Etaamb.openjustice.be
Wet van 24 december 2002
gepubliceerd op 07 januari 2004

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van Burkina Faso inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 18 mei 2001 (2) (3)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2003015188
pub.
07/01/2004
prom.
24/12/2002
ELI
eli/wet/2002/12/24/2003015188/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 DECEMBER 2002. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van Burkina Faso inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 18 mei 2001 (1) (2) (3)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van Burkina Faso inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 18 mei 2001, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 24 december 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister, toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, Mevr. A. NEYTS-UYTTEBROECK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2001-2002. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 4 juni 2002, nr. 2-1191/1. - Verslag namens de commissie, nr. 2-1191/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 16 juli 2002. - Stemming, vergadering van 17 juli 2002.

Kamer.

Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 50-1980/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-1980/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking, vergadering van 16 oktober 2002. - Stemming, vergadering van17 oktober 2002.(2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaams Gewest van 4 april 2003 (Belgisch Staatsblad van 6 mei 2003 (Ed.2), Decreet van het Waalse Gewest van 13 november 2002 (Belgisch Staatsblad van 4 december 2002 - Ed. 2), Ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 13 juni 2002 (Belgisch Staatsblad van 12 juli 2002). (3) Deze Overeenkomst zal op 13 januari 2004 in werking treden. Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van Burkina Faso inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGI", handelend zowel in eigen naam als in naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, krachtens bestaande overeenkomsten, de Vlaamse regering, de Waalse Regering en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, enerzijds, en DE REGERING VAN BURKINA FASO, anderzijds, (hierna te noemen de « Overeenkomstsluitende Partijen ») VERLANGENDE hun economische samenwerking te versterken door gunstige voorwaarden te scheppen voor de verwezenlijking van investeringen door onderdanen van een der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij;

ZIJN overeengekomen als volgt : ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term : 1. « investeerder » : a) de « onderdanen », m.a.w. elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of van Burkina Faso beschouwd wordt als een onderdaan van respectievelijk het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of Burkina Faso, die conform deze Overeenkomst investeringen doet op het grondgebied van de Staat van de andere Overeenkomstsluitende Partij; b) de « vennootschappen », m.a.w. elk rechtspersoon die wordt opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of Burkina Faso en die zijn maatschappelijke zetel heeft op het grondgebied van respectievelijk het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of Burkina Faso, die conform deze Overeenkomst investeringen doet op het grondgebied van de Staat van de andere Overeenkomstsluitende Partij. 2. « investeringen » : gelijk welk vermogensbestanddeel en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, in natura of in diensten, die wordt geïnvesteerd of geherinvesteerd in welke economische sector ook. Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden namelijk, maar niet uitsluitend : a) roerende en onroerende goederen evenals alle andere zakelijke rechten als hypotheken, voorrechten, panden, vruchtgebruik en gelijkaardige rechten;b) aandelen, winstbewijzen en elke andere vorm van deelneming, zelfs minoritair of onrechtstreeks, in vennootschappen die zijn opgericht op het grondgebied van een der Overeenkomstsluitende Partijen;c) obligaties, vorderingen en rechten op enige prestatie met economische waarde;d) intellectuele eigendomsrechten als auteursrechten, octrooien, industriële tekeningen en modellen, handels- of dienstmerken, handelsnamen, know how, goodwill en alle andere door de nationale wetgeving van elke Overeenkomstsluitende Partij erkende soortgelijke rechten;e) krachtens het publiekrecht of een overeenkomst verleende concessies, met name concessies voor de prospectie, de ontginning, de winning of de exploitatie van natuurlijke rijkdommen. Veranderingen in de rechtsvorm waarin activa en kapitalen zijn geïnvesteerd of geherinvesteerd brengen hun omschrijving als « investering » als bedoeld in deze Overeenkomst niet in het gedrang. 3. « inkomsten » : de bedragen welke voortvloeien uit een investering en met name doch niet uitsluitend, winsten, interesten, kapitaalaangroei, dividenden, royalty's of vergoedingen. 4. « grondgebied » : a) wat de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie betreft, het grondgebied van het Koninkrijk België en het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg evenals de maritieme gebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van de betreffende Staat uitstrekken en waarin deze overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen. b) wat Burkina Faso betreft, het grondgebied waarover Burkina Faso soevereine rechten uitoefent met inbegrip van de territoriale zee en de gebieden onder zee alsmede het luchtruim en de andere maritieme gebieden waarover het continentale gedeelte van Burkina Faso overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent. ARTIKEL 2 Bevordering van de investeringen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij moedigt investeringen op haar grondgebied door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan en laat deze investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij staat met name het sluiten en uitvoeren van licentiecontracten en van overeenkomsten tot commerciële, administratieve of technische bijstand toe, voorzover deze activiteiten verband houden met de investeringen. ARTIKEL 3 Bescherming van de investeringen 1. Alle rechtstreekse of onrechtstreekse investeringen door investeerders van een der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een eerlijke en rechtvaardige behandeling.2. Onverminderd de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten deze investeringen een voortdurende zekerheid en bescherming, met uitsluiting van elke ongerechtvaardigde of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de liquidatie ervan zou kunnen belemmeren.3. De in het eerste en tweede lid van dit artikel omschreven behandeling en bescherming zijn ten minste gelijk aan die welke de investeerders van een derde Staat genieten en zijn in geen geval minder gunstig dan die welke door het internationaal recht zijn erkend.4. Deze behandeling en bescherming strekken zich echter niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan investeerders van een derde Staat op grond van zijn lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of iedere andere vorm van regionale economische organisatie. ARTIKEL 4 Schadeloosstelling wegens onteigening, nationalisatie en verlies 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie noch enige andere maatregel te treffen die rechtstreeks of onrechtstreeks tot gevolg heeft dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de hun toebehorende investeringen op haar grondgebied worden ontnomen.2. Indien om redenen van openbaar nut, nationale veiligheid of nationaal belang, van het bepaalde in lid 1 van dit artikel dient te worden afgeweken, moeten de volgende voorwaarden zijn vervuld : a) de maatregelen worden genomen volgens een wettelijke procedure;b) ze zijn niet discriminatoir of strijdig met een bijzondere verbintenis;c) ze gaan vergezeld van bepalingen waarbij wordt voorzien in de betaling van een billijke en reële schadeloosstelling.3. Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de werkelijke waarde van de desbetreffende investeringen daags voor het tijdstip waarop deze maatregelen worden getroffen of bekendgemaakt. De schadeloosstelling wordt betaald in de munt van de Staat waarvan de investeerder onderdaan is of in elke vrij inwisselbare munt. Ze wordt onverwijld gestort en dient vrij te kunnen worden overgemaakt. Ze levert interest op aan de normale commerciële rentevoet vanaf de datum waarop het bedrag werd vastgesteld tot de datum van uitbetaling. 4. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die met betrekking tot hun investering verliezen lijden wegens oorlog of een andere vorm van gewapend conflict, revolutie, nationale noodtoestand of opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt door laatstbedoelde Overeenkomstsluitende Partij wat restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere vorm van vergoeding betreft, een behandeling toegekend die ten minste gelijk is aan die welke die Overeenkomstsluitende Partij aan investeerders van de meest begunstigde natie toekent.5. Wat de in dit artikel behandelde aangelegenheden betreft, verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke investeerders van de meest begunstigde natie op haar grondgebied genieten en niet minder gunstig dan die welke het internationaal recht verleent. ARTIKEL 5 Overmakingen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt er zorg voor dat investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de met een investering verband houdende uitkeringen vrij mogen overmaken, inzonderheid : a) de bedragen bestemd om de investering tot stand te brengen, te behouden of uit te breiden;b) de bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty's en andere betalingen voortvloeiend uit licenties, franchises, concessies en andere soortgelijke rechten alsmede de bezoldiging van het geëxpatrieerd personeel;c) de opbrengst van investeringen;d) de opbrengst van een gehele of gedeeltelijke liquidatie van de investeringen, inclusief meerwaarden of verhogingen van het geïnvesteerde kapitaal;e) de ingevolge artikel 4 betaalde schadeloosstellingen;2. De onderdanen van een Overeenkomstsluitende Partij die uit hoofde van een investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen werken, is het toegestaan een evenredig deel (quotité approprié) van hun bezoldiging over te maken naar hun land van herkomst.3. De overmakingen gebeuren in vrij inwisselbare munt, tegen de wisselkoers die op de datum van overmaking van toepassing is op contante transacties in de gebruikte munt.4. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de toelating die vereist is om de overmaking zonder vertraging uit te voeren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke taksen en kosten.5. De in dit artikel vermelde waarborgen zijn ten minste gelijk aan die welke in gelijkaardige gevallen worden gegeven aan investeerders van de meest begunstigde natie. ARTIKEL 6 Subrogatie 1. Indien een der Overeenkomstsluitende Partijen of een van haar openbare instellingen een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een voor een investering verleende waarborg, erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de rechten van de investeerders zijn overgedragen aan de Overeenkomstsluitende Partij of de openbare instelling in haar hoedanigheid van verzekeraar.2. Met betrekking tot de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij jegens de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerders is getreden, de verplichtingen laten gelden die wettelijk of contractueel op de investeerders rusten. ARTIKEL 7 Toepasbare regels Als een kwestie in verband met de investeringen niet alleen door deze Overeenkomst maar ook door de nationale wetgeving van een Overeenkomstsluitende Partij wordt geregeld of nog door internationale overeenkomsten waarbij de Partijen partij zijn of zullen worden, kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zich beroepen op de bepalingen welke voor hen het gunstigst zijn.

ARTIKEL 8 Bijzondere overeenkomsten 1. Investeringen waarvoor een bijzondere overeenkomst is gesloten tussen een der Overeenkomstsluitende Partijen en investeerders van de andere Partij, zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de bijzondere overeenkomst.2. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich de verbintenissen die zij ten aanzien van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangegaan, te allen tijde na te komen. ARTIKEL 9 Regeling van investeringsgeschillen 1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van een Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij, wordt schriftelijk kennis gegeven.De kennisgeving gaat vergezeld van een memorandum dat naar behoren is toegelicht door de meest gerede partij.

De Partijen dienen er in de mate van het mogelijke naar te streven het geschil te regelen door onderhandeling en daarbij, indien nodig, deskundig advies in te winnen van een derde of nog door bemiddeling langs diplomatieke weg tussen de Overeenkomstsluitende Partijen. 2. Indien de Partijen niet via een rechtstreekse regeling een minnelijke schikking hebben bereikt of niet binnen zes maanden na de kennisgeving het geschil langs diplomatieke weg hebben kunnen beslechten, wordt het naar keuze van de investeerder voorgelegd aan de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering is gedaan, dan wel onderworpen aan internationale arbitrage. Te dien einde geeft elke Overeenkomstsluitende Partij haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming om elk investeringsgeschil aan arbitrage te onderwerpen. Deze toestemming houdt in dat de Partijen afstand doen van het recht om de uitputting van alle nationale administratieve of rechtsmiddelen te verzoeken. 3. Als internationale arbitrage wordt gevraagd, wordt het geschil naar keuze van de investeerder voorgelegd aan een van de hierna genoemde arbitrageorganen : - een scheidsgerecht ad hoc dat wordt ingesteld krachtens de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties inzake Internationaal Handelsrecht (UNCITRAL); - het Internationaal Centrum voor Regeling van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is ingesteld krachtens het te Washington op 18 maart 1965 voor ondertekening opengestelde « Verdrag tot regeling van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten », voor zover elke Staat die Partij is bij deze Overeenkomst daar lid van is. Zolang deze voorwaarde niet is vervuld, stemt elke Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat het geschil wordt voorgelegd aan arbitrage, overeenkomstig de Aanvullende Voorziening van het I.C.S.I.D.; - het scheidsgerecht van de Internationale Kamer van Koophandel te Parijs; - het Instituut voor Arbitrage van de Kamer van Koophandel te Stockholm.

Indien de arbitrageprocedure op initiatief van een Overeenkomstsluitende Partij wordt aangespannen, verzoekt deze de betrokken investeerder schriftelijk het arbitrageorganisme van zijn keuze waaraan het geschil zal worden voorgelegd, kenbaar te maken. 4. Geen van de bij een geschil betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak als verweer kunnen aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde waarborg heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.5. Het scheidsgerecht doet uitspraak op grond van het nationaal recht van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil en de investering op haar grondgebied heeft, met inbegrip van de regels inzake conflicten tussen wetgevingen, de bepalingen van deze Overeenkomst, de bepalingen van de eventueel gesloten bijzondere Overeenkomst met betrekking tot de investering en de beginselen van het internationaal recht.6. De arbitragevonnissen zijn definitief en bindend voor de partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.

ARTIKEL 10 Nationale behandeling en meest begunstigde natie In alle aangelegenheden met betrekking tot de behandeling van investeringen genieten de investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij de behandeling van meest begunstigde natie.

Wat de exploitatie, het beheer, het onderhoud, het gebruik, het genot, de verkoop of enige andere vorm van vervreemding van investeringen betreft, dient elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied een behandeling toe te kennen die niet minder gunstig is dan de behandeling die ze toekent aan haar eigen investeerders of de investeerders van een derde Staat, zo deze gunstiger is.

Zodanige behandeling behelst geenszins de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de investeerders van een derde Staat op grond van zijn lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of enige andere vorm van regionale economische organisatie.

Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op belastingzaken.

ARTIKEL 11 Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst 1. Elk geschil betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst moet zo mogelijk langs diplomatieke weg worden geregeld.2. Wanneer een geschil niet langs diplomatieke weg kan worden beslecht, wordt het voorgelegd aan een gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen;deze komt op verzoek van de meest gerede Partij zonder onnodige vertraging bijeen. 3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen voorgelegd aan een scheidsgerecht dat voor elk geval afzonderlijk op de volgende wijze is samengesteld : Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman binnen een tijdvak van twee maanden vanaf de datum waarop een Overeenkomstsluitende Partij de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen.Binnen twee maanden na hun benoeming, kiezen de twee scheidsmannen in onderlinge overeenstemming een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht.

Wanneer de voorgeschreven termijnen niet werden nageleefd, kan een van de Overeenkomstsluitende Partijen de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken de vereiste benoeming(en) te verrichten.

Indien de President van het Internationale Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een der Overeenkomstsluitende Partijen geen diplomatieke banden heeft, dan wel om een andere reden verhinderd is bedoelde functie uit te oefenen, wordt de Vice-President van het Internationale Gerechtshof verzocht de benoeming(en) te verrichten.

Indien ook de Vice-President onderdaan is van een der Overeenkomstsluitende Partijen of verhinderd is bedoelde functie uit te oefenen, wordt het oudste lid van het Gerechtshof dat geen onderdaan is van een der Overeenkomstsluitende Partijen, verzocht de benoeming(en) te verrichten. 4. Het aldus samengestelde scheidsgerecht bepaalt zijn eigen procedureregels en doet uitspraak bij meerderheid van stemmen;de uitspraken zijn onherroepelijk en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen. 5. Iedere Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van de scheidsman die zij heeft benoemd.De kosten voortvloeiend uit de benoeming van een derde scheidsman en de werkingskosten van het gerecht worden gelijkelijk door de Overeenkomstsluitende Partijen gedragen.

ARTIKEL 12 Vorige investeringen Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op de investeringen die vóór de inwerkingtreding ervan werden gedaan door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, overeenkomstig haar wetgeving en voorschriften. Deze Overeenkomst is evenwel niet van toepassing op de geschillen die vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst ontstaan zijn.

ARTIKEL 13 Inwerkingtreding en duur 1. Deze Overeenkomst treedt in werking een maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen de akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.Ze blijft van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar.

De Overeenkomst kan op verzoek van elke Overeenkomstsluitende Partij twaalf (12) maanden na kennisgeving van dit verzoek aan de andere Overeenkomstsluitende Partij, schriftelijk worden herzien.

Tenzij een der Overeenkomstsluitende Partijen de Overeenkomst ten minste zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidstermijn opzegt, wordt ze telkens stilzwijgend verlengd voor een nieuw tijdvak van tien jaar. Elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt het recht ze ten minste zes maanden voor het einde van een lopende geldigheidstermijn bij kennisgeving op te zeggen. 2. De investeringen die vóór de datum van beëindiging van deze Overeenkomst zijn gedaan, vallen nog gedurende tien jaar, te rekenen vanaf dat tijdstip, onder de toepassing van deze Overeenkomst. TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 18 mei 2001, in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Franse tekst doorslaggevend.

Voor de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie Voor de Regering van het Koninkrijk België, handelend zowel in eigen naam als in naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg Voor de Vlaamse regering Voor de Waalse Regering Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering Voor de Regering van Burkina Faso

^