Etaamb.openjustice.be
Wet van 24 februari 2005
gepubliceerd op 29 april 2005

Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken, ondertekend te Brussel op 7 juli 1997 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2005015045
pub.
29/04/2005
prom.
24/02/2005
ELI
eli/wet/2005/02/24/2005015045/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 FEBRUARI 2005. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken, ondertekend te Brussel op 7 juli 1997 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken, ondertekend te Brussel op 7 juli 1997, zal volkomen gevolg hebben.

Gegeven te Brussel, 24 februari 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Zitting 2004-2005. Senaat.

Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 17 juni 2004, nr. 3-767/1. - Verslag, nr. 3-767/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 21 december 2004.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 51-1520/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51-1520/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 20 januari 2005. (2) Deze Overeenkomst treedt in werking op 1 mei 2005. Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken Het Koninkrijk België en Het Koninkrijk Marokko Ernaar strevend de banden die hun beider landen verenigen, te handhaven en nauwer aan te halen en hun betrekkingen betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken te regelen, hebben besloten de Overeenkomst betreffende uitlevering en wederzijdse rechtshulp en het Aanvullend Protocol van 27 februari 1959 te actualiseren en aan te passen. Bijgevolg hebben zij besloten de volgende overeenkomst te sluiten : Artikel 1 Verplichting tot wederzijdse hulp 1° De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe, volgens de regels en onder de voorwaarden bepaald in de hiernavolgende artikelen, elkaar in elke strafzaak rechtshulp te verlenen.2° De bepalingen van deze Overeenkomst zijn eveneens van toepassing wanneer de gevraagde wederzijdse rechtshulp betrekking heeft op een strafvordering in fiscale zaken (douane en accijnzen, directe of indirecte belastingen en deviezencontrole).3° Deze hulp wordt niet verleend voor de wederzijdse tenuitvoerlegging van beslissingen in strafzaken. Artikel 2 Uitzonderingen 1° Deze Overeenkomst is niet van toepassing in geval van zuiver militaire of politieke misdrijven.2° Rechtshulp kan worden geweigerd : a) wanneer het verzoek betrekking heeft op misdrijven die door de aangezochte Staat als een met een politiek of militair misdrijf samenhangend misdrijf worden beschouwd;b) wanneer de aangezochte Staat van oordeel is dat de uitvoering van het verzoek zou kunnen leiden tot een aantasting van de soevereiniteit, van de veiligheid of van de openbare orde, dan wel niet verenigbaar is met zijn wetgeving. Artikel 3 Motivering van de weigering Elke weigering rechtshulp te verlenen wordt met redenen omkleed.

Artikel 4 Uitvoering van ambtelijke opdrachten 1° De aangezochte Staat geeft, volgens de procedure waarin in zijn eigen wetgeving is voorzien, gevolg aan de verzoeken om rechtshulp aangaande een strafzaak die tot hem wordt gericht door de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Staat en die tot doel hebben het verrichten van daden van onderzoek, het toezenden van overtuigingsstukken of het overhandigen van voorwerpen, van dossiers of van documenten.2° De aangezochte Staat kan volstaan met de toezending van voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of fotokopieën van de dossiers of documenten waarom wordt gevraagd. Indien de verzoekende Staat uitdrukkelijk vraagt om toezending van het origineel, dient aan een dergelijk verzoek voorzover mogelijk gevolg te worden gegeven.

Artikel 5 Overhandiging van documenten en voorwerpen 1° De aangezochte Staat kan de overhandiging van voorwerpen, dossiers of originelen van documenten waarvan de toezending is gevraagd, uitstellen wanneer zij deze nodig heeft voor een strafrechtelijke procedure.De overhandiging vindt plaats zodra de procedure beëindigd is. 2° De voorwerpen alsmede de originele dossiers en documenten die ter uitvoering van een ambtelijke opdracht zijn overhandigd, worden zo spoedig mogelijk door de verzoekende Staat aan de aangezochte Staat teruggegeven, tenzij laatstgenoemde ervan uitdrukkelijk afstand doet. Artikel 6 Huiszoeking en inbeslagneming De Overeenkomstsluitende Partijen stellen de ontvankelijkheid van de ambtelijke opdrachten strekkende tot huiszoeking en inbeslagneming niet afhankelijk van andere voorwaarden dan die welke hierna zijn opgesomd : a) Het feit dat tot de ambtelijke opdracht aanleiding geeft, is volgens het recht van de Overeenkomstsluitende Partijen strafbaar met een vrijheidsberovende straf met een maximumduur van ten minste zes maanden.b) De uitvoering van de ambtelijke opdracht is verenigbaar met het recht van de aangezochte partij.c) Het verzoek over te gaan tot een huiszoeking of een inbeslagneming moet vergezeld gaan van een bevel van de bevoegde onderzoeksrechter in de verzoekende Staat. Artikel 7 Betekening van processtukken en van rechterlijke beslissingen in strafzaken 1° De autoriteit die wordt aangezocht om een gerechtelijk stuk te betekenen, doet dit door eenvoudige uitreiking aan de geadresseerde voorzover de verzoekende autoriteit geen andere vorm van betekening vraagt.2° Het bewijs van betekening wordt geleverd door middel van een door de geadresseerde gedagtekend en ondertekend ontvangbewijs of van een verklaring van de aangezochte autoriteit houdende vaststelling van het feit, de vorm en de datum van betekening. Een van beide documenten wordt onmiddellijk aan de verzoekende autoriteit teruggezonden. 3° Indien de geadresseerde weigert het stuk in ontvangst te nemen of indien de betekening om een andere reden niet kan geschieden, zendt de aangezochte autoriteit het stuk onverwijld terug aan de verzoekende autoriteit met opgave van de redenen die de betekening hebben belet. Artikel 8 Dagvaarding van getuigen en deskundigen 1° Op uitdrukkelijk verzoek van de verzoekende partij nodigt de aangezochte partij de getuige of de deskundige uit zich op het grondgebied van de andere partij te begeven teneinde er persoonlijk te verschijnen.Het antwoord van de getuige of van de deskundige wordt aan de verzoekende autoriteit meegedeeld. 2° De getuige of deskundige die geen gevolg heeft gegeven aan een dagvaarding waarvan de toezending is gevraagd, kan aan geen enkele sanctie of dwangmaatregel worden onderworpen, zelfs niet indien in de dagvaarding een verplichting om te verschijnen is vermeld, tenzij de betrokkene zich daarna uit vrije wil op het grondgebied van de verzoekende Staat begeeft en hij daar op wettige wijze opnieuw wordt gedagvaard. Artikel 9 Reis- en verblijfskosten van getuigen en deskundigen 1° Aan de getuige of aan de deskundige worden reis- en verblijfskosten betaald volgens de tarieven en reglementen die van kracht zijn in de verzoekende Staat.2° Het verzoek tot uitreiking van de dagvaarding of de dagvaarding vermeldt het bedrag en de wijze van terugbetaling van de reis- en verblijfskosten aan de getuige of aan de deskundige door de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat.3° De bevoegde autoriteiten van de verzoekende Staat verbinden zich ertoe om, voorzover zulks mogelijk is, de verplaatsingen van de getuige of de deskundige op hun grondgebied te vergemakkelijken, met inbegrip van het voorschot, op verzoek van voornoemden, op de volledige of een gedeelte van de reis- en verblijfskosten. Artikel 10 Verschijning van getuigen die van hun vrijheid zijn beroofd 1° Indien de verzoekende Staat om de verschijning in persoon, hetzij als getuige, hetzij tot confrontatie, verzoekt van een persoon die van zijn vrijheid is beroofd, wordt de betrokkene tijdelijk overgebracht naar het grondgebied waar het verhoor moet plaats vinden, op voorwaarde dat hij binnen de door de aangezochte Staat vastgestelde termijn wordt teruggezonden en onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 11, voorzover dit toepassing kan vinden : 2° De overbrenging kan worden geweigerd : a) indien de gedetineerde er niet in toestemt;b) indien zijn aanwezigheid vereist wordt in een strafrechtelijke procedure op het grondgebied van de aangezochte Staat;c) indien zijn overbrenging de duur van zijn detentie zou kunnen verlengen of indien andere dwingende redenen zich tegen zijn overbrenging naar het grondgebied van de verzoekende Staat verzetten.3° De overgebrachte persoon blijft op het grondgebied van de verzoekende Staat in hechtenis, tenzij de Staat die de overbrenging van de gedetineerde toestaat, om zijn invrijheidstelling verzoekt. Artikel 11 Immuniteit van getuigen en deskundigen 1° Getuigen of deskundigen, van welke nationaliteit ook, die na gedagvaard te zijn voor de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Staat verschijnen, kunnen op het grondgebied van die Staat noch worden vervolgd, noch in hechtenis genomen, noch aan enige andere vrijheidsbeperking worden onderworpen voor feiten of veroordelingen die voorafgingen aan hun vertrek van het grondgebied van de aangezochte Staat.2° Een persoon, van welke nationaliteit ook, die gedagvaard is om voor de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Staat te verschijnen teneinde zich te verantwoorden voor feiten ten aanzien waarvan tegen hem strafvervolging is ingesteld, kan noch worden vervolgd, noch in hechtenis genomen, noch aan enige andere vrijheidsbeperking worden onderworpen voor feiten of veroordelingen welke voorafgingen aan zijn vertrek van het grondgebied van de aangezochte Staat, voor zover zij niet in de dagvaarding zijn vermeld.3° De in dit artikel bedoelde immuniteit houdt op te bestaan wanneer de getuige, de deskundige of de verdachte, hoewel hij gedurende dertig achtereenvolgende dagen na het tijdstip waarop zijn aanwezigheid niet meer door de rechterlijke autoriteiten werd vereist, de mogelijkheid had het grondgebied van de verzoekende Staat te verlaten, daar desalniettemin is gebleven of op dat grondgebied is teruggekeerd na het te hebben verlaten. Artikel 12 Mededeling van uittreksels uit het strafregister 1° De uit het strafregister afkomstige inlichtingen die in een strafzaak worden gevraagd, worden in dezelfde mate meegedeeld als wanneer ze door een rechterlijke autoriteit van de aangezochte Staat zouden zijn gevraagd.2° De verzoeken die uitgaan van een burgerlijke rechtbank of van een administratieve autoriteit, moeten met redenen worden omkleed.Er wordt gevolg aan gegeven voorzover zulks krachtens de interne wetgeving of reglementen van de aangezochte Staat mogelijk is.

Artikel 13 Vorm van de verzoeken om rechtshulp 1° Verzoeken om rechtshulp dienen de volgende gegevens te bevatten : a) de autoriteit waarvan het verzoek uitgaat;b) het onderwerp en de grond van het verzoek;c) voorzover mogelijk, de identiteit en de nationaliteit van de betrokken persoon;d) indien nodig de naam en het adres van degene voor wie het bestemd is;e) in voorkomend geval, alle andere inlichtingen waarover de verzoekende autoriteit in verband met het verzoek om rechtshulp beschikt.2° Bovendien bevatten de ambtelijke opdrachten bedoeld in de artikelen 4 en 6 een kort overzicht van de feiten, de tenlasteleggingen en de toepasselijke wetteksten. Artikel 14 Procedure 1° De ambtelijke opdrachten bedoeld in de artikelen 4 en 6 van deze Overeenkomst worden overgezonden langs diplomatieke weg.De verzoeken om betekening van gerechtelijke stukken en uittreksels uit het strafregister worden rechtstreeks tussen de Ministeries van Justitie van beide landen overgezonden. 2° In spoedeisende gevallen kunnen de bedoelde ambtelijke opdrachten rechtstreeks door de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende Partij worden gericht tot de rechterlijke autoriteiten van de aangezochte Partij.De ambtelijke opdrachten en de stukken die op hun uitvoering betrekking hebben, worden in alle gevallen teruggezonden op de in het vorige lid bepaalde wijze. 3° De mededelingen die ertoe strekken gewone inlichtingen te verkrijgen, kunnen rechtstreeks worden uitgewisseld tussen de rechterlijke autoriteiten of de autoriteiten van criminele politie. Artikel 15 Aangifte van feiten met het oog op vervolging 1° Elke aangifte van feiten met het oog op vervolging wordt overgezonden langs de in artikel 14 van deze Overeenkomst bepaalde weg.2° Zodra de aangezochte Staat de bevoegdheid van zijn rechtbanken heeft vastgesteld, geeft hij de verzoekende Staat kennis van de mogelijkheden voor de benadeelde partijen om zich burgerlijke partij te stellen, alsmede van de openstaande rechtsmiddelen.3° De aangezochte Staat moet aan de verzoekende Staat kennis geven van het gevolg dat aan zijn verzoek is gegeven. Artikel 16 Uitwisseling van mededelingen omtrent veroordelingen en van rechterlijke beslissingen Elke Overeenkomstsluitende Partijen geeft aan de betrokken Partij kennis van strafvonnissen en van andere veiligheidsmaatregelen die betrekking hebben op onderdanen van die Partij en in het strafregister zijn vermeld; de Ministeries van Justitie wisselen deze mededelingen ten minste éénmaal per jaar uit. Op uitdrukkelijk verzoek wordt een kopie van de genomen beslissing overgezonden.

Artikel 17 Talen 1° Het verzoek om rechtshulp en alle bijlagen worden opgesteld in de taal van de verzoekende Partij en gaan vergezeld van een vertaling in de Franse taal.2° Elke vertaling die een verzoek om rechtshulp vergezelt, is voor eensluidend verklaard door een daartoe overeenkomstig de wetgeving van de verzoekende Partij gemachtigd persoon. Artikel 18 Vrijstelling van legalisatie Met toepassing van deze Overeenkomst zijn de documenten en vertalingen opgesteld en voor eensluidend verklaard door de rechtbanken of andere bevoegde autoriteiten van een van beide Partijen, waarop een officieel zegel is aangebracht, niet aan legalisatie onderworpen.

Artikel 19 Regeling van geschillen Geschillen die voortvloeien uit de uitlegging of uit de toepassing van deze Overeenkomst, worden langs diplomatieke weg opgelost.

Er wordt een gemengde raadgevende commissie ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie, die op geregelde tijdstippen vergadert op verzoek van een van beide Staten, teneinde de regeling van de problemen die uit de toepassing van deze Overeenkomst kunnen voortvloeien, te vergemakkelijken.

Artikel 20 Kosteloze rechtsbijstand Onverminderd het bepaalde in artikel 9, zien de Partijen af van vergoeding van de kosten veroorzaakt door de rechtshulp, met uitzondering evenwel van de kosten voor deskundigenonderzoek. Deze kosten worden vergoed tegen overlegging van bewijsstukken.

Artikel 21 Uitwisseling van inlichtingen over de nationale wetgeving 1° De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe inlichtingen uit te wisselen over hun onderscheiden strafwetgeving, alsmede over de strafrechtelijke procedure en de rechterlijke organisatie. Te dien einde wijst België het Ministerie van Justitie aan, dat wordt belast met de ontvangst van de verzoeken om inlichtingen van haar eigen rechterlijke autoriteiten en de overzending ervan aan de terzake bevoegde organen in de andere Partij.

Marokko wijst het Ministerie van Justitie aan. 2° De aangezochte Staat kan weigeren gevolg te geven aan een verzoek om inlichtingen wanneer zijn belangen door een geschil in het gedrang worden gebracht of wanneer hij van oordeel is dat het antwoord zijn soevereiniteit of zijn veiligheid kan aantasten.3° Het verzoek om inlichtingen en de bijlagen worden opgesteld in de Franse taal en het antwoord wordt in dezelfde taal opgesteld. Slotbepalingen Artikel 22 De Overeenkomst betreffende uitlevering en wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Marokko, en het Aanvullend Protocol, ondertekend te Rabat op 27 februari 1959, voorzover zij betrekking hebben op wederzijdse rechtshulp in strafzaken, worden door deze Overeenkomst opgeheven.

Artikel 23 Elke Overeenkomstsluitende Partij geeft aan de andere Partij kennis van de vervulling van de luidens haar Grondwet vereiste procedures betreffende de inwerkingtreding van deze Overeenkomst. Deze Overeenkomst gaat in de eerste dag van de tweede maand die volgt op de laatste kennisgeving.

Deze Overeenkomst is gesloten voor onbeperkte duur. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan de Overeenkomst opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving die de andere Partij langs diplomatieke weg wordt bezorgd. De opzegging wordt van kracht zes maanden na de datum van toezending ervan.

Ten blijke waarvan, de daartoe gemachtigde vertegenwoordigers van beide Staten, deze Overeenkomst hebben ondertekend en er hun zegel hebben aan gehecht.

Gedaan te Brussel, op 7 juli 1997, in twee exemplaren, in de Nederlandse, de Franse en de Arabische taal, de drie teksten zijnde gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk België : S. DE CLERCK, Minister van Justitie.

Voor het Koninkrijk Marokko : A. AMALOU, Minister van Justitie. _______ Nota VERKLARING VAN HET KONINKRIJK BELGIE « Het Koninkrijk België kan het verzoek om rechtshulp weigeren indien het verzoek betrekking heeft op een misdrijf dat in het Koninkrijk Marokko met de doodstraf kan worden bestraft en indien het Koninkrijk Marokko niet voldoende garanties biedt dat de doodstraf niet zal uitgesproken worden of, indien deze uitgesproken wordt, deze niet zal uitgevoerd worden. »

^