Etaamb.openjustice.be
Wet van 24 december 1999
gepubliceerd op 31 december 1999

Wet houdende fiscale en diverse bepalingen

bron
ministerie van financien
numac
1999003672
pub.
31/12/1999
prom.
24/12/1999
ELI
eli/wet/1999/12/24/1999003672/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 DECEMBER 1999. - Wet houdende fiscale en diverse bepalingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I

Artikel 1.Onderhavige wet regelt een door artikel 78 van de Grondwet beoogde materie.

TITEL II. - Fiscale bepalingen

Art. 2.In artikel 132, eerste lid, 6°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994, worden de woorden « een bijkomende toeslag van 10 000 frank » vervangen door de woorden « een bijkomende toeslag van 13 000 frank ».

Art. 3.In afwijking van artikel 463bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij de wetten van 30 maart 1994, 21 december 1994, 20 december 1995, 22 december 1998 en 4 mei 1999, wordt het tarief van de aanvullende crisisbijdrage met betrekking tot de personenbelasting en, voor de in artikel 227, 1°, van hetzelfde Wetboek bedoelde belastingplichtigen, met betrekking tot de belasting van de niet-inwoners, verminderd : 1° voor het aanslagjaar 2000 : a) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen 800 000 frank niet overschrijdt : tot 2 pct.; b) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen begrepen is tussen 800 001 frank en 850 000 frank : tot een percentage gelijk aan 2 pct. verhoogd met het product van 1 pct. met de verhouding tussen enerzijds het verschil tussen het gezamenlijk belastbaar inkomen en 800 000 frank en anderzijds 50 000 frank; 2° voor het aanslagjaar 2001 : a) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen 800 000 frank niet overschrijdt : tot 1 pct.; b) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen begrepen is tussen 800 001 frank en 850 000 frank : tot een percentage gelijk aan 1 pct. verhoogd met het product van 1 pct. met de verhouding tussen enerzijds het verschil van het gezamenlijk belastbaar inkomen en 800 000 frank en anderzijds 50 000 frank; c) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen begrepen is tussen 850 001 frank en 1 200 000 frank : tot 2 pct.; d) wanneer het gezamenlijk belastbaar inkomen begrepen is tussen 1 200 001 frank en 1 250 000 frank : tot een percentage gelijk aan 2 pct. verhoogd met het product van 1 pct. met de verhouding tussen enerzijds het verschil tussen het gezamenlijk belastbaar inkomen en1 200 000 frank en anderzijds 50 000 frank.

Het percentage van 109, vermeld in artikel 463bis, § 2, 2°, van hetzelfde Wetboek wordt respectievelijk verminderd tot 108 voor het aanslagjaar 2000 en tot 107 voor het aanslagjaar 2001.

Art. 4.Dit artikel is van toepassing op de werkgevers die behoren tot de koopvaardij- en baggersector die in toepassing van artikel 270, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, schuldenaar zijn van bedrijfsvoorheffing.

De in het vorige lid vermelde werkgevers zijn er niet toe gehouden de bedrijfsvoorheffing die zij verschuldigd zijn uit hoofde van een in artikel 273, 1°, van datzelfde Wetboek bedoelde betaling of toekenning van belastbare bezoldigingen aan hun werknemers die zijn tewerkgesteld aan boord van in een lidstaat van de Europese Unie geregistreerde schepen waarvoor een zeebrief wordt voorgelegd, in de Schatkist te storten. Dit lid mag evenwel slechts worden toegepast met betrekking tot de in uitvoering van artikel 272 van dat Wetboek ingehouden bedrijfsvoorheffing.

De Koning bepaalt de nadere regels en modaliteiten in verband met de wijze waarop bij de indiening van de aangifte in de bedrijfsvoorheffing het bewijs wordt geleverd dat de werknemers voor wie de ingehouden bedrijfsvoorheffing met betrekking tot de periode waarop die aangifte betrekking heeft, niet wordt gestort, inderdaad tewerkgesteld waren aan boord van een in het vorige lid bedoelde schip.

Hij kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, de toepassing van dit artikel uitbreiden tot de sleepvaartsector.

Art. 5.In hoofdstuk XVIII van titel I van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het opschrift van het hoofdstuk vervalt het woord « naturalisatie »;2° de aanduidingen van de afdelingen met hun opschrift vervallen.

Art. 6.In artikel 237 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 2 juli 1974 en 15 mei 1987, wordt het woord « naturalisaties » geschrapt.

Art. 7.In hetzelfde Wetboek worden opgeheven : 1° artikel 238, vervangen bij de wet van 22 december 1989, gewijzigd bij de wet van 6 augustus 1993;2° artikel 240;3° artikel 240bis, ingevoegd bij de wet van 28 juni 1984;4° artikel 241, vervangen bij de wet van 6 augustus 1993, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995;5° artikel 244.

Art. 8.In artikel 591 van het Wetboek der zegelrechten wordt een 62° ingevoegd, luidend als volgt : « 62° akten en stavingsstukken die moeten worden gevoegd bij het verzoek om naturalisatie. ».

TITEL III. - Bepalingen betreffende De Post

Art. 9.In de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, wordt een artikel 148bis/1. ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 148bis/1. - § 1. Buiten de toepassing van de bepalingen bedoeld in §§ 1, 2 en 3 van artikel 38, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, ertoe besluiten dat het autonoom overheidsbedrijf DE POST in een naamloze vennootschap van publiek recht wordt omgezet onder de voorwaarden en met de statuten die Hij vaststelt. De §§ 4, 5 en 6 zijn op een dergelijke omzetting van toepassing. Een bedrijfsrevisor aangewezen door de minister onder wie DE POST ressorteert, brengt verslag uit over een staat waarin activa en passiva samengevat zijn en waarin het bedrag van het maatschappelijk kapitaal na omzetting wordt aangegeven. Dat bedrag mag niet hoger zijn dan de netto-activa zoals ze uit voormelde staat blijken die door de raad van bestuur of door de revisor aangeduid door de minister wordt vastgesteld. De besluiten van de bedrijfsrevisor worden in het verslag aan de Koning opgenomen. § 2. In afwijking van artikel 18, § 1, eerste lid, is de raad van bestuur van DE POST samengesteld uit ten hoogste achttien leden, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder en die leden van het directiecomité, die er lid van zouden zijn.

Artikel 18, § 1, tweede lid, is niet van toepassing op DE POST. § 3. Op de dag van inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 38, § 3, of in § 1 van dit artikel komt van rechtswege een einde aan de functie van de leden van de raad van bestuur. § 4. Wat DE POST betreft, bepalen de statuten de vertegenwoordiging voor het dagelijks bestuur, de bevoegdheden van de gedelegeerd bestuurder, de rol en de werking van het directiecomité evenals de benoeming en het ontslag van de leden van het directiecomité, met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder. De statuten kunnen afwijken van de artikelen 19 en 20.

In de artikelen 20, 21 en 22 worden wat DE POST betreft, de woorden « bestuurder-directeur » vervangen door de woorden « lid van het directiecomité ». »

Art. 10.In dezelfde wet wordt een artikel 148bis/2 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 148bis/2. Buiten de toepassing van artikel 18, § 5, kunnen de statuten van DE POST de voorwaarden van informatie, verificatie en controle bepalen ».

Art. 11.In dezelfde wet wordt een artikel 148bis/3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 1. In afwijking van de artikelen 18, § 2, laatste lid, en 20, § 3, derde lid, kunnen de door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit benoemde voorzitter en leden van de raad van bestuur van DE POST slechts bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit worden ontslagen. § 2. In afwijking van artikel 20, § 2, kan de gedelegeerd bestuurder van DE POST slechts bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit worden ontslagen. ».

TITEL IV. - Inwerkingtreding

Art. 12.Artikel 2 van deze wet is van toepassing vanaf het aanslagjaar 2000.

De Koning bepaalt de inwerkingtreding van artikel 4, eerste tot derde lid, van deze wet.

De artikelen 5, 6, 7 en 8 van deze wet treden in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De verzoeken om naturalisatie die voor deze datum zijn ingediend, blijven onderworpen aan de vroeger toepasselijke bepalingen van de artikelen 238, 240, 240bis, 241 en 244 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 24 december 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, R. DAEMS Met 's Lands zegels gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Parlementaire verwijzigingen : Zitting 1999-2000. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Stukken. - Wetsontwerp, nr 0296/001. - Amendementen, nrs. 0296/002 en 0296/003. - Verslag namens de commissie voor de infrastructuur, het verkeer en de overheidsbedrijven, nr. 0296/004. - Verslag namens de commissie voor de Financiën en de Begroting, nr. 0296/005. - Tekst aangenomen door de commissies, nr. 0296/006. - Amendementen, nr. 0296/007.

Handelingen. - 14 en 15 december 1999.

Senaat.

Stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvetegenwoordigers, nr. 2-227/1. - Amendementen, nr. 2-227/2. - Verslag namens de commissie voor de Financiën en de Economische aangelegenheden, nr. 2-227/3. - Tekst aangenomen door de commissie voor de Financiën en de Economische aangelegenheden, nr. 2-227/4. - Amendementen, nr. 2-227/5.

Handelingen. - 22 en 23 december 1999.

^