Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 juli 2004
gepubliceerd op 09 maart 2005

Wet betreffende de verhaalmiddelen inzake de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2005003062
pub.
09/03/2005
prom.
22/07/2004
ELI
eli/wet/2004/07/22/2005003062/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 JULI 2004. - Wet betreffende de verhaalmiddelen inzake de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Deze wet heeft de gedeeltelijke omzetting tot doel van Richtlijn 2001/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 januari 2002 tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen, alsook de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2001/108/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 januari 2002 tot wijziging van Richtlijn 85/611/ EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), betreffende beleggingen van icbe's.

Artikel 220, tweede lid, van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, wordt aangevuld als volgt : « 9° als beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging optreden zonder een vergunning te hebben verkregen conform de bepalingen van Deel III van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles. »

Art. 3.In artikel 121, § 1, eerste lid, 4°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, worden de woorden « de artikelen 90, 91, 96, 131, derde lid, 132, tweede lid, 135, 136, derde lid, en 202 van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles » ingevoegd tussen de woorden « artikel 82, § 1, eerste lid, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, » en de woorden « alsook met toepassing van elke andere wetsbepaling ».

Art. 4.Artikel 121, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 april 2003, wordt aangevuld als volgt : « 5° elke beslissing waartegen beroep kan worden ingesteld en die is genomen met toepassing van de artikelen 60, 61, tweede lid, 131, derde lid, 135 en 136, derde lid, van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles. »

Art. 5.Artikel 122 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt aangevuld als volgt : « 20° door de aanvrager, tegen de weigering tot inschrijving waartoe de CBFA heeft beslist krachtens artikel 30 van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, of wanneer de CBFA zich niet heeft uitgesproken binnen een termijn van drie maanden na indiening van een volledig dossier. In dit laatste geval wordt het verzoek om inschrijving geacht te zijn verworpen. De beleggingsinstelling kan eenzelfde beroep instellen tegen de weigering tot inschrijving waartoe de CBFA heeft beslist krachtens artikel 130 of artikel 134, tweede lid, van de voormelde wet van...; 21° door de instelling voor collectieve belegging, tegen de weigeringen tot het verlenen van een vergunning, de weigeringen tot goedkeuring of de weigeringen tot aanvaarding waartoe door de CBFA is beslist krachtens de artikelen 33, 35, eerste lid, artikel 43, § 3, eerste lid, 45, tweede lid, of 49, derde lid, van de voormelde wet van..., of wanneer de CBFA zich niet heeft uitgesproken binnen een termijn van drie maanden na de indiening van een volledig dossier. In dit laatste geval wordt het verzoek om vergunning, goedkeuring of aanvaarding geacht te zijn verworpen; 22° door de instelling voor collectieve belegging, tegen de beslissingen die de CBFA heeft genomen krachtens artikel 92, § 1, tweede lid, 3° en 6°, artikel 132 en artikel 134, derde lid, van de voormelde wet van... Het beroep schorst de uitvoering van de beslissing tenzij de CBFA hier anders over beslist indien er ernstig gevaar dreigt voor de schuldeisers of de deelnemers; 23° door de aanvrager, tegen de beslissingen inzake vergunning die de CBFA heeft genomen krachtens de artikelen 143 en 144 van de voormelde wet van... Eenzelfde beroep kan worden ingesteld door de aanvrager indien de CBFA geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij het eerste lid van het voormelde artikel 143 vastgestelde termijnen. In dit laatste geval wordt het beroep behandeld als was de aanvraag verworpen; 24° door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, tegen de beslissingen die de CBFA heeft genomen krachtens het derde lid van artikel 175 van de voormelde wet van...; 25° door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, tegen de beslissingen die de CBFA heeft genomen krachtens artikel 197, § 1, tweede lid, 2°, 3° en 4°, van de voormelde wet van... of van de besluiten die ernaar verwijzen. Eenzelfde beroep kan worden ingesteld tegen de beslissingen die de CBFA heeft genomen krachtens § 1, tweede lid, 1°, van het voormelde artikel 197, of van de besluiten die ernaar verwijzen, indien de CBFA de beheervennootschap ter kennis heeft gebracht dat zij deze beslissingen zal bekendmaken. Het beroep schorst de beslissing en haar bekendmaking, tenzij de CBFA, bij ernstig gevaar voor de beleggers, haar beslissing uitvoerbaar heeft verklaard niettegenstaande elk beroep. »

Art. 6.Artikel 27, § 2, van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, wordt aangevuld met het volgende lid : « Onverminderd andere door de wet bepaalde middelen van tegeldemaking, beveelt de voorzitter van de rechtbank van koophandel op verzoek van alle houders van de gewaarborgde schuldinstrumenten dat het pand aan hen zal verblijven als betaling en dit ten belope van een schatting door een deskundige. »

Art. 7.Artikel 92 van dezelfde wet wordt aangevuld met een § 7 luidende : « § 7. De rechtbank van koophandel spreekt op verzoek van elke belanghebbende de nietigverklaringen uit als bedoeld in §§ 2 en 3.

De nietigheidsvordering wordt ingesteld tegen de beleggingsvennootschap en/of de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging. Indien verantwoord om ernstige redenen, kan de eiser in kort geding de voorlopige schorsing vorderen van de gewraakte handelingen of beslissingen. Het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring hebben uitwerking ten aanzien van iedereen. Ingeval de geschorste of vernietigde handeling of beslissing openbaar was gemaakt, worden het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring bij uittreksel op dezelfde wijze bekendgemaakt.

Wanneer de nietigheid de rechten kan benadelen die een derde te goeder trouw heeft verworven ten aanzien van de instelling voor collectieve belegging, kan de rechtbank verklaren dat die nietigheid geen uitwerking heeft ten aanzien van de betrokken rechten, onder voorbehoud van het eventuele recht van de eiser op schadevergoeding.

De nietigheidsvordering kan niet meer worden ingesteld na afloop van een termijn van zes maanden vanaf de datum waarop de betrokken handelingen of beslissingen kunnen worden tegengeworpen aan wie hun nietigheid inroept, dan wel hem bekend zijn. »

Art. 8.In artikel 159 van dezelfde wet wordt in de plaats van § 5, die § 6 wordt, een nieuwe § 5 ingevoegd, luidende : « § 5. Indien de bij § 1 voorgeschreven kennisgeving niet wordt verricht of indien, ondanks het verzet van de CBFA bedoeld in § 3, een deelneming wordt verworven of vergroot, of indien een deelneming wordt overgedragen waarvoor de bij § 4 vereiste kennisgeving niet is verricht, kan de voorzitter van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar zetel heeft, uitspraak doende zoals in kort geding, de in artikel 8, eerste lid, van voornoemde wet van 2 maart 1989 en in artikel 516, § 1, 1° en 2°, van het Wetboek van vennootschappen bedoelde maatregelen nemen. Hij kan tevens alle of een deel van de beslissingen van een algemene vergadering nietig verklaren die in voornoemde gevallen zou zijn gehouden.

De procedure wordt ingeleid bij dagvaarding door de CBFA. Artikel 516, § 3, van het Wetboek van vennootschappen is van toepassing. »

Art. 9.Artikel 159, § 6, van dezelfde wet wordt artikel 159, § 7 van die wet.

Art. 10.Artikel 159, § 7, van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « Wanneer, niettegenstaande een schorsing van hun uitoefening overeenkomstig het eerste lid, 1°, stemrechten werden uitgeoefend door de oorspronkelijke houder of door iemand anders dan het sekwester, die optreedt voor rekening van deze houder, na afloop van de termijn die is vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 2°, eerste zin, kan de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar zetel heeft, op verzoek van de CBFA, alle of een deel van de beslissingen van de algemene vergadering nietig verklaren wanneer, buiten de onwettig uitgeoefende stemrechten, het aanwezigheids- of meerderheidsquorum dat voor genoemde beslissingen vereist is, niet zou zijn bereikt. »

Art. 11.Artikel 160 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « Bij verwerving of vergroting van een deelneming, ondanks de maatregelen die de CBFA heeft genomen overeenkomstig het vierde lid, is artikel 159, § 5, van toepassing. »

Art. 12.Artikel 197 van dezelfde wet, wordt aangevuld met een § 8, luidende : « § 8. De rechtbank van koophandel spreekt op verzoek van elke belanghebbende de nietigverklaringen uit als bedoeld in §§ 2 en 3.

De nietigheidsvordering wordt ingesteld tegen de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging. Indien verantwoord om ernstige redenen, kan de eiser in kort geding de voorlopige schorsing vorderen van de gewraakte handelingen of beslissingen. De beschikking tot schorsing en het vonnis van nietigverklaring hebben uitwerking ten aanzien van iedereen. Ingeval de geschorste of vernietigde handeling of beslissing openbaar was gemaakt, worden de beschikking tot schorsing en het vonnis van nietigverklaring bij uittreksel op dezelfde wijze bekendgemaakt.

Wanneer de nietigheid de rechten kan benadelen die een derde te goeder trouw heeft verworven ten aanzien van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, kan de rechtbank verklaren dat die nietigheid geen uitwerking heeft ten aanzien van de betrokken rechten, onder voorbehoud van het eventuele recht van de eiser op schadevergoeding.

De nietigheidsvordering kan niet meer worden ingesteld na afloop van een termijn van zes maanden vanaf de datum waarop de betrokken handelingen of beslissingen kunnen worden tegengeworpen aan wie hun nietigheid inroept, dan wel hem bekend zijn. »

Art. 13.(nieuw) Artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt aangevuld met een 13°, luidende : « 13° van de vorderingen bedoeld in de artikelen 92, § 7, 159, § 7 en 197, § 8, van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles. »

Art. 14.(nieuw) Artikel 589 van het Gerechtelijk Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 12 mei 2003, wordt aangevuld met een 14°, luidende : « 14° in de artikelen 27, § 2, 159, § 5, en 160, laatste lid, van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles ».

Art. 15.Deze wet treedt in werking de dag van inwerkingtreding van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 22 juli 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DAWAEL De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2003-2004. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Stukken. - Wetsontwerp, 51 - 910, Nr. 1. - Wetsontwerp, 51 - 910, Nr. 2 - Verslag, 51 - 910, Nr. 3. - Aangenomen tekst, 51 - 910, Nr. 4.

Senaat.

Stukken. - Overgezonden ontwerp3-610, Nr. 1. - Amendementen, 3-610, Nr. 2. -Verslag, 3-610, Nr. 3. - Tekst geamendeerd door de commissie, 3-610, Nr. 4.

^