Etaamb.openjustice.be
Wet van 29 april 1999
gepubliceerd op 11 mei 1999

Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt

bron
ministerie van economische zaken
numac
1999011160
pub.
11/05/1999
prom.
29/04/1999
ELI
eli/wet/1999/04/29/1999011160/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 APRIL 1999. - Wet betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van deze wet moet worden verstaan onder : 1° « producent » : elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit produceert, met inbegrip van elke zelfopwekker;2° « zelfopwekker » : elke natuurlijke of rechtspersoon die hoofdzakelijk voor eigen gebruik elektriciteit produceert;3° « warmtekrachtkoppeling » : de gecombineerde productie van elektriciteit en warmte;4° « hernieuwbare energiebronnen » : alle andere energiebronnen dan fossiele brandstoffen en kernsplijting, inzonderheid hydraulische energie, windenergie, zonne-energie, biogas, organische producten en afvalstoffen van de land- en bosbouw, en huishoudelijke afvalstoffen;5° « broeikasgassen » : de gassen die in de atmosfeer infrarode straling absorberen en weer uitstralen en inzonderheid koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), stikstofoxide (N2O), hydrofluorocarbon (HFC), perfluorocarbon (PFC) en zwavelhexafluoride (SF6);6° « transmissie » : het vervoer van elektriciteit langs het transmissienet met het oog op de levering ervan aan eindafnemers of distributeurs;7° « transmissienet » : het nationaal transmissienet voor elektriciteit, dat de bovengrondse lijnen, ondergrondse kabels en installaties omvat die dienen voor het vervoer van elektriciteit van land tot land en naar rechtstreekse afnemers van de producenten en naar distributeurs gevestigd in België, alsook voor de koppeling tussen elektrische centrales en tussen elektriciteitsnetten;8° « netbeheerder » : de beheerder van het transmissienet, aangewezen overeenkomstig artikel 10;9° « neteigenaars » : de eigenaars van de infrastructuur en uitrusting die het transmissienet vormen, behalve, in voorkomend geval, de netbeheerder;10° « distributie » : het vervoer van elektriciteit langs distributienetten met het oog op de levering ervan aan afnemers;11° « distributeur » : elke natuurlijke of rechtspersoon die de distributie van elektriciteit op het Belgisch grondgebied verzorgt, ongeacht of hij deze elektriciteit verkoopt;12° « distributienet » : elk net dat werkt aan een spanning die gelijk is aan of lager is dan 70 kilovolt, voor het vervoer van elektriciteit naar afnemers op regionaal of lokaal niveau;13° « afnemer » : elke eindafnemer, distributeur of tussenpersoon;14° « eindafnemer » : elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit koopt voor eigen gebruik;15° « tussenpersoon » : elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit koopt met het oog op de doorverkoop ervan, behalve een producent of een distributeur;16° « in aanmerking komende afnemer » : elke afnemer die, krachtens artikel 16 of, indien hij niet in België is gevestigd, krachtens het recht van een andere lidstaat van de Europese Unie, het recht heeft om contracten voor de levering van elektriciteit te sluiten met een producent, distributeur of tussenpersoon van zijn keuze en, te dien einde, het recht heeft om toegang te krijgen tot het transmissienet tegen de voorwaarden bepaald in artikel 15, § 1;17° « directe lijn » : elke elektriciteitslijn ter aanvulling van het transmissienet, met uitzondering van de lijnen die deel uitmaken van een distributienet;18° « netgebruiker » : elke natuurlijke of rechtspersoon die als leverancier of afnemer op het transmissienet is aangesloten;19° « geassocieerde onderneming » : elke geassocieerde onderneming in de zin van artikel 6 van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen; 20° « verbonden onderneming » : elke verbonden onderneming in de zin van hoofdstuk III, afdeling I, rubriek IV.A, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen; 21° « indicatief programma » : het indicatief programma van de productiemiddelen voor elektriciteit, opgesteld in uitvoering van artikel 3;22° « technisch reglement » : het technisch reglement voor het beheer van het transmissienet en de toegang ertoe, opgesteld in uitvoering van artikel 11;23° « ontwikkelingsplan » : het plan voor de ontwikkeling van het transmissienet, opgesteld in uitvoering van artikel 13;24° « richtlijn 96/92 » : de richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit;25° « minister » : de federale minister bevoegd voor Energie;26° « commissie » : de commissie voor de regulering van de elektriciteit, opgericht door artikel 23;27° « controlecomité » : het controlecomité voor de elektriciteit en het gas bedoeld in de artikelen 170 tot 172 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, gewijzigd door het koninklijk besluit nr.147 van 30 december 1982. HOOFDSTUK II. - Productie

Art. 3.§ 1. De commissie stelt een indicatief programma van de productiemiddelen voor elektriciteit vast in samenwerking met de Administratie voor Energie van het federaal Ministerie van Economische Zaken en na raadpleging van de netbeheerder, het federaal Planbureau, het controlecomité, de Interdepartementale commissie voor de duurzame ontwikkeling en de gewestregeringen. Het indicatief programma is onderworpen aan de goedkeuring van de minister.

Het indicatief programma is een tienjarenprogramma; het wordt om de drie jaar aangepast voor de volgende tien jaar, overeenkomstig de procedure bepaald in het eerste lid. Het wordt voor de eerste maal opgesteld binnen vierentwintig maanden vanaf de inwerkingtreding van dit artikel. § 2. Het indicatief programma bevat de volgende elementen : 1° het maakt een schatting van de evolutie van de vraag naar elektriciteit op middellange en lange termijn en identificeert de behoeften aan productiemiddelen die daaruit voortvloeien;2° het bepaalt de richtsnoeren inzake de keuze van primaire bronnen met zorg voor een gepaste diversificatie van de brandstoffen, de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de inpassing van de randvoorwaarden inzake leefmilieu bepaald door de gewesten;3° het bepaalt de aard van de aan te bevelen productiekanalen met zorg voor de bevordering van productietechnologieën met lage emissie van broeikasgassen;4° het evalueert de behoefte aan openbare dienstverplichtingen in het domein van de productie, alsook de efficiëntie en de kost van deze verplichtingen. § 3. De minister maakt het indicatief programma over aan de federale Wetgevende Kamers, de gewestregeringen en het controlecomité. Hij ziet erop toe dat het indicatief programma op passende wijze wordt bekendgemaakt.

Art. 4.§ 1. De bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie is onderworpen aan de voorafgaande toekenning van een individuele vergunning afgeleverd door de minister op voorstel van de commissie.

Na advies van de commissie kan de Koning, tegen de door Hem bepaalde voorwaarden : 1° het toepassingsgebied van het eerste lid uitbreiden tot verbouwingen of andere aanpassingen van bestaande installaties;2° de bouw van installaties met een laag vermogen vrijstellen van vergunning en onderwerpen aan een procedure van voorafgaande melding aan de commissie. § 2. Na advies van de commissie bepaalt de Koning de criteria voor de toekenning van de vergunningen bedoeld in § 1, eerste lid. Deze criteria kunnen inzonderheid betrekking hebben op : 1° de veiligheid en de bedrijfszekerheid van de elektriciteitsnetten, de installaties en de bijbehorende uitrusting;2° de energie-efficiëntie van de voorgestelde installatie, rekening houdend met de internationale verbintenissen van België inzonderheid inzake bescherming van het leefmilieu;3° de aard van de primaire energiebronnen;4° de professionele betrouwbaarheid en ervaring van de aanvrager, zijn technische en financiële capaciteit en de kwaliteit van zijn organisatie;6° de openbare dienstverplichtingen inzake regelmaat en kwaliteit van elektriciteitsleveringen en inzake bevoorrading van afnemers die geen in aanmerking komende afnemers zijn. § 3. Na advies van de commissie bepaalt de Koning : 1° de procedure voor de toekenning van de vergunningen bedoeld in § 1, eerste lid, inzonderheid de vorm van de aanvraag, het onderzoek van het dossier door de commissie, de termijnen waarbinnen de minister moet beslissen en zijn beslissing aan de aanvrager moet meedelen, en de vergoeding die aan de commissie moet worden betaald voor het onderzoek van het dossier;2° de gevallen waarin de minister de vergunning kan herzien of intrekken en de toepasselijke procedures;3° wat er met de vergunning gebeurt in geval van overdracht van de installatie of in geval van controlewijziging, fusie of splitsing van de houder van de vergunning en, in voorkomend geval, de te vervullen voorwaarden en de te volgen procedures voor het behoud of de hernieuwing van de vergunning in deze gevallen.

Art. 5.Indien de commissie, na de gepaste onderzoeken, vaststelt dat de aanvragen van vergunningen voor nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie te kort schieten in verhouding tot de productiemiddelen voorzien door het indicatief programma, kan zij, met de instemming van de minister, een daartoe strekkend bericht bekendmaken in de nationale en internationale pers.

Dit artikel doet geen afbreuk aan artikel 4 van de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening.

Art. 6.§ 1. Met inachtneming van de bepalingen vastgesteld krachtens §,2, en onverminderd de bepalingen van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, kan de minister, op voorstel van de commissie, domeinconcessies voor een hernieuwbare duur van maximum dertig jaar verlenen voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit water, stromen of winden, in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht. § 2. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, bepaalt de Koning de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van de concessies bedoeld in § 1, en inzonderheid : 1° de beperkingen ter vermijding dat de bouw of de exploitatie van bedoelde installaties het gebruik van de reguliere scheepvaartroutes, de zeevisserij of het wetenschappelijk zeeonderzoek in overdreven mate zou hinderen;2° de maatregelen die moeten worden genomen voor de bescherming en het behoud van het mariene milieu, overeenkomstig de bepalingen van voornoemde wet van 20 januari 1999;3° de technische voorschriften waaraan de betrokken kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen moeten beantwoorden;4° de procedure voor de toekenning van bedoelde concessies, met zorg voor een gepaste publiciteit van het voornemen tot toekenning van een concessie alsook, in voorkomend geval, voor een effectieve mededinging tussen de kandidaten;5° de regels inzake de overdracht en de intrekking van de concessie. De maatregelen bedoeld in het eerste lid, 2°, worden vastgesteld op gezamenlijke voordracht van de minister en van de federale minister die bevoegd is voor de bescherming van het mariene milieu. § 3. Artikel 4 is niet van toepassing op de installaties bedoeld in § 1.

Art. 7.Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie en overleg met de gewestregeringen, kan de Koning : 1° maatregelen van marktorganisatie vaststellen voor een verzekerde afzet op de markt, tegen een minimumprijs, van een minimumvolume elektriciteit geproduceerd met aanwending van hernieuwbare energiebronnen;2° een mechanisme inrichten ter financiering van alle of een deel van de netto-lasten die voortvloeien uit de in 1° bedoelde maatregelen. Het in het eerste lid, 2°, bedoelde mechanisme wordt, in voorkomend geval, beheerd door de commissie en kan geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd door een toeslag op de tarieven bedoeld in artikel 12 of door een heffing op alle of objectief bepaalde categorieën van energieverbruikers of marktoperatoren, volgens de nadere regels bepaald door de Koning in uitvoering van het eerste lid, 2°.

Elk besluit dat een toeslag of heffing zoals bedoeld in het tweede lid invoert, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen de zes maanden na de datum van zijn inwerkingtreding. HOOFDSTUK III. - Beheer van het transmissienet

Art. 8.Het beheer van het transmissienet wordt waargenomen door één enkele beheerder, aangewezen overeenkomstig artikel 10.

De netbeheerder staat in voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissienet, met inbegrip van de koppellijnen daarvan naar andere elektriciteitsnetten, teneinde de continuïteit van de voorziening te waarborgen.

Te dien einde is de netbeheerder inzonderheid belast met de volgende taken : 1° de exploitatie van het transmissienet en het onderhoud ervan;2° de verbetering, de vernieuwing en de uitbreiding van het transmissienet, inzonderheid in het kader van het ontwikkelingsplan, teneinde een adequate capaciteit te waarborgen om aan de behoeften te voldoen;3° het technisch beheer van de elektriciteitsstromen op het transmissienet en, in dit kader, de coördinatie van de inschakeling van de productie-installaties en het bepalen van het gebruik van de koppellijnen teneinde een permanent evenwicht te waarborgen tussen de vraag naar en het aanbod van elektriciteit;4° met het oog hierop, de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het transmissienet te waarborgen en, in dit verband, toe te zien op de beschikbaarheid van de nodige ondersteunende diensten en inzonderheid hulpdiensten in geval van defect van productie-eenheden;5° de transmissie voor derden in uitvoering van artikel 15.

Art. 9.§ 1. De netbeheerder moet zijn opgericht onder de vorm van een handelsvennootschap, met maatschappelijke zetel en hoofdbestuur in een lidstaat van de Europese Unie. Hij mag geen andere activiteiten ondernemen inzake productie of verkoop van elektriciteit dan de verkopen genoodzaakt door zijn coördinatieactiviteit als netbeheerder, en hij mag geen andere diensten verstrekken op de elektriciteitsmarkt die niet rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 8. Hij mag geen rechtstreekse of onrechtstreekse lidmaatschapsrechten aanhouden, in welke vorm ook, in producenten, distributeurs of tussenpersonen. § 2. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie en overleg met de neteigenaars, bepaalt de Koning de maatregelen die moeten worden genomen om de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van het beheer van het transmissienet te waarborgen, en inzonderheid : 1° de regels betreffende de samenstelling en de werking van de bestuursorganen van de netbeheerder die beogen te vermijden dat producenten, distributeurs, tussenpersonen of neteigenaars, alleen of in onderling overleg, een aanzienlijke invloed kunnen uitoefenen op het beheer van het transmissienet;2° andere maatregelen met het oog op bestuursautonomie volgens de beste praktijken van deugdelijk vennootschapsbestuur;3° de vereisten inzake onafhankelijkheid van het personeel van de netbeheerder ten aanzien van de producenten, distributeurs, tussenpersonen en net-eigenaars, inzonderheid vanuit financieel oogpunt;4° de voorzorgsmaatregelen die door de netbeheerder moeten worden genomen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de commerciële gegevens betreffende de netgebruikers;5° maatregelen ter voorkoming van elke discriminatie tussen netgebruikers of categorieën van netgebruikers en, in het bijzonder, elke discriminatie ten gunste van verbonden ondernemingen van de netbeheerder;6° de eventuele verplichting van de netbeheerder om te aanvaarden dat geschillen betreffende de toegang tot het transmissienet, de toepassing van het technisch reglement of de tarieven bedoeld in artikel 12 worden voorgelegd aan bemiddeling of arbitrage overeenkomstig het reglement bedoeld in artikel 28.

Art. 10.§ 1. Na advies van de commissie en beraadslaging in Ministerraad wijst de minister de netbeheerder aan na voorstel van één of meerdere neteigenaars (met inbegrip, in voorkomend geval, van de scheidende netbeheerder) die, afzonderlijk of gezamenlijk, een deel van het transmissienet bezitten dat ten minste 75 procent van het nationaal grondgebied en ten minste twee derden van het grondgebied van elk gewest bestrijkt.

Bij gebrek aan een dergelijk voorstel binnen drie maanden na de datum van bekendmaking van een bericht van de minister in het Belgisch Staatsblad, wijst de minister de netbeheerder aan op voorstel van de commissie en na beraadslaging in Ministerraad. § 2. De netbeheerder wordt aangewezen voor een hernieuwbare termijn van twintig jaar. In elk geval eindigt zijn mandaat in geval van faillissement, ontbinding, fusie of splitsing. De minister kan, na advies van de commissie en beraadslaging in Ministerraad, de aanstelling van de netbeheerder herroepen in geval van : 1° significante wijziging in het aandeelhouderschap van de netbeheerder die de onafhankelijkheid van het beheer van het transmissienet in het gedrang zou kunnen brengen;2° grove tekortkoming van de netbeheerder aan zijn verplichtingen krachtens deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan. § 3. De inbreng in de netbeheerder, in eigendom of genot, van infrastructuur en uitrusting die deel uitmaken van het transmissienet, wordt geacht een inbreng te zijn van een tak van werkzaamheid bedoeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 die beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Artikel 442bis van hetzelfde Wetboek is niet van toepassing.

Wanneer een inbreng als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan door een belastingplichtige onderworpen aan de rechtspersonenbelasting, worden de meerwaarden verkregen of vastgesteld ter gelegenheid van die inbreng voor de toepassing van hetzelfde Wetboek ten name van de netbeheerder geacht niet te zijn verwezenlijkt.

De inbrengen bedoeld in het eerste en het tweede lid zijn vrijgesteld van het recht bepaald in de artikelen 115 en 115bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten.

Het eerste en het derde lid zijn slechts van toepassing voorzover de betrokken inbrengen uitsluitend worden vergoed door toekenning van aandelen die het maatschappelijk kapitaal van de netbeheerder vertegenwoordigen.

De inbrengen in eigendom bedoeld in het eerste en tweede lid genieten van artikel 11 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde.

Art. 11.Na advies van de commissie en overleg met de netbeheerder stelt de Koning een technisch reglement op voor het beheer van het transmissienet en de toegang ertoe.

Het technisch reglement bepaalt inzonderheid : 1° de technische minimumeisen voor de aansluiting op het transmissienet van productie-installaties, distributienetten, uitrusting van direct aangesloten afnemers, koppellijnencircuits en directe lijnen, alsook de termijnen voor aansluiting;2° de operationele regels waaraan de netbeheerder onderworpen is bij zijn technisch beheer van de elektriciteitsstromen en bij de maatregelen die hij dient te treffen om het hoofd te bieden aan problemen van overbelasting, technische mankementen en defecten van productie-eenheden;3° in voorkomend geval, de prioriteit die in de mate van het mogelijke, rekening houdend met de noodzakelijke continuïteit van de voorziening, moet worden gegeven aan de productie-installaties die gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen, of aan eenheden van warmtekrachtkoppeling;4° de ondersteunende diensten die de netbeheerder moet inrichten;5° de gegevens die de netgebruikers aan de netbeheerder moeten verstrekken;6° de informatie die door de netbeheerder moet worden verstrekt aan de beheerders van andere elektriciteitsnetten waaraan het transmissienet is gekoppeld, teneinde een veilige en efficiënte exploitatie, een gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van het koppelnet te waarborgen.

Art. 12.§ 1. De netbeheerder legt elk jaar de tarieven voor de aansluiting op het transmissienet en het gebruik ervan, alsmede de tarieven voor de ondersteunende diensten die hij levert, aan de commissie ter goedkeuring voor. Deze tarieven dienen te worden vastgesteld met inachtneming van de richtsnoeren bepaald in § 2 en de algemene tariefstructuur door de Koning bepaald op voorstel van de commissie. § 2. De tarieven bedoeld in § 1 moeten aan de volgende richtsnoeren beantwoorden : 1° zij zijn niet-discriminerend en transparant;2° zij worden bepaald in functie van de kosten en maken het de netbeheerder mogelijk om alle reële kosten te dekken die toerekenbaar zijn aan de taken bedoeld in artikel 8;3° zij houden een billijke winstmarge in ter vergoeding van het kapitaal geïnvesteerd in het transmissienet om de optimale ontwikkeling ervan op lange termijn te waarborgen;4° in de mate van het mogelijke beogen zij het gebruik van de capaciteit van het transmissienet te optimaliseren;5° zij zijn op voldoende wijze opgesplitst, inzonderheid : a) in functie van de voorwaarden en gebruiksmodaliteiten van het transmissienet;b) wat de ondersteunende diensten betreft;c) wat de eventuele toeslagen voor openbare dienstverplichtingen in uitvoering van de artikelen 7 en 21, eerste lid, 3°, betreft;d) wat enige bijdrage tot dekking van verloren kosten betreft, toegestaan in uitvoering van artikel 24, §§ 1 en 2, van richtlijn 96/92;6° de tariefstructuren zijn uniform voor het gehele grondgebied, zonder opsplitsing volgens geografische zone. § 3. Na advies van de commissie stelt de Koning de regels vast inzake : 1° de procedure voor de voorlegging en goedkeuring van de tarieven in uitvoering van § 1;2° de bekendmaking van de tarieven bedoeld in § 1;3° de verslagen en gegevens die de netbeheerder aan de commissie moet verstrekken met het oog op haar controle van deze tarieven;4° de basisprincipes die de netbeheerder moet toepassen voor de boekhoudkundige verwerking van de kosten;5° de doelstellingen die de netbeheerder moet nastreven inzake kostenbeheersing. § 4. Na overleg met de gewestregeringen kan de Koning, tegen de door Hem bepaalde voorwaarden, het toepassingsgebied van §§ 1 tot 3 uitbreiden tot de tarieven voor de aansluiting op de distributienetten en het gebruik ervan, alsook tot de tarieven voor de ondersteunende diensten geleverd door de beheerders van deze netten.

Art. 13.§ 1. De netbeheerder stelt een plan voor de ontwikkeling van het transmissienet op in overleg met de commissie en na raadpleging van het federaal Planbureau, het controlecomité en, in voorkomend geval, de neteigenaars. Het ontwikkelingsplan is onderworpen aan de goedkeuring van de minister.

Het ontwikkelingsplan dekt een periode van zeven jaar; het wordt om de twee jaar aangepast voor de volgende zeven jaar, overeenkomstig de procedure bepaald in het eerste lid. Het wordt voor de eerste maal opgesteld binnen twaalf maanden vanaf de inwerkingtreding van dit artikel. § 2. Het ontwikkelingsplan bevat een gedetailleerde raming van de behoeften aan transmissiecapaciteit, met aanduiding van de onderliggende hypothesen, en bepaalt het investeringsprogramma dat de netbeheerder zich verbindt uit te voeren om aan deze behoeften te voldoen. Het ontwikkelingsplan houdt rekening met de nood aan een adequate reservecapaciteit en met de projecten van gemeenschappelijk belang aangewezen door de instellingen van de Europese Unie in het domein van de transeuropese netten. § 3. Indien de commissie, na raadpleging van de netbeheerder, vaststelt dat de investeringen voorzien in het ontwikkelingsplan de netbeheerder niet in de mogelijkheid stellen om op een adequate en doeltreffende wijze aan de capaciteitsbehoeften te voldoen, kan de minister de netbeheerder verplichten om het ontwikkelingsplan aan te passen teneinde aan deze situatie te verhelpen binnen een redelijke termijn. Deze aanpassing gebeurt overeenkomstig de procedure bepaald in § 1, eerste lid.

Art. 14.De personeelsleden van de netbeheerder zijn gebonden door het beroepsgeheim; zij mogen de vertrouwelijke gegevens die hun ter kennis zijn gekomen op grond van hun functie bij de netbeheerder in het kader van de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 8, aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen en onverminderd de mededelingen aan beheerders van andere elektriciteitsnetten of aan de commissie die uitdrukkelijk door deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan zijn bepaald of toegelaten.

Elke overtreding van dit artikel wordt gestraft met de straffen bepaald door artikel 458 van het Strafwetboek. De bepalingen van het eerste boek van hetzelfde Wetboek zijn van toepassing. HOOFDSTUK IV Toegang tot het transmissienet, directe lijnen, invoer

Art. 15.§ 1. De in aanmerking komende afnemers hebben een recht van toegang tot het transmissienet tegen de tarieven vastgesteld overeenkomstig artikel 12.

De netbeheerder kan de toegang alleen weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt, of wanneer de aanvrager niet voldoet aan de technische voorschriften bepaald in het technisch reglement. De weigering moet met redenen worden omkleed. § 2. § 1 is eveneens van toepassing : 1° Op producenten gevestigd in België of in andere lidstaten van de Europese Unie, met het oog op de bevoorrading in elektriciteit van hun eigen vestigingen of dochterondernemingen : gevestigd in België of in andere lidstaten van de Europese Unie of met het oog op de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers;2° op in België gevestigde tussenpersonen en, voorzover hun activiteit is toegelaten krachtens het recht van de Staat waar zij zijn gevestigd, op tussenpersonen gevestigd in andere lidstaten van de Europese Unie, met het oog op de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers. § 3. Over de commerciële voorwaarden voor de toegang tot het transmissienet wordt te goeder trouw onderhandeld door de netbeheerder en de betrokken partij voor de volgende contracten : 1° de contracten voor de transit van elektriciteit tussen hoofdnetten, in de zin van artikel 2 van richtlijn 90/547/EEG van de Raad van 29 oktober 1990 betreffende de doorvoer van elektriciteit via de hoofdnetten;2° in voorkomend geval, als facultatieve afwijking van § 1, de contracten voor het vervoer van grote hoeveelheden elektriciteit die beantwoorden aan de criteria bepaald door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie. De criteria bedoeld in het eerste lid, 2°, hebben bij voorrang betrekking op de betrokken hoeveelheden elektriciteit, de duur en de continuïteit van de verbintenissen en de complementariteit met de curve van belasting van het transmissienet.

De contracten gesloten in uitvoering van het eerste lid, 2°, worden bij de commissie aangemeld.

Art. 16.§ 1. In welke mate in België gevestigde afnemers in aanmerking komen binnen het transmissienet, wordt bepaald overeenkomstig §§ 2 tot 5. § 2. De eindafnemers die meer dan 100 gigawattuur per jaar verbruiken (op basis van het verbruik op de locatie en met inbegrip van zelfopwekking), komen in aanmerking zodra zij het bewijs leveren, volgens de nadere regels bepaald door de Koning, dat zij dit verbruiksniveau hebben bereikt of het gedurende het lopende jaar zullen bereiken. § 3. Rekening houdend met de evolutie van de openstelling van de elektriciteitsmarkt in de andere lidstaten van de Europese Unie, verklaart de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, dat andere categorieën eindafnemers die op het transmissienet zijn aangesloten, in aanmerking komen vanaf de door Hem bepaalde data, teneinde geleidelijk al deze afnemers in aanmerking te doen komen tegen uiterlijk 31 december 2006. § 4. De distributeurs komen in aanmerking voor de hoeveelheid elektriciteit verbruikt door hun afnemers die zijn aangewezen als in aanmerkingkomend binnen hun distributienet, teneinde deze afnemers te bevoorraden. § 5. Onverminderd § 4 komen de distributeurs integraal in aanmerking vanaf 1 januari 2007.

Art. 17.§ 1. De aanleg van nieuwe directe lijnen is onderworpen aan de voorafgaande toekenning van een individuele vergunning afgeleverd door de minister op voorstel van de commissie. De minister kan de aanleg toestaan van elke directe lijn die bestemd is voor de bevoorrading in elektriciteit : 1° door een in België gevestigde producent of tussenpersoon van één van zijn eigen vestigingen, dochterondernemingen of in aanmerking komende afnemers;2° van een in België gevestigde in aanmerking komende afnemer door een producent of tussenpersoon die in België of in een andere lidstaat van de Europese Unie is gevestigd. § 2. Na advies van de commissie bepaalt de Koning de criteria en de procedure voor de toekenning van vergunningen bedoeld in § 1. Dit besluit kan de vergunning afhankelijk stellen van een weigering van toegang tot het transmissienet of van het ontbreken van een aanbod tot gebruik van een distributienet tegen redelijke economische en technische voorwaarden. § 3. Artikel 10 van de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening wordt aangevuld als volgt : « g. om producenten, tussenpersonen en in aanmerking komende afnemers te verbinden door directe lijnen toegestaan krachtens artikel 17, § 1, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. »

Art. 18.Na advies van de commissie kan de Koning de leveringen van elektriciteit in België door tussenpersonen aan een procedure van vergunning of voorafgaande melding onderwerpen, en gedragsregels vaststellen die van toepassing zijn op de tussenpersonen.

De toekenning van een vergunning ingesteld krachtens het eerste lid is onderworpen aan objectieve en transparante criteria die inzonderheid betrekking kunnen hebben op : 1° de professionele betrouwbaarheid en ervaring van de aanvrager, zijn technische en financiële capaciteit en de kwaliteit van zijn organisatie;2° de openbare dienstverplichtingen inzake regelmaat en kwaliteit van elektriciteitsleveringen en inzake bevoorrading van afnemers die geen in aanmerking komende afnemers zijn. Gedragsregels vastgesteld krachtens het eerste lid beogen inzonderheid : 1° gedragingen te vermijden die de elektriciteitsmarkt kunnen destabiliseren;2° de transparantie van de leveringsvoorwaarden te waarborgen.

Art. 19.§ 1. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, kan de Koning, tegen de door Hem bepaalde voorwaarden, de minister machtigen om de toegang tot het transmissienet te beperken of te verbieden voor de invoer van elektriciteit afkomstig van andere lidstaten van de Europese Unie en bestemd voor in België gevestigde in aanmerking komende afnemers, voorzover : a) de graad van openstelling van de elektriciteitsmarkt van de lidstaat van oorsprong, in de zin van artikel 19 van richtlijn 96/92, lager is dan die van de Belgische elektriciteitsmarkt;en b) de afnemer, indien hij in de lidstaat van oorsprong zou zijn gevestigd, geen in aanmerking komende afnemer zou zijn krachtens de wetgeving van deze Staat. Elk besluit dat krachtens het eerste lid wordt vastgesteld, houdt op uitwerking te hebben op 19 februari 2006. § 2. Onverminderd lopende contracten en de verplichtingen van België krachtens internationale verdragen, bepaalt de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, in welke mate en tegen welke voorwaarden de bepalingen van deze wet van toepassing zijn op producenten of tussenpersonen die ressorteren onder Staten die geen lid zijn van de Europese Unie. HOOFDSTUK V Tarifering, openbare dienstverplichtingen, boekhouding

Art. 20.§ 1. Op aanbeveling van het controlecomité stelt de federale minister die bevoegd is voor economie, maximumprijzen vast, geldig voor het gehele grondgebied, voor de levering van elektriciteit aan eindafnemers die geen in aanmerking komende afnemers zijn.

De bepalingen van de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen zijn van toepassing met uitzondering van artikel 2, § 4, laatste lid, en § 5. § 2. Evenzeer kan de federale minister die bevoegd is voor economie, op aanbeveling van de commissie maximumprijzen vaststellen voor de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende eindafnemers. § 1, tweede lid, is van toepassing. § 3. De maximumprijzen bedoeld in §§ 1 en 2 worden zodanig vastgesteld dat : 1° kruissubsidies tussen categorieën van afnemers worden vermeden;2° wordt gewaarborgd dat een billijk deel van de productiviteitsverbetering ingevolge de openstelling van de elektriciteitsmarkt op evenwichtige wijze ten goede komt van residentiële en professionele afnemers, waaronder de kleine en middelgrote ondernemingen, in de vorm van een vermindering van de tarieven;3° de tarieven voor de in 2° bedoelde afnemers geleidelijk worden afgestemd op de beste tariefpraktijken in hetzelfde marktsegment in de andere lidstaten van de Europese Unie, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de distributiesector. § 4. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na overleg met de gewestregeringen, kan de Koning de minister machtigen om, op aanbeveling van het controlecomité, minimumprijzen vast te stellen voor de aankoop van elektriciteit geproduceerd door middel van warmtekrachtkoppeling en die beantwoordt aan de door Hem bepaalde kwaliteitscriteria, met het oog op de levering aan afnemers die geen in aanmerking komende afnemers zijn.

Art. 21.Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, kan de Koning : 1° de producenten, tussenpersonen en netbeheerder openbare dienstverplichtingen opleggen inzonderheid inzake regelmaat en kwaliteit van elektriciteitsleveringen en inzake bevoorrading van afnemers die geen in aanmerking komende afnemers zijn;2° als tegenprestatie voor de openbare dienstverplichtingen bedoeld in 1°, afwijken van de bepalingen van de artikelen 4, 15 en 17 voor zover dergelijke afwijkingen strikt noodzakelijk zijn voor de correcte uitvoering van deze verplichtingen;3° een fonds oprichten, onder beheer van de commissie, dat : a) de volledige of een deel van de reële nettokost van de openbare dienstverplichtingen bedoeld in 1° ten laste neemt, voor zover deze kost een onbillijke last zou vertegenwoordigen voor de ondernemingen die tot deze verplichtingen gehouden zijn, alsook, in voorkomend geval, alle of een deel van de kosten en verliezen die elektriciteitsondernemingen niet kunnen terugwinnen wegens de openstelling van de elektriciteitsmarkt, in de mate en voor de duur toegestaan door de Europese Commissie;b) geheel of gedeeltelijk wordt gefinancierd door toeslagen op de tarieven bedoeld in artikel 12 of door heffingen op alle of objectief bepaalde categorieën van energieverbruikers of marktoperatoren, volgens de nadere regels bepaald door hetzelfde besluit. In voorkomend geval wordt de berekening van de kosten en verliezen bedoeld in het eerste lid, 3°, a), door elke betrokken onderneming gedaan, overeenkomstig de door de commissie opgestelde methodologie, en door deze laatste geverifieerd.

Elk besluit dat krachtens het eerste lid, 3°, b), wordt vastgesteld, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen de zes maanden na de datum van zijn inwerkingtreding.

Art. 22.§ 1. De wet van 17 juli 1975 op de boekhoudingen de jaarrekening van de ondernemingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsmede de artikelen 64 tot 66, 77 (met uitzondering van het zesde lid), 80, 80bis en 177bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen zijn van toepassing op de netbeheerder en op de beheerders van de distributienetten, producenten, distributeurs en tussenpersonen die vennootschappen of organismen naar Belgisch recht zijn, ongeacht hun rechtsvorm. De jaarrekening van deze ondernemingen specificeert in de toelichting alle significante verrichtingen met verbonden of geassocieerde ondernemingen tijdens het betrokken boekjaar. § 2. De ondernemingen bedoeld in §1 die verticaal of horizontaal geïntegreerd zijn, houden in hun interne boekhouding afzonderlijke rekeningen voor hun productie-, transmissie- en distributieactiviteiten en, in voorkomend geval, voor het geheel van hun activiteiten buiten de elektriciteitssector, zoals zij zouden moeten doen indien deze activiteiten door juridisch onderscheiden ondernemingen werden uitgevoerd.

De jaarrekening van de ondernemingen bedoeld in het eerste lid bevat in de toelichting een balans en een resultatenrekening voor elke categorie van activiteiten, alsmede de regels voor de toerekening van de activa en passiva en de opbrengsten en kosten die bij de opstelling van de afzonderlijke rekeningen werden toegepast. Deze regels mogen slechts in uitzonderlijke gevallen worden gewijzigd en deze wijzigingen moeten in de toelichting bij de jaarrekening worden vermeld en naar behoren gemotiveerd. § 3. De commissie kan bepalen dat de ondernemingen bedoeld in § 1 of bepaalde categorieën ervan haar periodiek cijfermatige of descriptieve gegevens overmaken betreffende hun financiële of commerciële betrekkingen met verbonden of geassocieerde ondernemingen, teneinde de commissie in de mogelijkheid te stellen na te gaan of deze relaties niet van aard zijn de wezenlijke belangen van de consumenten of de correcte uitvoering van de openbare dienstverplichtingen van de betrokken onderneming te schaden.

De commissie kan ondernemingen bedoeld in § 2 toestaan om gegevens van hun analytische boekhouding niet bekend te maken indien de betrokken onderneming aantoont dat de bekendmaking ervan haar concurrentiepositie kan schaden.

Elk besluit dat voor de elektriciteitssector wordt vastgesteld krachtens artikel 11, 2°, van de voornoemde wet van 17 juli 1975, en elke afwijking die aan ondernemingen uit deze sector wordt toegestaan met toepassing van artikel 15 van dezelfde wet, is onderworpen aan het voorafgaand advies van de commissie. HOOFDSTUK VI. - Reguleringsinstantie, geschillenregeling

Art. 23.§ 1. Er wordt een commissie voor de regulering van de elektriciteit, in het Duits « Elektrizitätsregulierungskommission » en afgekort « CRE », opgericht. De commissie is een autonoom organisme met rechtspersoonlijkheid, met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad. § 2. De commissie is belast met een raadgevende taak ten behoeve van de overheid inzake de organisatie en werking van de elektriciteitsmarkt, enerzijds, en met een algemene taak van toezicht en controle op de toepassing van de betreffende wetten en reglementen, anderzijds.

Te dien einde zal de commissie : 1° gemotiveerde adviezen geven en voorstellen voorleggen in de gevallen bepaald door deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan;2° op eigen initiatief of op verzoek van de minister of van een gewestregering onderzoeken en studies uitvoeren in verband met de elektriciteitsmarkt;3° samenwerken met de Dienst voor de mededinging bij het onderzoek van de zaken ingeleid krachtens de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging, overeenkomstig de nadere regels bepaald door de Koning;4° een bemiddelings- en arbitragedienst inrichten overeenkomstig artikel 28;5° het secretariaat van de beroepskamer bedoeld in artikel 29 waarnemen;6° de vergunningsaanvragen voor de bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie en nieuwe directe lijnen krachtens de artikelen 4 en 17 onderzoeken en controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden van de afgeleverde vergunningen;7° het indicatief programma opstellen en aanpassen overeenkomstig artikel 3;8° controle uitoefenen op de naleving door de netbeheerder van de bepalingen van artikel 9 en de uitvoeringsbesluiten ervan;9° controle uitoefenen op de toepassing van het technisch reglement;10° controle uitoefenen op de uitvoering van het ontwikkelingsplan door de netbeheerder;11° de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen bedoeld in artikel 21, eerste lid, 1°, en, in voorkomend geval, de toepassing van de afwijkingen toegestaan krachtens artikel 21, eerste lid, 2°, controleren en evalueren;12° in voorkomend geval, het mechanisme bedoeld in artikel 7 en het fonds bedoeld in artikel 21, eerste lid, 3°, beheren;13° in voorkomend geval, een methode uitwerken voor de berekening van de kosten en verliezen bedoeld in artikel 21, eerste lid, 3°, a), en deze berekeningen verifiëren;14° de tarieven bedoeld in artikel 12 goedkeuren;15° de boekhouding van de ondernemingen van de elektriciteitssector controleren inzonderheid ter verificatie van de naleving van de bepalingen van artikel 22 en de afwezigheid van kruissubsidies tussen de productie-, transmissie- en distributieactiviteiten;16° samenwerken met het controlecomité, overeenkomstig de nadere regels bepaald door de Koning, teneinde het controlecomité in de mogelijkheid te stellen om de afwezigheid van kruissubsidies na te gaan tussen categorieën van afnemers;17° alle andere taken uitvoeren die haar door wetten en reglementen betreffende de organisatie van de vrijgemaakte elektriciteitsmarkt worden toevertrouwd. In de gevallen waarin deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan het advies van de commissie vereisen, kan deze op eigen initiatief voorstellen doen. § 3. De commissie legt elk jaar aan de minister een verslag voor over de uitvoering van haar taken en de evolutie van de elektriciteitsmarkt. De minister maakt dit verslag over aan de federale wetgevende Kamers, de gewestregeringen en het controlecomité.

Hij ziet erop toe dat het verslag op passende wijze wordt bekendgemaakt.

Art. 24.§ 1. De twee organen van de commissie zijn het directiecomité en de algemene raad. Zij stellen gezamenlijk een huishoudelijk reglement op dat aan de goedkeuring van de Koning is onderworpen. § 2. Het directiecomité staat in voor het operationeel bestuur van de commissie en stelt alle handelingen die nodig of dienstig zijn voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 23, § 2. Het is een college dat beraadslaagt volgens de gewone regels van beraadslagende vergaderingen.

Het directiecomité bestaat uit een voorzitter en drie andere leden, benoemd bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. In afwijking van het voorgaande worden bij de oprichting van de commissie twee leden benoemd voor een aanvankelijke termijn van drie jaar. De voorzitter en de leden van het directiecomité worden gekozen omwille van hun deskundigheid, inzonderheid voor de aangelegenheden die onder de bevoegdheid vallen van de directies die zij moeten leiden.

Bij een in Ministerraad overlegd besluit bepaalt de Koning de onverenigbaarheden met het mandaat van voorzitter of lid van het directiecomité en de regels die van toepassing zijn op belangenconflicten. De minister bepaalt de basisprincipes met betrekking tot de bezoldiging van de voorzitter en de leden van het directiecomité. § 3. Het directiecomité staat onder het toezicht van de algemene raad, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de federale regering, van werknemers-, werkgevers- en middenstandsorganisaties, en van producenten, distributeurs en verbruikers. De gewestregeringen worden uitgenodigd om vertegenwoordigers af te vaardigen. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na raadpleging van de gewestregeringen, bepaalt de Koning de samenstelling en de werking van de algemene raad.

De algemene Raad heeft als taak : 1° op eigen initiatief of op verzoek van de minister de richtsnoeren te bepalen voor de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan;2° de wijze waarop het directiecomité zijn taken uitvoert, te evalueren en in dit verband adviezen en aanbevelingen te formuleren aan de minister en het directiecomité;3° een advies te formuleren betreffende elke kwestie die hem door het directiecomité wordt voorgelegd;4° samen met het controlecomité toe te zien op de coördinatie van de activiteiten van de commissie en van het controlecomité;5° een discussieforum te zijn over de doelstellingen en strategieën van het energiebeleid in de elektriciteitssector. De algemene raad kan het directiecomité om studies of adviezen vragen.

Art. 25.§ 1. De diensten van de commissie zijn in vier directies georganiseerd, te weten : 1° een directie voor marktcontentieux die inzonderheid verantwoordelijk is voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 23, § 2, tweede lid, 3° tot 5°;2° een directie voor de technische werking van de markt die inzonderheid verantwoordelijk is voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 23, § 2, tweede lid, 6° tot 11°;3° een directie voor de controle op de prijzen en de rekeningen die inzonderheid verantwoordelijk is voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 23, § 2, tweede lid, 13° tot 16°;4° een administratieve directie die inzonderheid verantwoordelijk is voor het administratief en financieel beheer van de commissie, de juridische studies, de documentatie en, in voorkomend geval, het beheer van het mechanisme bedoeld in artikel 7 en van het fonds bedoeld in artikel 21, eerste lid, 3°. § 2. Het personeel van de commissie wordt aangeworven en tewerkgesteld krachtens arbeidsovereenkomsten beheerst door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. § 3. De werkingskosten van de commissie worden gedekt door de bijdragen voor haar tussenkomsten krachtens de artikelen 4, 17 en 28 en door een toeslag op de tarieven bedoeld in artikel 12, ten belope van de bedragen en volgens de nadere regels bepaald bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.

In afwachting dat aan het eerste lid uitvoering is gegeven, kan de minister van Financiën aan de commissie terugvorderbare voorschotten verlenen voor een termijn van ten hoogste een jaar, ten laste van de algemene thesauriemiddelen, om de uitgaven te dekken waarin haar begroting voorziet. § 4. De commissie wordt met de Staat gelijkgesteld voor de toepassing van de wetten en reglementen betreffende de belastingen, heffingen, rechten en vergoedingen van de Staat, de provincies, de gemeenten en de agglomeraties van gemeenten.

Art. 26.§ 1. Bij de uitvoering van de taken die haar worden opgelegd, kan de commissie van de netbeheerder en de distributienetbeheerders, alsook van de producenten, distributeurs en tussenpersonen die actief zijn op de Belgische markt, alle nodige inlichtingen vorderen. Zij kan overgaan tot een controle van hun rekeningen ter plaatse. § 2. De leden van de organen en de personeelsleden van de commissie zijn gebonden door het beroepsgeheim; zij mogen de vertrouwelijke gegevens die hun ter kennis zijn gekomen op grond van hun functie bij de commissie, aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen en onverminderd § 3 en de uitwisseling van informatie met de bevoegde instanties van andere lidstaten van de Europese Unie die uitdrukkelijk bepaald of toegestaan zijn door verordeningen of richtlijnen vastgesteld door de instellingen van de Europese Unie.

Elke overtreding van het eerste lid wordt gestraft met de straffen bepaald door artikel 458 van het Strafwetboek. De bepalingen van het eerste boek van hetzelfde Wetboek zijn van toepassing. § 3. De commissie mag aan het controlecomité de inlichtingen mededelen welke nodig zijn voor de uitvoering van zijn taken. De bepalingen van § 2 zijn van toepassing op de leden van de organen en de personeelsleden van het controlecomité wat deze inlichtingen betreft.

Art. 27.De volgende wijzigingen worden aangebracht in artikel 170 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 147 van 30 december 1982 : 1° § 1 wordt aangevuld als volgt : « In de elektriciteitssector is het Comité bevoegd inzake het elektriciteitsverbruik door personen die geen in aanmerking komende afnemers zijn in de zin van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.»; 2° in § 2, tweede lid, worden de woorden « de investeringsprogramma's voorgesteld door de betrokken vennootschappen en hun financieringswijze en inzonderheid het nationaal programma ter uitrusting van de middelen voor de productie en het groot vervoer van elektrische energie » geschrapt;3° in § 2, wordt het derde lid vervangen door het volgende lid : « Het Comité verstrekt een advies over de ontwerpen van het indicatief programma van de productiemiddelen voor elektriciteit en het plan voor de ontwikkeling van het transmissienet.»

Art. 28.De commissie richt een bemiddelings- en arbitragedienst in voor geschillen betreffende de toegang tot het transmissienet, de toepassing van het technisch reglement en de tarieven bedoeld in artikel 12. De commissie neemt het secretariaat van deze dienst waar.

De Koning stelt er het reglement van vast op voorstel van de commissie, en de minister stelt een lijst op van deskundigen die als bemiddelaars of als arbiters kunnen optreden. De leden van de organen en de personeelsleden van de commissie kunnen niet als arbiters worden aangewezen.

Art. 29.§ 1. Binnen de commissie wordt een autonoom orgaan opgericht, « Beroepskamer » genoemd, dat, op verzoek van één van de partijen, beslist over geschillen tussen de netbeheerder en de netgebruikers betreffende de toegang tot het transmissienet, behalve geschillen inzake contractuele rechten en verbintenissen. § 2. De Beroepskamer bestaat uit een voorzitter, twee andere leden en drie plaatsvervangers, benoemd bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. In afwijking van het voorgaande worden bij de oprichting van de Beroepskamer één lid en één plaatsvervanger benoemd voor een aanvankelijke termijn van twee jaar en één lid en één plaatsvervanger voor een aanvankelijke termijn van vier jaar.

De voorzitter en één plaatsvervanger worden aangewezen onder de magistraten van de rechterlijke orde; de andere leden en plaatsvervangers worden aangewezen omwille van hun deskundigheid inzake mededinging. De leden en de plaatsvervangers mogen niet onder de leden van de organen en de personeelsleden van de commissie worden gekozen. De Koning bepaalt het bedrag van de vergoedingen die hun worden toegekend. § 3. De Beroepskamer beslist met een gemotiveerde administratieve beslissing over de aangelegenheden die bij haar aanhangig worden gemaakt, na de betrokken partijen te hebben gehoord. Zij kan overgaan of doen overgaan tot alle nuttige onderzoeken en kan, indien nodig, deskundigen aanwijzen en getuigen horen. Zij kan bewarende maatregelen opleggen in dringende gevallen.

Bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaalt de Koning de procedureregels die van toepassing zijn vóór de Beroepskamer. HOOFDSTUK VII. - Sancties, opheffings- en slotbepalingen

Art. 30.§ 1. Worden gestraft met gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met geldboete van vijftig tot twintigduizend frank of met één van deze straffen alleen : 1° zij die de verificaties en onderzoeken van de commissie of van de Beroepskamer krachtens deze wet hinderen, weigeren hun informatie te verstrekken die zij gehouden zijn mee te delen krachtens deze wet, of hun bewust verkeerde of onvolledige informatie verstrekken;2° zij die de bepalingen van de artikelen 4, § 1, eerste lid, of 17, § 1, overtreden. § 2. De Koning kan strafsancties bepalen voor inbreuken op de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van deze wet die Hij aanduidt.

Deze strafsancties mogen een gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van twintigduizend frank niet overschrijden. § 3. De bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek zijn van toepassing op de inbreuken bepaald in §§ 1 en 2. De vennootschappen zijn burgerlijk aansprakelijk voor de geldboeten waarvoor hun bestuurders, zaakvoerders of lasthebbers wegens dergelijke inbreuken worden veroordeeld.

Art. 31.Onverminderd de andere door deze wet voorziene maatregelen, kan de commissie elke in België gevestigde natuurlijke of rechtspersoon verplichten tot naleving van specifieke bepalingen van deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan binnen de termijn bepaald door de commissie. Indien deze persoon bij het verstrijken van de termijn in gebreke blijft, kan de commissie, op voorwaarde dat de persoon werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, een administratieve geldboete opleggen. De geldboete mag, per kalenderdag, niet lager zijn dan vijftigduizend frank, noch hoger zijn dan vier miljoen frank, noch, in totaal, hoger zijn dan tachtig miljoen frank of 3 procent van de omzet die de betrokken persoon heeft gerealiseerd op de Belgische elektriciteitsmarkt tijdens het laatste afgesloten boekjaar, indien dit laatste bedrag hoger is. De geldboete wordt ten gunste van de Schatkist geïnd door de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, der registratie en domeinen.

Art. 32.In geval van een plotse crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van uitrusting of installaties of de integriteit van het transmissienet wordt bedreigd, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, de nodige beschermingsmaatregelen nemen, met inbegrip van tijdelijke afwijkingen van de bepalingen van deze wet.

Art. 33.De vennootschappen naar Belgisch recht met een sterke positie op de Belgische elektriciteitsmarkt dragen er zorg voor om in hun intern besluitvormingsproces aangepaste mechanismen in te bouwen teneinde te vermijden dat belangenconflicten in hoofde van verbonden of geassocieerde ondernemingen ertoe leiden dat beslissingen of strategieën worden aangenomen die de wezenlijke belangen van de consumenten of de correcte uitvoering van de openbare dienstverplichtingen van de betrokken onderneming kunnen schaden.

De commissie doet aanbevelingen ter invulling van wat in het eerste lid is bepaald; zij inspireert zich hierbij op de beste praktijken van deugdelijk vennootschapsbestuur. De betrokken vennootschappen lichten de commissie in over het gevolg dat zij aan deze aanbevelingen geven; in voorkomend geval lichten zij haar de specifieke redenen toe op grond waarvan zij menen er van af te moeten wijken.

Voor de toepassing van dit artikel wordt een onderneming geacht een sterke positie te hebben op de Belgische elektriciteitsmarkt wanneer zij een aandeel heeft van meer dan 25 procent van deze markt of een segment ervan.

Art. 34.Het Nationaal Comité voor de Energie wordt opgeheven. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, regelt de Koning de ontbinding van deze instelling en alle kwesties waartoe deze aanleiding geeft, inzonderheid de overdracht van haar bevoegdheden, haar personeel en haar goederen, rechten en verplichtingen.

Art. 35.De artikelen 168, 169 en 173, § 1, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 worden opgeheven.

Art. 36.Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, kan de Koning de nodige maatregelen treffen ter omzetting van de dwingende bepalingen die voortvloeien uit internationale verdragen, of uit internationale akten genomen krachtens dergelijke verdragen, en die de organisatie of de werking van de elektriciteitsmarkt betreffen.

De besluiten die krachtens het eerste lid worden vastgesteld, kunnen de van kracht zijnde wettelijke bepalingen wijzigen, aanvullen, vervangen of opheffen.

Art. 37.De uitvoeringsbesluiten en andere akten die, luidens deze wet, na advies of op voorstel van de commissie moeten worden genomen, kunnen tot 31 juli 1999 worden genomen zonder dergelijk advies of in afwezigheid van een dergelijk voorstel. In dit geval kan de minister het advies van het controlecomité vragen.

Art. 38.De Koning regelt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de inwerkingtreding van de bepalingen van deze wet.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 29 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Landsverdediging, belast met Energie, J.-P. PONCELET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1998-1999. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire stukken. - Wetsontwerp, nr. 1933/1. - Amendementen, nrs. 1933/2 tot 9. - Verslag, nr. 1933/10. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1933/11. - Amendementen, nr. 1933/12. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden door de Senaat, nr. 1933/13.

Handelingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers. - 9 en 11 maart 1999.

Senaat.

Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1308/1. - Amendementen, nrs. 1308/2 en 3. - Verslag, nr. 1308/4. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1308/5. - Amendementen, nrs. 1308/6 en 7. - Beslissing niet te amenderen, nr. 1308/8.

Handelingen van de Senaat. - 22 april 1999.

^