Etaamb.openjustice.be
Wet van 26 juni 2002
gepubliceerd op 27 juli 2002

Wet inzake consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking
numac
2002015104
pub.
27/07/2002
prom.
26/06/2002
ELI
eli/wet/2002/06/26/2002015104/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 JUNI 2002. - Wet inzake consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de grondwet. HOOFDSTUK I. - Consulaire bevolkingsregisters

Art. 2.In elke consulaire beroepspost worden bevolkingsregisters gehouden. De Koning wijst de ereconsulaire posten aan waarin diezelfde registers worden bijgehouden.

De Belgen die in het ambtsgebied van de post hun hoofdverblijfplaats vestigen en niet opgenomen zijn in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente kunnen in deze registers ingeschreven worden.

Kunnen tevens worden ingeschreven, ter informatie, de vreemdelingen die deel uitmaken van het gezin van een Belg die in een bevolkingsregister van een consulaire beroepspost wordt ingeschreven en die in het ambtsgebied verblijven.

Art. 3.Naast de gegevens waarvan de wet uitdrukkelijk bepaalt dat ze geregistreerd moeten worden, vermelden de bevolkingsregisters de gegevens betreffende de identificatie en de lokalisatie van de ingeschrevenen alsook de gegevens die noodzakelijk zijn voor de verbinding met de bestanden van de centrale administratie.

Binnen die grenzen bepaalt de Koning de aard van deze gegevens. De regels volgens welke voormelde gegevens kunnen worden meegedeeld aan derden zijn, mutatis, deze die van kracht zijn voor het meedelen van de gegevens vervat in de bevolkingsregisters in België.

De Koning bepaalt op welke manier de gegevens worden bijgehouden.

Art. 4.De hoofdverblijfplaats is de plaats waar de leden van een huishouden dat uit verschillende personen is samengesteld gewoonlijk leven, ongeacht of die personen al dan niet door verwantschap verbonden zijn, of de plaats waar een alleenstaande gewoonlijk leeft.

De Koning stelt de aanvullende regels vast voor het bepalen van het hoofdverblijf.

Art. 5.De verandering van de hoofdverblijfplaats van de Belg in het buitenland wordt vastgesteld door een aangifte die is gedaan in de vorm voorgeschreven door de Koning, en overeenkomstig de regels die door de Minister van Buitenlandse Zaken terzake zijn vastgesteld.

Art. 6.§ 1. Bij moeilijkheden of betwistingen in verband met het hoofdverblijf in het buitenland, bepaalt de Minister van Buitenlandse Zaken, zonodig na onderzoek, de plaats ervan. De Minister kan deze bevoegdheid overdragen aan de ambtenaar die hij daartoe aanwijst. § 2. Indien er betwisting bestaat omtrent de vaststelling of het hoofdverblijf in het buitenland of België is, bepaalt de Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort, de plaats ervan overeenkomstig artikel 8 van de Wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van natuurlijke personen. HOOFDSTUK II. - De identiteitskaart

Art. 7.§ 1. Aan de Belgen die de leeftijd van 12 jaar bereikten en die in de consulaire bevolkingsregisters van een Belgische consulaire post, zoals bedoeld in artikel 2, zijn ingeschreven, wordt een identiteitskaart afgegeven.

De kaart wordt afgegeven door de consulaire beroepspost of door de ereconsulaire post die de Koning aanwijst. § 2. Behalve de door de Koning ter uitvoering van § 4 bepaalde vermeldingen, worden op de voorzijde van de kaart in het bovenste gedeelte ervan enerzijds het woord « België » en anderzijds de woorden « identiteitskaart » aangebracht.

De in het voorgaande lid bedoelde woorden worden op de identiteitskaart eerst gedrukt in de landstaal gewenst door de aanvrager en vervolgens in de twee andere landstalen en het Engels.

De titels van de rubrieken waaronder op de identiteitskaart de persoonlijke gegevens worden aangebracht die specifiek zijn voor de houder, komen er in de eerste plaats in de taal gewenst door de aanvrager en daarna in het Engels. § 3. Het identificatienummer bij het rijksregister van natuurlijke personen wordt op de identiteitskaart vermeld indien de houder ervan daar schriftelijk om verzoekt. § 4. De Koning bepaalt de vorm, de inhoud, de geldigheidsduur en de nadere regels aangaande aanmaak, afgifte en gebruik van de identiteitskaart. § 5. Indien tegen de aanvrager een bevel tot aanhouding of een ander gerechtelijk bevel of rechterlijke beschikking tot vrijheidsbeneming is uitgevaardigd, indien hij het voorwerp uitmaakt van een opsporingsbevel of indien hij in voorlopige of voorwaardelijke vrijheid werd gesteld met verbod zich naar het buitenland te begeven mag de identiteitskaart niet worden uitgereikt dan na uitdrukkelijke machtiging van de Minister van Buitenlandse Zaken.

Art. 8.De Koning bepaalt het bedrag van de kosten van aanmaak en van het afgifterecht verbonden aan de uitreiking van de identiteitskaart.

Art. 9.De Koning kan bepalen dat bovenstaande bepalingen ook van toepassing zijn op onderdanen van de Europese Unie voor dewelke Belgische consulaire beroepsposten in uitvoering van internationale verdragen of akkoorden de consulaire bijstand uitoefenen.

Gegeven te Brussel, 26 juni 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse zaken, L. MICHEL

^