Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 januari 1999
gepubliceerd op 22 oktober 1999

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Estland inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, en Protocol, ondertekend te Brussel op 24 januari 1996 (2)

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking
numac
1999015064
pub.
22/10/1999
prom.
22/01/1999
ELI
eli/wet/1999/01/22/1999015064/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 JANUARI 1999. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Estland inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, en Protocol, ondertekend te Brussel op 24 januari 1996 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek Estland inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, en het Protocol, ondertekend te Brussel op 24 januari 1996, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 22 januari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister belast met Buitenlandse Handel, E. DI RUPO

Nota (1) Zitting 1997-1998. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 20 augustus 1998, nr. 1-1090/1.

Zitting 1998-1999.

Senaat.

Documenten. - Verslag, nr. 1-1090/2. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1-1090/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 18 november 1998. - Stemming.Vergadering van 19 november 1998.

Kamer.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 49-1835/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 49-1835/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 3 december 1998. (2) Decreet van het Vlaamse Gewest van 19 december 1998 (Belgisch Staatsblad van 9 februari 1999, blz.3691-3692); Decreet van het Waalse Gewest van 9 april 1998 (Belgisch Staatsblad van 22 april 1998, blz. 12327); Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 17 april 1997 (Belgisch Staatsblad van 10 juli 1997, blz. 18357).

OVEREENKOMST TUSSEN DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE, ENERZIJDS, EN DE REPUBLIEK ESTLAND, ANDERZIJDS, INZAKE DE WEDERZIJDSE BEVORDERING EN BESCHERMING VAN INVESTERINGEN De Regering van het Koninkrijk Belgie, handelend zowel in eigen naam als in naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg krachtens bestaande overeenkomsten, de Regering van het Vlaamse Gewest, de Regering van het Waalse Gewest en de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, enerzijds, en De Regering van de Republiek Estland, anderzijds, hierna te noemen "de Overeenkomstsluitende Partijen", Verlangende hun economische samenwerking te versterken door voor investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij gunstige investeringsvoorwaarden te scheppen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, Zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term: 1. "investeerders": - wat de Republiek Estland betreft : a) elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van de Republiek Estland een onderdaan ervan is, en b) elk rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met de wetgeving van de Republiek Estland die zijn maatschappelijke zetel heeft op het grondgebied van de Republiek Estland of in een derde land, en waarin een investeerder van de Republiek Estland een meerderheidsdeelneming heeft. - wat de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie betreft: a) "de onderdanen", met name elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van België of Luxemburg wordt beschouwd als een onderdaan van België of van Luxemburg, b) "de ondernemingen", met name elk rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met de Belgische of de Luxemburgse wetgeving, die zijn maatschappelijke zetel heeft op het grondgebied van België of Luxemburg.2. "investeringen" : alle soorten vermogensbestanddelen en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in welke economische sector ook. Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden in het bijzonder, doch niet uitsluitend : a) roerende en onroerende goederen, alsmede alle andere zakelijke rechten zoals hypotheken, retentierechten, pandrechten, rechten van vruchtgebruik en soortgelijke rechten;b) aandelen, maatschappelijke aandelen en alle andere vormen van deelneming, met inbegrip van minderheidsdeelneming dan wel onrechtstreekse deelneming, in bedrijven die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;c) obligaties, tegoeden en recht op iedere andere prestatie die economische waarde heeft;d) auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische werkwijzen, handelsnamen en goodwill;e) publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die tot het opsporen, ontwikkelen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen. Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitaal werden geïnvesteerd of geherinvesteerd doen geen afbreuk aan de omschrijving ervan als "investering" als bedoeld in deze Overeenkomst. 3. "opbrengst" : de bedragen die een investering oplevert, en met name, doch niet uitsluitend, winst, rente, vermogensaanwas, dividenden, royalty's en uitkeringen. Artikel 2 Bevordering van investeringen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied en laat zodanige investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij die toestemming heeft gegeven voor een investering op haar grondgebied laat, in overeenstemming met haar wetgeving, het sluiten en uitvoeren van licentiecontracten en overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand toe, voor zover deze activiteiten verband houden met de investeringen. Artikel 3 Bescherming en behandeling van investeringen 1. Alle investeringen, zij het rechtstreekse of onrechtstreekse, door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling.2. Onder voorbehoud van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten deze investeringen een voortdurende bescherming en zekerheid, met uitsluiting van elke onredelijke of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie van deze investeringen zou kunnen belemmeren.3. De in de eerste twee leden beschreven behandeling en bescherming moeten minstens gelijk zijn aan die welke de investeerders van een derde Staat genieten en ze mogen in elk geval niet minder gunstig zijn dan die waarin het internationaal recht voorziet.4. Deze behandeling en bescherming strekken zich evenwel niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan de investeerders van een derde Staat op grond van zijn lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of iedere andere vorm van regionale economische organisatie. Artikel 4 Onteigening en schadeloosstelling 1. Geen van de Overeenkomstsluitende Partijen zal een rechtstreekse of onrechtstreekse maatregel tot onteigening of nationalisatie treffen noch enige andere maatregel die eenzelfde gevolg heeft of van dezelfde strekking is, met betrekking tot investeringen op haar grondgebied die toebehoren aan investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij.2. Wanneer om redenen van openbaar nut, veiligheid of nationaal belang van lid 1 van dit artikel moet worden afgeweken, dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld: a) de maatregelen worden genomen met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;b) de maatregelen zijn niet discriminatoir of in strijd met bijzondere verbintenissen;c) de maatregelen gaan vergezeld van voorzieningen voor de onmiddellijke betaling van een billijke en reële schadeloosstelling.3. Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de werkelijke waarde van de investeringen op de dag voordat de desbetreffende maatregelen worden genomen of bekendgemaakt. De schadeloosstelling wordt uitgekeerd in de munt van de Staat waarvan de investeerder onderdaan is of in een andere omwisselbare munt. Ze moet zonder vertraging worden betaald en moet vrij kunnen worden overgemaakt. Ze levert rente op tegen een gewone commerciële rentevoet vanaf de datum van de vaststelling van het bedrag tot de datum van uitbetaling. 4. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die verliezen lijden met betrekking tot hun investeringen wegens oorlog of een ander gewapend conflict, revolutie, een nationale noodtoestand of opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstgenoemde, wat de restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, een behandeling toegekend die in elk geval niet minder gunstig is dan die welke aan investeerders van de meest begunstigde natie wordt verleend.5. Voor de in dit artikel behandelde kwesties verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke investeerders van de meest begunstigde natie op haar grondgebied genieten en die in elk geval niet minder gunstig is dan die waarin het internationaal recht voorziet. Artikel 5 Overmakingen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied waarvan investeringen werden gedaan door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij verleent deze investeerders de toelating om de met deze investeringen verband houdende uitkeringen vrij over te maken, met name: a) de opbrengst van investeringen, met inbegrip van winsten, intresten, kapitaalopbrengst, dividenden en royalty's b) gelden die nodig zijn voor de terugbetaling van regelmatig aangegane leningen;c) de opbrengst van schuldinvorderingen of van de gehele of gedeeltelijke liquidatie van de investeringen, inclusief meerwaarden of verhogingen van het geïnvesteerde kapitaal;d) de in toepassing van artikel 4 uitgekeerde schadeloosstelling;e) royalty's en andere betalingen op grond van licentierechten of van commerciële, administratieve of technische bijstand.2. De onderdanen van elke Overeenkomstsluitende Partij die uit hoofde van een goedgekeurde investering toelating hebben gekregen om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te werken, is het tevens toegestaan hun verdiensten over te maken naar hun land van oorsprong.3. De overmakingen gebeuren in een vrij inwisselbare munt, tegen de gewone wisselkoers die op de datum van overmaking van toepassing is, overeenkomstig de deviezenreglementering van de Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied waarvan de investering plaatshad.4. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de toelating die vereist is om de overmaking onverwijld uit te voeren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke taksen en kosten.De in dit artikel vermelde waarborgen zijn ten minste gelijk aan die welke in soortgelijke gevallen worden toegestaan aan investeerders van de meest begunstigde natie.

Artikel 6 Subrogatie 1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen of één van haar openbare instellingen een schadevergoeding uitkeert aan één van haar eigen investeerders op grond van een waarborg die voor een investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij werd verleend, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij of de desbetreffende openbare instelling als verzekeraar in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden. De verzekeraar is ingevolge de subrogatie gerechtigd de rechten van de investeerders uit te oefenen en aanspraak te maken op de betreffende schadevergoeding in dezelfde hoedanigheid als bedoelde investeerders en binnen de grenzen van de op die wijze overgedragen rechten.

Subrogatie in rechten is ook van toepassing op de rechten van overmaking of arbitrage, als bedoeld in de artikelen 5 en 10.

Zodanige rechten worden uitgeoefend door de verzekeraar naar evenredigheid van het risico dat door het waarborgcontract is gedekt en door de investeerder die aanspraak kan maken op de waarborg naar evenredigheid van het risico dat niet door de verzekering is gedekt. 2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten. Artikel 7 Toepasbare regels Wanneer een vraagstuk omtrent investeringen tegelijkertijd wordt geregeld bij deze Overeenkomst en bij de nationale wetgeving van een Overeenkomstsluitende Partij dan wel bij internationale overeenkomsten waarbij de Partijen partij zijn of op een later tijdstip kunnen worden, kunnen de investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij aanspraak maken op de behandeling die voor hen het meest gunstig is.

Artikel 8 Bijzondere overeenkomsten 1. Investeringen waarvoor een bijzondere overeenkomst is gesloten tussen de ene Overeenkomstsluitende Partij en investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de bijzondere overeenkomst.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich de door haar aangegane verbintenissen ten aanzien van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij te allen tijde na te komen. Artikel 9 Regeling van investeringsgeschillen 1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt schriftelijk kennis gegeven.De kennisgeving gaat vergezeld van een behoorlijk toegelichte nota.

Geschillen worden in de mate van het mogelijke bij minnelijke schikking geregeld of anders door middel van bemiddeling tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg. 2. Wanneer de bij het geschil betrokken partijen niet rechtstreeks tot een minnelijke schikking zijn gekomen of het geschil niet door bemiddeling langs diplomatieke weg hebben kunnen regelen binnen zes maanden na de ontvangst van de kennisgeving, wordt het onderworpen aan internationale arbitrage, met uitsluiting van elk ander rechtsmiddel. Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft daartoe haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming elk geschil aan zodanige arbitrage te onderwerpen. Deze toestemming houdt in dat beide Partijen afstand doen van het recht om de uitputting van alle nationale administratieve en rechtsmiddelen te verzoeken. 3. In geval van internationale arbitrage, wordt het geschil naar keuze van de investeerder voorgelegd aan één van de volgende instellingen : - het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld; - het Scheidsgerecht van de Internationale Kamer van Koophandel te Parijs; - het Instituut voor Arbitrage van de Kamer van Koophandel te Stockholm.

Indien wordt overgegaan tot de arbitrageprocedure op initiatief van een Overeenkomstsluitende Partij, verzoekt die Partij de betrokken investeerder schriftelijk het scheidsgerecht aan te wijzen waaraan het geschil zal worden voorgelegd. 4. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partij, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.5. Het scheidsgerecht beslist op grond van: - het nationale recht, met inbegrip van de regels inzake wetsconflicten, van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil en op het grondgebied waarvan de investering werd gedaan; - de bepalingen van deze Overeenkomst; - de bepalingen van de met betrekking tot de investering eventueel gesloten bijzondere overeenkomst; - de beginselen van internationaal recht. 6. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.

Artikel 10 Meest begunstigde natie In alle aangelegenheden met betrekking tot de behandeling van investeringen genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Partij de behandeling van meest begunstigde natie.

Artikel 11 Geschillen tussen de overeenkomstsluitende partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze overeenkomst 1. Geschillen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden zoveel mogelijk langs diplomatieke weg beslecht.2. Indien het geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen;de commissie komt op verzoek van de meest gerede Partij en zonder onredelijke vertraging bijeen. 3. Wanneer een geschil binnen een tijdvak van zes maanden na de datum waarop door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen het verzoek tot onderhandelingen werd gedaan, niet langs deze weg kan worden beslecht, wordt het op verzoek van een van de Overeenkomstsluitende Partijen aan een scheidsgerecht voorgelegd dat voor elk geval afzonderlijk op de volgende wijze wordt samengesteld: Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen een tijdspanne van twee maanden vanaf de datum waarop een der Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun benoeming benoemen de twee scheidsmannen in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.

Indien deze termijnen worden overschreden, kan een der Overeenkomstsluitende Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoeming(en) te verrichten.

Indien de Voorzitter van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft of indien hij om een andere reden verhinderd is genoemde functie uit te oefenen, wordt de Vice-President van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming(en) te verrichten. 4. Het aldus samengesteld scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.Het doet uitspraak bij meerderheid van stemmen; de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de door haar benoemde scheidsman.De kosten die voortvloeien uit de benoeming van de derde scheidsman en de ambtelijke kosten van het gerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.

Artikel 12 Vorige investeringen Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op investeringen die vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in overeenstemming met de wetten en voorschriften van laatstgenoemde.

Artikel 13 Inwerkingtreding en duur 1. Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen de akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van twintig jaar.

Tenzij ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid. 2. Ten aanzien van investeringen die vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst zijn gedaan, blijft deze van kracht gedurende een tijdvak van twintig jaar vanaf de datum van beëindiging. Ten blijke waarvan de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel op 24 januari 1996 in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse, de Franse, de Engelse en de Estse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie : Voor de Regering van het Koninkrijk België handelend zowel in eigen naam als in naam van de regering van het Groothertogdom Luxemburg : Ph. MAYSTADT, Minister van Financiën en Buitenlandse Handel.

Voor de Regering van het Waalse Gewest : Ph. MAYSTADT, Minister van Financiën en Buitenlandse Handel.

Voor de Regering van het Vlaamse Gewest : L. VAN DEN BRANDE, Minister-President.

Voor de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest : J. CHABERT, Minister van Externe Betrekkingen.

Voor de Republiek Estland : A. LIPSTOK, Minister van Economische Zaken.

PROTOCOL BIJ ARTIKEL 12 VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN DE REPUBLIEK ESTLAND INZAKE DE WEDERZIJDSE BEVORDERING EN BESCHERMING VAN INVESTERINGEN De Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen dat het bepaalde in deze Overeenkomst niet van toepassing is op investeringen die door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij vóór 21 augustus 1991 op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij zijn gedaan.

Ten blijke waarvan de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel op 24 januari 1996 in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse, de Franse, de Engelse en de Estse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.

Voor de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie : Voor de Regering van het Koninkrijk België handelend zowel in eigen naam als in naam van de regering van het Groothertogdom Luxemburg : Ph. MAYSTADT, Minister van Financiën en Buitenlandse Handel.

Voor de Regering van het Waalse Gewest : Ph. MAYSTADT, Minister van Financiën en Buitenlandse Handel.

Voor de Regering van het Vlaamse Gewest : L. VAN DEN BRANDE, Minister- President.

Voor de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest : J. CHABERT, Minister van Externe Betrekkingen.

Voor de Republiek Estland : A. LIPSTOK, Minister van Economische Zaken.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, zal deze overeenkomst inwerking treden op 23 september 1999.

^