministerie de beslissingsstaat hiervan op de hoogte. § 4. Wanneer het openbaar ministerie beslist om het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing te erkennen, stelt hij de beslissingsstaat in kennis van enige beslissing tot aanpassing overeenkomstig artikel 17 en neemt hij onverwijld alle maatregelen die nodig zijn voor het toezicht op de niet-vrijheidsbenemende straf of maatregel volgens de regels van het Belgische recht. De beslissing om het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing te erkennen, maakt de in de beslissingsstaat uitgesproken straf of maatregel rechtstreeks en onmiddellijk uitvoerbaar in België voor het deel dat nog moet worden ondergaan. § 5. Indien het, in uitzonderlijke gevallen, het openbaar ministerie onmogelijk is de in § 3 bedoelde termijn van zestig dagen na te leven, stelt hij de beslissingsstaat hiervan onverwijld in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en van de tijd die deze nog voor het nemen van een definitieve beslissing nodig zal hebben.

Art. 19.Indien het in artikel 7 bedoelde certificaat onvolledig is of kennelijk niet overeenstemt met het vonnis of, in voorkomend geval, de probatiebeslissing kan de beslissing tot erkenning van het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing en het toezicht op de straf of de maatregel worden uitgesteld totdat het certificaat, binnen een redelijke termijn bepaald door het openbaar ministerie, volledig is of gecorrigeerd overeenkomstig artikel 13, § 2.

Art. 20.In het geval dat de beslissingsstaat het certificaat intrekt naar aanleiding van informatie met betrekking tot de aanpassing van de aard of de duur van de straf of de maatregel terwijl geen aanvang is gemaakt met het toezicht op de straf of maatregel op het Belgische grondgebied, beëindigt het openbaar ministerie het toezicht op de straf of maatregel.

Het openbaar ministerie beëindigt het toezicht op de straf of de maatregel zodra hij door de beslissingsstaat in kennis is gesteld van enige beslissing of maatregel waardoor de veroordeling niet langer uitvoerbaar is. Afdeling 4. - Toezicht op de straf

of de maatregel en de gevolgen ervan

Art. 21.§ 1. Onverminderd artikel 16, § 5, wordt het toezicht op de straf of maatregel beheerst door het Belgische recht, met inbegrip van de te nemen beslissingen wanneer de veroordeelde persoon de opgelegde voorwaarden niet naleeft of een nieuw strafbaar feit pleegt. § 2. Het toezicht op de in artikel 4, 8°, bepaalde voorwaarde kan worden uitgeoefend door de veroordeelde persoon te verzoeken om het bewijs te leveren te hebben voldaan aan de verplichting tot vergoeding van de door het strafbaar feit veroorzaakte schade. § 3. Indien de veroordeelde persoon zich aan het toezicht onttrekt of niet langer een wettige en vaste verblijfplaats in België heeft, kan het openbaar ministerie de bevoegdheid inzake het toezicht op de straf of maatregel opnieuw overdragen aan de beslissingsstaat. § 4. Wanneer de beslissingsstaat erom verzoekt, wegens een nieuwe strafvervolging tegen de veroordeelde persoon, kan het openbaar ministerie deze Staat opnieuw bevoegd maken voor het toezicht op de straf of maatregel. Afdeling 5. - Gegevens die moeten

worden toegezonden aan de beslissingsstaat

Art. 22.§ 1. Het openbaar ministerie stelt de beslissingsstaat onverwijld, op een zodanige wijze dat de kennisgeving schriftelijk kan worden vastgelegd, in kennis van : 1° het feit dat het in de praktijk onmogelijk is om toezicht te houden op de straf of maatregel omdat de veroordeelde persoon niet op het Belgische grondgebied kan worden gevonden;2° de beslissing om het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing te erkennen en de verantwoordelijkheid te aanvaarden voor het toezicht op de straf of maatregel;3° enige met redenen omklede beslissing om het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing niet te erkennen;4° de met redenen omklede beslissing om de straf of maatregel overeenkomstig artikel 17 aan te passen;5° de in voorkomend geval met redenen omklede beslissing tot amnestie of gratie, die tot gevolg heeft dat een vonnis en, in voorkomend geval, een probatiebeslissing niet wordt erkend;6° enige wijziging van de niet-vrijheidsbenemende straf of maatregel;7° de herroeping van de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis of van de voorwaardelijke invrijheidstelling;8° de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf wegens het niet- naleven van de opgelegde voorwaarden;9° het aflopen van de niet-vrijheidsbenemende straf of maatregel;10° alle omstandigheden of vaststellingen die tot gevolg zouden kunnen hebben dat een of meer van de in de 6° tot 9° bedoelde beslissingen worden gegeven. § 2. Wanneer het openbaar ministerie het toezicht op de straf of maatregel heeft aanvaard overeenkomstig artikel 16, § 5, moet hij de beslissingsstaat eveneens in kennis stellen van enige niet-naleving van de straf of maatregel door middel van een formulier opgesteld in de vorm voorgeschreven in bijlage 2 bij deze wet.

Art. 23.Indien de beslissingsstaat hierom verzoekt, stelt het openbaar ministerie die Staat onmiddellijk na ontvangst van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing en het certificaat, en op zodanige wijze dat de kennisgeving schriftelijk kan worden vastgelegd, in kennis van de maximumduur van de vrijheidsbeneming waarin het Belgische recht voorziet voor het strafbare feit dat aanleiding heeft gegeven tot de beslissing, en welke kan worden opgelegd aan de veroordeelde personen die de opgelegde voorwaarden niet naleven. HOOFDSTUK 4. - Procedure inzake de erkenning van en het toezicht op een in België gegeven vonnis en, in voorkomend geval, een probatiebeslissing in een andere lidstaat van de Europese Unie Afdeling 1. - Bevoegde beslissingsautoriteit

Art. 24.Het openbaar ministerie van de plaats van de wettige en vaste verblijfplaats of van de plaats waar het vonnis werd uitgesproken, is de autoriteit die bevoegd is om een vonnis en, in voorkomend geval, een probatiebeslissing toe te zenden met het oog op de erkenning en het toezicht in een andere lidstaat. Afdeling 2. - Procedure voor de tenuitvoerlegging

Art. 25.Wanneer het voorafgaand akkoord van de tenuitvoerleggingsstaat vereist is krachtens artikel 5, § 3, verzoekt het openbaar ministerie de tenuitvoerleggingsstaat om dit voorafgaand akkoord te geven voor de toezending van het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing.

Indien de tenuitvoerleggingsstaat zijn voorafgaand akkoord geeft, zendt het openbaar ministerie het vonnis, en in voorkomend geval, de probatiebeslissing, tezamen met het certificaat toe aan de tenuitvoerleggingsautoriteit met het oog op de erkenning en het toezicht.

Art. 26.§ 1. Het openbaar ministerie zendt de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing tezamen met het certificaat dat moet worden vertaald in de officiële taal of een van de officiële talen van deze Staat of in een of meer andere officiële talen van de instellingen van de Europese Unie die deze Staat aanvaardt op grond van een verklaring neergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie indien aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de tenuitvoerleggingsstaat heeft ingestemd met de toezending van het vonnis en, in voorkomend geval, van de probatiebeslissing en van het certificaat, overeenkomstig artikel 5, § 3;en 2° het openbaar ministerie heeft de zekerheid verworven dat de tenuitvoerlegging van de veroordeling in de tenuitvoerleggingsstaat bijdraagt tot de doelstelling van de maatschappelijke reclassering. Het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing tezamen met het certificaat kunnen slechts aan een enkele tenuitvoerleggingsstaat tegelijk worden toegezonden. § 2. Indien de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat niet is gekend, kunnen de nodige opsporingen worden verricht door enig middel, daaronder begrepen door toedoen van de aanspreekpunten van het Europees justitieel netwerk, teneinde deze informatie te verkrijgen van de tenuitvoerleggingsstaat. Afdeling 3. - Afgifte van het vonnis en,

in voorkomend geval, de probatiebeslissing en de gevolgen ervan

Art. 27.De straf of maatregel kan niet langer ten uitvoer worden gelegd op het Belgische grondgebied zodra het openbaar ministerie door de tenuitvoerleggingsstaat in kennis is gesteld van de erkenning van het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing en het toezicht op de straf of maatregel.

Art. 28.§ 1. Het openbaar ministerie wordt opnieuw bevoegd voor het toezicht op de straf of maatregel wanneer de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegdheid overdraagt aan het openbaar ministerie naar aanleiding van : 1° het verzoek van het openbaar ministerie indien een nieuwe strafvervolging tegen de veroordeelde persoon is ingesteld in België;2° de vaststelling dat de veroordeelde persoon zich aan het toezicht heeft onttrokken of niet langer een wettige en vaste verblijfplaats in de tenuitvoerleggingsstaat heeft. § 2. In de gevallen bedoeld in § 1 houdt het openbaar ministerie toezicht op de straf of de maatregel en houdt er rekening mee hoelang de veroordeelde persoon al aan de bijzondere voorwaarden bij het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing heeft voldaan in de tenuitvoerleggingsstaat; tevens houdt hij rekening met elke beslissing die de tenuitvoerleggingsautoriteit heeft genomen met betrekking tot : 1° de wijziging van de niet-vrijheidsbenemende straf of maatregel;2° de herroeping van de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis of van de voorwaardelijke invrijheidstelling;3° de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf wegens het niet- naleven van de opgelegde voorwaarden;4° het aflopen van de niet-vrijheidsbenemende straf of maatregel;5° alle omstandigheden of vaststellingen die volgens hem tot gevolg zouden kunnen hebben dat een of meer van de in de 1° tot 4° bedoelde beslissingen worden gegeven.

Art. 29.Het toezicht kan worden hernomen op het Belgisch grondgebied zodra het openbaar ministerie beslist om het certificaat in te trekken, voor zover dat toezicht nog niet is aangevat op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat : 1° naar aanleiding van de kennisgeving van de tenuitvoerleggingsstaat van zijn beslissing om de voorwaarden bij het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing aan te passen;of 2° na op zijn verzoek door de tenuitvoerleggingsstaat in kennis te zijn gesteld van de maximumduur van de vrijheidsbeneming waarin het Belgische recht voorziet voor het strafbare feit dat aanleiding heeft gegeven tot het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing en welke kan worden opgelegd aan de veroordeelde persoon die de voorwaarden bij het vonnis en, in voorkomend geval, de probatiebeslissing niet naleeft. In de in het eerste lid, 2°, bedoelde hypothese moet het openbaar ministerie de beslissingsstaat ten laatste binnen tien dagen na ontvangst van de informatie en op zodanige wijze dat de kennisgeving schriftelijk kan worden vastgelegd, in kennis stellen van zijn beslissing om het certificaat in te trekken.

Art. 30.Indien de tenuitvoerleggingsstaat heeft verklaard dat hij de bevoegdheid voor de te nemen beslissingen weigert op te nemen wanneer de veroordeelde persoon de opgelegde voorwaarden niet naleeft of wanneer de veroordeelde persoon tijdens de probatie een nieuw strafbaar feit pleegt en indien de tenuitvoerleggingsstaat daartoe een formulier opgesteld in de vorm voorgeschreven in bijlage 2 bij deze wet toezendt, ressorteert die bevoegdheid onder de ter zake toepasselijke regels van het Belgische recht. Afdeling 4. - Gegevens die moeten

worden toegezonden aan de tenuitvoerleggingsstaat

Art. 31.Het openbaar ministerie stelt de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld, op een zodanige wijze dat de kennisgeving schriftelijk kan worden vastgelegd, in kennis van : 1° de herroeping van de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis of van de voorwaardelijke invrijheidstelling;2° de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel, indien een dergelijke maatregel niet is opgenomen in het vonnis en, in voorkomend geval, in de probatiebeslissing;3° het opleggen van een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel, indien een dergelijke maatregel niet is opgenomen in het vonnis en, in voorkomend geval, in de probatiebeslissing;4° het aflopen van de niet-vrijheidsbenemende straf of maatregel. HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepaling

Art. 32.§ 1. Deze wet is van toepassing op de toezending van vonnissen betreffende : 1° iedere in België veroordeelde persoon naar een lidstaat van de Europese Unie en;2° iedere in een lidstaat van de Europese Unie veroordeelde persoon naar België. § 2. In het kader van de betrekkingen met de lidstaten die het kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve maatregelen niet hebben omgezet, blijven de bepalingen van hoofdstuk V van de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten inzake de overbrenging tussen Staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, alsook de bestaande instrumenten op het gebied van tenuitvoerlegging van en het toezicht op niet-vrijheidsberovende maatregelen van toepassing.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussels, 21 mei 2013.

ALBERT Van Koningswege : Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Kamer van volksvertegenwoordigers : Stukken. - Wetsontwerp, 53-2648 - Nr. 1. - Verslag, 53-2648 - Nr; 2.

Tekst verbeterd door de commissie, 53-2648 - Nr. 3. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 53-2648 - Nr. 4.

Senaat : Stuk. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, 5-2019 - Nr. 1.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^