Etaamb.openjustice.be
Wet van 25 november 2018
gepubliceerd op 13 december 2018

Wet houdende diverse bepalingen met betrekking tot het Rijksregister en de bevolkingsregisters

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2018032324
pub.
13/12/2018
prom.
25/11/2018
ELI
eli/wet/2018/11/25/2018032324/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

25 NOVEMBER 2018. - Wet houdende diverse bepalingen met betrekking tot het Rijksregister en de bevolkingsregisters (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt: HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen

Art. 2.In artikel 1, § 3, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, gewijzigd bij de wetten van 25 maart 2003 en 9 november 2015, wordt de bepaling onder d) vervangen als volgt: "d) de administratieve formaliteiten die van burgers door de publieke overheden geëist worden vereenvoudigen en bijdragen tot de vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten die door private instellingen gevraagd worden;".

Art. 3.Artikel 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, wordt vervangen als volgt: "

Art. 2.§ 1. Worden ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen: 1° de personen die ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten;2° de personen die ingeschreven zijn in het wachtregister bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten;3° de personen ingeschreven in de registers gehouden in de diplomatieke zendingen en de Belgische consulaire posten in het buitenland, de zogenaamde "consulaire registers". § 2. Kunnen eveneens het voorwerp uitmaken van een vermelding in één van de registers waaruit het Rijksregister van de natuurlijke personen bestaat, de personen die niet beschikken over een bewijs van inschrijving in het Rijksregister in toepassing van paragraaf 1.

Er kan geen enkel socio-economisch recht opgeëist worden door een persoon, enkel en alleen op basis van het feit het voorwerp uit te maken van een vermelding in het Rijksregister van de natuurlijke personen. § 3. Aan elke natuurlijke persoon wordt een Rijksregisternummer toegekend bij zijn/haar eerste inschrijving of, in voorkomend geval, bij zijn/haar eerste vermelding in het Rijksregister van de natuurlijke personen. De Koning bepaalt de regels volgens welke dit nummer samengesteld wordt. § 4. Worden vermeld in het Rijksregister van de natuurlijke personen: 1° de personen vermeld in het Protocolregister en bedoeld in artikel 2bis;2° de personen vermeld in het register bedoeld in artikel 2ter;3° de gehuwde personen of de personen die van plan zijn in het huwelijk te treden met een in het Rijksregister ingeschreven persoon, de samenwonende personen of de personen die van plan zijn wettelijk te gaan samenwonen met een in het Rijksregister ingeschreven persoon, de personen die het voorwerp uitmaken van een erkenning, maar niet beschikken over een identificatienummer in het Rijksregister van de natuurlijke personen;de Koning bepaalt deze personen, alsook de nadere regels en de voorwaarden van deze vermelding in het wachtregister.".

Art. 4.In artikel 2bis van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 9 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin van het eerste lid worden de woorden "in het Rijksregister" vervangen door de woorden "in het Protocolregister";2° het tweede lid en het derde lid worden vervangen als volgt: "De diplomatieke ambtenaren van de in het Rijk gevestigde diplomatieke zendingen moeten verplicht vermeld worden in het Protocolregister.De andere in het eerste lid bedoelde categorieën van personen kunnen kiezen voor een vermelding in de zin van dit artikel of voor een inschrijving in de bevolkingsregisters of het vreemdelingenregister bedoeld in artikel 2, § 1, 1°. ".

Art. 5.In dezelfde wet wordt een artikel 2ter ingevoegd, luidende: "

Art. 2ter.Worden vermeld in het Rijksregister, vanaf de door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken vastgelegde datum, de natuurlijke personen die vermeld worden in een akte van de burgerlijke stand opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand, maar die niet het voorwerp uitmaken van een inschrijving of een vermelding in het Rijksregister van de natuurlijke personen in een andere hoedanigheid.".

Art. 6.In artikel 3 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin van het eerste lid worden de woorden "Voor ieder persoon wordt volgende informatie" vervangen door de woorden "Voor elke persoon ingeschreven of vermeld in de in artikel 2, § 1, 1°, 2° en 3° bedoelde registers wordt volgende informatie";2° in het eerste lid wordt de bepaling onder 10° aangevuld met de woorden "of vermeld"; 3° het tweede lid wordt vervangen als volgt: "De opeenvolgende wijzigingen van de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens, behalve het informatiegegeven bedoeld in de bepaling onder 17°, alsook de datum waarop zij uitwerking hebben, worden tevens in het Rijksregister opgenomen."; 4° het vijfde lid wordt vervangen als volgt: "De informatiegegevens worden bewaard gedurende dertig jaar te rekenen van de dag van het overlijden van de persoon op wie zij betrekking hebben. Na deze periode worden de informatiegegevens uitsluitend bewaard voor archiveringsdoeleinden van openbaar nut, namelijk voor archiveringsdoeleinden van openbaar belang, voor wetenschappelijk of historisch onderzoek of voor statistische doeleinden met een karakter van algemeen belang. De machtiging om toegang te hebben tot die gegevens wordt verleend door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.".

Art. 7.In artikel 4, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "van de in artikel 2 bedoelde registers" vervangen door de woorden "van de in artikel 2, § 1, 1°, 2° en 3°, bedoelde registers".

Art. 8.In artikel 4ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 9 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, worden de woorden "de schrapping in het Rijksregister" vervangen door de woorden "de schrapping ervan" en wordt het woord "Rijksregister" vervangen door de woorden "in het Protocolregister";2° het tweede lid wordt vervangen als volgt: "De in artikel 3, eerste lid, 1° tot 10° en 13°, bedoelde informatiegegevens worden geregistreerd en bewaard in het Protocolregister.De informatiegegevens worden bewaard gedurende dertig jaar, te rekenen vanaf de einddatum van de functie die de vermelding in het Protocolregister verantwoordde. Na deze periode worden de informatiegegevens uitsluitend bewaard voor archiveringsdoeleinden van openbaar nut, namelijk voor archiveringsdoeleinden van openbaar belang, voor wetenschappelijk of historisch onderzoek of voor statistische doeleinden met een karakter van algemeen belang. De machtiging om toegang te hebben tot die gegevens wordt verleend door de minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken.".

Art. 9.In dezelfde wet wordt een artikel 4quater ingevoegd, luidende: "

Art. 4quater.De ambtenaar van de burgerlijke stand die een akte van de burgerlijke stand opmaakt, verzamelt de informatiegegevens betreffende de personen vermeld in het in artikel 2ter bedoelde register.

Worden geregistreerd en bewaard in dit register de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 3°, en 10°, en in voorkomend geval, de andere gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, voor zover zij vermeld zijn in de desbetreffende akte van de burgerlijke stand.

De informatiegegevens worden uitsluitend voor archiveringsdoeleinden van openbaar nut bewaard, namelijk voor archiveringsdoeleinden van openbaar belang, voor wetenschappelijk of historisch onderzoek of voor statistische doeleinden met een karakter van algemeen belang. De machtiging om toegang te hebben tot die gegevens wordt verleend door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, nadat deze het gunstig advies gekregen heeft van de minister bevoegd voor Justitie. Een kopie van de beslissing wordt verstuurd naar de minister bevoegd voor Justitie.".

Art. 10.In artikel 5 van de dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 15 mei 2007 en 9 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt paragraaf 1;2° in de inleidende zin van paragraaf 1 worden de woorden "het sectoraal comité van het Rijksregister ingesteld door artikel 15" vervangen door de woorden "de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken";3° in § 1, 2°, worden de woorden "het voormelde sectoraal comité" vervangen door de woorden "de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken"; 4° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 2° /1 ingevoegd, luidende: "2° /1, aan de feitelijke verenigingen en aan de natuurlijke personen, uitdrukkelijk gemachtigd door een wet, een decreet of een ordonnantie, voor de noodzakelijke informatie voor de uitvoering van de opdrachten van algemeen belang die hen zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie;"; 5° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt: "3° aan de natuurlijke personen of rechtspersonen die handelen als onderaannemer van de Belgische openbare overheden en de openbare of private instellingen van Belgisch recht bedoeld in 1°, 2° en 2° /1;de eventuele onderaanneming gebeurt op verzoek, onder controle en verantwoordelijkheid van deze overheden en instellingen; deze onderaannemers conformeren zich aan de wettelijke en reglementaire bepalingen, met name met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en nemen hiertoe de nodige maatregelen;"; 6° het tweede tot het vijfde lid worden opgeheven;7° het artikel wordt aangevuld met de paragrafen 2 tot 4 luidende: " § 2.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken machtigt de overheden, de openbare instellingen en de personen bedoeld in paragraaf 1, met het oog op de vervulling van dezelfde doeleinden als die bepaald in paragraaf 1 en volgens dezelfde voorwaarden en nadere regels als die bedoeld in artikel 15, om de mededeling te ontvangen van of om via de diensten van het Rijksregister toegang te hebben tot de door de gemeenten verzamelde en bewaarde informatie met toepassing van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, die dus niet in het Rijksregister bewaard worden. § 3. De politiediensten zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus zijn bij de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en mogen toegang hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste tot derde lid.

Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elk lid van de politiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Rijksregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie zoals bedoeld in de artikelen 14 en 15 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt."

Art. 11.Artikel 5bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 9 november 2015, wordt vervangen als volgt: "

Art. 5bis.De minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken machtigt de toegang tot de gegevens met betrekking tot de personen bedoeld in artikel 2bis, overeenkomstig de voorwaarden en nadere regels bedoeld in de artikelen 5 en 15; een kopie van de beslissing wordt verstuurd naar de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.".

Art. 12.In dezelfde wet wordt een artikel 5ter ingevoegd, luidende: "

Art. 5ter.§ 1. Onverminderd artikel 5 kan een meerderjarige eveneens de toelating geven dat de diensten van het Rijksregister de wijzigingen aangebracht aan zijn/haar informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 5° en 6°, meedelen aan private en openbare instellingen van Belgisch recht. § 2. Een natuurlijke persoon kan enkel de toestemming geven om de wijzigingen mee te delen overeenkomstig paragraaf 1, wanneer aan de volgende voorwaarden voldaan wordt: 1° enkel de gegevenswijzigingen die betrekking hebben op natuurlijke personen ten aanzien van wie de instelling een contractuele, wederzijdse, expliciete en formele relatie onderhoudt, en waarvan de uitvoering opeenvolgende prestaties vereist, mogen meegedeeld worden;2° de instelling laat vooraf aan de betrokken persoon weten voor welke doeleinden de mededeling van de gegevenswijzigingen noodzakelijk is met het oog op het bijwerken van beschrijvende bestanden of databanken van natuurlijke personen, namelijk voor één of meer van de onderstaande doeleinden: - het beheer van bestellingen en/of leveringen van producten of diensten, verkocht of geleend, kosteloos of tegen betaling; - de facturering en de inning van facturen; - het beheer van financieringsdossiers; - de eventuele terugroeping van gevaarlijke of beschadigde producten; - het beheer van geschillen.

De in paragraaf 1 bedoelde wijzigingen mogen daarentegen niet meegedeeld worden met het oog op de vervulling van doeleinden bestaande uit de mededeling door het Rijksregister van geactualiseerde persoonsgegevens; 3° voor elk van de nagestreefde doeleinden moet de instelling tevens aan de betrokken natuurlijke persoon meedelen hoelang de desbetreffende gegevens bewaard zullen blijven;de gegevens moeten bij de beëindiging van de overeenkomst onmiddellijk vernietigd worden; 4° voor elk van de nagestreefde doeleinden moet de instelling de toestemming hebben van de betrokken natuurlijke persoon.Deze toestemming, zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 11°, van de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, namelijk de vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting, waarbij een persoon aanvaardt dat zijn/haar gegevens geactualiseerd worden door middel van een consultatie van het Rijksregister, moet expliciet opgenomen worden in de vorm van een specifieke vermelding in de overeenkomst. Naast de contactgegevens van de verwerkingsverantwoordelijke preciseert deze vermelding de doeleinden waarvoor de mededeling van de wijzigingen van de gegevens van het Rijksregister noodzakelijk is, alsook de bewaringstermijn van de geactualiseerde gegevens.

In geen geval mag de uitvoering van het contract ondergeschikt gesteld worden aan het feit dat de betrokkene zijn toestemming heeft gegeven voor deze mededeling door de diensten van het Rijksregister en er mag voor de betrokkene geen enkel negatief of positief gevolg verbonden worden aan het verkrijgen van de toestemming; 5° de instelling neemt de nodige maatregelen om de bescherming van de gegevens te garanderen en een functionaris voor gegevensbescherming aanwijzen, in de zin van de artikelen 32 en 37 van Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.De instelling deelt de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming mee aan de diensten van het Rijksregister en houdt het gegevensveiligheidsplan permanent ter beschikking van de Gegevensbeschermingsautoriteit; 6° met het oog op de automatische mededeling van de gegevenswijzigingen door de diensten van het Rijksregister maakt de instelling een referentierepertorium op van de natuurlijke personen die ingestemd hebben met die mededeling. § 3. De stopzetting van de contractuele relatie tussen de natuurlijke persoon en de instelling brengt de stopzetting van elke mededeling van gegevens uit het Rijksregister met zich mee. De instelling is verplicht om de stopzetting van deze contractuele relatie mee te delen aan de diensten van het Rijksregister en de gegevens betreffende de betrokken natuurlijke persoon uit het referentierepertorium te verwijderen.

Een natuurlijke persoon kan, vanaf het afsluiten van het contract, op elk moment beslissen dat de wijzigingen die aangebracht worden aan zijn/haar gegevens, niet meer meegedeeld mogen worden aan een instelling. Hij/zij kan dit doen door het te laten weten aan de instelling, op een beveiligde manier via het Rijksregister of bij zijn/haar gemeente. Daartoe stellen de diensten van het Rijksregister een toepassing ter beschikking waarmee elke natuurlijke persoon de instellingen die hij/zij gemachtigd heeft om mededeling te krijgen van de gegevenswijzigingen, kan zien, zijn/haar toestemming kan intrekken en, in voorkomend geval, deze opnieuw kan toekennen. § 4. De lijst van alle instellingen die gemachtigd zijn door natuurlijke personen om mededeling te krijgen van de wijzigingen aangebracht aan de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsook van de doeleinden waarvoor die wijzigingen meegedeeld worden, wordt opgemaakt, bijgewerkt en beschikbaar gesteld op de internetsite van het Rijksregister. Daartoe delen de instellingen, voorafgaand aan elke gegevensmededeling, de contactgegevens van de instellingsverantwoordelijke mee, evenals de doeleinden waarvoor de mededeling van de wijzigingen van gegevens van het Rijksregister gemachtigd kan worden door natuurlijke personen. § 5. Onverminderd artikel 5 zijn alle mededelingen van gegevens voor andere doeleinden of met betrekking tot andere personen dan die bedoeld in paragraaf 2, verboden. Zo mogen de gegevens niet verkocht noch meegedeeld worden aan derden, noch gebruikt worden voor reclamedoeleinden.

De Koning bepaalt het tarief van de prestaties die uitgevoerd worden door de diensten van het Rijksregister ten laste van de instellingen die, overeenkomstig paragraaf 1, gemachtigd zijn om mededeling te krijgen van de gegevens van het Rijksregister.".

Art. 13.In artikel 6, § 1, van dezelfde wet, worden de woorden "bij een persoon" vervangen door de woorden "bij een persoon, noch bij de gemeente op het grondgebied waarvan deze persoon verblijft".

Art. 14.Artikel 8, vervangen bij de wet van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt: "

Art. 8.§ 1. De machtiging om het Rijksregisternummer te gebruiken, wordt door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken toegekend aan de overheden, instellingen en personen, bedoeld in artikel 5, § 1, wanneer dit gebruik noodzakelijk is voor de uitvoering van taken van algemeen belang.

De machtiging om het Rijksregisternummer te gebruiken houdt de verplichting in dit Rijksregisternummer eveneens te gebruiken in de contacten met het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Er is geen machtiging vereist om het Rijksregisternummer te gebruiken wanneer dit gebruik uitdrukkelijk voorzien is door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie. § 2. Bij het lezen van een elektronische identiteitskaart voor Belgen of een vreemdelingenkaart of bij de ontvangst van een elektronisch handtekeningcertificaat of een elektronisch authenticatiecertificaat, wordt de kennisneming van het Rijksregisternummer op zich niet beschouwd als een gebruik van het nummer waarvoor een voorafgaande machtiging vereist is. § 3. Een machtiging tot gebruik van het Rijksregisternummer is niet vereist indien het Rijksregisternummer uitsluitend gebruikt wordt met het oog op de identificatie en authenticatie van een natuurlijk persoon in het kader van een informaticatoepassing aangeboden door een private of openbare instelling van Belgisch recht of door de overheden, instellingen en personen, bedoeld in artikel 5, § 1.

Een machtiging tot gebruik van het Rijksregisternummer is niet vereist indien het Rijksregisternummer uitsluitend gebruikt wordt met het oog op de identificatie en authenticatie van een natuurlijke persoon in het kader van een informaticatoepassing aangeboden door een buitenlandse onderneming indien het gebruik voor dit doeleinde is gemachtigd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie, door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken of door een andere bevoegde instantie.

De aanbieder van een informaticatoepassing mag het Rijksregisternummer niet gebruiken voor andere doeleinden, tenzij hij hiertoe gemachtigd is door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie, door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.

De elektronische handtekening- en/of authenticatiecertificaten die het Rijksregisternummer bevatten, mogen zonder voorafgaande toestemming bewaard worden zolang het nodig is om het bewijs te leveren van de elektronische handtekening of van de authenticatie.

De aanbieder van een informaticatoepassing zoals bedoeld in het eerste en het tweede lid legt in een geëncrypteerd conversiebestand een link tussen het Rijksregisternummer en een identificatienummer eigen aan de aanbieder. De informatie uit dat conversiebestand mag enkel gebruikt worden voor het terugvinden van het identificatienummer eigen aan de aanbieder van de natuurlijke persoon die toegang wenst te krijgen tot de informaticatoepassing van de aanbieder van de informaticatoepassing of waarvan de gegevens worden uitgewisseld met een andere aanbieder van een informaticatoepassing. § 4. De instellingen bedoeld in artikel 5ter, zijn gemachtigd om het Rijksregisternummer van de betrokken natuurlijke personen te verzamelen en intern te registreren, uitsluitend in het kader van de relaties met de diensten van het Rijksregister met het oog op de mededeling van de gegevenswijzigingen van het Rijksregister. De instelling verwijdert het Rijksregisternummer van een natuurlijke persoon vanaf het moment dat deze persoon zijn/haar instemming betreffende de mededeling van de gegevenswijzigingen intrekt.

Deze instellingen leggen in een geëncrypteerd conversiebestand een link tussen het Rijksregisternummer en een voor hen specifiek identificatienummer. De in dit conversiebestand opgenomen informatie mag enkel gebruikt worden om een natuurlijke persoon te identificeren. § 5. Een machtiging om het Rijksregisternummer te gebruiken is niet vereist wanneer het Rijksregisternummer gebruikt wordt voor de identificatie van een natuurlijke persoon door een aanbieder van een dienst voor elektronische identificatie van het niveau hoog of substantieel zoals bedoeld in de Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/ EG, die erkend is overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 oktober 2017 tot vaststelling van de voorwaarden, de procedure en de gevolgen van de erkenning van diensten voor elektronische identificatie voor overheidstoepassingen of door een overheidsdienst die door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie de opdracht heeft om een dienst voor gebruikers- en toegangsbeheer aan te bieden, uitsluitend voor de identificatie en authenticatie van een natuurlijke persoon die van op afstand toegang wenst te krijgen tot een informaticatoepassing van een aanbieder van een informaticatoepassing bedoeld in § 3. § 6. De politiediensten zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, zijn bij de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie vrijgesteld van een voorafgaande machtiging.

Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, elk lid van de politiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, het Rijksregisternummer meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om dat nummer te ontvangen of dat het nummer gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie zoals bedoeld in de artikelen 14 en 15 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. § 7. De netwerkverbindingen die voortvloeien uit het gebruik van het Rijksregisternummer, worden specifiek vermeld in de aanvraag, ingediend om deze machtiging te krijgen, teneinde de diensten van het Rijksregister de mogelijkheid te bieden het kadaster van de netwerkverbindingen te publiceren. Onder netwerkverbinding wordt verstaan de automatische mededeling van persoonsgegevens aan derden via de onderlinge koppeling van informatiesystemen waarbij het Rijksregisternummer van de betrokkenen als primaire sleutel wordt gebruikt.

Elke wijziging van de netwerkverbindingen voortvloeiend uit het gebruik van het Rijksregisternummer moet vooraf ter goedkeuring voorgelegd worden aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken. De Koning bepaalt, in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de gevallen waarin een machtiging niet vereist is.

Het vorige lid is niet van toepassing op netwerkverbindingen en mededelingen van persoonsgegevens waarvoor een machtiging is verleend door een andere bevoegde overheid. § 8. Bij machtiging tot het gebruik van het Rijksregisternummer worden de bepalingen van artikel 10 nageleefd.

Het Rijksregisternummer mag niet worden gebruikt zonder machtiging en voor andere doeleinden dan die waarvoor die machtiging is verleend.".

Art. 15.Artikel 10, hersteld bij de wet van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt: "

Art. 10.Om zich te kunnen beroepen op een machtiging om van het Rijksregister van de natuurlijke personen, de mededeling toegang te hebben tot de informatiegegevens ervan te krijgen en/of het Rijksregisternummer te gebruiken, wijst iedere openbare overheid, openbare of private instelling, al dan niet onder haar personeel, een functionaris voor gegevensbescherming aan in de zin van artikel 37 van de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. De overheid of instelling neemt de adequate maatregelen om de veiligheid van de gegevens te garanderen en deelt de identiteit van die functionaris voor gegevensbescherming mee aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken. Het informatieveiligheidsplan wordt permanent bijgewerkt en ter beschikking gehouden van de Gegevensbeschermingsautoriteit.".

Art. 16.Artikel 12, hersteld bij de wet van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt: "

Art. 12.De diensten van het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn ermee belast een register bij te houden waarin alle toegangs-, mededelings- of gebruiksmachtigingen verleend met toepassing van deze wet, vermeld worden. Dit register is toegankelijk voor het publiek op de website van de Algemene Directie Instellingen en Bevolking van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.".

Art. 17.Artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt: "

Art. 13.Met een gevangenisstraf van zes maanden tot tien jaar en met een geldboete van tweeduizend euro tot veertigduizend euro of met één van die straffen alleen, wordt gestraft, hij/zij die in de hoedanigheid van dader, mededader of medeplichtige, hetzij informatiegegevens verkregen uit het Rijksregister heeft meegedeeld aan personen die niet gemachtigd zijn om ze te ontvangen, hetzij gebruik gemaakt heeft van deze gegevens voor andere doeleinden dan die waarvoor hij/zij wettelijk gemachtigd was.

Met een gevangenisstraf van zes maanden tot tien jaar en met een geldboete van tweeduizend euro tot veertigduizend euro of met één van die straffen alleen, wordt gestraft, hij/zij die in de hoedanigheid van dader, mededader of medeplichtige, het Rijksregisternummer gebruikt heeft voor andere doeleinden dan die waarvoor hij/zij gemachtigd was.

Met gevangenisstraf van zes maanden tot tien jaar en met geldboete van tweeduizend euro tot veertigduizend euro of met één van die straffen alleen, wordt gestraft, hij die in de hoedanigheid van dader, mededader of medeplichtige de bepalingen van artikel 11 en van artikel 17 overtreedt.

De straffen opgelopen door de medeplichtigen aan inbreuken bedoeld in het eerste tot derde lid, overschrijden niet de twee derden van dezen die hun zouden opgelegd zijn, als zij de dader van deze inbreuken waren.

Als er verzachtende omstandigheden bestaan, worden de gevangenisstraffen en de geldboeten respectievelijk verminderd.".

Art. 18.Artikel 15, ingevoegd bij de wet van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt: "

Art. 15.Alvorens zijn machtiging inzake toegang tot de gegevens, mededeling van gegevens en/of gebruik van het Rijksregisternummer te verlenen, gaat de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken na of de doeleinden waarvoor de machtiging gevraagd is, welbepaald, duidelijk omschreven en wettig zijn, en, in voorkomend geval, of de gevraagde gegevens en het gebruik van het Rijksregisternummer conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming, toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn ten opzichte van die doeleinden.

De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken kan het advies vragen aan de Gegevensbeschermingsautoriteit, overeenkomstig artikel 23, § 1, van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit.".

Art. 19.Artikel 16, ingevoegd bij de wet van 25 maart 2003 en gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, wordt vervangen als volgt: "

Art. 16.Er wordt een functionaris voor gegevensbescherming, in de zin van de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, aangewezen binnen de administratie belast met het beheer van het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Naast de opdrachten bedoeld in artikel 39 van de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, wordt deze functionaris, binnen de Algemene Directie Instellingen en Bevolking, bovendien belast met: 1° het geven van adviezen aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken over de machtigingsaanvragen met toepassing van deze wet, alsook de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten;2° het formuleren van aanbevelingen met het oog op de naleving van de bepalingen van deze wet en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten;3° het formuleren van de aanbevelingen die hij nuttig acht voor de uitvoering en de naleving van de in het 1° vermelde wetten en hun uitvoeringsmaatregelen;4° het toezien op het volledige proces van aanmaak en afgifte van de elektronische kaarten, alsook van de gekwalificeerde elektronische identiteits- en handtekeningcertificaten;5° het voorleggen van elk voorstel aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, dat hij nuttig acht met betrekking tot de veiligheid van de gegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; 6° het toezien op de informatieveiligheid in het algemeen.".

Art. 20.In dezelfde wet wordt een artikel 17 ingevoegd, luidende: "

Art. 17.Elke openbare overheid, openbare of private instelling die de machtiging heeft gekregen om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, met inbegrip van de politiediensten, moet de uitgevoerde consultaties kunnen verantwoorden, ongeacht of die uitgevoerd zijn door een individuele gebruiker of door een automatisch informaticasysteem.

Daartoe houdt elke gebruiker een consultatieregister bij teneinde de traceerbaarheid van de consultaties te verzekeren.

Dit register vermeldt de identificatie van de individuele gebruiker of van het proces of systeem dat toegang tot de gegevens heeft gehad, de gegevens die geraadpleegd werden, de wijze waarop ze geraadpleegd werden, met name voor lezing of voor wijziging, de datum en het uur van de consultatie, alsook het doeleinde waarvoor de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen geraadpleegd werden.

Het consultatieregister wordt minstens 10 jaar bewaard vanaf de datum van de consultatie. Het wordt tevens gecertificeerd.

Het consultatieregister wordt ter beschikking gehouden van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

De diensten van het Rijksregister van de natuurlijke personen houden eveneens een consultatieregister van de gebruikers en uitgevoerde mededelingen bij. Dit register vermeldt de identificatie van de gebruiker die toegang tot de gegevens heeft gehad of mededeling ervan gekregen heeft, de gegevens die geraadpleegd of meegedeeld werden, de wijze waarop ze geraadpleegd, met name voor lezing of voor wijziging, of meegedeeld werden, de datum en het uur van de raadpleging of de mededeling.".

Art. 21.In dezelfde wet wordt een artikel 18 ingevoegd, luidende : "

Art. 18.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken kan de aan hem toegekende opdrachten met toepassing van deze wet, evenals met toepassing van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, delegeren aan de verantwoordelijke ambtenaar van de administratie belast met het beheer van het Rijksregister van de natuurlijke personen.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen

Art. 22.Het opschrift van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, wordt vervangen als volgt: "Wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten".

Art. 23.In artikel 1bis van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1994 en gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zinnen: "De vreemdelingen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, schrijven zich in bij het gemeentebestuur van de gemeente op het grondgebied waarvan zij daadwerkelijk verblijven binnen een termijn van maximum 6 maanden vanaf de datum van hun eerste asielaanvraag.In afwachting van deze inschrijving, worden zij fictief ingeschreven op het adres van de Dienst Vreemdelingenzaken voor een maximumperiode van 6 maanden."; 2° het tweede lid wordt aangevuld met de bepaling onder 6°, luidende: "6° wanneer zij binnen de termijn van 6 maanden bedoeld in het eerste lid, niet ingeschreven zijn bij het gemeentebestuur van de gemeente op het grondgebied waarvan zij daadwerkelijk verblijven;in dit geval worden zij op initiatief van de minister tot wiens bevoegdheidde toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen behoren of van zijn gemachtigde, geschrapt.".

Art. 24.Artikel 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 24 mei 1994 en 12 augustus 2000, wordt aangevuld met drie leden, luidende: "In het kader van het beheer van de dossiers van het Rijksregister van de natuurlijke personen en van de bevolkingsregisters, hebben de diensten van het Rijksregister toegang tot de informatiegegevens opgenomen in de in artikel 1, § 1, bedoelde registers die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun opdrachten.

De politiediensten zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, zijn bij de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie vrijgesteld van de voorafgaande machtiging bedoeld in artikel 6bis, § 3, en mogen toegang hebben tot de gegevens van de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.

Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elk lid van de politiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via de bevolkingsregisters of het vreemdelingenregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie zoals bedoeld in de artikelen 14 en 15 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.".

Art. 25.Artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 januari 1997, wordt aangevuld met een derde lid, luidende: "Teneinde de hoofdverblijfplaats te bepalen en wanneer de bezoeken en vaststellingen op de woonplaats het niet mogelijk maken om met voldoende zekerheid de realiteit van de effectieve hoofdverblijfplaats vast te stellen, mogen de personen die binnen het gemeentebestuur gemachtigd zijn om te beslissen over het waarachtige karakter van de woonplaats in het kader van de controle van de verblijfplaats, aan de watermaatschappijen en/of energieleveranciers vragen om hen overzichten te bezorgen van het water- en/of energieverbruik van de personen die gedomicilieerd zijn op het grondgebied van de gemeente, teneinde het water- en energieverbruik te controleren. Deze maatschappijen en leveranciers moeten de gevraagde informatiegegevens gratis meedelen. Enkel de gegevens betreffende het reële verbruik worden meegedeeld.".

Art. 26.Artikel 5 van dezelfde wet, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met de paragrafen 2 tot 5, luidende: " § 2. De gemeenteraad stelt bij verordening de nadere regels vast volgens welke het onderzoek wordt ingesteld om de reële verblijfplaats van een persoon die zijn/haar hoofdverblijfplaats in een gemeente van het Koninkrijk vastlegt of die in België van verblijfplaats verandert, te kunnen verifiëren of om het feit te kunnen vaststellen dat een persoon niet langer op een welbepaald adres verblijft.

Deze verordening zal vooraf voor goedkeuring voorgelegd worden aan de minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken of aan zijn afgevaardigde. De Koning bepaalt de nadere regels en termijnen van deze voorafgaande goedkeuring.

De Koning legt eveneens een model van verordening vast waarop de gemeenten zich kunnen beroepen.

Wanneer de gemeenteraad een dergelijke verordening niet vastlegt binnen de 6 maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in het derde lid bedoelde model van verordening, of in geval van niet-goedkeuring door de minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken van de door de gemeenteraad vastgelegde verordening, zal het model van verordeningambtshalve van toepassing zijn tot de gemeentebesturen hun eigen verordening vastleggen, overeenkomstig het eerste en tweede lid. De gemeentebesturen zullen hiervan op de hoogte gebracht worden via aangetekende zending en, onverminderd de in paragraaf 5 bedoelde informatieverplichting die de gemeentebesturen hebben, wordt een louter informatief bericht betreffende de ambtshalve toepassing van de verordening in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 3. De gemeenteraad bepaalt eveneens per verordening de nadere regels betreffende de procedure inzake nummering van de woningen gelegen op het gemeentelijk grondgebied.

Deze verordening zal ter goedkeuring voorgelegd worden aan de minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken of aan zijn afgevaardigde. De Koning bepaalt de nadere regels en termijnen van deze voorafgaande goedkeuring.

De Koning legt eveneens een model van verordening vast waarop de gemeenten zich kunnen beroepen.

Wanneer de gemeenteraad een dergelijke verordening niet vastlegt binnen de 6 maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in het derde lid bedoelde model van verordening, of in geval van niet-goedkeuring door de minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken van de door de gemeenteraad vastgelegde verordening, zal het model van verordening ambtshalve van toepassing zijn tot de gemeentebesturen hun eigen verordening vastleggen, overeenkomstig het eerste en tweede lid. De gemeentebesturen zullen hiervan op de hoogte gebracht worden via aangetekende zending en, onverminderd de in paragraaf 5 bedoelde informatieverplichting die de gemeentebesturen hebben, wordt een louter informatief bericht betreffende de ambtshalve toepassing van de verordening in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. § 4. Als overgangsmaatregel, maken de gemeentelijke verordeningen, die reeds goedgekeurd werden vóór de bekendmaking van de in § 2, derde lid, en § 3, derde lid bedoelde modellen, het voorwerp uit van een goedkeuring door de minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken of door zijn afgevaardigde. De Koning bepaalt de nadere regels en termijnen van deze goedkeuring. § 5. De van kracht zijnde gemeentelijke verordeningen, bedoeld in de paragrafen 2 tot 4, of het nu gaat om de verordeningen bepaald door de gemeenteraad of om de modellen van verordening bepaald door de Koning en ambtshalve toegepast overeenkomstig § 2, vierde lid, en/of § 3, vierde lid, moeten door het publiek geraadpleegd kunnen worden, via de internetsite van de gemeente, via een informatief bericht of via elk ander bekendmakingsmiddel.".

Art. 27.In artikel 6 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2, derde lid, wordt aangevuld met de bepaling onder 8°, luidende: "8° het digitale beeld van de vingerafdrukken van de wijsvinger van de linker- en van de rechterhand van de houder of, in geval van invaliditeit of ongeschiktheid, van een andere vinger van elke hand; de Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de voorwaarden en nadere regels voor het nemen van het digitale beeld van de vingerafdrukken."; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met de volgende leden: "De informatie als bedoeld in het derde lid, 8°, mag enkel worden bewaard gedurende de tijd die nodig is voor het aanmaken en afgeven van de identiteitskaart en in elk geval niet langer dan drie maanden, met dien verstande dat na die periode van drie maanden de gegevens hoe dan ook moeten worden vernietigd en verwijderd. Zijn ertoe gemachtigd de informatie als bedoeld in het derde lid, 8°, te lezen: - het gemeentepersoneel dat belast is met de afgifte van de identiteitskaarten; - de politiediensten, voor zover zulks noodzakelijk is voor het vervullen van hun wettelijke opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie in het raam van de fraudebestrijding, meer bepaald de bestrijding van mensenhandel en -smokkel, oplichting en misbruik van vertrouwen, witwaspraktijken, terrorisme, valsheid en gebruik van valse stukken, aanmatiging van naam en gebruik van een valse naam, schendingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, alsook belemmering van opdrachten van bestuurlijke politie; - het personeel dat belast is met de grenscontrole, zowel in België als in het buitenland; - de personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken, voor zover zulks noodzakelijk is in het raam van de opsporing en vaststelling van inbreuken op de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers; - de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken en het daartoe door de ambassadeur of de consul persoonlijk gemachtigd diplomatiek en consulair personeel, voor zover zulks noodzakelijk is in het raam van de fraudebestrijding; - de onderneming die belast is met de productie van de identiteitskaarten, alsook de personen binnen die onderneming die daartoe een strikt omschreven machtiging hebben, uitsluitend met het oog op het produceren en afgeven van de identiteitskaarten."; 3° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt: "1° inzage van de hem betreffende informatiegegevens die opgenomen zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen, in de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister evenals in het Register van de identiteitskaarten en het Register van de vreemdelingenkaarten bedoeld in artikel 6bis;"; 4° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt: " § 4.De gegevens die op de elektronische identiteitskaart staan, zowel de gegevens die zichtbaar zijn met het blote oog als die welke gelezen kunnen worden met een kaartlezer, met uitzondering van de foto van de houder, van het Rijksregisternummer en van het digitale beeld van de vingerafdrukken, kunnen gelezen en/of opgenomen worden, in overeenstemming met de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van de persoonsgegevens.

Het Rijksregisternummer en de foto van de houder mogen enkel gebruikt worden indien hiertoe gemachtigd is door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie. De elektronische identiteitskaart mag enkel gelezen of gebruikt worden met de vrije, specifieke en geïnformeerde toestemming van de houder van de elektronische identiteitskaart.

Wanneer een voordeel of dienst aangeboden wordt aan een burger via zijn elektronische identiteitskaart in het kader van een informaticatoepassing, moet eveneens een alternatief dat het gebruik van de elektronische identiteitskaart niet vereist, voorgesteld worden aan de betrokken persoon.

Onverminderd artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten, mag de houder van de elektronische identiteitskaart weigeren dat zijn gegevens gelezen en/of opgenomen zouden worden, behalve in de door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalde gevallen."; 5° in paragraaf 7 wordt het eerste lid vervangen als volgt: "De Koning bepaalt, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de vorm en de nadere regels van aanmaak, afgifte en gebruik van de kaart." 6° paragraaf 7 wordt aangevuld met een lid, luidende: "Het gekwalificeerd handtekeningcertificaat wordt niet geactiveerd op de identiteitskaart van minderjarige personen.";

Art. 28.In artikel 6bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 maart 2003 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 9 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt: " § 3.De machtiging om toegang te hebben tot de gegevens van het Register van de identiteitskaarten en het Register van de vreemdelingenkaarten wordt verleend door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, aan de overheden en instellingen bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, voor de informatiegegevens die zij gemachtigd zijn te kennen door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie.

De artikelen 10, 13, 15, 17 en 18 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen zijn van toepassing op de machtigingsaanvragen tot toegang tot de gegevens van het Register van de identiteitskaarten en het Register van de vreemdelingenkaarten."; 2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende: " § 5.De politiediensten zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, zijn bij de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, vrijgesteld van een voorafgaande machtiging en mogen toegang hebben tot de gegevens van het Register van de identiteitskaarten en van het Register van de vreemdelingenkaarten.

Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elk lid van de politiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Register van de identiteitskaarten en het Register van de vreemdelingenkaarten verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie zoals bedoeld in de artikelen 14 en 15 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.".

Art. 29.Artikel 6ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 maart 2003 en gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, wordt vervangen als volgt: "

Art. 6ter.In geval van verlies, diefstal of vernieling van een identiteitskaart van een Belg, doet de houder aangifte bij zijn/haar gemeentebestuur, de politie of de helpdesk van het Rijksregister. In geval van verlies, diefstal of vernieling van een vreemdelingenkaart of een verblijfstitel, doet de houder aangifte bij de politie.

De houder krijgt een attest van verlies, diefstal of vernieling van het document.

In geval van diefstal kan de houder bovendien een klacht indienen bij de politie.

De Koning bepaalt de nadere regels volgens welke de aangifte van verlies, diefstal of vernieling van een identiteitskaart, een vreemdelingenkaart of een verblijfstitel uitgevoerd moet worden, met name de instantie waarbij het verlies, de diefstal of de vernieling aangegeven moet worden; Hij bepaalt bovendien de nadere regels volgens welke de elektronische functies van de kaart buiten dienst gesteld worden en de kaart geannuleerd wordt.".

Art. 30.In dezelfde wet wordt een artikel 6sexies ingevoegd, luidende: "

Art. 6sexies.Elke nationale of buitenlandse natuurlijke persoon of rechtspersoon kan, bij de diensten van de Algemene Directie Instellingen en Bevolking van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, via de informaticatoepassing die door de diensten van het Rijksregister ter beschikking gesteld wordt van het publiek op zijn website, nakijken of een Belgisch identiteits- of reisdocument geldig is. Daartoe moet het nummer van het identiteits- of reisdocument meegedeeld worden. Indien dit niet het geval is, brengen de diensten van de Algemene Directie Instellingen en Bevolking de houder van het document op de hoogte van het nazicht van zijn statuut en verzoeken zij hem zich aan te melden bij zijn gemeentebestuur.

De diensten van het Rijksregister bewaren de gegevens betreffende de documenten waarvan de geldigheid nagekeken werd, evenals betreffende de gebruikers van de in het eerste lid bedoelde informaticatoepassing, gedurende 10 jaar vanaf de datum van het nazicht.". HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling

Art. 31.De Koning wordt gemachtigd om het opschrift van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, voorheen "de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen", te vervangen in de bepalingen van de wetten en besluiten die dit opschrift vermelden.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 25 november 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Justitie, K. GEENS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken : 54-13256 (2018-2019): 001: Ontwerp van Wet. 002: Verslag. 003: Amendementen. 004: Tekst aangenomen door de commissie. 005: Amendementen. 006: Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Integraal verslag : 14 november 2018.

^