Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 november 2013
gepubliceerd op 06 december 2013

Wet houdende hervorming van de berekening van de sociale bijdragen voor zelfstandigen

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2013022601
pub.
06/12/2013
prom.
22/11/2013
ELI
eli/wet/2013/11/22/2013022601/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

22 NOVEMBER 2013. - Wet houdende hervorming van de berekening van de sociale bijdragen voor zelfstandigen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen

Art. 2.Artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2007 pub. 27/04/2007 numac 2007022520 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse bepalingen met het oog op de integratie van de kleine risico's in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor de zelfstandigen sluiten, wordt vervangen als volgt : "

Art. 11.§ 1. De bijdragen van de onderworpenen worden uitgedrukt in een percentage van de beroepsinkomsten. § 2. Onder beroepsinkomsten in de zin van § 1 dient te worden verstaan de brutoberoepsinkomsten, verminderd met de beroepskosten, en eventueel met de beroepsverliezen, vastgesteld overeenkomstig de wetgeving betreffende de inkomstenbelasting, die de onderworpene als zelfstandige heeft genoten tijdens de periode dat hij aan dit koninklijk besluit was onderworpen.

De winsten en baten bedoeld in artikel 23, § 1, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, evenals de vergoedingen bedoeld in artikel 32, tweede lid, 2°, juncto, artikel 31, tweede lid, 3°, van hetzelfde Wetboek, die betrekking hebben op een voorheen door de onderworpene uitgeoefende bezigheid, worden beschouwd als beroepsinkomsten in de zin van het eerste lid en worden geacht te vallen onder het aanslagjaar waarin zij worden belast.

De berekening van de voor een bepaald jaar - hierna het bijdragejaar genoemd - verschuldigde bijdragen geschiedt op basis van de beroepsinkomsten in de zin van het eerste en het tweede lid, die betrekking hebben op het aanslagjaar waarvan het jaartal verwijst naar het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op datgene waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn.

In afwijking van het eerste tot het derde lid worden de inkomsten bedoeld in artikel 28, eerste lid, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 niet beschouwd als beroepsinkomsten op voorwaarde dat de zelfstandige : - ofwel niet meer onderworpen is aan dit koninklijk besluit valt, uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op datgene waarin de genoemde inkomsten werden verkregen; - ofwel uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op datgene waarin de genoemde inkomsten werden verkregen effectief een rustpensioen geniet.

Voor de toepassing van deze paragraaf worden de aan de meewerkende echtgenoot overeenkomstig de fiscale wetgeving toebedeelde beroepsinkomsten gevoegd bij de beroepsinkomsten van de geholpen zelfstandige in het geval waarin de meewerkende echtgenoot enkel onderworpen is aan de verplichte regeling voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen.

De beroepsinkomsten in de zin van het eerste tot het vijfde lid zijn de beroepsinkomsten zoals meegedeeld door de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van de Federale Overheidsdienst Financiën.

De Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van de Federale Overheidsdienst Financiën is verplicht het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen de nodige inlichtingen te verstrekken om het bedrag vast te stellen van de krachtens dit koninklijk besluit verschuldigde bijdragen. § 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 13bis betaalt de zelfstandige in het bijdragejaar zelf voorlopig bijdragen, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 12 en 13, berekend op basis van de beroepsinkomsten, zoals bekend op 1 januari van het bijdragejaar, die betrekking hebben op het aanslagjaar waarvan het jaartal verwijst naar het tweede kalenderjaar dat onmiddellijk aan het bijdragejaar voorafgaat.

Indien de beroepsinkomsten van het in het eerste lid bedoelde aanslagjaar nog niet bekend zijn op 1 januari van het bijdragejaar, gebeurt de berekening van de voorlopige bijdragen voor dat bijdragejaar op basis van de beroepsinkomsten van het recentste aanslagjaar dat aan het in het eerste lid genoemde aanslagjaar voorafgaat en waarvoor de beroepsinkomsten bekend zijn op 1 januari van het bijdragejaar. In dit geval wordt met deze laatste beroepsinkomsten rekening gehouden, zelfs als de beroepsinkomsten van het in het eerste lid bedoelde aanslagjaar nog tijdens het bijdragejaar bekend zouden worden.

Met het oog op de vaststelling van het bedrag van de voorlopige bijdragen, bedoeld in het eerste en het tweede lid, worden de betreffende beroepsinkomsten vermenigvuldigd met een breuk, die in het begin van elk kalenderjaar door de minister bevoegd voor het sociaal statuut der zelfstandigen wordt vastgesteld. De noemer van deze breuk is het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van het aanslagjaar bedoeld in het eerste en het tweede lid; de teller staat voor het gemiddelde van de vermoede indexcijfers der consumptieprijzen voor het jaar waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn.

Wanneer het in het eerste tot het derde lid bedoelde aanslagjaar minder dan vier kalenderkwartalen van onderwerping telt, worden de beroepsinkomsten van dat onvolledige kalenderjaar omgezet in een jaarinkomen. Daartoe worden de beroepsinkomsten vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan vier en de noemer gelijk is aan het aantal kalenderkwartalen van onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen tijdens het betreffende aanslagjaar. De voorlopig verschuldigde bijdrage wordt vervolgens vastgesteld a rato van het aantal kalenderkwartalen van onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen tijdens het bijdragejaar.

De zelfstandige kan in voorkomend geval voor een bepaald bijdragejaar voorlopige bijdragen betalen die hoger zijn dan deze waarin het eerste lid voorziet op voorwaarde dat op het moment van betaling geen niet-betwiste, opeisbare bijdrageschulden en aanhorigheden onbetaald zijn, en voor zover de maximumbijdrage niet wordt overschreden. De Koning kan nadere regels bepalen inzake de wijze waarop deze betalingen worden verwerkt met het oog op de latere regularisatie ervan of de eventuele aanrekening ervan op andere opeisbare bijdrageschulden en aanhorigheden.

Op basis van objectieve elementen mag het sociaal verzekeringsfonds waarbij de zelfstandige aangesloten is, hem, op zijn aanvraag, toestemming verlenen om in het bijdragejaar zelf voorlopig bijdragen te betalen gelijk aan deze die verschuldigd zouden zijn op basis van een inkomen zoals hierna vastgesteld : a) voor alle zelfstandigen die deel uitmaken van de bijdragecategorie bedoeld in artikel 12, § 1 : ofwel een bijdrage te betalen gelijk aan deze die op basis van een inkomen van 7.332,30 euro verschuldigd is, indien ze aannemelijk maken dat hun inkomen van het bijdragejaar dit laatste bedrag niet zal overschrijden; ofwel een bijdrage te betalen gelijk aan deze die op basis van een inkomen van 3.666,15 euro verschuldigd is, indien ze aannemelijk maken dat hun inkomen van het bijdragejaar dit laatste bedrag niet zal overschrijden; b) voor de meewerkende echtgenoten die deel uitmaken van de bijdragecategorie bedoeld in artikel 12, § 1ter : ofwel een bijdrage te betalen zoals bepaald onder a), dan wel een bijdrage te betalen gelijk aan deze die op basis van een inkomen van de helft van 3.221,08 euro verschuldigd is, indien ze aannemelijk maken dat hun inkomen van het bijdragejaar dit laatste bedrag niet zal overschrijden; c) voor de zelfstandigen die deel uitmaken van de bijdragecategorie bedoeld in artikel 12, § 2, en de zelfstandigen bedoeld in artikel 37 van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen : ofwel een bijdrage te betalen zoals bepaald onder letter a), ofwel een bijdrage te betalen gelijk aan deze die op basis van een inkomen van 1.920,48 euro verschuldigd is indien ze aannemelijk maken dat hun inkomen van het bijdragejaar dit laatste bedrag niet zal overschrijden, dan wel om geen bijdrage te betalen indien ze aannemelijk maken dat hun inkomen van het bijdragejaar geen 405,60 euro zal bereiken; d) voor de zelfstandigen die deel uitmaken van de bijdragecategorie bedoeld in artikel 13, § 1 : ofwel een bijdrage te betalen zoals bepaald onder letter a), ofwel een bijdrage te betalen gelijk aan deze die op basis van een inkomen van 1.920,48 euro verschuldigd is, indien ze aannemelijk maken dat hun inkomen van het bijdragejaar dit laatste bedrag niet zal overschrijden, dan wel om geen bijdrage te betalen indien ze aannemelijk maken dat hun inkomen van het bijdragejaar geen 811,20 euro zal bereiken;

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen wat onder `objectieve elementen' wordt verstaan, met dien verstande dat het enkel kan gaan om elementen die een rechtstreekse impact hebben op het bedrag van de beroepsinkomsten.

De toelating kan niet tot gevolg hebben dat reeds uitgevoerde bijdragebetalingen worden terugbetaald aan de zelfstandige.

De Koning kan de termijn waarbinnen, op straffe van verval, de aanvraag bedoeld in het zesde lid wordt ingediend, de wijze waarop deze aanvraag dient te gebeuren, alsook de wijze waarop het sociaal verzekeringsfonds het dossier bijhoudt, de beslissing neemt en deze meedeelt aan de zelfstandige, bepalen.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, in overleg met en na advies van het Algemeen beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, opgericht krachtens artikel 107 van de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, en onverminderd de toepassing van de artikelen 12, § 1, tweede lid en 12, § 1ter, eerste lid, de bedragen bedoeld in het zesde lid aanpassen, dan wel bedragen toevoegen of opheffen, dan wel bepalen dat de zelfstandige, onder dezelfde voorwaarden als bepaald in het zesde tot het negende lid, zelf het bedrag van het inkomen op basis waarvan hij voorlopige bijdragen wenst te betalen, kan voorstellen aan zijn sociaal verzekeringsfonds. Met de woorden "in overleg met en na advies van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen" wordt bedoeld dat de hier beoogde evoluties niet kunnen worden ingevoerd vóór de evaluatie van het systeem door het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen waarin artikel 16 van de wet van 22 november 2013 houdende hervorming van de berekening van de sociale bijdragen voor zelfstandigen voorziet. § 4. Het sociaal verzekeringsfonds moet de onderworpene duidelijk en schriftelijk informeren : 1° over het voorlopig en opeisbaar karakter van de bijdrage zoals bedoeld in paragraaf 3 en in artikel 13bis;2° over de manier waarop deze bijdrage achteraf zal worden geregulariseerd;3° over de gevolgen die deze regularisatie met zich kan brengen. § 5. Zodra de beroepsinkomsten van het bijdragejaar worden meegedeeld door de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van de Federale Overheidsdienst Financiën, wordt op deze basis overgegaan tot de vaststelling van het definitieve bedrag van de voor het betrokken bijdragejaar verschuldigde bijdragen. Dit wordt de regularisatie genoemd. De Koning bepaalt de wijze waarop deze regularisatie wordt doorgevoerd en de manier waarop de jaarlijkse bijdrageafrekening aan de betrokkene wordt verstuurd.

Op deze beroepsinkomsten wordt het bijdragepercentage toegepast dat van toepassing was tijdens de te regulariseren periode.

Wanneer het bijdragejaar minder dan vier kalenderkwartalen van onderwerping telt, worden de beroepsinkomsten van dat onvolledige kalenderjaar omgezet in een jaarinkomen. Daartoe worden de beroepsinkomsten vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan vier en de noemer gelijk aan het aantal kalenderkwartalen van onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen tijdens het bijdragejaar. De verschuldigde bijdrage wordt vervolgens vastgesteld a rato van het aantal kalenderkwartalen van onderwerping van de betrokkene aan het sociaal statuut der zelfstandigen tijdens het bijdragejaar.

De zelfstandige kan er evenwel voor kiezen dat de regularisatie, bedoeld in het eerste tot het derde lid, van de hieronder bedoelde bijdragejaren niet wordt doorgevoerd. Hij kan dit aanvragen en verkrijgen indien wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden : - de aanvraag gebeurt uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen; - de ingangsdatum van het pensioen valt uiterlijk op 1 januari 2019; - de zelfstandige zet elke zelfstandige beroepsactiviteit stop op de ingangsdatum van het pensioen; - het betreft de regularisaties van alle bijdragejaren in de periode gaande van het jaar waarin het pensioen ingaat tot en met het derde kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin het pensioen ingaat, met uitzondering van de bijdragejaren waarvoor al een regularisatie werd doorgevoerd op het ogenblik van de aanvraag; - in en voor alle in aanmerking te nemen bijdragejaren geniet de zelfstandige geen toepassing van artikel 11, § 3, zesde lid.

De Koning bepaalt hoe de aanvraag bedoeld in het vierde lid dient te worden ingediend.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de hierboven vermelde datum van 1 januari 2019 aanpassen."

Art. 3.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidend als volgt : "

Art. 11bis.§ 1. Indien op het moment van de regularisatie, bedoeld in artikel 11, § 5, blijkt dat de zelfstandige, die in het bijdragejaar de toepassing van artikel 11, § 3, zesde lid genoot, op 31 december van het bijdragejaar niet volledig de voor het bijdragejaar verschuldigde bijdrage heeft betaald, is er een verhoging verschuldigd bovenop de voor het bijdragejaar verschuldigde bijdrage.

Deze verhoging bedraagt 3 % van het gedeelte van de voor het bijdragejaar verschuldigde bijdrage dat het bedrag overschrijdt van de bijdrage die hij ten voorlopigen titel verschuldigd was voor datzelfde jaar, en dat op voormelde datum onbetaald bleef, en zij wordt voor de eerste keer aangerekend na diezelfde datum. Indien het bedrag van de voor het bijdragejaar verschuldigde bijdrage echter hoger is dan het bedrag van de voorlopige bijdrage, bedoeld in artikel 11, § 3, eerste lid, vastgesteld in het bijdragejaar, wordt met dit laatste bedrag rekening gehouden voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde verhogingen.

De verhoging wordt vervolgens telkens in rekening gebracht op het nog onbetaald gebleven gedeelte van de bijdrage bij het verstrijken van elk volgend kalenderkwartaal en dit tot en met het verstrijken van het kalenderkwartaal dat voorafgaat aan datgene waarin het onbetaalde gedeelte betaald werd, dan wel tot en met het kalenderkwartaal dat voorafgaat aan datgene waarin het sociaal verzekeringsfonds de regularisatie bedoeld in artikel 11, § 5, aan de zelfstandige meedeelt.

Daarenboven wordt in het geval bedoeld in het eerste lid op het moment van de regularisatie, bedoeld in artikel 11, § 5, een eenmalige verhoging van 7 % aangerekend op het deel van de bijdrage van het bijdragejaar dat op 31 december van datzelfde bijdragejaar onbetaald was gebleven. § 2. De Koning kan, na advies van het Algemeen beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, opgericht krachtens artikel 107 van de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een systeem van eenmalige specifieke verhoging van de bijdragen, alsook een systeem van eenmalige specifieke bonificatie uitwerken, bovenop het systeem van verhogingen bedoeld in § 1, onder de volgende voorwaarden : - Hij doet dit ten vroegste na de evaluatie bedoeld in artikel 16 van de wet van 22 november 2013. houdende hervorming van de berekening van de sociale bijdragen voor zelfstandigen; - de rentevoet van de specifieke verhoging en die van de specifieke bonificatie zijn dezelfde en bedragen tweemaal het rentetarief van de marginale beleningsfaciliteit van de Europese Centrale Bank op 1 januari van het bijdragejaar. Indien het product van deze vermenigvuldiging geen heel getal is, wordt het afgerond op de naasthogere eenheid indien de eerste decimaal ten minste vijf bedraagt. Zo niet wordt met de decimaal geen rekening gehouden; - de specifieke verhoging wordt enkel toegepast wanneer de regularisatie, bedoeld in artikel 11, § 5, betrekking heeft op een totaal bedrag dat het bedrag van de bijdragen dat voor dat bijdragejaar betaald werd in datzelfde jaar, in hoge mate overschrijdt en die specifieke verhoging wordt enkel toegepast op het bedrag van die overschrijding; - de specifieke bonificatie wordt toegepast wanneer op het moment van de regularisatie, bedoeld in artikel 11, § 5, blijkt dat de voorlopig voor dat bijdragejaar verschuldigde bijdrage, vastgesteld overeenkomstig artikel 11, § 3, eerste of zesde lid, hoger is dan de uiteindelijk voor dat bijdragejaar verschuldigde bijdrage die specifieke bonificatie en wordt toegepast op het positieve verschil tussen de op 31 december van het bijdragejaar overeenkomstig artikel 11, § 3, eerste of zesde lid, betaalde bijdragen en de uiteindelijk voor dat bijdragejaar verschuldigde bijdragen.

Art. 4.In artikel 12 van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2007 pub. 31/12/2007 numac 2007021149 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "het referte-inkomen, na toepassing van artikel 11, § 3, dit bedrag niet bereikt" vervangen door de woorden "deze dit bedrag niet bereiken";2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "refertejaar" vervangen door de woorden "bijdragejaar";3° paragraaf 1ter, eerste lid, wordt vervangen als volgt : " § 1ter.In afwijking van § 1, tweede lid, worden voor de berekening van de onder § 1, 1°, bedoelde bijdragen, de beroepsinkomsten van de overeenkomstig artikel 7bis aan dit koninklijk besluit onderworpen meewerkende echtgenoot geacht de helft van 3.221,08 euro te bereiken wanneer deze de helft van dit bedrag niet bereiken. De aldus vastgestelde bijdragen zijn verschuldigd zelfs zo geen winsten werden verwezenlijkt voor het in artikel 11, § 2, bedoelde bijdragejaar"; 4° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "beroepsinkomsten als zelfstandige, voor het refertejaar bedoeld in artikel 11, § 2, en geherwaardeerd overeenkomstig artikel 11, § 3, minder dan 405,60 euro bedragen." vervangen door de woorden "beroepsinkomsten als zelfstandige, voor het bijdragejaar bedoeld in artikel 11, § 2, minder dan 405,60 euro bedragen.".

Art. 5.In artikel 13, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2007 pub. 31/12/2007 numac 2007021149 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : " § 1.Vanaf het kwartaal tijdens hetwelk hij de wettelijke pensioenleeftijd bereikt of de betaling van een vervroegd rustpensioen als zelfstandige of als werknemer effectief verkrijgt, is de onderworpene geen bijdrage verschuldigd indien zijn beroepsinkomsten als zelfstandige, verworven tijdens het bijdragejaar bedoeld in artikel 11, § 2, niet ten minste 811,20 euro bereiken."; 2° het derde lid, wordt vervangen als volgt : "Wanneer bedoelde inkomsten ten minste 811,20 euro bedragen, is de onderworpene waarvan het rust- of overlevingspensioen of een soortgelijk voordeel, voor de betaling waarvan voorwaarden gesteld zijn met betrekking tot de uitoefening van een beroepsbezigheid, effectief betaalbaar is, de volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd, vastgesteld op de beroepsinkomsten bedoeld in artikel 11, § 2 : 1° 14,70 pct.op het gedeelte van de beroepsinkomsten dat 15.831,12 euro niet te boven gaat; 2° 14,16 pct.op het gedeelte van de beroepsinkomsten dat 15.831,12 euro te boven gaat, maar 23.330,06 euro niet overschrijdt."

Art. 6.In artikel 13bis van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij de wet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2007 pub. 31/12/2007 numac 2007021149 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden de woorden "11, § 2" telkens vervangen door de woorden "11, § 3, eerste lid";2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : " § 3.De voorlopige bijdragen, geïnd overeenkomstig § 2, worden geregulariseerd overeenkomstig artikel 11, § 5."

Art. 7.Artikel 13ter van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij de wet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2007 pub. 31/12/2007 numac 2007021149 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, wordt opgeheven.

Art. 8.Artikel 13quater van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij de wet van 24 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/2008 pub. 07/08/2008 numac 2008202687 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, wordt opgeheven.

Art. 9.In artikel 14 van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2007 pub. 31/12/2007 numac 2007021149 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "in de artikelen 12, 13, 13bis en 13ter" vervangen door de woorden "in de artikelen 11, 12, 13 en 13bis";2° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 10.In artikel 15 van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 16 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/2013 pub. 15/02/2013 numac 2013022059 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1, vijfde lid, wordt het woord "alinea's" vervangen door het woord "leden";b) paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.De driemaandelijkse bijdrage is verschuldigd voor de vier kwartalen van het kalenderjaar waarin de beroepsbezigheid gelegen is die de onderwerping aan dit koninklijk besluit meebrengt.

Deze bijdrage is nochtans niet verschuldigd : 1° vóór het kwartaal tijdens hetwelk de bezigheid als zelfstandige een aanvang nam, noch na het kwartaal tijdens hetwelk aan deze bezigheid een einde werd gesteld, op voorwaarde dat deze normaal het volgend jaar niet wordt hervat;2° voor het kwartaal waarin de onderworpene de wettelijke pensioenleeftijd bereikt of als zelfstandige een vervroegd rustpensioen verkrijgt, op voorwaarde dat de betrokkene, in de loop van dat kwartaal, aan zijn beroepsbezigheid een einde stelt; 3° voor het kwartaal waarin de onderworpene overlijdt."; c) in paragraaf 4 wordt het 4° opgeheven.

Art. 11.In artikel 16 van hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2007 pub. 31/12/2007 numac 2007021149 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.De vordering van de bijdragen waarin dit koninklijk besluit voorziet, verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari volgend op het jaar waarvoor zij verschuldigd zijn.

In afwijking van het eerste lid verjaart de vordering van de in artikel 11, § 5, bedoelde regularisatiebijdragen na vijf jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het derde jaar volgend op het bijdragejaar.

De verjaring wordt gestuit : 1° op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek;2° met een aangetekende brief waarbij het organisme, dat belast is met de invordering, de door de betrokkene verschuldigde bijdragen vordert;3° met een aangetekende brief door het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen verzonden in het kader van de in artikel 21, § 2, 1°, aan dat Instituut toevertrouwde opdracht en waarbij de betrokkene aangemaand wordt aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Deze aangetekende brief stuit in voorkomend geval eveneens de verjaring van de vordering van de bijdragen die verschuldigd zijn door de in artikel 7bis bedoelde meewerkende echtgenote." b) in paragraaf 3 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "De vordering tot terugbetaling van de voorlopige bijdragen die na een in artikel 11, § 5, bedoelde regularisatie onverschuldigd blijken te zijn, verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het derde jaar volgend op het bijdragejaar." c) in paragraaf 3 wordt het derde lid opgeheven.

Art. 12.Artikel 17 van het hetzelfde koninklijk besluit, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/12/2009 pub. 29/12/2009 numac 2009024498 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende diverse bepalingen inzake volksgezondheid sluiten, wordt vervangen door wat volgt : "

Art. 17.De zelfstandigen die menen dat zij zich in een staat van behoefte bevinden of in een toestand die de staat van behoefe benadert, kunnen vrijstelling vragen van de voorlopige bijdragen verschuldigd krachtens dit koninklijk besluit, voor zover deze bijdragen niet verschuldigd zijn in de hoedanigheid van de bij artikel 12, § 2, bedoelde onderworpene, door zich te wenden tot de in artikel 22 bedoelde Commissie.

De zelfstandigen die een vrijstelling van de bij dit artikel bedoelde bijdragen vragen, moeten hun staat van behoefte of hun toestand die de staat van behoefte benadert, bewijzen. Om hun staat van behoefte te beoordelen, houdt de Commissie inzonderheid rekening met de inkomsten en lasten van de personen die deel uitmaken van hun gezin, tenzij met betrekking tot deze personen wordt bewezen dat ze niets te maken hebben met de zelfstandige activiteit van de betrokken zelfstandigen en dat ze bovendien niet de rechtsplicht hebben om die zelfstandigen te helpen of van levensmiddelen te voorzien.

De vrijstelling voor de bijdrage van een bepaald kwartaal wordt geacht nooit te zijn toegekend wanneer later, op het ogenblik van regularisatie van de voorlopige bijdrage met betrekking tot dit kwartaal, blijkt dat de beroepsinkomsten die als basis dienen voor de regularisatie van deze bijdrage hoger zijn dan het dubbele van het bedrag bedoeld in artikel 12, § 1, tweede lid.

In afwijking van het derde lid blijft de vrijstelling van de bijdrage voor een bepaald kalenderkwartaal behouden wanneer de beroepsinkomsten die als basis dienen voor de regularisatie van die bijdrage niet meer bedragen dan 120 % van deze die de zelfstandige voor het betrokken jaar ter informatie opgaf in de loop van de procedure die aanleiding gaf tot de vrijstelling, voor zover eerstgenoemde beroepsinkomsten niet meer bedragen dan 120 % van het dubbele van het bedrag bedoeld in artikel 12, § 1, tweede lid.

Indien, rekening houdend met de bepalingen van het eerste tot het vierde lid, de vrijstelling voor een bepaald kalenderkwartaal na de regularisatie effectief behouden blijft, dan geldt deze vrijstelling voor het bedrag van de kwartaalbijdrage, zoals vastgesteld naar aanleiding van diezelfde regularisatie.

De Koning bepaalt hoe en voor welke jaren de aanvrager opgave doet van zijn beroepsinkomsten in de loop van de aanvraagprocedure en hoe het derde en het vierde lid dienen te worden toegepast in de gevallen waarin de aanvrager geen opgave doet van zijn beroepsinkomsten in de loop van de aanvraagprocedure.

Met het oog op de toekenning van de uitkeringen in het kader van het sociaal statuut der zelfstandigen, met uitzondering van de pensioen- en overlevingsuitkeringen en onder voorbehoud van de toepassing van het achtste lid, worden de bijdragen waarvoor de Commissie vrijstelling heeft verleend als betaald beschouwd, zelfs wanneer de vrijstelling geacht wordt nooit te zijn toegekend in de zin van het derde lid.

Voor de toepassing van artikel 28, § 2, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen worden de bijdragen waarvoor een vrijstelling werd verkregen, geacht betaald te zijn.

De personen die hoofdelijk aansprakelijk zijn krachtens artikel 15, § 1, en die menen dat zij zich in een staat van behoefte, of in een toestand die de staat van behoefte benadert bevinden, kunnen vragen te worden ontheven van hun aansprakelijkheid met betrekking tot de bijdragen bedoeld in dit koninklijk besluit, voor zover deze bijdragen niet verschuldigd zijn in de hoedanigheid van de bij artikel 12, § 2, bedoelde onderworpene.

De Koning bepaalt wat dient te worden verstaan onder bijdragen bedoeld in dit koninklijk besluit.

De Koning bepaalt de termijn waarbinnen de aanvragen tot het bekomen van het voordeel van dit artikel, op straffe van verval, moeten worden ingediend. Hij kan bijkomende voorwaarden en criteria bepalen die het mogelijk maken de staat van behoefte te beoordelen.

De Koning bepaalt de gevallen waarin de aanvragen tot vrijstelling van bijdragen ingediend door zelfstandigen en de aanvragen tot ontheffing ingediend door hoofdelijk aansprakelijke personen niet in overweging worden genomen of geacht worden niet ingediend te zijn geweest.

Wanneer de aanvraag niet in overweging genomen wordt of geacht wordt niet te zijn ingediend, informeert het betrokken sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen bedoeld bij artikel 20, § 1 of § 3, de zelfstandige of de hoofdelijk aansprakelijke daarover binnen een termijn en volgens een procedure vastgesteld door de Koning.

De bepalingen van dit artikel zijn enkel van toepassing voor de bijdragen, verschuldigd voor de kalenderkwartalen, die na het vierde kwartaal van het jaar 2014 komen.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van andere wetgevingen

Art. 13.In artikel 15, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, laatst gewijzigd bij de programmawet van 22 december 1989Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/1989 pub. 14/11/2011 numac 2011000693 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Programmawet sluiten, worden de woorden "Onverminderd de bepalingen die in uitvoering van artikel 17, laatste lid, van het voormeld koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 werden genomen" vervangen door de woorden "Onverminderd artikel 17, zevende en achtste lid, van het voormeld koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967".

Art. 14.In artikel 5 van het koninklijk besluit van 30 januari 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/01/1997 pub. 10/05/2013 numac 2013000317 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie, laatst gewijzigd bij de wet van 16 januari 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, eerste lid, 2° wordt het woord `geherwaardeerde' opgeheven;2° in paragraaf 2bis, eerste lid, worden de woorden "het refertejaar in de zin van artikel 11, § 2, van het koninklijk besluit nr.38" vervangen door de woorden "het bijdragejaar in de zin van artikel 11, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38"; 3° in paragraaf 2bis wordt het derde lid opgeheven;4° in paragraaf 2bis, vierde lid, dat het derde lid wordt, wordt het woord `refertejaar' vervangen door het woord `bijdragejaar';5° in paragraaf 2bis, zesde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden "het vierde en vijfde lid" vervangen door de woorden "het derde en vierde lid";6° paragraaf 2ter wordt opgeheven;7° in paragraaf 2quater, worden de woorden "Voor de toepassing van de §§ 2bis en 2ter" vervangen door de woorden "Voor de toepassing van § 2bis".

Art. 15.De artikelen 13 en 14 zijn van toepassing voor de inkomstenjaren vanaf het inkomstenjaar 2015. HOOFDSTUK 4. - Evaluatie

Art. 16.Deze wet zal, op initiatief van de minister die de Zelfstandigen onder zijn bevoegdheden heeft, het voorwerp uitmaken van een evaluatie door het Algemeen beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, opgericht krachtens artikel 107 van de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, binnen vier jaar na de inwerkingtreding ervan. HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepaling

Art. 17.De sociale bijdragen die betrekking hebben op kalenderkwartalen van onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen die de datum van inwerkingtreding van deze wet voorafgaan, worden berekend en geïnd overeenkomstig de van toepassing zijnde bepalingen zoals deze golden op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet. HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtreding

Art. 18.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2015.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 22 november 2013.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Kamer van volksvertegenwoordigers Stukken.1 - 2938 N° 1 : Wetsontwerp.

N° 2 : Verslag.

N° 3 : Aangenomen tekst.

N° 4 : Aangenomen tekst.

Senaat Stukken. - S-5-2285 N° 1 : Ontwerp geevoceerd Senaat.

N° 2 : Verslag.

N° 3 : Aangenomen tekst.

N° 4 : Beslissing niet amenderen.

^