Etaamb.openjustice.be
Wet van 23 januari 2003
gepubliceerd op 13 maart 2003

Wet houdende harmonisatie van de geldende wetsbepalingen met de wet van 10 juli 1996 tot afschaffing van de doodstraf en tot wijziging van de criminele straffen

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2003009107
pub.
13/03/2003
prom.
23/01/2003
ELI
eli/wet/2003/01/23/2003009107/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 JANUARI 2003. - Wet houdende harmonisatie van de geldende wetsbepalingen met de wet van 10 juli 1996 tot afschaffing van de doodstraf en tot wijziging van de criminele straffen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Bepaling tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek

Art. 2.Artikel 727, 2°, van het Burgerlijk Wetboek wordt vervangen als volgt : « 2° Hij die tegen de overledene een lasterlijk geoordeelde beschuldiging heeft ingebracht van een feit waarop levenslange opsluiting of levenslange hechtenis is gesteld. » HOOFDSTUK III. - Bepaling tot wijziging van het Wetboek voor de rechtspleging bij de Landmacht

Art. 3.Artikel 373 van het Wetboek voor de rechtspleging bij de Landmacht van 20 juli 1814 wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 12 maart 1858 betreffende de misdaden en de wanbedrijven die afbreuk doen aan de internationale betrekkingen

Art. 4.In artikel 1, eerste lid, van de wet van 12 maart 1858 betreffende de misdaden en wanbedrijven die afbreuk doen aan de internationale betrekkingen worden de woorden « tijdelijken dwangarbeid » vervangen door de woorden « opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar of van tien jaar tot vijftien jaar ».

Art. 5.In artikel 2 van dezelfde wet wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 6.In artikel 7, tweede lid, van dezelfde wet, wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ». HOOFDSTUK V. - Bepalingen tot wijziging van het Strafwetboek

Art. 7.Artikel 18 van het Strafwetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, word vervangen als volgt : «

Art. 18.Het arrest houdende veroordeling tot levenslange opsluiting of levenslange hechtenis, tot opsluiting of hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar wordt bij uittreksel gedrukt en aangeplakt in de gemeente waar de misdaad is gepleegd en in die waar het arrest is gewezen. ».

Art. 8.Artikel 19 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, word vervangen als volgt : «

Art. 19.Bij alle arresten van veroordeling tot levenslange opsluiting of levenslange hechtenis, tot tijdelijke opsluiting, tot hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar of van vijftien jaar tot twintig jaar wordt tegen de veroordeelden de afzetting uitgesproken van de titels, graden, openbare ambten, bedieningen en betrekkingen, waarmee zij bekleed zijn.

Het hof van assisen kan die afzetting uitspreken tegen de veroordeelden tot hechtenis van tien jaar tot vijftien jaar of van vijf jaar tot tien jaar. »

Art. 9.Artikel 25, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 26 november 1986 en gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 25.De duur van de correctionele gevangenisstraf is, behoudens de in de wet bepaalde gevallen, ten minste acht dagen en ten hoogste vijf jaar. Hij is ten hoogste tien jaar voor een met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, respectievelijk een langere termijn of met levenslange opsluiting strafbare misdaad die gecorrectionaliseerd is. ».

Art. 10.In artikel 30ter , eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 maart 1970 en gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, worden de woorden « tot dwangarbeid, opsluiting » vervangen door de woorden « tot tijdelijke opsluiting ».

Art. 11.In artikel 32 van hetzelfde Wetboek worden tussen de woorden « opsluiting » en « of » de woorden « van vijf jaar tot tien jaar » ingevoegd.

Art. 12.Artikel 54 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 54.Hij die, na tot een criminele straf te zijn veroordeeld, een misdaad pleegt die strafbaar is met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, kan worden veroordeeld tot opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.

Indien de misdaad strafbaar is met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, kan de schuldige worden veroordeeld tot opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar.

Hij wordt veroordeeld tot ten minste zeventien jaar opsluiting indien de misdaad strafbaar is met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar. » .

Art. 13.In artikel 55, tweede en derde lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « buitengewone hechtenis » vervangen door de woorden « hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar ».

Art. 14.In artikel 62 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « tijdelijke dwangarbeid, tijdelijke hechtenis of opsluiting » vervangen door de woorden « tijdelijke opsluiting of hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar, respectievelijk gedurende een kortere termijn ».

Art. 15.Artikel 63 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 63.De zwaarste straf is de langstdurende. Zijn de straffen van gelijke duur, dan wordt opsluiting beschouwd als een zwaardere straf dan hechtenis. ».

Art. 16.Artikel 81 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 23 augustus 1919, 14 mei 1937 en 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 81.Levenslange hechtenis, gesteld op misdaden tegen de uitwendige veiligheid van de Staat, wordt vervangen door tijdelijke hechtenis of door een gevangenisstraf van ten minste een jaar.

Hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar door hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar, respectievelijk een kortere termijn of door gevangenisstraf van ten minste een jaar.

Hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar door hechtenis van tien jaar tot vijftien jaar of van vijf jaar tot tien jaar of door een gevangenisstraf van ten minste een jaar.

Hechtenis van tien jaar tot vijftien jaar door hechtenis van vijf jaar tot tien jaar of door een gevangenisstraf van ten minste zes maanden.

Hechtenis van vijf jaar tot tien jaar door gevangenisstraf van ten minste een maand. ».

Art. 17.In artikel 101 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, worden de woorden « levenslange dwangarbeid » vervangen door de woorden « opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar ».

Art. 18.Artikel 102 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 102.De aanslag op het leven van de vermoedelijke troonopvolger wordt gestraft met levenslange opsluiting.

De aanslag op zijn persoon wordt gestraft met opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar.

De aanslag op zijn persoon wordt gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar indien hij geen schending van zijn vrijheid tot gevolg heeft en bij hem noch bloedstorting, noch verwonding, noch ziekte veroorzaakt. »

Art. 19.Artikel 103, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen als volgt : « De aanslag op hun persoon wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar; hij wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar indien hij geen schending van hun vrijheid ten gevolge heeft en bij hen noch bloedstorting, noch verwonding, noch ziekte veroorzaakt. »

Art. 20.In artikel 104 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « levenslange hechtenis » vervangen door de woorden « hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar ».

Art. 21.In artikel 106 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ».

Art. 22.Artikel 107 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 107.Samenspanning tegen het leven of tegen de persoon van de vermoedelijke troonopvolger wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar indien er een daad op gevolgd is om de uitvoering ervan voor te bereiden, en met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar in het tegenovergestelde geval. »

Art. 23.In de artikelen 108 en 112 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 24.Artikel 114 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 augustus 1914, gewijzigd bij de wetten van 10 december 1937 en 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 114.Hij die met een vreemde mogendheid of met enige persoon die in het belang van een vreemde mogendheid handelt, kuiperijen pleegt of in verstandhouding treedt met het oogmerk of die mogendheid tot het voeren van oorlog tegen België te bewegen of om haar daartoe middelen te verschaffen, wordt gestraft met hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar. Indien daaruit vijandelijkheden zijn gevolgd, wordt hij gestraft met levenslange hechtenis. »

Art. 25.In artikel 115, § 1, zesde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de besluitwet van 11 oktober 1916 en gewijzigd bij de wet van 10 december 1937, worden de woorden « levenslange hechtenis » vervangen door de woorden « hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar ».

Art. 26.In artikel 118 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 19 juli 1934 en gewijzigd bij de wet van 10 december 1937, worden de woorden » buitengewone hechtenis » vervangen door de woorden « hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar ».

Art. 27.In artikel 120sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 augustus 1914, vervangen bij de wet van 19 juli 1934 en gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, worden de woorden « buitengewone hechtenis » vervangen door de woorden « hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar ».

Art. 28.Artikel 121 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de besluitwet van 11 oktober 1916 en gewijzigd bij de wetten van 13 december 1944 en 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 121.Hij die verspieders of op verkenning uitgezonden vijandelijke soldaten, die hem als zodanig bekend zijn, verbergt of doet verbergen, wordt gestraft met levenslange opsluiting.

Hij die vijandelijke agenten of soldaten, weerbaar of gewond, verbergt of doet verbergen, of die hun te hulp komt om hen in de mogelijkheid te stellen zich aan de overheid te onttrekken, wordt gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar. Bij staat van beleg wordt het misdrijf gestraft met levenslange opsluiting.

Hij die een onderdaan van een vijandelijke of met de vijand verbonden mogendheid verbergt of doet verbergen, of die hem te hulp komt om hem in de mogelijkheid te stellen zich aan de overheid te onttrekken, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar. Bij staat van beleg wordt het misdrijf gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.

Hij die personen verbergt of doet verbergen van wie hij weet dat zij vervolgd worden of veroordeeld zijn wegens een van de misdrijven bedoeld in Boek II, Titel I, Hoofdstuk II van het Strafwetboek en in de artikelen 17 en 18 van de wet van 27 mei 1870 houdende het Militair Strafwetboek, of die hun te hulp komt om hen in de mogelijkheid te stellen zich aan het gerecht te onttrekken, wordt gestraft met de op dat misdrijf gestelde straf, zonder dat evenwel de uitgesproken straf vijftien jaar opsluiting of hechtenis mag te boven gaan.

De bepaling van het vorige lid is niet van toepassing op bloedverwanten in opgaande of nederdalende lijn, echtgenoten, zelfs na echtscheiding, broers of zusters, noch op aanverwanten in dezelfde graden van de daders van of de medeplichtigen aan de bedoelde misdrijven. »

Art. 29.Artikel 121bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de besluitwet van 8 april 1917, vervangen bij de besluitwet van 17 december 1942 en gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : « Art. 121bis . Met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar wordt gestraft hij die wetens, door aangifte van een werkelijk of denkbeeldig feit, enige persoon aan opsporingen, vervolgingen of gestrengheden van de vijand blootstelt.

Hij wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, indien de aangifte voor enige persoon vrijheidsberoving van meer dan een maand ten gevolge heeft, en zulks niet veroorzaakt is door een andere aangifte.

Hij wordt gestraft met levenslange opsluiting, indien de aangifte voor enige persoon ter oorzake van de ondergane hechtenis of behandeling ten gevolge heeft hetzij de dood, hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte, hetzij een blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid, hetzij het volledige verlies van het gebruik van een orgaan, hetzij een zware verminking en zulks niet veroorzaakt is door een ander aangifte. »

Art. 30.Artikel 122 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de besluitwet van 11 oktober 1916 en gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 122.Wanneer zaken in brand gestoken of door enigerlei middel vernield worden met het oogmerk de vijand te begunstigen, worden de straffen die bij Titel IX, Hoofdstuk III, op deze feiten gesteld zijn, vervangen als volgt : gevangenisstraf door opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar; opsluiting van vijf jaar tot tien jaar door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar; opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar door opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar; opsluiting van vijftien jaar en meer door levenslange opsluiting; poging tot brandstichting of vernieling wordt beschouwd als zijnde de misdaad zelf. »

Art. 31.Artikel 123ter , tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1914 en vervangen bij de wet van 10 december 1937, wordt vervangen door het volgende lid : « In hetzelfde geval worden de in de artikelen 119 en 120 bepaalde gevangenisstraffen vervangen door opsluiting van vijf jaar tot tien jaar en tijdelijke hechtenis door tijdelijke opsluiting van gelijke duur. »

Art. 32.In artikel 123quater , tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 juli 1934, wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 33.In artikel 123sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de besluitwet van 6 mei 1944, vervangen bij de wet van 30 juni 1961 en gewijzigd bij de wetten van 5 juli 1976 en 10 juli 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin van paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « Art.123sexies. § 1. In afwijking van de artikelen 31 en 32, wordt bij de vonnissen of arresten van veroordeling tot levenslange opsluiting of levenslange hechtenis, tot opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, respectievelijk een langere termijn of tot hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar of van vijftien jaar tot twintig jaar wegens een misdrijf of poging tot een misdrijf als omschreven in Boek II, Titel I, Hoofdstuk II van het Strafwetboek, in oorlogstijd gepleegd, tegen de veroordeelden geen ontzetting van de daarin bedoelde rechten uitgesproken, maar brengen die vonnissen of arresten van rechtswege levenslange vervallenverklaring mee van : »; 2° paragraaf 2, derde lid, eerste zin, wordt vervangen als volgt : « De vervallenverklaringen kunnen worden uitgesproken voor een duur van tien jaar tot twintig jaar als de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar of hechtenis van vijf jaar tot tien jaar of van tien jaar tot vijftien jaar is en voor een duur van vijf jaar tot tien jaar als het een correctionele straf betreft.»

Art. 34.In artikel 123septies , § 1, 3°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de besluitwet van 6 mei 1944 en vervangen bij de wet van 30 juni 1961, worden de woorden « opsluiting of gewone hechtenis » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar of hechtenis van vijf jaar tot tien jaar of van tien jaar tot vijftien jaar ».

Art. 35.In artikel 124, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « buitengewone hechtenis » vervangen door de woorden « hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar ».

Art. 36.Artikel 125 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 125.De aanslag met het oogmerk om verwoesting, mensenslachting of plundering in een of meer gemeenten aan te richten, wordt gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar.

De samenspanning met hetzelfde oogmerk gesmeed, wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar indien enige daad is gepleegd om de uitvoering ervan voor te bereiden; met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar in het tegenovergestelde geval. »

Art. 37.In artikel 128 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « buitengewone hechtenis » vervangen door de woorden « hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar ».

Art. 38.In artikel 129 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ».

Art. 39.In artikel 133 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 40.In artikel 154 van hetzelfde Wetboek, wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ».

Art. 41.In artikel 160 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 12 juli 1932, wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ».

Art. 42.In artikel 161 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 43.In artikel 171 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ».

Art. 44.In artikel 172 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 45.In artikel 174 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 12 juli 1932, wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ».

Art. 46.Artikel 175 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 175.De namakers of vervalsers hetzij van aandelen, schuldbrieven of andere effecten die wettig zijn uitgegeven door provincies, gemeenten, openbare besturen of instellingen, onder welke benaming ook, door vennootschappen of bijzondere personen, hetzij van rente of dividendbewijzen behorende tot die verschillende effecten, worden gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar indien de uitgifte in België heeft plaatsgehad, en met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar indien de uitgifte heeft plaatsgehad in het buitenland. »

Art. 47.In artikel 179 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ».

Art. 48.In de artikelen 194 en 195 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ».

Art. 49.In de artikelen 196, 208 en 215 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 50.Artikel 216 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 216.Indien de beschuldigde veroordeeld is tot hechtenis van meer dan tien jaar of tot tijdelijke opsluiting van meer dan tien jaar, wordt de valse getuige die te zijnen nadele getuigd heeft, gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.

Hij wordt gestraft met opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar indien de beschuldigde tot levenslange opsluiting veroordeeld is. ».

Art. 51.In artikel 235 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « buitengewone hechtenis » vervangen door de woorden « hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar ».

Art. 52.Artikel 256, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : « In dat geval echter wordt de levenslange opsluiting vervangen door opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar. ».

Art. 53.In artikel 266 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « opsluiting, tijdelijke hechtenis en tijdelijke dwangarbeid » vervangen door de woorden « opsluiting of hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar of gedurende een kortere tijd ».

Art. 54.In artikel 272, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 55.Artikel 285 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 285.Indien de verbroken zegels waren gelegd op papieren of zaken van iemand die verdacht, beklaagd of beschuldigd was van een misdaad waarop levenslange opsluiting of levenslange hechtenis, opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar of hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar is gesteld, of van iemand die tot een van die straffen was veroordeeld, wordt de nalatige bewaarder gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar. »

Art. 56.In artikel 292 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 57.In artikel 293 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « van ten minste zeven jaar » vervangen door de woorden « van zeven jaar tot tien jaar ».

Art. 58.Artikel 323, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 323.Indien de vereniging tot doel heeft gehad misdaden te plegen waarop levenslange opsluiting staat of opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar of een langere termijn, worden de aanstokers tot die vereniging, de hoofden van die bende en degenen die daarin enig bevel hebben gevoerd, gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar. »

Art. 59.In artikel 331bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 april 1986, wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 60.In artikel 336 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 61.Artikel 337 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 337.Indien de ontvluchting of de poging tot ontvluchting geschiedt met geweld, bedreiging of gevangenisbraak, worden degenen die ze bevorderd hebben door het verschaffen van wapens, gestraft met de volgende straffen : In de bij artikel 333 vermelde omstandigheden, de aangestelden met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, en de andere personen met gevangenisstraf van twee jaar tot vijf jaar.

In de bij artikel 334 vermelde omstandigheden, de aangestelden met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en de andere personen met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar. »

Art. 62.In artikel 348 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 3 april 1990, wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 63.Artikel 352 van hetzelfde Wetboek vervangen bij de wet van 3 april 1990, wordt vervangen als volgt : «

Art. 352.Wanneer de middelen, gebruikt met het oogmerk om vruchtafdrijving te verwekken, de dood tot gevolg hebben, wordt hij die ze met dat oogmerk heeft aangewend of aangewezen, veroordeeld tot opsluiting van vijf jaar tot tien jaar indien de vrouw daarin weliswaar heeft toegestemd doch de ingreep werd verricht buiten de voorwaarden gesteld in artikel 350, en tot opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar indien zij daar niet in heeft toegestemd. »

Art. 64.In artikel 391 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 65.In artikel 393 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « levenslange dwangarbeid » vervangen door de woorden « opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar ».

Art. 66.In artikel 400 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 67.Artikel 401 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 401.Wanneer de slagen of verwondingen opzettelijk worden toegebracht, maar zonder het oogmerk om te doden, en toch de dood veroorzaken, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.

Hij wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar indien hij die gewelddaden met voorbedachten rade pleegt. »

Art. 68.In artikel 403 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 69.In artikel 404 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « dwangarbeid » door het woord « opsluiting » vervangen.

Art. 70.In artikel 406 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 juni 1963, wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 71.Artikel 407 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 407.Indien het feit verwondingen als bedoeld in artikel 399 ten gevolge heeft, wordt de schuldige veroordeeld tot opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar. Hij wordt veroordeeld tot opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar indien het verwondingen betreft als bedoeld in artikel 400. »

Art. 72.In artikel 408 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « levenslange dwangarbeid » vervangen door de woorden « opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar ».

Art. 73.In artikel 414 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, worden de woorden « levenslange dwangarbeid » vervangen door de woorden « opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar ».

Art. 74.In artikel 437 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 75.In de artikelen 467 en 468 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 76.In artikel 474 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 2 juli 1975, worden de woorden « levenslange dwangarbeid » vervangen door de woorden « opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar ».

Art. 77.In artikel 477 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 17 april 1986, wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 78.In de artikelen 477bis , 477ter en 477quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 april 1986, wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ».

Art. 79.In artikel 477sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 april 1986 en gewijzigd bij de wet van 14 juni 2002, worden de woorden « levenslange dwangarbeid » vervangen door de woorden « opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar ».

Art. 80.In artikel 488bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 april 1986, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 ° in § 1 wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar »; 2° in de §§ 2 en 3 wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ».

Art. 81.Artikel 506 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 506.Ingeval de straf, toepasselijk op de daders van de misdaad, levenslange opsluiting of opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar is, worden de in het vorige artikel bedoelde helers veroordeeld tot opsluiting van vijf jaar tot tien jaar indien bevonden wordt dat zij ten tijde van de heling kennis droegen van de omstandigheden waaraan de wet levenslange opsluiting of opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar verbindt. »

Art. 82.In de artikelen 510 en 511 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 juni 1963, wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ».

Art. 83.Artikel 513 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 juni 1963, wordt vervangen als volgt : «

Art. 513.Wordt de brand bij nacht gesticht dan worden de bij de artikelen 510 tot 512 bepaalde straffen vervangen als volgt : opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar, door opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar; opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar; de gevangenisstraf en de geldboete, bij artikel 511, tweede lid, en artikel 512, eerst lid, bepaald, door opsluiting van vijf jaar tot tien jaar; de gevangenisstraf en de geldboete, bij artikel 512, tweede lid, bepaald, door gevangenisstraf van een jaar tot vier jaar en geldboete van vijftig frank tot vijfhonderd frank. »

Art. 84.In artikel 518 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 juni 1963 en gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, worden de woorden « of tijdelijke dwangarbeid » vervangen door de woorden « van vijftien jaar tot twintig jaar of gedurende een kortere tijd; ».

Art. 85.In artikel 521 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 juni 1963, wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 86.Artikel 525 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 525.Wanneer de feiten, in de twee vorige artikelen omschreven, gepleegd worden in vereniging of in bende en met behulp van gewelddaden, feitelijkheden of bedreigingen, worden de schuldigen gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.

De hoofden en de aanstokers worden veroordeeld tot opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar en tot geldboete van vijfhonderd frank tot vijfduizend frank. »

Art. 87.Artikel 529 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 529.Indien het feit gepleegd wordt in vereniging of in bende, is de straf opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.

De hoofden en de aanstokers worden gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar. »

Art. 88.Artikel 530 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 530.Vernieling of beschadiging van andermans roerende eigendommen, gepleegd met behulp van geweld of bedreiging, in een bewoond huis of in de aanhorigheden ervan en met een van de omstandigheden van artikel 471, wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.

De straf zal niet minder zijn dan twaalf jaar indien de misdaad in vereniging of in bende gepleegd wordt.

De hoofden en de aanstokers worden gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar. »

Art. 89.Artikel 547 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 547.Met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar worden gestraft zij die kwaadwillig of bedrieglijk de werken van een mijn geheel of ten dele onder water zetten.

Indien de schuldige op grond van de omstandigheden moest vermoeden dat een of meer personen zich op het ogenblik van de overstroming in de mijn bevonden, wordt hij veroordeeld tot opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar. » HOOFDSTUK VI. - Bepaling tot wijziging van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden

Art. 90.Artikel 2, derde lid, van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden, gewijzigd bij de wetten van 6 februari 1985, 11 juli 1994, 13 april 1995 en 28 november 2000, wordt vervangen als volgt : « Alleen in de volgende gevallen kan de raadkamer wegens verzachtende omstandigheden verwijzen of het openbaar ministerie rechtstreeks dagvaarden of oproepen : 1 ° als de in de wet bepaalde straf twintig jaar opsluiting niet te boven gaat; 2° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 347bis van het Strafwetboek, wanneer de gijzeling voor de gegijzelden geen andere gevolgen heeft dan een blijvende fysieke of psychische ongeschiktheid, ongeacht de leeftijd van de gegijzelde persoon;3° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 472 van het Strafwetboek die met toepassing van artikel 473 van hetzelfde Wetboek met opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar wordt gestraft, wanneer het geweld of de bedreiging voor het slachtoffer geen andere gevolgen heeft dan een blijvende fysieke of psychische ongeschiktheid;4° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 510 van het Strafwetboek, die met toepassing van artikel 513, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt gestraft met opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar omdat de brand bij nacht is gesticht;5° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 518, eerste lid, van het Strafwetboek, die met toepassing van het tweede lid van hetzelfde artikel wordt gestraft met tweeëntwintig jaar opsluiting;6° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 530, laatste lid, van het Strafwetboek, die met toepassing van artikel 531 van hetzelfde Wetboek wordt gestraft met twintig jaar tot dertig jaar opsluiting wanneer het geweld of de bedreiging voor het slachtoffer geen andere gevolgen heeft dan een blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid bepaald in artikel 400 van hetzelfde Wetboek;7° als het gaat om een misdaad bedoeld in artikel 375, laatste lid, van het Strafwetboek.» HOOFDSTUK VII. - Bepalingen tot wijziging van het Militair Strafwetboek

Art. 91.In artikel 3 van het Militair Strafwetboek, gewijzigd bij de besluitwet van 11 oktober 1916 en bij de wet van 10 juli 1996, worden de woorden »de straf met dwangarbeid » vervangen door de woorden »opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar of gedurende een langere tijd ».

Art. 92.Artikel 16 van hetzelfde Wetboek gewijzigd bij de wetten van 4 augustus 1914, 19 juli 1934 en 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 16.De straffen gesteld bij de voormelde artikelen van dit Wetboek worden aldus vervangen : gevangenisstraf, door hechtenis van vijf jaar tot tien jaar of door opsluiting van vijf jaar tot tien jaar; hechtenis van vijf jaar tot tien jaar, door hechtenis van tien jaar tot vijftien jaar; opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, door opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar; hechtenis van tien jaar tot vijftien jaar, door hechtenis van vijftien jaat tot twintig jaar opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar; hechtenis van vijftien jaar tot twintig jaar, door hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar; opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar, door opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar; hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar en opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar, door levenslange opsluiting; de schuldige wordt bovendien veroordeeld tot militaire degradatie. »

Art. 93.In artikel 30 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 24 juli 1923, wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 94.Artikel 33, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 24 juli 1923, wordt vervangen als volgt : « In het geval bedoeld in artikel 400 wordt hij veroordeeld tot opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, en in het geval bedoeld in artikel 401 van het voornoemde Wetboek, tot opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar. »

Art. 95.Artikel 35 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 35.De gewelddaden door een militair tegen zijn meerdere gepleegd, worden gestraft met : gevangenisstraf van twee jaar tot vier jaar in het geval bedoeld in artikel 399; opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, in het geval van artikel 400; opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, in het geval van artikel 401 van het gewone Strafwetboek. »

Art. 96.Artikel 36 van hetzelfde Strafwetboek wordt vervangen als volgt : «

Art. 36.Indien de gewelddaden bedoeld in het vorige artikel gepleegd zijn tijdens of te gelegenheid van de dienst, worden de bij dit artikel voorgeschreven straffen vervangen : gevangenisstraf, door opsluiting van vijf jaar tot tien jaar; opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, door opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar; opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar. ».

Art. 97.Artikel 39 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 39.Indien de gewelddaden die een militair in oorlogstijd en in het werkdadig leger tegen zijn meerdere gepleegd heeft, ziekte of onbekwaamheid tot persoonlijke arbeid hebben veroorzaakt, wordt de schuldige veroordeeld tot opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar. In het geval van artikel 401, § 1, van het gewone Strafwetboek wordt hij veroordeeld tot opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar.

De straf is levenslange opsluiting met militaire degradatie in het geval van artikel 401, § 2, van bedoeld Wetboek. ».

Art. 98.In artikel 41 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « opsluiting of dwangarbeid « vervangen door de woorden « tijdelijke opsluiting »

Art. 99.In artikel 50 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 24 juli 1923, wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 100.In artikel 51 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de besluitwet van 11 oktober 1916, wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 101.In artikel 58bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de besluitwet van 14 september 1918, gewijzigd bij de wetten van 24 juli 1923 en 10 juli 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht 1° in het eerste lid worden de woorden « tot dwangarbeid » vervangen door de woorden « tot opsluiting »;2° in het tweede lid worden de woorden « met levenslange of tijdelijke hechtenis of dwangarbeid » vervangen door de woorden « met hechtenis van twintig jaar tot dertig jaar respectievelijk een kortere tijd, of met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, respectievelijk een langere tijd ».

Art. 102.Artikel 59 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 24 juli 1923 en gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 59.Bestaan er verzachtende omstandigheden dan wordt : Levenslange hechtenis, bedoeld in de artikelen 17, 19 tot 21, 31 en 52, vervangen door tijdelijke hechtenis.

Levenslange hechtenis, bedoeld in de artikelen 23, 25 en 28, vervangen door tijdelijke hechtenis of door correctionele gevangenisstraf.

In de eerste twee gevallen wordt de hechtenis bedoeld in de artikelen 28, 31 en 51 vervangen door correctionele gevangenisstraf, en in het derde geval door hechtenis van kortere duur of door correctionele gevangenisstraf.

Opsluiting van vijf jaar tot tien jaar, bedoeld in de artikelen 30, 50 en 51, wordt vervangen door correctionele gevangenisstraf.

Militaire degradatie wordt vervangen door afzetting indien de schuldige officier is.

Afzetting wordt vervangen door tuchtstraffen, die kunnen worden verhoogd tot vijfmaal het maximum bedoeld in het tuchtreglement.

Militaire gevangenisstraf wordt vervangen door een militaire gevangenisstraf van kortere duur of door tuchtstraffen die kunnen worden verhoogd tot tweemaal het maximum bedoeld in het tuchtreglement. » HOOFDSTUK VIII. - Bepaling tot wijziging van de wet van 7 juli 1875 tot bestraffing van het aanbod of het voorstel om bepaalde misdaden te plegen

Art. 103.In artikel 1 van de wet van 7 juli 1875 tot bestraffing van het aanbod of het voorstel om bepaalde misdaden te plegen, gewijzigd bij de wet van 9 april 1930, worden de woorden « de dood of met dwangarbeid » vervangen door de woorden « levenslange hechtenis of levenslange opsluiting, opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar, gedurende een langere tijd ». HOOFDSTUK IX. - Bepaling tot wijziging van de wet van 30 mei 1892 op het hypnotisme

Art. 104.In artikel 3 van de wet van 30 mei 1892 op het hypnotisme wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ». HOOFDSTUK X. - Bepaling tot wijziging van de wet van 1 mei 1913 tot intrekking van de wet van 4 maart 1870 betreffende de vermindering der straffen onder het stelsel der afzondering ondergaan

Art. 105.Artikel 1, eerste lid, van de wet van 1 mei 1913 tot intrekking van de wet van 4 maart 1870 betreffende de vermindering der straffen onder het stelsel der afzondering ondergaan, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.De veroordeelden tot opsluiting, hechtenis of gevangenisstraf vallen, voor zover de staat van de gevangenissen dit toelaat, onder het stelsel van afzondering. ». HOOFDSTUK XI. - Bepaling tot wijziging van de besluitwet van 13 november 1915 met betrekking tot de vrijwillige verminkingen in oorlogstijd

Art. 106.In artikel 2, eerste lid, van de besluitwet van 13 november 1915 met betrekking tot de vrijwillige verminkingen in oorlogstijd wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ». HOOFDSTUK XII. - Bepaling tot wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica

Art. 107.In artikel 2bis van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, ingevoegd bij de wet van 9 juli 1975 en gewijzigd bij de wet van 14 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 ° in § 2 wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar »; 2° in de §§ 3 en 4 wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ». HOOFDSTUK XIII. - Bepalingen tot wijziging in de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij

Art. 108.In de artikelen 28 en 29 van de wet van 5 juni 1928 houdende herziening van het Tucht en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ».

Art. 109.Artikel 33 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 33.Zij die zich door bedrog, geweld of bedreigingen jegens de kapitein meester maken van het schip, worden gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.

Zijn zij officier of leider van de samenspanning, dan worden zij gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar. »

Art. 110.In artikel 34 van dezelfde wet worden de woorden « dwangarbeid van vijftien jaar tot twintig jaar of levenslange dwangarbeid » vervangen door de woorden « opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar of van twintig jaar tot dertig jaar ».

Art. 111.In artikel 35 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, worden de woorden « levenslange dwangarbeid » vervangen door de woorden « opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar ».

Art. 112.In artikel 66 van dezelfde wet wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ».

Art. 113.Artikel 68 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Art. 68.Iedere kapitein die daden van zeeroverij pleegt, wordt gestraft met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar.

De opvarenden, schuldig aan dezelfde feiten worden gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.

Indien in het geval bedoeld in de vorige leden onvrijwillige doding heeft plaatsgehad, is de straf opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar.

Heeft vrijwillige doding plaatsgehad, dan worden de schuldigen gestraft met levenslange opsluiting. »

Art. 114.In artikel 70 van dezelfde wet wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ». HOOFDSTUK XIV. - Bepaling tot wijziging van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart

Art. 115.In artikel 30 van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, vervangen bij de wet van 20 juli 1976 en gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin van § 1 wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting »;2° in de inleidende zin van § 2 worden de woorden « levenslange dwangarbeid » vervangen door de woorden « opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar.» HOOFDSTUK XV. - Bepaling tot wijziging van de besluitwet van 13 mei 1940 betreffende de verscherping der bestraffing van sommige gedurende de tijd van oorlog gepleegde feiten

Art. 116.Artikel 1 van de besluitwet van 13 mei 1940 betreffende de verscherping der bestraffing van sommige gedurende de tijd van oorlog gepleegde feiten, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1996, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.Wanneer in oorlogstijd, zoals omschreven bij artikel 58 van de wet van 15 juni 1899, diefstallen, vernielingen of beschadigingen van andermans roerende eigendommen worden begaan, hetzij in de plaatsen die door de inwoners wegens oorlogsomstandigheden ontruimd zijn, hetzij tijdens de verduistering van de lichten in de plaatsen waar die verduistering door de bevoegde overheid is bevolen, worden de straffen die tegen de daders van die feiten worden gesteld in Boek II, Titel IX, Hoofdstuk I en Hoofdstuk lll, Afdeling IV, van het Strafwetboek, vervangen : gevangenisstraf door opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar; opsluiting van vijf jaar tot tien jaar door opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar; opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar door opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar; opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar en opsluiting van twintig jaar tot dertig jaar door levenslange opsluiting. ». HOOFDSTUK XVI. - Bepaling tot wijziging van de wet van 4 augustus 1955 betreffende de veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie

Art. 117.In artikel 3 van de wet van 4 augustus 1955 betreffende de veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ». HOOFDSTUK XVII. - Bepaling tot wijziging van de wet van 28 mei 1956 betreffende de ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen

Art. 118.In artikel 6 van de wet van 28 mei 1956 betreffende de ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ». HOOFDSTUK XVIII. - Bepaling tot wijziging van de wet van 26 december 1956 op de postdienst

Art. 119.In artikel 30 van de wet van 26 december 1956 op de postdienst wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ». HOOFDSTUK XIX. - Bepaling tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming

Art. 120.In artikel 50, § 2, 3°, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, vervangen bij de wet van 2 februari 1994, wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ». HOOFDSTUK XX. - Bepaling tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

Art. 121.In artikel 77bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995, gewijzigd bij de wetten van 28 november 2000 en 2 januari 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar »;2° in § 3 wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ». HOOFDSTUK XXI. - Bepaling tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden

Art. 122.In artikel 4 van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden, gewijzigd bij de wet van 12 april 1994, wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ». HOOFDSTUK XXII. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis

Art. 123.In artikel 16 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ».

Art. 124.In artikel 24 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, wordt het woord « dwangarbeid » vervangen door het woord « opsluiting ». HOOFDSTUK XXIII. - Bepaling tot wijziging aan het Wetboek van vennootschappen

Art. 125.In artikel 127 van het Wetboek van vennootschappen wordt het woord « opsluiting » vervangen door de woorden « opsluiting van vijf jaar tot tien jaar ». HOOFDSTUK XXIV. - Opheffingsbepalingen

Art. 126.Het decreet van 20-25 maart 1792 betreffende de wijze waarop de doodstraf moet worden uitgevoerd, wordt opgeheven.

Art. 127.Artikel 24 van de wet van 10 juli 1996 tot afschaffing van de doodstraf en tot wijziging van de criminele straffen, wordt opgeheven. HOOFDSTUK XXV. - Slotbepaling

Art. 128.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 23 januari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers. Parlementaire bescheiden. 50-1747-2002/2003.

Nr. 1 : Wetsontwerp.

Nr. 2 : Erratum.

Nr. 3 : Amendementen.

Nr. 4 : Verslag.

Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 6 : Tekst aangenomen in pleniaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Nr. 7 : Ontwerp geamendeerd door Senaat.

Nr. 8 : Verslag.

Nr. 9 : Tekst aangenomen in pleniaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Parlementaire handelingen . - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 27 en 28 november 2002.

Senaat.

Parlementaire bescheiden. 2-1329-2002/2003.

Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Nr. 2 : Erratum.

Nr. 3 : Verslag.

Nr. 4 : Tekst geamendeerd door de commissie.

Nr. 5 : Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers.

^