Etaamb.openjustice.be
Wet van 27 februari 2003
gepubliceerd op 14 oktober 2003

Wet houdende instemming met het Protocol nr. 4 van Montreal tot wijziging van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, ondertekend te Warschau op 12 oktober 1929, zoals gewijzigd bij het te 's-Gravenhage op 28 september 1955 tot stand gekomen Protocol, ondertekend te Montreal op 25 september 1975 (2)

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2003015159
pub.
14/10/2003
prom.
27/02/2003
ELI
eli/wet/2003/02/27/2003015159/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 FEBRUARI 2003. - Wet houdende instemming met het Protocol nr. 4 van Montreal tot wijziging van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, ondertekend te Warschau op 12 oktober 1929, zoals gewijzigd bij het te 's-Gravenhage op 28 september 1955 tot stand gekomen Protocol, ondertekend te Montreal op 25 september 1975 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Het Protocol nr. 4 van Montreal tot wijziging van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, ondertekend te Warschau op 12 oktober 1929, zoals gewijzigd bij het te 's-Gravenhage op 28 september 1955 tot stand gekomen Protocol, ondertekend te Montreal op 25 september 1975, zal volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 27 februari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Met's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2001-2002 . Senaat.

Documenten.

Ontwerp van wet ingediend op 1 oktober 2002, nr. 2-1290/1.

Verslag, nr. 2-1290/2.

Tekst aangenomen door de Commissie, nr.

Parlementaire Handelingen.

Bespreking, vergadering van 28 november 2002.

Stemming, vergadering van 28 november 2002.

Zitting 2002-2003 .

Kamer.

Documenten.

Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 50-2163/1.

Verslag, nr.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-2163/2.

Parlementaire Handelingen.

Bespreking, vergadering van 13 december 2002.

Stemming, vergadering van 13 december 2002. (2) Dit Verdrag is in werking getreden op 17 juni 2003. PROTOCOL NR. 4 VAN MONTREAL TOT WIJZIGING VAN HET VERDRAG TOT HET BRENGEN VAN EENHEID IN ENIGE BEPALINGEN INZAKE HET INTERNATIONALE LUCHTVERVOER, ONDERTEKEND TE WARSCHAU OP 12 OKTOBER 1929, ZOALS GEWIJZIGD BIJ HET TE 'S-GRAVENHAGE OP 28 SEPTEMBER 1955 TOT STAND GEKOMEN PROTOCOL, ONDERTEKEND TE MONTREAL OP 25 SEPTEMBER 1975 De Regeringen die dit Protocol hebben ondertekend, Overwegende dat het wenselijk is het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, ondertekend te Warschau op 12 oktober 1929, zoals gewijzigd bij het te 's-Gravenhage op 28 september 1955 tot stand gekomen Protocol, te wijzigen, Zijn overeengekomen als volgt : HOOFDSTUK I Wijzigingen in het Verdrag Artikel 1 Het Verdrag dat door de bepalingen van dit hoofdstuk wordt gewijzigd, is het Verdrag van Warschau, zoals gewijzigd te 's-Gravenhage in 1955.

Artikel 2 Artikel 2, tweede lid, van het Verdrag vervalt en wordt vervangen door de volgende bepalingen : « 2. Bij het vervoer van postzendingen is de vervoerder slechts aansprakelijk tegenover de betrokken postadministratie overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op de verhouding tussen de vervoerders en de postadministraties. 3. Behoudens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel zijn de bepalingen van dit Verdrag niet van toepassing op het vervoer van postzendingen.» Artikel 3 In hoofdstuk II van het Verdrag vervalt deel III (de artikelen 5 tot en met 16) en wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Deel III Documenten betreffende goederen Artikel 5 1. Bij het vervoer van goederen moet een luchtvrachtbrief worden uitgereikt.2. De uitreiking van een luchtvrachtbrief kan, met toestemming van de afzender, vervangen worden door het gebruik van ieder ander middel waardoor de gegevens betreffende het te verrichten vervoer worden vastgelegd.Indien van zodanig ander middel gebruik wordt gemaakt, reikt de vervoerder aan de afzender, op diens verzoek, een ontvangstbewijs voor de goederen uit, dat identificatie van de zending mogelijk maakt en toegang geeft tot de door die andere middelen vastgelegde gegevens. 3. De onmogelijkheid om op de plaatsen van doorvoer en bestemming gebruik te maken van de andere middelen, waardoor de gegevens betreffende het vervoer kunnen worden vastgelegd, zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel, geeft de vervoerder niet het recht te weigeren de goederen ten vervoer aan te nemen. Artikel 6 1. De luchtvrachtbrief wordt door de afzender opgemaakt in drie oorspronkelijke exemplaren.2. Het eerste exemplaar bevat de vermelding « voor de vervoerder »; het wordt getekend door de afzender. Het tweede exemplaar bevat de vermelding « voor de geadresseerde »; het wordt getekend door de afzender en de vervoerder. Het derde exemplaar wordt getekend door de vervoerder en door hem, na ontvangst van de goederen, aan de afzender overhandigd. 3. De handtekening van de vervoerder en van de afzender kunnen worden gedrukt of vervangen door een stempel.4. Indien, op verzoek van de afzender, de vervoerder de luchtvrachtbrief opmaakt, wordt hij, behoudens tegenbewijs, geacht namens de afzender te handelen. Artikel 7 Wanneer er meerdere colli zijn : a) heeft de vervoerder van goederen het recht van de afzender te verlangen dat hij aparte luchtvrachtbrieven opmaakt;b) heeft de afzender het recht van de vervoerder te verlangen dat hij aparte ontvangstbewijzen uitreikt, wanneer gebruik wordt gemaakt van de andere middelen, bedoeld in artikel 5, tweede lid. Artikel 8 De luchtvrachtbrief en het ontvangstbewijs voor de goederen moeten bevatten : a) de aanduiding van de plaatsen van vertrek en van bestemming;b) indien de plaatsen van vertrek en van bestemming zijn gelegen binnen het grondgebied van eenzelfde Hoge Verdragsluitende Partij, terwijl een of meer tussenlandingen worden voorzien binnen het grondgebied van een andere Staat, de aanduiding van één van de plaatsen van tussenlanding;c) de vermelding van het gewicht van de zending. Artikel 9 Niet-inachtneming van het bepaalde in de artikelen 5 tot en met 8 doet niet af aan het bestaan of de geldigheid van de vervoerovereenkomst, die desondanks onderworpen zal zijn aan de regels van dit Verdrag, met inbegrip van die betreffende de beperking van de aansprakelijkheid.

Artikel 10 1. De afzender is verantwoordelijk voor de juistheid van de bijzonderheden en verklaringen betreffende de goederen die door of namens hem in de luchtvrachtbrief zijn opgenomen, of die door of namens hem aan de vervoerder zijn verstrekt voor opneming in het ontvangstbewijs voor de goederen of in de gegevens, vastgelegd door de andere middelen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.2. De afzender is aansprakelijk voor alle schade die door de vervoerder of door enige andere persoon jegens wie de vervoerder aansprakelijk is, wordt geleden als gevolg van de onnauwkeurigheid, onjuistheid of onvolledigheid van de bijzonderheden en verklaringen die door of namens de afzender zijn verstrekt.3. Behoudens het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel is de vervoerder aansprakelijk voor alle schade die door de afzender of enige andere persoon jegens wie de afzender aansprakelijk is, wordt geleden als gevolg van de onnauwkeurigheid, onjuistheid of onvolledigheid van de bijzonderheden en verklaringen die door of namens de vervoerder zijn opgenomen in het ontvangstbewijs voor de goederen of in de gegevens, vastgelegd door de andere middelen, bedoeld in artikel 5, tweede lid. Artikel 11 1. De luchtvrachtbrief en het ontvangstbewijs voor de goederen strekken, behoudens tegenbewijs, tot bewijs van het sluiten van de overeenkomst, van de ontvangst van de goederen en de vervoervoorwaarden die erin worden vermeld.2. De opgaven in de luchtvrachtbrief en in het ontvangstbewijs voor de goederen betreffende het gewicht, de afmetingen en de verpakking van de goederen, alsmede betreffende het aantal colli, hebben kracht van bewijs, behoudens tegenbewijs;die betreffende de hoeveelheid, de omvang en de toestand van de goederen leveren slechts bewijs op jegens de vervoerder voorzover zij door hem in tegenwoordigheid van de afzender zijn geverifieerd en daarvan melding is gemaakt in de luchtvrachtbrief, of indien het opgaven betreft die betrekking hebben op de uiterlijke staat van de goederen.

Artikel 12 1. Onder voorwaarde dat hij al de uit de vervoerovereenkomst voortvloeiende verplichtingen nakomt, heeft de afzender het recht over de goederen te beschikken, hetzij door deze op de luchthaven van vertrek of van bestemming terug te nemen, hetzij door deze tijdens de reis bij een landing op te houden, hetzij door deze op de plaats van bestemming of tijdens de reis te doen afleveren aan een ander dan de oorspronkelijk aangewezen geadresseerde, hetzij door terugzending te vragen naar de luchthaven van vertrek, voor zover de uitoefening van dat recht geen nadeel toebrengt aan de vervoerder of aan de andere afzenders en met de verplichting de daaruit voortvloeiende kosten te vergoeden.2. Indien uitvoering van de opdrachten van de afzender onmogelijk is, moet de vervoerder hem daarvan onmiddellijk in kennis stellen.3. Indien de vervoerder de opdrachten van de afzender betreffende de beschikking over de goederen uitvoert zonder overlegging te vorderen van het aan deze uitgereikte exemplaar van de luchtvrachtbrief of ontvangstbewijs voor de goederen, is hij, behoudens zijn recht van verhaal op de afzender, aansprakelijk voor de schade die daardoor veroorzaakt mocht worden aan de regelmatige houder van de luchtvrachtbrief of van het ontvangstbewijs voor de goederen.4. Het recht van de afzender eindigt op het moment waarop dat van de geadresseerde begint overeenkomstig artikel 13.Indien evenwel de geadresseerde de goederen weigert of indien hij niet kan worden bereikt, herkrijgt de afzender zijn beschikkingsrecht.

Artikel 13 1. Tenzij de afzender het hem ingevolge artikel 12 toekomende recht heeft uitgeoefend, heeft de geadresseerde het recht, na aankomst van de goederen op de plaats van bestemming, van de vervoerder aflevering van de goederen te vorderen tegen betaling van de verschuldigde bedragen en onder naleving van de vervoervoorwaarden.2. Tenzij anders is bedongen, moet de vervoerder de geadresseerde onmiddellijk in kennis stellen van de aankomst van de goederen.3. Indien het verlies van de goederen door de vervoerder wordt erkend, of indien de goederen niet zijn aangekomen na afloop van een termijn van zeven dagen nadat zij hadden moeten aankomen, is de geadresseerde gerechtigd de rechten die uit de vervoerovereenkomst voortvloeien jegens de vervoerder geldend te maken. Artikel 14 De afzender en de geadresseerde kunnen alle rechten doen gelden die hun onderscheidenlijk in de artikelen 12 en 13 zijn toegekend, ieder op zijn eigen naam, onverschillig of zij handelen in hun eigen belang of dat van een ander, onder voorwaarde dat zij de door de vervoerovereenkomst opgelegde verplichtingen nakomen.

Artikel 15 1. De artikelen 12, 13 en 14 laten de verhouding tussen de afzender en de geadresseerde onderling en de verhouding tussen derden die hun rechten ontlenen aan de afzender of de geadresseerde, onverlet.2. Van de artikelen 12, 13 en 14 kan alleen worden afgeweken door een uitdrukkelijke bepaling in de luchtvrachtbrief of in het ontvangstbewijs voor de goederen. Artikel 16 1. De afzender is verplicht de inlichtingen en documenten te verschaffen die, vóór de aflevering van de goederen aan de geadresseerde, nodig zijn om aan de formaliteiten inzake douane, plaatselijke rechten of politie te voldoen.De afzender is aansprakelijk jegens de vervoerder voor alle schade die het gevolg is van het ontbreken, de onvolledigheid of onnauwkeurigheid van die inlichtingen en documenten, behoudens in geval van schuld aan de zijde van de vervoerder of diens ondergeschikten. 2. De vervoerder is niet gehouden te onderzoeken of die inlichtingen en documenten juist of voldoende zijn.» Artikel IV Artikel 18 van het Verdrag vervalt en wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Artikel 18 1. De vervoerder is aansprakelijk voor de schade die wordt geleden in geval van vernieling, verlies of beschadiging van aangegeven bagage, indien de gebeurtenis die de schade heeft veroorzaakt, plaats- heeft gehad tijdens het luchtvervoer.2. De vervoerder is aansprakelijk voor de schade die wordt geleden in geval van vernieling, verlies of beschadiging van goederen, op grond van het enkele feit dat de gebeurtenis die de schade heeft veroorzaakt, heeft plaats gehad tijdens het luchtvervoer.3. De vervoerder is evenwel niet aansprakelijk indien hij bewijst dat de vernieling, het verlies of de beschadiging van de goederen enkel en alleen het gevolg is van een of meer van de volgende omstandigheden : a) de aard of een eigen gebrek van de goederen;b) gebrekkige verpakking van de goederen door een ander dan de vervoerder of diens ondergeschikten;c) een oorlogshandeling of een gewapend conflict;d) een overheidsdaad, verricht in verband met de invoer, uitvoer of doorvoer van de goederen.4. Het luchtvervoer, bedoeld in de voorgaande leden, omvat het tijdvak gedurende hetwelk de bagage of de goederen zich onder de hoede van de vervoerder bevinden, hetzij op een luchthaven, hetzij aan boord van een luchtvaartuig of waar dan ook in geval van landing buiten een luchthaven.5. Het tijdvak van het luchtvervoer omvat niet enig vervoer over land, zee of binnenwateren, bewerkstelligd buiten een luchthaven.Indien dergelijk vervoer evenwel plaatsvindt ter uitvoering van een luchtvervoerovereenkomst met het oog op de inlading, aflevering of overlading, wordt elke schade, behoudens tegenbewijs, geacht het gevolg te zijn van een gebeurtenis die heeft plaatsgehad tijdens het luchtvervoer. » Artikel V Artikel 20 van het Verdrag vervalt en wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 20 Bij het vervoer van reizigers en bagage alsmede in geval van schade als gevolg van vertraging bij het vervoer van goederen is de vervoerder niet aansprakelijk, indien hij bewijst dat hij en zijn ondergeschikten alle nodige maatregelen genomen hebben om de schade te vermijden, of dat het hun onmogelijk was zodanige maatregelen te nemen. » Artikel VI Artikel 21 van het Verdrag vervalt en wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Artikel 21 1. Indien de vervoerder bij het vervoer van reizigers en bagage bewijst dat de schade is veroorzaakt door de schuld van de getroffen persoon, dan wel dat zodanige schuld tot de schade heeft bijgedragen, kan het gerecht de vervoerder geheel of gedeeltelijk ontheffen van zijn aansprakelijkheid overeenkomstig de bepalingen van zijn eigen wet.2. Indien de vervoerder bij het vervoer van goederen bewijst dat de schade is veroorzaakt door de schuld van de persoon die vergoeding vordert of van iemand aan wie deze zijn rechten ontleent, dan wel dat zodanige schuld tot de schade heeft bijgedragen, is hij geheel of gedeeltelijk ontheven van zijn aansprakelijkheid jegens die persoon voorzover die schuld de schade heeft veroorzaakt of daartoe heeft bijgedragen.» Artikel VII In artikel 22 van het Verdrag : a) vervallen in het tweede lid, letter a) , de woorden « en van goederen »;b) wordt na het tweede lid, letter a) , het volgende lid ingevoegd : « b) Bij het vervoer van goederen is de aansprakelijkheid van de vervoerder beperkt tot het bedrag van 17 bijzondere trekkingsrechten per kilogram, behoudens bijzondere verklaring omtrent belang bij de aflevering, gedaan door de afzender bij de afgifte van het collo aan de vervoerder en tegen betaling van een eventueel verhoogd tarief.In dat geval is de vervoerder verplicht te betalen tot het bedrag van de opgegeven som, tenzij hij bewijst dat deze het werkelijke belang van de afzender bij de aflevering te boven gaat. » c) wordt het tweede lid, letter b) , vernummerd tot het tweede lid, letter c) ;d) wordt na het vijfde lid het volgende lid ingevoegd : « 6) De in dit artikel in bijzondere trekkingsrechten uitgedrukte bedragen worden geacht betrekking te hebben op het bijzondere trekkingsrecht zoals dit is omschreven door het Internationaal Muntfonds.De omrekening van de bedragen in de nationale munteenheden geschiedt, in geval van een gerechtelijke procedure, volgens de waarde van zodanige munteenheden, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, op de datum van het vonnis. De waarde van de nationale munteenheid, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, van een Hoge Verdragsluitende Partij die lid is van het Internationaal Muntfonds wordt berekend overeenkomstig de waarderingsmethode die door het Internationaal Muntfonds op de datum van het vonnis wordt toegepast voor zijn eigen verrichtingen en transacties. De waarde van de nationale munteenheid, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten van een Hoge Verdragsluitende Partij die geen lid is van het Internationaal Muntfonds wordt berekend op een door die Hoge Verdragsluitende Partij vastgestelde wijze.

Niettemin kunnen Staten, die geen lid zijn van het Internationaal Muntfonds en waarvan de wet de toepassing van het bepaalde in artikel 22, tweede lid, letter b) , niet toelaat, op het tijdstip van bekrachtiging of toetreding of op enig tijdstip nadien, verklaren dat de aansprakelijkheidgrens van de vervoerder in gerechtelijke procedures op hun grondgebied wordt vastgesteld op een bedrag van 250 monetaire eenheden per kilogram. Deze monetaire eenheid komt overeen met vijfenzestig en een half milligram goud van een gehalte van negenhonderd duizendste fijn. Dit bedrag kan in de betrokken nationale munteenheid in ronde cijfers worden omgerekend. De omrekening van dit bedrag in de nationale munteenheid geschiedt volgens de wet van de betrokken Staat. » Artikel VIII Artikel 24 van het Verdrag vervalt en wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Artikel 24 1. Bij het vervoer van reizigers en bagage kan elke rechtsvordering tot schadevergoeding, op welke grond dan ook, slechts worden ingesteld onder de voorwaarden en binnen de grenzen bedoeld in dit Verdrag, zonder dat hiermede iets bepaald is omtrent de personen die een vordering kunnen instellen of omtrent hun onderscheiden rechten.2. Bij het vervoer van goederen kan elke rechtsvordering tot schadevergoeding, op welke grond dan ook, hetzij krachtens dit Verdrag, hetzij op grond van een overeenkomst, een onrechtmatige daad of anderszins, slechts worden ingesteld onder de voorwaarden en binnen de grenzen bedoeld in dit Verdrag, zonder dat hiermede iets bepaald is omtrent de personen die een vordering kunnen instellen of omtrent hun onderscheiden rechten.De bedoelde aansprakelijkheidsgrenzen vormen uiterste grenzen en mogen niet worden overschreden, ongeacht de omstandigheden die tot de aansprakelijkheid hebben geleid. » Artikel IX Artikel 25 van het Verdrag vervalt en wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 25 Bij het vervoer van reizigers en bagage zijn de in artikel 22 bedoelde aansprakelijkheidsgrenzen niet van toepassing indien wordt bewezen dat de schade het gevolg is van een handelen of nalaten van de vervoerder of diens ondergeschikten, gedaan hetzij met het opzet schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met het bewustzijn dat schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien; in geval van een handelen of nalaten van ondergeschikten dient tevens te worden bewezen, dat zij hebben gehandeld in de uitoefening van hun dienstbetrekking. » Artikel X In artikel 25 a van het Verdrag vervalt het derde lid en wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3. Bij het vervoer van reizigers en bagage zijn de bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel niet van toepassing, indien wordt bewezen dat de schade het gevolg is van een handelen of nalaten van de ondergeschikte, gedaan hetzij met de opzet schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met het bewustzijn dat schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien. » Artikel XI Na artikel 30 van het Verdrag wordt het volgende artikel ingevoegd : « Artikel 30 A Dit Verdrag laat de vraag onverlet of degene die op grond van de bepalingen daarvan aansprakelijk is, verhaal heeft op een ander. » Artikel XII Artikel 33 van het Verdrag vervalt en wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 33 Behoudens het bepaalde in artikel 5, derde lid, kan niets in dit Verdrag een vervoerder beletten te weigeren een vervoerovereenkomst te sluiten of regelingen te treffen die niet in tegenspraak zijn met de bepalingen van dit Verdrag. » Artikel XIII Artikel 34 van het Verdrag vervalt en wordt vervangen door de volgende bepaling : « Artikel 34 De bepalingen van de artikelen 3 tot en met 8 betreffende vervoersdocumenten zijn niet van toepassing op vervoer dat in bijzondere omstandigheden buiten ieder normale uitoefening van het luchtvaartbedrijf plaatsheeft. » HOOFDSTUK II Toepasselijkheid van het gewijzigde Verdrag Artikel XIV Het Verdrag van Warschau, zoals dit in 1955 te 's-Gravenhage alsmede bij dit Protocol is gewijzigd, is van toepassing op internationaal vervoer, zoals dit is omschreven in artikel 1 van het Verdrag, wanneer de plaatsen van vertrek en van bestemming, bedoeld in dat artikel, zijn gelegen hetzij binnen het grondgebied van twee Staten die Partij zijn bij dit Protocol, hetzij binnen het grondgebied van een enkele Staat die Partij is bij dit Protocol, indien een tussenlanding wordt voorzien binnen het grondgebied van een andere Staat. HOOFDSTUK III Slotbepalingen Artikel XV Tussen de Partijen bij dit Protocol worden het Verdrag van Warschau, zoals gewijzigd te 's-Gravenhage in 1955 en dit Protocol tezamen beschouwd en uitgelegd als één geheel en aangeduid als het « Verdrag van Warschau, zoals gewijzigd te 's-Gravenhage in 1955 en bij Protocol nr. 4 van Montreal van 1975 ».

Artikel XVI Tot de datum waarop dit Protocol overeenkomstig de bepalingen van artikel XVIII in werking treedt, blijft het opengesteld voor ondertekening door alle Staten.

Artikel XVII 1. Dit Protocol is onderworpen aan bekrachtiging door de Staten die het hebben ondertekend.2. Bekrachtiging van dit Protocol door een Staat, die geen Partij is bij het Verdrag van Warschau of door een Staat, die geen Partij is bij het Verdrag van Warschau zoals gewijzigd te 's-Gravenhage in 1955, brengt mede toetreding tot het « Verdrag van Warschau, zoals gewijzigd te 's-Gravenhage in 1955 en bij Protocol nr.4 van Montreal van 1975 ». 3. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de Regering van de Volksrepubliek Polen. Artikel XVIII 1. Zodra dertig Staten, die dit protocol hebben ondertekend, hun akten van bekrachtiging hebben nedergelegd, treedt het tussen deze in werking op de negentigste dag na de nederlegging van de dertigste akte van bekrachtiging.Voor iedere Staat, die het daarna bekrachtigt, treedt het in werking op de negentigste dag na de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging. 2. Zodra dit Protocol in werking is getreden, wordt het door de Regering van de Volksrepubliek Polen bij de Verenigde Naties geregistreerd. Artikel XIX 1. Dit Protocol staat, nadat het in werking is getreden, open voor toetreding door elke Staat die het niet heeft ondertekend.2. Toetreding tot dit Protocol door een Staat, die geen Partij is hij het Verdrag van Warschau of door een Staat, die geen Partij is bij het Verdrag van Warschau zoals gewijzigd te 's-Gravenhage in 1955, brengt mede toetreding tot het « Verdrag van Warschau, zoals gewijzigd te's-Gravenhage in 1955 en bij Protocol nr.4 van Montreal van 1975 ». 3. De akten van toetreding worden nedergelegd bij de Regering van de Volksrepubliek Polen en worden van kracht op de negentigste dag na de datum van nederlegging. Artikel XX 1. Elke Partij bij dit Protocol kan het opzeggen door een kennisgeving aan de Regering van de Volksrepubliek Polen.2. De opzegging wordt van kracht zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving van opzegging door de Regering van de Volksrepubliek Polen.3. Tussen de Partijen bij dit Protocol wordt opzegging van het Verdrag van Warschau door één van hen overeenkomstig artikel 39 daarvan of van het Protocol van 's-Gravenhage overeenkomstig artikel XXIV daarvan niet beschouwd als opzegging van het « Verdrag van Warschau, zoals gewijzigd te's-Gravenhage in 1955 en bij Protocol nr.4 van Montreal van 1975 ».

Artikel XXI 1. Ten aanzien van dit Protocol kunnen slechts de volgende voorbehouden worden gemaakt : a) Elke Staat kan te allen tijde door een kennisgeving aan de Regering van de Volksrepubliek Polen verklaren dat het « Verdrag van Warschau zoals gewijzigd te 's-Gravenhage in 1955 en bij Protocol nr.4 van Montreal van 1975 », niet van toepassing is op het vervoer van personen, bagage en goederen ten behoeve van zijn militaire autoriteiten aan boord van luchtvaartuigen, die zijn ingeschreven in die Staat en waarvan de gehele capaciteit door of ten behoeve van deze autoriteiten is gereserveerd. b) Elke Staat kan op het tijdstip van bekrachtiging van of toetreding tot het Aanvullende Protocol nr.3 van Montreal van 1975 of op enig tijdstip nadien, verklaren dat hij zich niet gebonden acht door de bepalingen van het « Verdrag van Warschau, zoals gewijzigd te 's-Gravenhage in 1955 en bij Protocol nr. 4 van Montreal van 1975 », voor zover deze betrekking hebben op het vervoer van reizigers en bagage. Een zodanige verklaring wordt van kracht negentig dagen na ontvangst van de verklaring door de Regering van de Volksrepubliek Polen. 2. Elke Staat die een voorbehoud heeft gemaakt overeenkomstig het voorgaande lid, kan het te allen tijde intrekken door een kennisgeving aan de Regering van de Volksrepubliek Polen. Artikel XXII De Regering van de Volksrepubliek Polen stelt alle Staten die Partij zijn bij het Verdrag van Warschau of bij dat Verdrag zoals gewijzigd, alle Staten die dit Protocol ondertekenen of ertoe toetreden, alsmede de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, onverwijld in kennis van de datum van elke ondertekening, van de datum van de nederlegging van elke akte van bekrachtiging of toetreding, van de datum waarop dit Protocol in werking treedt, alsmede van alle andere terzake dienende informatie.

Artikel XXIII Tussen de Partijen bij dit Protocol die eveneens Partij zijn bij het Verdrag ter aanvulling van het Verdrag van Warschau tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, verricht door een ander dan de contractuele vervoerder, ondertekend te Guadalajara op 18 september 1961 (hierna te noemen « Verdrag van Guadalajara ») is elke verwijzing naar het « Verdrag van Warschau » in het Verdrag van Guadalajara van toepassing op het « Verdrag van Warschau, zoals gewijzigd te 's-Gravenhage in 1955 en bij Protocol nr. 4 van Montreal van 1975 », in de gevallen waarin het vervoer krachtens de overeenkomst bedoeld in artikel 1, letter b) van het Verdrag van Guadalajara wordt beheerst door dit Protocol.

Artikel XXIV Indien twee of meer Staten Partij zijn bij zowel dit Protocol als bij het Protocol van Guatemala van 1971 of bij het Aanvullende Protocol nr. 3 van Montreal van 1975, zijn tussen hen de volgende regels van toepassing : a) wat de goederen en de postzendingen betreft, hebben de bepalingen die voortvloeien uit het stelsel vastgesteld bij dit Protocol voorrang boven de bepalingen die voortvloeien uit het stelsel vastgesteld bij het Protocol van Guatemala van 1971 of bij het Aanvullende Protocol nr.3 van Montreal van 1975; b) wat de reizigers en de bagage betreft, hebben de bepalingen die voortvloeien uit het stelsel vastgesteld bij het Protocol van Guatemala van 1971 of bij het Aanvullende Protocol nr.3 van Montreal van 1975 voorrang boven de bepalingen die voortvloeien uit het stelsel vastgesteld bij dit Protocol.

Artikel XXV Dit Protocol blijft op de Zetel van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie opengesteld voor ondertekening tot 1 januari 1976, en daarna, tot het tijdstip waarop het overeenkomstig artikel XVIII in werking treedt, op het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Volksrepubliek Polen. De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie stelt de Regering van de Volksrepubliek Polen onverwijld in kennis van elke ondertekening en de datum daarvan, tijdens de periode waarin het Protocol voor ondertekening openstaat op de Zetel van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.

Ten blijke waarvan de ondergetekende Gevolmachtigden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

Gedaan te Montreal, op de vijfentwintigste dag van de maand september van het jaar 1975, in vier authentieke teksten in de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse taal. In geval van tegenstrijdigheid is de tekst in de Franse taal, in welke taal het Verdrag van Warschau van 12 oktober 1929 is opgesteld, doorslaggevend.

PROTOCOL NR. 4 VAN MONTREAL TOT WIJZIGING VAN HET OP 12 OKTOBER 1929 TE WARSCHAU ONDERTEKEND VERDRAG TOT HET BRENGEN VAN EENHEID IN ENIGE BEPALINGEN INZAKE HET INTERNATIONALE LUCHTVERVOER, GEWIJZIGD BIJ HET OP 28 SEPTEMBER 1955 TE 'S-GRAVENHAGE OPGEMAAKTE PROTOCOL, ONDERTEKEND TE MONTREAL OP 25 SEPTEMBER 1975 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^