Etaamb.openjustice.be
Wet van 28 april 2017
gepubliceerd op 16 mei 2017

Wet tot oprichting van het "War Heritage Institute" en houdende integratie van de opdrachten, de middelen en het personeel van het Instituut voor veteranen - Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers, het Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis, het Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk en de Historische Pool van Defensie

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2017011955
pub.
16/05/2017
prom.
28/04/2017
ELI
eli/wet/2017/04/28/2017011955/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

28 APRIL 2017. - Wet tot oprichting van het "War Heritage Institute" en houdende integratie van de opdrachten, de middelen en het personeel van het Instituut voor veteranen - Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers, het Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis, het Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk en de Historische Pool van Defensie (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL 1. - Algemeen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet dient begrepen te worden onder: 1° IV-NIOOO: het Instituut voor veteranen - Nationaal instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers, opgericht bij de wet van 8 augustus 1981 tot oprichting van het Instituut voor veteranen - het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;2° NGFB: het Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk, opgericht bij de wet van 19 augustus 1947 tot oprichting van het Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk;3° KLM: het Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis, federale wetenschappelijke instelling die ressorteert onder de minister van Defensie en die, krachtens artikel 95 van de programmawet van 30 december 2001Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 30/12/2001 pub. 31/12/2001 numac 2001003669 bron ministerie van financien Programmawet sluiten, een Staatsdienst met afzonderlijk beheer vormt;4° HPD: de Historische Pool van Defensie, opgericht bij de wet van 14 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/06/2006 pub. 12/07/2006 numac 2006007187 bron ministerie van landsverdediging Wet tot oprichting van een adviesraad « Historische Pool van Defensie » genaamd sluiten tot oprichting van een adviesraad "Historische Pool van Defensie" genaamd;5° HZIV: de Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, bedoeld in artikel 5 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;6° CDSCA: de Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie, opgericht bij de wet van 10 april 1973 houdende oprichting van een Centrale Dienst voor sociale en culturele actie van het Ministerie van Landsverdediging. TITEL 2. - Oprichting en organisatie HOOFDSTUK 1. - Oprichting en statuut

Art. 3.§ 1. Er wordt een instelling van publiekrecht opgericht, onder voogdij van de minister bevoegd voor Defensie, genaamd "War Heritage Institute", hierna de "instelling" genoemd. § 2. De instelling integreert de diensten van het IV-NIOOO, belast met het doorgeven van de herinnering, met de communicatie en met de diensten bedoeld in artikel 32, § 4, van het KLM, van het NGFB en van de HPD. § 3. De zetel van de instelling bevindt zich in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. HOOFDSTUK 2. - Doel

Art. 4.§ 1. De instelling heeft tot doel het uitwerken en het uitvoeren van het beleid inzake het beheer van het roerend, onroerend en immaterieel erfgoed van de gewapende conflicten op Belgisch grondgebied en van de gewapende conflicten waarbij Belgen in het buitenland waren betrokken, en het voorstellen van de geschiedenis en de herinnering van deze conflicten in een militaire, politieke, technologische, economische, sociale en culturele context, zowel op Europees als op internationaal niveau, op een wijze die de waarden van een democratische samenleving integreert en die bijdraagt aan de uitstraling van België. § 2. Hiervoor wordt de instelling belast met: 1° het beheer, de verwerving, de bewaring en de restauratie van verzamelingen objecten, documenten en immateriële getuigenissen in verband met het doel van de instelling;2° het beheer van eigen sites, en het organiseren en coördineren van een netwerk van militair-historische sites, bestaande uit: - eigen sites: sites en collecties die eigendom zijn van de federale Staat en die worden beheerd door de instelling, waaronder een centrale site gevestigd in Brussel, de site van het Jubelpark, die een globale, nationale en internationale coherente visie voorstelt op de geschiedenis van en de herinnering aan de gewapende conflicten op Belgisch grondgebied of de conflicten waarbij Belgen waren betrokken; - sites in concessie: sites en collecties die eigendom zijn van de federale Staat en middels een beheersovereenkomst of een samenwerkingsovereenkomst aan een derde partij, die instaat voor de uitbouw en exploitatie ervan, in concessie worden gegeven; - geassocieerde sites: zelfstandige sites met nationale of internationale uitstraling die een complementair verhaal brengen, zowel ten opzichte van elkaar als ten opzichte van de site van het Jubelpark, en die bij een verenigd netwerk van erfgoedsites zullen aansluiten in de erfgoedraad zoals bedoeld in artikel 12; 3° de ontwikkeling van een gevarieerde, creatieve en stimulerende publieks- en erfgoedwerking, om het publiek een bijzondere en verrijkende ervaring te kunnen bieden op het vlak van de geschiedenis van de gewapende conflicten en om de toegang voor het publiek tot de collecties te bevorderen door middel van tentoonstellingen of andere kanalen;4° het doorgeven van de strijdende herinnering en de herinnering van de burgerlijke en militaire slachtoffers van de gewapende conflicten waarbij Belgen werden ingezet, evenals de ervaring van de gewapende conflicten in al hun vormen;5° het wetenschappelijk onderzoek en het stimuleren van het wetenschappelijk onderzoek in verband met alle elementen die in dit artikel worden opgesomd. Door haar centrale rol in het netwerk van militair-historische sites wordt de in het eerste lid, 2°, eerste gedachtestreepje, bedoelde site van het Jubelpark door de instelling zelf beheerd, maar voor onder andere haar inrichting en exploitatie kan met derden samengewerkt worden.

De procedure tot erkenning van de in het eerste lid, 2°, derde gedachtestreepje, bedoelde geassocieerde sites die kunnen toetreden tot het netwerk zal door de Koning worden bepaald.

In de context van de in het eerste lid, 4°, bedoelde opdracht verzekert de instelling het toezicht op het onderhoud van de militaire begraafplaatsen, van de ereperken, van de ereperken der gefusilleerden en van de nationale gedenktekens die eigendom zijn van de federale Staat en kan deze gebruiken in het kader van haar herinneringswerk en er vaderlandslievende of herinneringsgerichte evenementen organiseren.

Tot slot kan de instelling steun verlenen aan de vaderlandslievende verenigingen. § 3. De Koning bepaalt de lijst van de sites in concessie bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 4. De instelling kan alle activiteiten ontplooien die rechtstreeks verband houden met haar doel. Ze kan onder andere activiteiten organiseren in samenwerking met publieke structuren, federale, gefedereerde of lokale en internationale entiteiten of nationale en internationale privéstructuren. Daartoe kan de instelling samenwerkingsovereenkomsten afsluiten met deze verschillende structuren. HOOFDSTUK 3. - Organisatie

Art. 5.De instelling omvat: 1° een raad van bestuur;2° een directeur-generaal en een adjunct-directeur-generaal;3° een directiecomité;4° een wetenschappelijke raad;5° een wetenschappelijke jury;6° een adviescommissie verwervingen;7° een erfgoedraad. HOOFDSTUK 4. - De raad van bestuur

Art. 6.§ 1. De raad van bestuur: 1° oefent de bevoegdheden uit zoals bepaald in de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut;2° definieert de strategie van de instelling op voorstel van het directiecomité;3° keurt het beheerscontract goed;4° keurt het jaaractieplan en het jaarverslag goed;5° geeft toestemming voor de verwerving van allerhande objecten of documenten die bestemd zijn om deel uit te maken van de collecties van de instelling en waarvan de waarde niet hoger ligt dan het bedrag bepaald door de Koning;6° is belast met het toezicht en de controle op de werkzaamheden van de directeur-generaal;7° is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of nuttig zijn voor de verwezenlijking van het doel van de instelling;8° kan in zijn midden commissies oprichten die belast worden om voorbereidende adviezen aan de raad te verstrekken;9° kan, onder zijn verantwoordelijkheid, sommige van zijn bevoegdheden delegeren naar de directeur-generaal. De in het eerste lid, 8°, bedoelde commissies mogen het dagelijks beheer van de instelling niet hinderen. § 2. De raad van bestuur bestaat uit twaalf leden, samengesteld uit een gelijk aantal Nederlandstalige en Franstalige leden. § 3. De leden van de raad van bestuur worden benoemd door de Koning, op grond van hun deskundigheid op het vlak van de materies die het doel van de instelling vormen en inzake hun deskundigheid op het vlak van beheer, namelijk: - vier leden vertegenwoordigen de minister bevoegd voor Defensie, waarvan er één wordt gekozen voor zijn deskundigheid inzake budgettair en financieel beheer en een andere voor zijn deskundigheid op het vlak van personeelsbeheer; - één lid vertegenwoordigt de eerste minister; - één lid vertegenwoordigt de minister die bevoegd is voor Buitenlandse Zaken; - één lid vertegenwoordigt de minister die bevoegd is voor de Regie der Gebouwen; - één lid vertegenwoordigt de minister die bevoegd is voor Wetenschapsbeleid; - vier leden komen uit de burgerlijke en militaire vaderlandslievende verenigingen en worden voorgedragen aan de minister die bevoegd is voor Defensie door het Contactcomité van de vaderlandslievende verenigingen op basis van een dubbele lijst van kandidaten.

Minstens één van de in het eerste lid, eerste gedachtestreepje, bedoelde leden behoort tot een ander taalstelsel. Minstens één van de in het eerste lid, zesde gedachtestreepje, bedoelde leden behoort tot een ander taalstelsel.

De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal, nemen deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur met raadgevende stem. § 4. De leden van de raad van bestuur worden benoemd voor een termijn van zes jaar die hernieuwbaar is.

In afwijking van het eerste lid wordt de helft van de leden van de eerste raad van bestuur, die geïnstalleerd wordt bij de oprichting van de instelling, benoemd voor een termijn van drie jaar.

De leden van de raad van bestuur kunnen worden ontslagen door de Koning op eensluidend en gemotiveerd advies van de raad van bestuur. § 5. Aan de leden van de raad van bestuur wordt een zitpenning en een verplaatsingsvergoeding toegekend waarvan het bedrag door de Koning wordt bepaald. § 6. Wanneer een mandaat van een bestuurder vacant wordt, benoemt de Koning een nieuwe bestuurder die het mandaat van zijn voorganger voltooit. § 7. Het mandaat van bestuurder is onverenigbaar met de volgende functies of mandaten: 1° lid van het Europees Parlement of de Europese Commissie;2° lid van de wetgevende Kamers;3° federaal minister of staatssecretaris;4° lid van het parlement van een gemeenschap of gewest;5° lid van de regering van een gemeenschap of gewest of gewestelijk staatssecretaris;6° provinciegouverneur, lid van de deputatie of lid van het provinciecollege;7° lid van het statutaire of contractueel personeel van de instelling. § 8. Indien een bestuurder een functie of een mandaat uitoefent opgesomd in paragraaf 7, wordt hij na verloop van een termijn van één maand na de aanvang van deze uitoefening, van rechtswege geacht zijn mandaat te hebben neergelegd. § 9. De voorzitter en de ondervoorzitter van de raad van bestuur worden, onder de bestuurders, benoemd door de Koning.

Ze behoren tot een verschillend taalstelsel en slechts één van hen kan worden gekozen uit de leden van de raad van bestuur die de minister bevoegd voor Defensie vertegenwoordigen.

Het intrekken van hun mandaat in hun hoedanigheid van bestuurder brengt van rechtswege hun ontslag in hun hoedanigheid van voorzitter of ondervoorzitter teweeg. § 10. De raad van bestuur beraadslaagt en besluit bij gewone meerderheid van stemmen. Dit kan enkel geldig plaatsvinden als minstens de helft van de leden aanwezig is.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter, of bij zijn afwezigheid deze van de ondervoorzitter, beslissend. § 11. De raad van bestuur stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit treedt slechts in werking na goedkeuring door de voogdijminister. HOOFDSTUK 5. - De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal

Art. 7.§ 1. Onder het gezag en het toezicht van de raad van bestuur is de directeur-generaal belast met het dagelijks beheer van de instelling en is hij verantwoordelijk voor de werking van de instelling met inbegrip van de leiding van het personeel.

Hij vertegenwoordigt de instelling rechtsgeldig tegenover derden.

Hij wordt bijgestaan door een adjunct-directeur-generaal, van een ander taalstelsel, en een directiecomité.

Hij is voorzitter van: - het directiecomité; - de adviescommissie verwervingen; - de erfgoedraad.

De directeur-generaal geeft toelating voor de verwerving van allerhande objecten en documenten die bestemd zijn om deel uit te maken van de collecties van de instelling en waarvan de waarde niet hoger ligt dan het bedrag bepaald door de Koning.

Hij kan bepaalde dagelijkse beheerstaken delegeren naar de leden van het directiecomité. § 2. De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal worden benoemd en ontslagen door de Koning voor een termijn van zes jaar, die hernieuwbaar is, op grond van hun competenties op het vlak van het doel van de instelling en van hun competenties op het vlak van beheersaangelegenheden. § 3. De adjunct-directeur-generaal vervangt de directeur-generaal in geval van afwezigheid of onbeschikbaarheid van deze laatste.

In zijn hoedanigheid van operationele directeur verzorgt hij de coördinatie van de sites in concessie en de geassocieerde sites.

Daarnaast is hij belast met het secretariaat van: 1° het directiecomité;2° de wetenschappelijke raad;3° de wetenschappelijke jury;4° de adviescommissie verwervingen;5° de erfgoedraad. HOOFDSTUK 6. - Het directiecomité

Art. 8.§ 1. Het directiecomité bestaat uit de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal en minstens vier leden die verantwoordelijk zijn voor directies die rechtstreeks onder het gezag van de directeur-generaal vallen. § 2. Het directiecomité beraadslaagt en besluit bij gewone meerderheid van stemmen. Dit kan enkel geldig plaatsvinden als minstens de helft van de leden aanwezig is. Bij staking van stemmen is de stem van de directeur-generaal beslissend behalve wat betreft het beheer van de individuele loopbanen. § 3. Bij afwezigheid van de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal vertegenwoordigen twee leden van het directiecomité, van een verschillend taalstelsel, die samen handelen en door de directeur-generaal werden aangeduid, de instelling rechtsgeldig tegenover derden. HOOFDSTUK 7. - De wetenschappelijke raad

Art. 9.§ 1. Bij het directiecomité wordt een wetenschappelijke raad opgericht die belast wordt met het geven van door het directiecomité gevraagde wetenschappelijke adviezen over de wetenschappelijke keuzes en opties die het overweegt. § 2. De wetenschappelijke raad is samengesteld uit tien leden: - twee leden experts in militaire geschiedenis; - twee leden experts in collectiebeheer en museologie; - twee leden experts in restauratie en conservatie; - twee leden experts in herinneringsoverdracht of pedagogie; - twee leden experts in het beheer van een wetenschappelijke of culturele instelling.

De leden worden benoemd en ontslagen door de minister bevoegd voor Defensie op een dubbele lijst die in onderlinge overeenstemming wordt opgesteld door de voorzitter van de raad van bestuur en de directeur-generaal.

De wetenschappelijke raad telt evenveel Franstalige als Nederlandstalige leden. De wetenschappelijke raad telt vier leden afkomstig uit de instelling. § 3. De voorzitter van de wetenschappelijke raad wordt benoemd en ontslagen door de minister bevoegd voor Defensie.

Hij wordt gekozen in de schoot van de wetenschappelijke raad op voorstel van zijn leden. § 4. Het mandaat van de voorzitter en de leden van de wetenschappelijke raad bedraagt zes jaar en is hernieuwbaar. § 5. In voorkomend geval kan de wetenschappelijke raad een beroep doen op externe experts voor punctuele opdrachten of adviezen. § 6. De mandaten van de voorzitter en van de leden van de wetenschappelijke raad geven recht op een zitpenning en een verplaatsingsvergoeding waarvan de bedragen door de Koning worden bepaald, behalve indien ze lid zijn van de instelling. § 7. De voorzitter van de wetenschappelijke raad neemt met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van de raad van bestuur. § 8. De raad van bestuur keurt het huishoudelijk reglement van de wetenschappelijke raad goed op voordracht van de directeur-generaal. HOOFDSTUK 8. - De wetenschappelijke jury

Art. 10.§ 1. Er wordt een wetenschappelijke jury opgericht voor het verzekeren van de aanwerving, de bevordering en de evaluatie van het wetenschappelijk personeel van de instelling waarvan het statuut wordt bepaald door het koninklijk besluit van 25 februari 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021029 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021028 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen sluiten tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen. § 2. De jury wordt samengesteld en functioneert overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 4 en 5 van hetzelfde koninklijk besluit. HOOFDSTUK 9. - De adviescommissie verwervingen

Art. 11.§ 1. Er wordt een adviescommissie verwervingen opgericht belast met het uitbrengen van een advies over de verwerving van allerhande objecten en documenten die bestemd zijn om deel uit te maken van de collecties van de instelling en waarvan de waarde hoger ligt dan het door de Koning bepaalde bedrag. § 2. De adviescommissie verwervingen is samengesteld uit: 1° de directeur-generaal;2° de voorzitter van de wetenschappelijke raad;3° de verantwoordelijke bevoegd voor de collecties;4° de titularis van de leerstoel geschiedenis van de Koninklijke Militaire School. § 3. De directeur-generaal zit de adviescommissie verwervingen voor, die samenkomt telkens hiertoe aanleiding is. § 4. De raad van bestuur keurt het huishoudelijk reglement van de adviescommissie verwervingen goed op voordracht van de directeur-generaal. HOOFDSTUK 1 0. - De erfgoedraad

Art. 12.§ 1. Er wordt een erfgoedraad opgericht belast met het organiseren van het overleg tussen de verschillende actoren van de sector en met het verstrekken van adviezen aan het directiecomité over de ontwikkeling van de verschillende sites en de netwerkvorming. § 2. De erfgoedraad is samengesteld uit een vertegenwoordiger per site in concessie of geassocieerde site. Elk deelgebied kan er een vertegenwoordiger in afvaardigen. § 3. De directeur-generaal fungeert als voorzitter van de erfgoedraad.

De andere leden worden benoemd en ontslagen door de minister bevoegd voor Defensie. § 4. Het mandaat van de leden van de erfgoedraad bedraagt zes jaar en is hernieuwbaar. § 5. De raad van bestuur keurt het huishoudelijk reglement van de erfgoedraad goed op voordracht van de directeur-generaal. HOOFDSTUK 1 1. - Beheerscontract

Art. 13.§ 1. Het tussen de federale Staat, die wordt vertegenwoordigd door de minister bevoegd voor Defensie, en de instelling te sluiten beheerscontract regelt tenminste de volgende aangelegenheden: 1° de nadere regels volgens dewelke de opdrachten van openbare dienstverlening van de instelling worden verzekerd;2° de beschrijving van de grote lijnen en de accenten inzake de programmering van publieksgerichte activiteiten;3° de vaststelling, de berekening, de voorwaarden en de nadere regels betreffende de betaling van de eventuele toelagen ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de federale Staat;4° de manier waarop de financiële belangen van de federale Staat worden gewaarborgd;5° de verplichtingen inzake intern en extern toezicht overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut en de bepalingen van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat;6° de langetermijnovereenkomsten met de vennootschappen, groeperingen, verenigingen en instellingen die actief deelnemen aan de verwezenlijking van het doel van de instelling;7° de nadere regels volgens dewelke de instelling kan genieten van de steun van de federale Staat. § 2. Het beheerscontract wordt voorbereid door de directeur-generaal en goedgekeurd door de raad van bestuur. Het wordt afgesloten voor een duur van drie jaar. Het kan in onderlinge overeenstemming herzien worden op voorstel van de ene of de andere partij. § 3. Het beheerscontract treedt slechts in werking na goedkeuring door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op de datum vastgelegd in dit besluit. § 4. Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van het beheerscontract legt de instelling aan de minister die bevoegd is voor Defensie en aan de minister die bevoegd is voor Begroting een ontwerp van nieuw beheerscontract voor. Indien bij het verstrijken van het beheerscontract geen nieuw beheerscontract in werking is getreden, wordt het contract van rechtswege verlengd tot op het ogenblik dat een nieuw beheerscontract in werking is getreden. HOOFDSTUK 1 2. - Goederen en middelen, rechten en verplichtingen

Art. 14.De goederen en middelen van de instelling bestaan uit: 1° de toelagen die haar jaarlijks door de federale Staat worden toegekend;2° onverminderd de artikelen 20 en 30, de roerende en onroerende goederen en allerhande activa van het IV-NIOOO, van het KLM en van het NGFB;3° leningen die ze afsluit met het oog op de uitvoering van haar opdracht;4° de opbrengst van allerhande giften en legaten die ze ontvangt;5° de opbrengst van het toegangsgeld dat voor bepaalde categorieën bezoekers kan worden vereist; 6 ° de opbrengst van de deelnames in de kosten die kunnen worden vereist voor bepaalde categorieën van personen die deelnemen aan activiteiten die ze organiseert; 7° de facultatieve subsidies van de gewesten, gemeenschappen, provincies en gemeenten;8° een werkingsfonds. De volgende activa, passiva, rechten en verbintenissen van de in het eerste lid, 2°, bedoelde publiekrechtelijke rechtspersonen en staatsdienst met afzonderlijk beheer zullen van rechtswege worden overgedragen naar de instelling: - de activa, passiva, rechten en verbintenissen van het IV-NIOOO, zoals vastgesteld op datum van inwerkingtreding van deze wet, met uitzondering van deze die worden toegewezen aan de HZIV overeenkomstig titel 3; - de activa, passiva, rechten en verbintenissen van het NGFB, zoals vastgesteld op datum van inwerkingtreding van deze wet, evenals de volledige eigendom van het Fort van Breendonk en van alle objecten die er zich bevinden met uitzondering van het actief van de reserves aanwezig op de datum van inwerkingtreding van deze wet; - de activa, passiva, rechten en verbintenissen van het KLM, zoals vastgesteld op datum van inwerkingtreding van deze wet met uitzondering van het actief van de reserves aanwezig op de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Art. 15.Elke notaris, bewaarder van een akte van schenking onder levenden of bij testament ten voordele van de instelling, van het IV-NIOOO, van het NGFB of van het KLM is ertoe gehouden, onder zijn verantwoordelijkheid, de voorzitter van de raad van bestuur of de directeur-generaal van de instelling hierover in te lichten.

Art. 16.De schenkingen onder levenden worden aanvaard onder voorbehoud van goedkeuring door de Koning. Deze aanvaarding bindt de schenker, onder hetzelfde voorbehoud, zodra hem daarvan kennis is gegeven.

Deze kennisgeving en de eventuele goedkeuring worden vastgesteld door een eenvoudige verklaring van de schenker, authentiek verklaard onderaan de akte van aanvaarding.

Art. 17.De voorlopige aanvaarding van de schenkingen onder levenden, de kennisgeving van deze aanvaarding en van de goedkeuring van de Koning, de definitieve aanvaarding en de kennisgeving ervan, alsook het verzoek tot aflevering van de legaten, worden gedaan door de voorzitter van de raad van bestuur van de instelling, in de vereiste vormen en onder zijn verantwoordelijkheid; hetzelfde geldt voor de overschrijving van de akten op het hypotheekkantoor.

Art. 18.Ingeval een onroerend goed verkregen wordt, en behalve indien dit goed overeenkomt met het doel van de instelling, bepaalt het besluit van aanvaarding binnen welke termijn het moet vervreemd worden. De verkoop van goederen van de instelling gebeurt bij openbaar opbod, behoudens de uitzonderingen bij koninklijk besluit toegestaan; de verkoopsvoorwaarden worden ter goedkeuring voorgelegd aan de voogdijminister.

Art. 19.Eender welke akten en stukken die de instelling opmaakt in uitoefening van haar bevoegdheid, alle akten, certificaten, kopieën en uitgiftes afgeleverd aan deze instelling, zijn vrijgesteld van zegel- en griffierechten. Zij worden kosteloos geregistreerd wanneer registratie vereist is.

Op de verkrijgingen ten kosteloze of ten bezwarende titel, door de instelling gedaan, zijn, voor de heffing der registratie-, overschrijvings- en erfenisrechten, dezelfde regels van toepassing als voor de verwervingen van gelijke aard, gedaan door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

De affiches van de instelling zijn vrijgesteld van zegelrechten.

De instelling wordt vrijgesteld van elke belasting of taks ten bate van de federale Staat, de gewesten, gemeenschappen, provincies en gemeenten.

Art. 20.Alle voorwerpen en documenten uit eender welke collectie die deel uitmaakt van de inventarissen van het KLM, het IV-NIOOO en het NGFB worden geacht eigendom te zijn van de federale Staat die deze ter beschikking stelt van de instelling voor de verwezenlijking van haar doel. In afwijking van artikel 14, 4°, worden, indien giften en legaten allerhande objecten en documenten bevatten die betrekking hebben op het doel van de instelling, deze objecten en documenten van rechtswege overgedragen aan het patrimonium van de federale Staat. HOOFDSTUK 1 3. - Administratief toezicht

Art. 21.§ 1. De instelling staat onder de controlebevoegdheid van de minister die bevoegd is voor Defensie en de minister van Begroting overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. Dit toezicht wordt uitgeoefend door middel van twee regeringscommissarissen, benoemd en ontslagen door de Koning. De ene wordt benoemd op voordracht van de minister die bevoegd is voor Defensie, de andere op voordracht van de minister van Begroting. In geval van afwezigheid wordt elk van deze regeringscommissarissen vervangen door een plaatsvervangend regeringscommissaris, die wordt benoemd volgens dezelfde nadere regels als de regeringscommissaris die hij vervangt.

De Koning stelt de bezoldiging vast van de regeringscommissarissen.

Die bezoldiging is ten laste van de begroting van de instelling. § 2. De regeringscommissarissen waken over de naleving van de wet, de belangen van de Staat en van het beheerscontract. § 3. Iedere regeringscommissaris kan te allen tijde ter plaatse inzage krijgen in de boeken, brieven, notulen en, in het algemeen, in alle documenten en stukken van de instelling.

Iedere regeringscommissaris kan van de bestuurders, van de directeur-generaal, van de leden van het directiecomité, van de ambtenaren en de aangestelden van de instelling, alle verduidelijkingen en inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn mandaat.

De instelling stelt de menselijke en materiële middelen die nodig zijn voor de uitvoering van hun mandaat ter beschikking van de regeringscommissarissen. § 4. Elk beroep van een regeringscommissaris tegen een beslissing van de instelling wordt dezelfde dag bij aangetekende zending of bij elektronische post met verzoek om ontvangstbevestiging medegedeeld aan de voorzitter van de raad van bestuur, aan de directeur-generaal, aan de minister die bevoegd is voor Defensie en aan de minister van Begroting. § 5. De behandeling van het beroep door de minister bij wie het beroep werd ingesteld, verloopt overeenkomstig artikel 10 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. § 6. Wanneer de naleving van de wet, van de statuten van de instelling of van het beheerscontract dit vereist, kan de minister die bevoegd is voor Defensie en de minister van Begroting of iedere regeringscommissaris van het bevoegde bestuursorgaan een beraadslaging vorderen, binnen de door hen gestelde termijn, aangaande iedere door hen bepaalde aangelegenheid. HOOFDSTUK 1 4. - Controle

Art. 22.§ 1. De controle op de financiële toestand, op de jaarrekeningen en op de regelmatigheid van de verrichtingen die in de jaarrekeningen weergegeven moeten worden vanuit het oogpunt van deze wet en van de statuten, wordt aan een revisor toevertrouwd overeenkomstig de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut en het koninklijk besluit van 9 april 1954 ter regeling van de bevoegdheden van de revisoren bij de instellingen van openbaar nut. § 2. Deze commissaris wordt door de minister bevoegd voor Defensie aangeduid overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. § 3. De revisor wordt aangeduid voor een hernieuwbare termijn van vier jaar. HOOFDSTUK 1 5. - Bepalingen met betrekking tot de personeelsleden

Art. 23.§ 1. De instelling kan personeel omvatten dat onderworpen wordt aan de bepalingen van: 1° de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten;2° het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut;3° het koninklijk besluit van 30 april 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/04/1999 pub. 30/06/1999 numac 1999002060 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut en tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut type koninklijk besluit prom. 30/04/1999 pub. 11/06/1999 numac 1999002062 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het toegevoegd vorsingspersoneel en van het beheerspersoneel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat sluiten tot vaststelling van het statuut van het administratief en technisch personeel van de wetenschappelijke instellingen van de Staat;4° het koninklijk besluit van 16 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/11/2006 pub. 29/11/2006 numac 2006014262 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende goedkeuring van het eerste bijvoegsel bij het beheerscontract gesloten tussen de Staat en de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel type koninklijk besluit prom. 16/11/2006 pub. 29/11/2006 numac 2006014263 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende goedkeuring van het eerste bijvoegsel bij het beheerscontract gesloten tussen de Staat en de naamloze vennootschap van publiek recht Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen type koninklijk besluit prom. 16/11/2006 pub. 29/11/2006 numac 2006014264 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende goedkeuring van het eerste bijvoegsel bij het beheerscontract gesloten tussen de Staat en de naamloze vennootschap van publiek recht N.M.B.S. Holding type koninklijk besluit prom. 16/11/2006 pub. 30/11/2006 numac 2006000701 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management- en staffuncties in sommige instellingen van openbaar nut;5° het koninklijk besluit van 25 februari 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021029 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen type koninklijk besluit prom. 25/02/2008 pub. 07/04/2008 numac 2008021028 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid Koninklijk besluit tot vaststelling van het geldelijke statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen sluiten tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel van de federale wetenschappelijke instellingen;6° het koninklijk besluit van 13 april 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/04/2008 pub. 08/05/2008 numac 2008002060 bron programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid en federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management-, staf- en leidinggevende functies in de federale wetenschappelijke instellingen sluiten betreffende de aanduiding en de uitoefening van de management-, staf- en leidinggevende functies in de federale wetenschappelijke instellingen;7° het koninklijk besluit van 2 juni 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/06/2010 pub. 25/06/2010 numac 2010007181 bron ministerie van landsverdediging Koninklijk besluit betreffende de opdrachthouders bij het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis sluiten betreffende de opdrachthouders van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "personeelsleden" begrepen: - de titularissen van management- en staffuncties; - de vastbenoemde ambtenaren; - de stagiairs; - de personeelsleden met een arbeidsovereenkomst.

Voor de toepassing van dit artikel worden de stagiairs beschouwd als houders van de klasse of de graad waarin ze aangeworven werden en worden de personeelsleden met een arbeidsovereenkomst beschouwd als houders van de graad of de klasse die overeenstemt met de betrekking waarin ze aangeworven werden. § 3. De personeelsleden van het IV-NIOOO die met toepassing van artikel 32 overgaan naar de instelling en de personeelsleden van het NGFB, het KLM en de HPD die zullen tewerkgesteld worden bij de instelling, uitgezonderd deze bedoeld in paragraaf 4, worden ambtshalve overgedragen naar de instelling op de dag van inwerkingtreding van deze wet.

Hetzelfde geldt voor de personeelsleden die tijdelijk afwezig zijn en voor de personeelsleden die aangeworven werden vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet voor een indiensttreding na deze datum. § 4. De personeelsleden van het IV-NIOOO die met toepassing van artikel 32 overgaan naar de instelling en de personeelsleden van het NGFB, het KLM en de HPD die met een arbeidsovereenkomst in dienst zijn, genieten louter door de ondertekening van een aanhangsel aan hun arbeidsovereenkomst, dezelfde arbeidsovereenkomst bij de instelling waarnaar ze worden overgedragen. § 5. De in dit artikel bedoelde personeelsoverdrachten vormen geen nieuwe benoemingen. § 6. De overgedragen personeelsleden behouden: - hun hoedanigheid, graad of klasse; - hun administratieve en geldelijke anciënniteit; - hun bezoldiging, voor zover deze gunstiger is; - hun toelagen, vergoedingen of premies, voor zover de toekenningsvoorwaarden daarvoor vervuld blijven; - hun evaluatie; - hun jaarlijks verlofkrediet en ziektekrediet. § 7. De Koning stelt een nominatieve lijst op van de naar de betrokken instellingen overgedragen personen die gepubliceerd wordt in het Belgisch Staatsblad. Deze lijst wordt meegedeeld aan elke betrokkene en een kopie zal worden overgemaakt aan het Rekenhof. § 8. De minister bevoegd voor Defensie kan de detachering bij de instelling van personeelsleden van Defensie toelaten om specifieke noden in te vullen. In dat geval behoudt dit personeel zijn statuut, maar is zijn loon ten laste van de instelling. § 9. Het directiecomité legt het jaarlijks personeelsplan ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur volgens de specifieke noden aan in paragraaf 1 bedoeld personeel. HOOFDSTUK 1 6. - Overgangsbepalingen

Art. 24.In afwachting van de benoeming van de in artikel 7 bedoelde directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal, voorziet de Koning tijdelijk in de uitoefening van deze functies door deze toe te vertrouwen aan respectievelijk één van de overgedragen ambtenaren van het IV-NIOOO, het NGFB, het KLM en de HPD die gelijkaardige functies uitoefenen in deze diensten.

TITEL 3. - Toewijzing van de opdrachten van het IV-NIOOO

Art. 25.Het IV-NIOOO wordt van rechtswege opgeheven en vereffend op datum van inwerkingtreding van deze wet.

Art. 26.§ 1. De bevoegdheden, rechten en plichten met betrekking tot het recht op geneeskundige verzorging bedoeld in de wet van 1 juli 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/07/1969 pub. 10/01/2012 numac 2011000855 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van het recht van de oorlogsinvaliden en oorlogswezen op geneeskundige verzorging op kosten van de Staat. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van het recht van de oorlogsinvaliden en oorlogswezen op geneeskundige verzorging op kosten van de Staat, het koninklijk besluit van 19 september 1985 tot vaststelling van de wijze waarop de Staat door bemiddeling van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oudstrijders en oorlogsslachtoffers voorziet in de kosteloze verzorging van de oorlogsinvaliden en gelijkgestelden, alsmede van de oorlogswezen, het koninklijk besluit van 29 oktober 1986 tot vaststelling van de wijze waarop de Staat door bemiddeling van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers tussenkomt in de kosten der geneeskundige verzorging der oorlogsinvaliden en gelijkgestelden, van de oorlogswezen en krijgsgevangenen die een gevangenschap van zes tot twaalf maanden ondergaan hebben, het koninklijk besluit van 1 februari 1989 tot vaststelling van de wijze waarop de Staat door bemiddeling van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers tussenkomt in de kosten der tandprothesen van de oorlogsinvaliden en gelijkgestelden, alsmede van de oorlogswezen, het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot vaststelling van de voorwaarden onder dewelke het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers tussenbeide komt in de kostprijs van de farmaceutische verstrekkingen die niet bedoeld zijn door de koninklijke besluiten tot vaststelling van de voorwaarden onder dewelke de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering tegemoet komt in de kostprijs van de farmaceutische verstrekkingen, het koninklijk besluit van 29 oktober 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers tussenkomt in de kostprijs van de magistrale bereidingen en daarmee gelijkgestelde producten die niet bedoeld zijn door de koninklijke besluiten tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen tegemoetkomt in de kosten van de magistrale bereidingen en daarmee gelijkgestelde producten en het koninklijk besluit van 23 december 2002 tot vaststelling van de wijze waarop de Staat door bemiddeling van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers voorziet in de kosteloze geneeskundige verzorging van verscheidene categorieën oud-strijders en oorlogsslachtoffers, worden overgedragen van het IV-NIOOO naar de HZIV. § 2. De bevoegdheden, rechten en plichten met betrekking tot de sociale bijstand bedoeld in de wet van 8 augustus 1981 tot oprichting van het Instituut voor veteranen - het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en het koninklijk besluit van 29 november 1982 houdende uitvoering van de wet van 8 augustus 1981 tot oprichting van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers, worden overgedragen van het IV-NIOOO naar de HZIV. § 3. De bevoegdheden, rechten en plichten met betrekking tot de sociale bijstand in het bijzonder ten aanzien van de veteranen bedoeld in de wet van 8 augustus 1981 tot oprichting van het Instituut voor veteranen - het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en het koninklijk besluit van 29 november 1982 houdende uitvoering van de wet van 8 augustus 1981 tot oprichting van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers, worden overgedragen van het IV-NIOOO naar de CDSCA. § 4. De bevoegdheden, rechten en plichten met betrekking tot de herinnering en communicatie bedoeld in de wet van 8 augustus 1981 tot oprichting van het Instituut voor veteranen - het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en het koninklijk besluit van 29 november 1982 houdende uitvoering van de wet van 8 augustus 1981 tot oprichting van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers, worden overgedragen van het IV-NIOOO naar de instelling.

Art. 27.De Koning regelt de vertegenwoordiging van de vaderlandslievende verenigingen en van de verenigingen voor weggevoerden, werkweigeraars en burgerlijke slachtoffers van beide wereldoorlogen, in de schoot van het beheerscomité van de HZIV.

Art. 28.De Hoge Raad voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers, zoals opgericht bij de wet van 8 augustus 1981 tot oprichting van het Instituut voor veteranen - het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers, behoudt dezelfde rechten en bevoegdheden, en beschikt over een secretariaat bij de HZIV. TITEL 4. - Toewijzing van de middelen van het IV-NIOOO HOOFDSTUK 1. - Toewijzing van de financiële middelen van het IV-NIOOO

Art. 29.De financiële middelen van het IV-NIOOO, aanwezig op datum van inwerkingtreding van deze wet, die betrekking hebben op de bevoegdheden bepaald in artikel 26, worden overgedragen naar de respectievelijke instellingen aan wie deze bevoegdheden worden overgedragen met toepassing van artikel 26.

Art. 30.§ 1. Het actief van de hierna vermelde reserves van het IV-NIOOO wordt op datum van inwerkingtreding van deze wet toegewezen aan de HZIV: - de legaten "Touillet", "Bourdoux", "Berlemont" en "Fonds social des Forces belges de Grande-Bretagne" van de eigen fondsen; - de provinciale fondsen; - het fonds PGMI; - het fonds "kalenders". § 2. Het actief van de hierna vermelde reserves van het IV-NIOOO wordt op datum van inwerkingtreding van deze wet integraal aan de federale Staat toegewezen: - het restant van de eigen fondsen na aftrek van de legaten vermeld in § 1; - het exploitatiefonds; - het saldo van de dotaties; - het kapitaal cafetaria.

Art. 31.§ 1. De HZIV krijgt de bevoegdheid om, met betrekking tot de overgedragen bevoegdheden bedoeld in artikel 26: - schenkingen te ontvangen en toe te voegen aan reservefondsen die haar werden toegewezen overeenkomstig artikel 30, § 1; - de reservefondsen die haar overeenkomstig artikel 30, § 1, werden toegewezen te beheren en aan te wenden. § 2. De regels voor de heffing van registratie-, overschrijvings- en erfrechten die van toepassing zijn voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zijn eveneens van toepassing op de door de HZIV ontvangen schenkingen.

De artikelen 15 tot 19 zijn eveneens van toepassing op de schenkingen die worden ontvangen door de HZIV. HOOFDSTUK 2. - Toewijzing van het personeel van het IV-NIOOO

Art. 32.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel verstaat men onder: 1° "operationele diensten": - de dienst geneeskundige verzorging; - de dienst sociale bijstand; - de dienst herinnering en communicatie. 2° "ondersteunende diensten": - de dienst human resources; - de logistieke dienst; - de financiële dienst; - de informaticadienst. § 2. De personeelsleden van het IV-NIOOO die in dienst zijn bij de operationele diensten "geneeskundige verzorging" en "sociale bijstand" worden ambtshalve overgedragen naar de HZIV op de dag van inwerkingtreding van deze wet.

Hetzelfde geldt voor de personeelsleden die tijdelijk afwezig zijn en voor de personeelsleden die aangeworven werden vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet voor een indiensttreding na deze datum. § 3. De personeelsleden van het IV-NIOOO die in dienst zijn bij de operationele dienst "herinnering en communicatie" worden ambtshalve overgedragen naar de instelling op de dag van inwerkingtreding van deze wet.

Hetzelfde geldt voor de personeelsleden die tijdelijk afwezig zijn en voor de personeelsleden die aangeworven werden vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet voor een indiensttreding na deze datum. § 4. De personeelsleden van het IV-NIOOO die in dienst zijn bij de "ondersteunende diensten" worden overgedragen hetzij naar de HZIV hetzij naar de instelling op de dag van inwerkingtreding van deze wet.

Hetzelfde geldt voor de personeelsleden die tijdelijk afwezig zijn en voor de personeelsleden die aangeworven werden vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet voor een indiensttreding na deze datum. § 5. De bepalingen van artikel 23, § 2 en § 4 tot 7, die het personeel van het IV-NIOOO beogen, zijn eveneens van toepassing voor het personeel bedoeld in dit artikel.

TITEL 5. - Slotbepalingen

Art. 33.In artikel 1, B, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, laatstelijk gewijzigd bij de ordonnantie van 8 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers" worden opgeheven;2° de woorden "War Heritage Institute" worden in de alfabetische volgorde ingevoegd.

Art. 34.De wet van 19 augustus 1947 tot oprichting van het Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, wordt opgeheven.

Art. 35.De wet van 14 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/06/2006 pub. 12/07/2006 numac 2006007187 bron ministerie van landsverdediging Wet tot oprichting van een adviesraad « Historische Pool van Defensie » genaamd sluiten tot oprichting van een adviesraad "Historische Pool van Defensie" genaamd, gewijzigd bij de wet van 21 november 2016, wordt opgeheven.

Art. 36.Artikel 95 van de programmawet van 30 december 2001Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 30/12/2001 pub. 31/12/2001 numac 2001003669 bron ministerie van financien Programmawet sluiten wordt opgeheven.

Art. 37.In de wet van 8 augustus 1981 tot oprichting van het Instituut voor veteranen - het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 mei 2007, worden de volgende bepalingen opgeheven: 1° artikel 1, § 2 en § 3, artikel 2 en artikel 3, derde tot zesde lid;2° de artikelen 6 tot 23;3° de artikelen 25 tot 27;4° de artikelen 33 tot 35 en artikel 37.

Art. 38.De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de geldende wetgevende bepalingen opheffen, wijzigen, aanvullen of vervangen om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van deze wet.

Art. 39.Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2017, met uitzondering van de artikelen 5, 4° en 5°, 7, § 3, derde lid, 2° en 3°, 9, 10 en 11, § 2, 2°, waarvan de datum van inwerkingtreding bepaald wordt door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en uiterlijk op 1 mei 2018.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 28 april 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, M. DE BLOCK De Minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, S. VANDEPUT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 54-2320 Integraal verslag : 27 april 2017.

^