Etaamb.openjustice.be
Wet van 26 maart 2010
gepubliceerd op 30 april 2010

Dienstenwet betreffende bepaalde juridische aspecten bedoeld in artikel 77 van de Grondwet

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2010011189
pub.
30/04/2010
prom.
26/03/2010
ELI
eli/wet/2010/03/26/2010011189/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

26 MAART 2010. - Dienstenwet betreffende bepaalde juridische aspecten bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Zij voert gedeeltelijk de bepalingen uit van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt.

Art. 2.De voorzitter van de rechtbank van koophandel stelt het bestaan vast en beveelt de staking van een zelfs onder het strafrecht vallende daad die een inbreuk op de artikelen 18 tot 21 en 24 tot 27 uitmaakt van de dienstenwet van 26 maart 2010.

De voorzitter van de rechtbank van koophandel kan aan de overtreder een termijn toestaan om aan de inbreuk een eind te maken of bevelen dat de activiteit wordt gestaakt. Hij kan de opheffing van de staking toestaan zodra bewezen is dat een einde werd gemaakt aan de inbreuk.

Dit artikel is niet van toepassing op beoefenaars van een vrij beroep.

Art. 3.§ 1. De vordering gegrond op artikel 2 wordt ingesteld op verzoek van : 1° de belanghebbenden;2° de Minister bevoegd voor Middenstand of zijn gevolgmachtigde ambtenaar;3° de Minister bevoegd voor Economie of zijn gevolmachtigde ambtenaar;4° een beroeps- of interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid;5° een vereniging ter verdediging van de consumentenbelangen die rechtspersoonlijkheid bezit en voor zover zij voldoet aan de voorwaarden van artikel 98, § 1, 4°, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. § 2. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek kunnen de verenigingen en groepen bedoeld in 3° en 4° in rechte optreden voor de verdediging van hun statutair omschreven collectieve belangen.

Art. 4.De voorzitter van de rechtbank van koophandel kan bevelen dat zijn beschikking of de samenvatting die hij opstelt wordt aangeplakt tijdens de door hem bepaalde termijn, zowel buiten als binnen de inrichtingen van de overtreder en dat zijn vonnis of de samenvatting ervan in kranten of op enige andere wijze wordt bekendgemaakt, dit alles op kosten van de overtreder.

Deze maatregelen van openbaarmaking mogen evenwel slechts opgelegd worden indien zij er kunnen toe bijdragen dat de gewraakte daad of de uitwerking ervan ophouden.

Art. 5.De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding.

Zij mag ingesteld worden bij verzoekschrift. Dit wordt in vier exemplaren neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel of bij een ter post aangetekende brief verzonden aan deze griffie.

De griffier van de rechtbank verwittigt onverwijld de tegenpartij bij gerechtsbrief en nodigt haar uit te verschijnen ten vroegste drie dagen en ten laatste acht dagen na het verzenden van de gerechtsbrief, waaraan een exemplaar van het inleidend verzoekschrift werd gevoegd.

Op straffe van nietigheid vermeldt het verzoekschrift : 1° de dag, de maand en het jaar;2° de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van de verzoeker;3° de naam en het adres van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon tegen wie de vordering wordt ingesteld;4° het onderwerp en de uiteenzetting van de middelen van de vordering;5° de handtekening van de eiser of van zijn advocaat. Er wordt uitspraak gedaan over de vordering niettegenstaande vervolging wegens dezelfde feiten voor elk ander strafrechtelijk rechtscollege.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgtocht.

Elke uitspraak ingevolge een op artikel 2 gegronde vordering wordt binnen acht dagen en door toedoen van de griffier van het bevoegde rechtscollege meegedeeld aan de Minister bevoegd voor Economie, tenzij de uitspraak is gewezen op zijn vordering.

Bovendien is de griffier verplicht de Minister bevoegd voor Economie onverwijld in te lichten over de voorziening tegen elke uitspraak die op grond van de artikel 2 is gewezen.

Art. 6.Artikel 589 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld als volgt : « [18°] in artikel 2 van de dienstenwet van 26 maart 2010 betreffende bepaalde juridische aspecten bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. »

Art. 7.Deze wet treedt in werking op 28 december 2009.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 26 maart 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE De Minister van K.M.O.'s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, Mevr. S. LARUELLE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 52-2339 - 2009/2010 : Nr.1 : Wetsontwerp.

Nr. 2 : Amendementen.

Nr. 3 :Tekst verbeterd door de commissie.

Nr. 4 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal Verslag : 4 februari 2010.

Stukken van de Senaat : 4-1644 - 2009/2010 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordiger.

Nr. 2 : Verslag.

Nr. 3 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Handelingen van de Senaat : 4 en 11 maart 2010.

^