Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 maart 2006
gepubliceerd op 28 april 2006

Wet betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2006003247
pub.
28/04/2006
prom.
22/03/2006
ELI
eli/wet/2006/03/22/2006003247/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 MAART 2006. - Wet betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Doel. - Toepassingsgebied. - Definities

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Deze wet regelt de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheid van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten, het aanbieden van bank- en beleggingsdiensten door gereglementeerde ondernemingen, de informatie die aan het publiek dient te worden verstrekt bij de uitoefening van die werkzaamheden, alsook het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.

Art. 3.Deze wet is van toepassing op de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten en de gereglementeerde ondernemingen, die in België werkzaam zijn of beogen te zijn.

Art. 4.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° « bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten » : de werkzaamheden die bestaan in het met mekaar in contact brengen van spaarders en beleggers enerzijds en gereglementeerde ondernemingen anderzijds, met inbegrip van de promotie, met het oog op het tot stand brengen voor rekening van een gereglementeerde onderneming van een of meerdere van de volgende banken beleggingsdiensten : a) het in ontvangst nemen van deposito's en andere terugbetaalbare gelden, in de zin van artikel 3, § 2, 1), van de bankwet;b) de beleggingsdiensten en de nevendiensten, in de zin van artikel 46, 1°, 1 a), artikel 46, 1, 4, voor wat het plaatsen van uitgiften betreft, en artikel 46, 2, 6, van de wet op de beleggingsdiensten;c) de verhandeling van effecten van instellingen voor collectieve belegging, in de zin van artikel 3, 14°, van de wet collectief beheer beleggingsportefeuilles;d) de kapitalisatieverrichtingen in de zin van het koninklijk besluit op de kapitalisatieondernemingen;worden niet als bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten beschouwd, de werkzaamheden rechtstreeks uitgeoefend door een gereglementeerde onderneming, waarvoor zij een vergunning heeft gekregen overeenkomstig de bankwet, de wet op de beleggingsondernemingen, de wet collectief beheer beleggingsportefeuilles of het koninklijk besluit op de kapitalisatieondernemingen; 2° « de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten » : elke rechtspersoon of elke natuurlijke persoon werkzaam als zelfstandige in de zin van de sociale wetgeving, die, zelfs occasioneel, werkzaamheden van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten uitoefent of wil uitoefenen;3° « agent in bank- en beleggingsdiensten » : de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten die handelt in naam en voor rekening van één enkele gereglementeerde onderneming;4° « makelaar in bank- en beleggingsdiensten » : de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten die geen agent in bank- en beleggingsdiensten is, en in de keuze van de gereglementeerde onderneming niet gebonden is ingevolge een vaste band met één of meerdere van deze ondernemingen;5° « gereglementeerde onderneming » : een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van de bankwet;een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 44 van de wet op de beleggingsdiensten; een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en een instelling voor collectieve belegging, als gedefinieerd in, respectievelijk, artikel 4 en artikel 138 van de wet collectief beheer beleggingsportefeuilles; of een onderneming onderworpen aan het koninklijk besluit op de kapitalisatieondernemingen; 6° « bevoegde autoriteit » : de autoriteit of autoriteiten belast met de gehele of gedeeltelijke toepassing en toezicht op de naleving van de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;7° « de bankwet » : de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;8° « de verzekeringswet » : de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen;9° « de wet op de beleggingsdiensten » : de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs;10° « de wet betreffende het toezicht op de financiële sector » : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;11° « de wet collectief beheer beleggingsportefeuilles » : de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles;12° « het koninklijk besluit op de kapitalisatieondernemingen » : het koninklijk besluit nr.43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen; 13° « richtlijn 2004/39/EG betreffende financiële instrumenten » : richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van richtlijn 93/22/ EEG van de Raad;14° « CBFA » : Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen;15° « onafhankelijk orgaan » : het onafhankelijk orgaan bedoeld in de wet van 24 maart 2003 tot instelling van een basis-bankdienst. HOOFDSTUK II. - Inschrijvings- en bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 5.§ 1. Geen enkele persoon mag in België de activiteit van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten uitoefenen, zonder vooraf ingeschreven te zijn in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten dat door de bevoegde autoriteit wordt bijgehouden.

Het door de bevoegde autoriteit bijgehouden register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten wordt onderverdeeld in de categorieën « makelaars in bank- en beleggingsdiensten » en « agenten in bank- en beleggingsdiensten ».

Een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten kan slechts in één van de voormelde categorieën worden ingeschreven.

In afwijking van het eerste lid, kunnen beleggingsondernemingen gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte dan België beroep doen op een tussenpersoon die handelt in hun naam en voor hun rekening, binnen de perken van de bepalingen van richtlijn 2004/39/EG betreffende financiële instrumenten. Deze tussenpersonen worden gelijkgesteld met bijkantoren in België van beleggingsondernemingen die onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Unie ressorteren. Het bepaalde bij artikel 110 van de wet op de beleggingsdiensten en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen zijn op deze tussenpersonen van toepassing. § 2. De gereglementeerde ondernemingen die in België werkzaam zijn, mogen geen beroep doen op een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten die niet is ingeschreven overeenkomstig het bepaalde bij § 1.

Indien zij niettemin beroep doen op een niet ingeschreven tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten zijn zij burgerrechtelijk aansprakelijk voor de handelingen die deze tussenpersoon verricht in het kader van zijn activiteit van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten.

Art. 6.Niemand mag de titel dragen van makelaar in banken beleggingsdiensten of van makelaar met verwijzing naar de activiteit van bank- en/of beleggingsdiensten, van agent in bank- en beleggingsdiensten of van agent of gevolmachtigd agent met verwijzing naar de activiteit van bank- en/of beleggingsdiensten, tenzij hij overeenkomstig het bepaalde bij artikel 5, § 1, is ingeschreven in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten, respectievelijk, in de categorie « makelaars in bank- en beleggingsdiensten » en de categorie « agenten in bank- en beleggingsdiensten ». Evenmin mag iemand de titel dragen van tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten, tenzij hij overeenkomstig het bepaalde bij artikel 5, § 1, in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten in een van de voormelde categorieën is ingeschreven. Afdeling 2. - Procedure en voorwaarden van inschrijving

Art. 7.§ 1. Elke aanvraag om inschrijving in het in artikel 5, § 1, eerste lid, bedoelde register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten wordt gericht aan de bevoegde autoriteit. In zijn aanvraag moet de kandidaat aanduiden in welke categorie hij wenst ingeschreven te worden.

De Koning is bevoegd om bij besluit, genomen na advies van de bevoegde autoriteit, de vormen en voorwaarden te bepalen waaraan elke aanvraag om inschrijving in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten moet voldoen en de wijze waarop de bevoegde autoriteit de inschrijvingsaanvragen behandelt.

De aanvrager moet zijn aanvraag staven met de nodige documenten die aantonen dat hij aan alle voorwaarden voldoet.

Onverminderd het bepaalde bij artikel 8 kunnen meerdere kandidaten hun aanvraag tot inschrijving collectief indienen, indien de naleving van hun in artikel 8 bedoelde verplichtingen door een centrale instelling wordt geverifieerd. Deze centrale instelling moet een gereglementeerde onderneming zijn, een onderneming opgenomen in het groepstoezicht op een gereglementeerde onderneming, of een andere onderneming of instelling die voldoet aan de voorwaarden door de Koning bepaald. In dat geval wordt de inschrijvingsaanvraag door de centrale instelling ingediend onder haar verantwoordelijkheid. Voor de toepassing van deze wet wordt hun dossier behandeld alsof het om een enkele onderneming gaat. De tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten die volgens deze procedure in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten is ingeschreven, wordt van rechtswege uit het register geschrapt wanneer de centrale instelling de intrekking van diens inschrijving vraagt. § 2. Binnen zestig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag en van alle vereiste documenten beslist de bevoegde autoriteit de kandidaat al dan niet in het register in te schrijven in de door hem gevraagde categorie. De bevoegde autoriteit brengt haar beslissing ter kennis van de aanvrager bij een ter post aangetekende brief. In geval van weigering moet de bevoegde autoriteit deze beslissing motiveren. Elke wijziging van de gegevens van de in deze paragraaf vermelde documenten moet onverwijld aan de bevoegde autoriteit worden medegedeeld, onverminderd het recht van deze om bij de betrokkene alle nodige informatie in te winnen of bewijskrachtige documenten op te vragen. § 3. De lijst van de ingeschreven tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten wordt door de bevoegde autoriteit op haar website bekendgemaakt. Zij zorgt voor een regelmatige actualisering van de website op basis van de haar beschikbare gegevens.

De website vermeldt voor iedere tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten, de gegevens noodzakelijk voor zijn identificatie, de datum van inschrijving, de categorie waarin hij is ingeschreven, desgevallend de datum van schrapping, evenals alle andere informatie die de bevoegde autoriteit nuttig acht voor een correcte informatie van het publiek. De website vermeldt voor iedere agent in bank- en beleggingsdiensten de naam van zijn principaal. De bevoegde autoriteit bepaalt de voorwaarden waaronder de vermelding van schrapping van een tussenpersoon wordt weggelaten van de website.

Art. 8.Om in het register van de tussenpersonen in banken beleggingsdiensten bedoeld in artikel 5, § 1, te worden ingeschreven en die inschrijving te behouden, moet de betrokken persoon : 1° de vereiste beroepskennis bezitten;2° een voldoende financiële draagkracht waarborgen;3° een voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid bezitten;4° zich niet bevinden in één van de gevallen opgesomd in artikel 19 van de bankwet;5° in het bezit zijn van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering;van deze vereiste van beroepsaansprakelijkheidsverzekering zijn evenwel de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten vrijgesteld, voor zover de gereglementeerde ondernemingen voor wie zij optreden, die aansprakelijkheid onvoorwaardelijk op zich nemen; 6° zich ervan onthouden deel te nemen aan werkzaamheden van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten die strijdig zijn met Belgische wettelijke en reglementaire bepalingen;7° enkel handelen voor rekening van ondernemingen die de vereiste erkenning hebben;8° toetreden tot de geschillenregeling bedoeld in het tweede lid;hij dient ofwel zelf toegetreden te zijn, ofwel lid te zijn van een beroepsvereniging die is toegetreden tot bedoelde geschillenregeling; hij dient bij te dragen tot de financiering van bedoelde geschillenregeling; 9° het bepaalde bij hoofdstuk III naleven;10° een jaarlijks inschrijvingsrecht betalen; op voorstel van de bevoegde autoriteit bepaalt de minister die bevoegd is voor Financiën, het bedrag van dat inschrijvingsrecht volgens de door de Koning te bepalen criteria.

De Koning is bevoegd om : 1° bij besluit, genomen na advies van de bevoegde autoriteit, de vorm en de inhoud te bepalen van de vereisten bedoeld in het eerste lid, 1°, 2°, en 5°;Hij kan voorzien in overgangsmaatregelen; 2° indien er geen buitengerechtelijke klachtenprocedure wordt ingevoerd bij een onafhankelijk orgaan dat eventuele geschillen uitsluitend voor niet-professionele doeleinden moet regelen tussen consument en tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten, op zijn vroegst twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet de nadere regels van deze procedure te bepalen alsook de samenstelling, de werkingsregels en de financiering van het onafhankelijk orgaan. De tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten, en in het geval bedoeld in artikel 7, § 1, vierde lid, de centrale instelling, dienen de bevoegde autoriteit, volgens modaliteiten door haar bij reglement bepaald, met inbegrip van de periodiciteit, de naleving aan te tonen van het bepaalde bij het eerste lid.

Art. 9.De tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten met de hoedanigheid van rechtspersoon worden bovendien slechts ingeschreven, en hun inschrijving wordt slechts gehandhaafd, op voorwaarde dat : 1° de personen die met de effectieve leiding worden belast, beschikken over de noodzakelijke professionele betrouwbaarheid, de vereiste beroepskennis in de zin van artikel 8, eerste lid, 1°, en de passende ervaring om deze functie waar te nemen;2° de bevoegde autoriteit in kennis is gesteld van de identiteit van, en, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid, overtuigd is van de geschiktheid van de personen die over de tussenpersoon de controle in de zin van artikel 3, § 1, 2°, van de bankwet uitoefenen;bedoelde tussenpersonen informeren de bevoegde autoriteit over elke wijziging in deze controle.

Art. 10.§ 1. Onverminderd het bepaalde bij de artikelen 8 en 9, wordt een tussenpersoon bovendien slechts ingeschreven in de categorie « agenten in bank- en beleggingsdiensten » en wordt zijn inschrijving in deze categorie slechts gehandhaafd, op voorwaarde dat hij, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks, voor het geheel van zijn werkzaamheden voor rekening van een gereglementeerde onderneming, in naam en voor rekening handelt van één enkele principaal.

Bij zijn aanvraag om inschrijving vermeldt de in het eerste lid bedoelde tussenpersoon de naam en plaats van vestiging van de maatschappelijke zetel van zijn principaal.

Het bepaalde bij het eerste lid is niet van toepassing op de bemiddeling met betrekking tot kredietverlening in de zin van artikel 3, § 2, 2) en 3), van de bankwet. § 2. Een agent in bank- en beleggingsdiensten mag geen mandaat of volmacht hebben op een rekening van zijn cliënten, tenzij van inwonende gezinsleden, noch zelf financiële instrumenten of rekeningboekjes van cliënten bijhouden of in open bewaargeving houden. § 3. De samenwerking tussen de agent in bank- en beleggingsdiensten en zijn principaal maakt het voorwerp uit van een schriftelijke overeenkomst. De overeenkomst legt de door de agent na te leven boekhoudkundige en administratieve procedures vast. De overeenkomst bepaalt uitdrukkelijk dat de agent slechts aan bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten kan doen in naam en voor rekening van de principaal, en bepaalt welke andere werkzaamheden dan bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten met het mandaat van agent in bank- en beleggingsdiensten mogen gecumuleerd worden en/of de procedure die dient gevolgd voor het bekomen van de toestemming daartoe van de principaal, onverminderd het bepaalde bij artikel 12. De Koning is bevoegd om bij besluit, genomen na advies van de bevoegde autoriteit, vast te stellen welke andere bepalingen in deze overeenkomsten moeten worden opgenomen, teneinde de veiligheid van de uitgevoerde verrichtingen te verzekeren. § 4. De agent in bank- en beleggingsdiensten handelt voor wat zijn activiteit van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten betreft onder de volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van zijn principaal. De principaal oefent toezicht uit op de naleving door de agent in bank- en beleggingsdiensten van de bepalingen van deze wet en de in uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.

Art. 11.§ 1. Onverminderd het bepaalde bij de artikelen 8 en 9, wordt een tussenpersoon bovendien slechts ingeschreven in de categorie « makelaars in bank- en beleggingsdiensten » en wordt zijn inschrijving in deze categorie slechts gehandhaafd, op voorwaarde dat hij zijn beroepswerkzaamheden uitoefent buiten elke exclusieve agentuurovereenkomst of elke andere juridische verbintenis die hem verplicht zijn hele productie of een bepaald deel ervan te plaatsen bij een bepaalde gereglementeerde onderneming. Bij zijn aanvraag om inschrijving voegt hij een verklaring op erewoord waarin hij dit bevestigt.

Bovendien moet hij de volgende verplichtingen naleven : 1° de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 4, 1°, b), zijn beperkt tot de financiële instrumenten in de zin van artikel 2, 1°, a), b), c) en d), van de wet betreffende het toezicht op de financiële sector;2° de nevendiensten bedoeld in artikel 4, 1°, b ), zijn beperkt tot de in 1°bedoelde financiële instrumenten voor dewelke hij orders kan ontvangen en doorgeven;3° hij mag op geen enkel ogenblik in contanten of op rekening gelden en financiële instrumenten ontvangen en bijhouden, of in een debetpositie staan ten aanzien van de spaarder of belegger;hij mag geen mandaat of volmacht hebben op een rekening van zijn cliënten, tenzij van inwonende gezinsleden, noch zelf waarden of rekeningboekjes van cliënten bijhouden of in open bewaargeving houden. § 2. De samenwerking tussen een makelaar in banken beleggingsdiensten en de gereglementeerde onderneming met dewelke hij handelt, maakt het voorwerp uit van een schriftelijke overeenkomst. De overeenkomst bevat de door de makelaar na te leven boekhoudkundige en administratieve procedures.

De Koning is bevoegd om bij besluit, genomen na advies van de bevoegde autoriteit, te bepalen welke andere bepalingen in deze overeenkomsten moeten worden opgenomen, teneinde de veiligheid van de uitgevoerde verrichtingen te verzekeren.

Art. 12.§ 1. Een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten kan, noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks, bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten uitoefenen in combinatie met : 1° het eigen bedrijf van gereglementeerde onderneming;2° voor eigen rekening, de werkzaamheden bedoeld in artikel 3, § 2, 4), 5) en 7) tot en met 14), van de bankwet, onverminderd het bepaalde in 3°;3° voor eigen rekening, of voor rekening van een derde, de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 46, 1°, van de wet op de beleggingsdiensten, en voor eigen rekening de nevendiensten bedoeld in artikel 46, 2°, van dezelfde wet op de beleggingsdiensten, andere dan de beleggingsdiensten en nevendiensten bedoeld bij artikel 4, 1°. Een makelaar in bank- en beleggingsdiensten kan bovendien : - niet bemiddelen inzake nevendiensten bedoeld bij artikel 46, 2°, 1)en 2), van de wet op de beleggingsdiensten; - in afwijking van het eerste lid, voor eigen rekening de in artikel 46, 2°, 6), bedoelde diensten aanbieden met betrekking tot financiële instrumenten in de zin van artikel 11, § 1, tweede lid, 1°, voorzover het bij artikel 119 van de wet op de beleggingsdiensten bedoelde statuut van beleggingsadviseur niet vereist is; 4° voor eigen rekening of voor rekening van een derde, de verrichtingen bedoeld in de artikelen 137 tot en met 139 bis van de wet op de beleggingsdiensten. § 2. Onverminderd het bepaalde bij § 1, kan een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten naast bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten andere beroepsactiviteiten uitoefenen, op voorwaarde dat : 1° de beroepsactiviteiten zijn reputatie, alsook deze van de gereglementeerde onderneming voor rekening van dewelke hij als tussenpersoon optreedt, niet in het gedrang brengen;2° de beroepsactiviteiten organisatorisch en boekhoudkundig volledig gescheiden zijn van de werkzaamheden van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten;de tussenpersoon dient in zijn contacten met het publiek bij de uitoefening van deze beroepsactiviteiten elke verwijzing naar zijn werkzaamheden van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten te vermijden, tenzij deze contacten enkel notoriteit beogen; de voorwaarde van organisatorische scheiding is niet van toepassing met betrekking tot de beroepsactiviteiten die hij uitoefent als tussenpersoon optredend voor een gereglementeerde onderneming, als ingeschreven tussenpersoon in verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling, of inzake bemiddeling met betrekking tot kredietverlening in de zin van artikel 3, § 2, 2), 3) en 6), van de bankwet; 3° hij de vereiste toestemming heeft bekomen bedoeld in artikel 10, § 3. De bevoegde autoriteit kan minimumvoorwaarden vaststellen met het oog op de nadere bepaling van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden. § 3. Een makelaar in bank- en beleggingsdiensten kan bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten slechts uitoefenen in combinatie met verzekeringsbemiddeling inzake producten behorende tot de takken 21, 23 en 26 in de zin van de verzekeringswet, die uit economisch oogpunt overwegend gemeenschappelijke karakteristieken vertonen met spaar- of beleggingsinstrumenten, op voorwaarde dat hij en de verzekeringsonderneming voor rekening van dewelke hij als verzekeringstussenpersoon optreedt, in een schriftelijke overeenkomst vastleggen dat de tussenpersoon met betrekking tot de voormelde producten op geen enkel ogenblik, noch in contanten, noch op rekening, gelden mag ontvangen en bijhouden die afkomstig zijn van of toebehoren aan een verzekeringsnemer of een verzekerde.

Art. 13.Personen die in een gereglementeerde onderneming op welke wijze ook in contact staan met het publiek met het oog op het te koop aanbieden van bank- en beleggingsdiensten in de zin van artikel 4, 1, a), b), c) en d), met inbegrip van de promotie, en de personen die bij een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten zich rechtstreeks met bemiddeling in dergelijke bank- en beleggingsdiensten bezig houden, inzonderheid iedere persoon die daartoe op welke wijze ook in contact staat met het publiek, moeten voldoen aan de vereisten van beroepskennis als bepaald door de Koning bij besluit genomen na advies van de bevoegde autoriteit.

De werkgever bewaart de lijst van de in het eerste lid bedoelde personen en stukken inzake beroepskennis, en houdt deze ter beschikking van de bevoegde autoriteit. HOOFDSTUK III. - Specifieke bepalingen ter bescherming van de spaarders en beleggers

Art. 14.§ 1. De tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten dienen zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van hun cliënteel. De door hen verstrekte informatie moet correct, duidelijk, niet misleidend en volledig zijn.

De agent in bank- en beleggingsdiensten dient de gedragsregels na te leven die van toepassing zijn op gereglementeerde ondernemingen. § 2. Onverminderd het bepaalde bij de artikelen 26 en 27 van de wet betreffende het toezicht op de financiële sector, is de Koning bevoegd om bij besluit, genomen na advies van de bevoegde autoriteit, in uitvoering van § 1 gedragsregels en regels ter voorkoming van belangenconflicten die de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten moeten naleven nader te bepalen in overeenstemming met de bepalingen van het Europees recht.

Art. 15.§ 1. De tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten verstrekt zijn cliënt en potentiële cliënt ten minste de volgende informatie : a) zijn identiteit en adres;b) zijn inschrijvingsnummer in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten en de categorie waarin hij is ingeschreven;c) indien hij optreedt als agent in bank- en beleggingsdiensten, de naam van zijn principaal;d) indien hij optreedt als makelaar in bank- en beleggingsdiensten, de namen van de gereglementeerde ondernemingen voor wiens rekening hij gemachtigd is op te treden, en het verbod bedoeld in artikel 11, § 1, tweede lid, 3°;e) indien hij eveneens optreedt als verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon inzake producten die behoren tot de takken 21, 23 en 26, het in artikel 12, § 3, bedoelde verbod om gelden te ontvangen en bij te houden;f) de naam en het adres van de bevoegde instantie aangewezen in uitvoering van artikel 8, tweede lid, 2°. De tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten vermeldt op zijn briefpapier en op de andere documenten betreffende zijn bemiddelingsactiviteit in bank- en beleggingsdiensten die van hem uitgaan, steeds de informatie bedoeld in het eerste lid, a), b) en c).

Hij maakt van zijn inschrijving als bedoeld in het eerste lid, b), melding op de eenvormige wijze bepaald door de bevoegde autoriteit, en mag slechts op die wijze of in de bewoordingen bepaald door de bevoegde autoriteit van zijn inschrijving gewag maken. § 2. De Koning is bevoegd om bij besluit, genomen na advies van de bevoegde autoriteit, te bepalen welke andere informatie tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten aan hun cliënten en potentiële cliënten moeten verstrekken, en onder welke vorm.

Art. 16.De Koning is bevoegd om bij besluit, genomen na advies van de bevoegde autoriteit, te bepalen welke bepalingen van hoofdstuk III en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen van toepassing zijn op de bij artikel 13 bedoelde personen. HOOFDSTUK IV Organisatie van het toezicht en administratieve maatregelen

Art. 17.§ 1. Onverminderd het bepaalde bij artikel 25, tweede lid, wordt de CBFA als bevoegde autoriteit aangewezen.

De CBFA kan alle voor de uitvoering van haar toezichtopdracht noodzakelijke inlichtingen vorderen, binnen de termijn die zij vaststelt. Zij kan daartoe, onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende de onschendbaarheid van de woning en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, eveneens ter plaatse inspecties verrichten, en ter plaatse kennis nemen en een copie maken van elk gegeven in het bezit van de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten of gereglementeerde onderneming. § 2. Met het oog op een goede toepassing van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen werkt de CBFA samen met de autoriteiten van andere landen met een gelijkaardige opdracht inzake toezicht op bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten, en kan zij met deze autoriteiten vertrouwelijke informatie uitwisselen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 75 en 77, §§ 1 en 2, van de wet van 2 augustus 2002.

Art. 18.§ 1. Wanneer de CBFA vaststelt dat een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten niet werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, identificeert zij deze tekortkomingen en stelt de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen. Zij kan die termijn verlengen.

Zij kan voor die termijn het uitoefenen van een deel of het geheel van de activiteit van de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten verbieden en de inschrijving in het register schorsen.

Indien de CBFA na het verstrijken van deze termijn vaststelt dat de tekortkomingen niet zijn verholpen, schrapt zij de inschrijving van de betrokken tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten.

De schrapping houdt het verbod in de gereglementeerde werkzaamheid uit te oefenen en de titel te voeren. § 2. In afwijking van het bepaalde bij § 1, wanneer de CBFA vaststelt dat een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten het bepaalde bij artikel 8, eerste lid, 2°, 5°, 7°en 10°, niet nakomt, maant zij deze aan de tekortkoming te verhelpen binnen de termijn die zij bepaalt.

Zij kan die termijn zo nodig verlengen.

Indien na deze termijn de tekortkoming niet is verholpen, vervalt de inschrijving van de tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten in het register van rechtswege. De CBFA brengt de betrokken tussenpersoon hiervan op de hoogte.

Art. 19.Wanneer de CBFA vaststelt dat een gereglementeerde onderneming niet werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, kan zij de maatregelen nemen die de wetgevingen die het statuut van de betrokken gereglementeerde onderneming regelen haar toestaan te nemen.

Art. 20.Het directiecomité van de CBFA kan de notificatie van beslissingen tot inschrijving of tot weigering van inschrijving in het register van de tussenpersonen in bank- en beleggingsdiensten, alsmede van beslissingen tot wijziging, aanmaning, schorsing en schrapping van inschrijving, opdragen aan een door haar aangeduid lid van het personeel van de CBFA. HOOFDSTUK V. - Sancties

Art. 21.§ 1. Onverminderd de toepassing van strengere in het Strafwetboek gestelde straffen, wordt met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van 200 euro tot 2 000 euro of met één van die straffen alleen gestraft, hij die met bedrieglijk opzet : - de werkzaamheid van tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten uitoefent zonder ingeschreven te zijn overeenkomstig het bepaalde bij artikel 5; - het bepaalde bij artikel 6 niet naleeft; - aan een werknemer de opdracht heeft gegeven bank- en beleggingsdiensten te koop aan te bieden zonder dat die werknemer aan de in deze wet gestelde voorwaarden voldoet; - met een niet-ingeschreven tussenpersoon in banken beleggingsdiensten een agentuur- of makelaarovereenkomst aangaat en/of bank- en beleggingsdiensten verricht via een niet-ingeschreven tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten; - nalaat om wijzigingen mee te delen aan de bevoegde autoriteit met betrekking tot informatie die deel uitmaakt van zijn inschrijvingsdossier in uitvoering van het bepaalde bij Hoofdstuk II; - het bepaalde bij artikel 10, §§ 1, 2 en 3, artikel 11, artikel 12, artikel 14 en artikel 15 niet nakomt.

Aan de personen die wegens een van bovenvermelde misdrijven veroordeeld worden, kan een definitieve of tijdelijke sluiting worden opgelegd van een deel van de lokalen of van alle lokalen die worden gebruikt voor de uitoefening van de werkzaamheid van tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten. Indien de voormelde misdrijven te wijten zijn aan nalatigheid, worden zij gestraft met geldboete van 100 euro tot 250 euro. § 2. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn toepasselijk op de misdrijven bedoeld in deze wet. § 3. Elke persoon die weigert aan de bevoegde autoriteit de door hem gevraagde inlichtingen en bescheiden te verstrekken die nodig zijn voor de controle op de toepassing van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, of zich tegen de onderzoeksmaatregelen verzet of een valse verklaring aflegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot vijftien dagen en met geldboete van 100 euro tot 1 000 euro of met één van die straffen alleen.

Art. 22.§ 1. Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen kan de CBFA een persoon die geen gevolg geeft aan de aanmaningen die hem krachtens deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten of reglementen worden gegeven : 1° een dwangsom opleggen van maximum 250 000 euro per overtreding of maximum 5 000 euro per dag vertraging;2° openbaar maken dat deze geen gevolg heeft gegeven aan haar aanmaningen om zich binnen de termijn die zij heeft vastgesteld te conformeren aan de voorschriften van deze wet of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten of reglementen. § 2. Het bepaalde bij artikel 23, § 3, is van overeenkomstige toepassing op de invordering van dwangsommen.

Art. 23.§ 1. Onder de bij deze wet gestelde voorwaarden en voor zover de feiten vatbaar zijn voor strafrechtelijke sancties, kan de CBFA een administratieve boete opleggen van 250 euro tot 25 000 euro, aan hem die een misdrijf heeft gepleegd als bedoeld in artikel 21.

In geval van herhaling binnen een termijn van vijf jaar wordt het maximum gebracht op 75 000 euro.

De administratieve boete mag worden berekend in een dagbedrag. § 2. In geval de CBFA op basis van ernstige aanwijzingen vaststelt dat een tussenpersoon in bank- en beleggingsdiensten niet voldoet aan de bij artikel 8, eerste lid, 3°, gestelde vereiste van voldoende geschiktheid en professionele betrouwbaarheid, of een in artikel 9, 1°, bedoelde persoon niet beschikt over de noodzakelijke professionele betrouwbaarheid en passende ervaring, volgt zij de procedure bepaald bij de artikelen 70 tot en met 72 van de wet van 2 augustus 2002. § 3. Indien de overtreder in gebreke blijft de administratieve boete te betalen, wordt de beslissing van de CBFA of de in kracht van gewijsde gegane beslissing van het hof van beroep gezonden aan het Bestuur der Registratie en Domeinen met het oog op de invordering van het bedrag van de boete. De invordering geschiedt ten bate van de Schatkist.

De vervolgingen ingesteld door de in het eerste lid bedoelde administratie verlopen overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949. HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen

Art. 24.§ 1. De tussenpersonen die bij de inwerkingtreding van deze wet reeds een jaar voltijds of drie jaar deeltijds de werkzaamheid van bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten uitoefenen, krijgen een voorlopige toelating om die werkzaamheden verder uit te oefenen in de hoedanigheid van agent in bank- en beleggingsdiensten.

Om de voorlopige toelating te behouden moeten de in het eerste lid bedoelde tussenpersonen binnen zes maanden te rekenen van de inwerkingtreding van deze wet bij de CBFA een aanvraag indienen.

De aanvraag moet vergezeld gaan van de nodige bewijsstukken waaruit blijkt dat de tussenpersonen voldoen aan de in artikel 8, eerste lid, 2°, 4°en 5°, en de in artikel 10, § 1, tweede lid, gestelde vereisten.

De voorlopige toelating vervalt van rechtswege wanneer dat bewijs niet wordt geleverd.

Het behoud van de voorlopige toelating is eveneens onderworpen aan de betaling van het bij artikel 8, 10°, bepaalde jaarlijks inschrijvingsrecht. Bij gebreke van betaling van dit recht binnen de door de CBFA toegestane termijn, vervalt de voorlopige toelating van rechtswege.

De tussenpersonen die een voorlopige toelating hebben, kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 bij de CBFA een aanvraag indienen tot definitieve inschrijving in het register, zodra zij de nodige documenten voorleggen die aantonen dat zij ook voldoen aan de in artikel 8, 1, gestelde kennisvereiste. § 2. De in de § 1 bepaalde voorlopige toelating vervalt van rechtswege uiterlijk de eerste dag van de vijfentwintigste maand volgend op die van de inwerkingtreding van deze wet. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 25.De Koning oefent de bevoegdheden die Hem zijn toegekend door de bepalingen van deze wet uit op voordracht van de minister van Financiën, en in de mate dat zij ook verzekeringsbemiddeling betreffen, ook op voordracht van de minister van Economie.

De Koning kan bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteld besluit, na advies van de CBFA, binnen de perken van de Europese wetgeving bepaalde of alle bevoegdheden die bij deze wet aan de CBFA als bevoegde autoriteit worden toegekend overdragen aan een andere instantie die als bevoegde autoriteit zal optreden in de zin van deze wet.

Art. 26.Deze wet treedt in werking op 1 juli 2006. In afwijking van het eerste lid bepaalt de Koning de datum van inwerkingtreding van artikel 5, § 1, laatste lid.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 22 maart 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2003-2004 : Senaat : Stukken.- 3 - 377, nr. 1 : Wetsvoorstel van de heer Willems. - 3-377, nr. 2 : Amendementen.

Zitting 2005-2006 : Stukken. - 3-377, nrs. 3 en 4 : Amendementen. - 3-377, nr. 5 : Verslag. - 3-377, nr. 6 : Tekst aangenomen door de commissie. - 3-377, nr. 7 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Handelingen. - 12 januari 2006.

Kamer van volksvertegenwoordigers : Stukken. - 51 2213, 001 : Ontwerp overgezonden door de Senaat. - 51 2213, nr. 002 : Verslag. - 51 2213, nr 003 : Tekst verbeterd door de commissie. - 51 2213, 004 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Integraal verslag. - 8 en 9 maart 2006.

^