Etaamb.openjustice.be
Wet van 29 juni 2016
gepubliceerd op 06 juli 2016

Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2016011274
pub.
06/07/2016
prom.
29/06/2016
ELI
eli/wet/2016/06/29/2016011274/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

29 JUNI 2016. - Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet behandelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van economisch recht Afdeling 1. - Wijzigingen van Boek I van het Wetboek van economisch

recht

Art. 2.In Boek I, Titel 2, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 3 april 2014, wordt het opschrift van Hoofdstuk 2 vervangen als volgt : "Hoofdstuk 2. - Definities eigen aan Boek IV.".

Art. 3.Artikel I.6 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 3 april 2013, wordt gewijzigd als volgt : 1° de woorden "geldt de volgende definitie" worden vervangen door de woorden "gelden de volgende definities";2° de aanduiding "- machtspositie" wordt gewijzigd in de woorden "1° machtspositie"; 3° een bepaling onder 2° wordt ingevoegd, luidende : "2° werkdagen : alle kalenderdagen met uitsluiting van de zaterdagen, de zondagen, de wettelijke feestdagen, de sluitingsdagen vastgelegd door de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken, de sluitingsdagen vastgelegd door de minister bevoegd voor Economie, de eerste dag van het kalenderjaar, 2 en 15 november alsook de dagen vanaf 26 december tot en met 31 december.".

Art. 4.Artikel I.9 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt aangevuld met een bepaling onder 93°, luidende : "93° Verordening (EU) nr. 2015/751 : Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties.".

Art. 5.In artikel I.10, 5°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 april 2013, worden het woord "consumenten" en het woord "consument" respectievelijk vervangen door het woord "gebruikers" en door het woord "gebruiker".

Art. 6.In artikel I.16 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt de bepaling onder 4° opgeheven. Afdeling 2. - Wijziging van Boek III van het Wetboek van economisch

recht

Art. 7.Artikel III.63 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven. Afdeling 3. - Wijziging van Boek V van het Wetboek van economisch

recht

Art. 8.In artikel V.10, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 3 april 2013, wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Met nieuwe geneesmiddelen wordt bedoeld : - alle geneesmiddelen bedoeld in artikel V.9, 1°, die voor de eerste maal op de markt worden gebracht door een houder van de vergunning voor het in de handel brengen of de registratie van het geneesmiddel of door een houder van een vergunning voor parallelinvoer of door een houder van een kennisgeving voor parallelle distributie uitgaande van het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling; - alle geheel of ten dele met geneesmiddelen gelijkgestelde voorwerpen, apparaten en substanties zoals bedoeld in artikel V.9, 2°, die voor de eerste maal op de markt gebracht worden door een fabrikant, een invoerder of een verdeler.". Afdeling 4. - Wijzigingen van Boek VII van het Wetboek van economisch

recht

Art. 9.Artikel VII.1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 wordt aangevuld met een bepaling onder 7°, luidende : "7° Verordening (EU) 2015/751 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties.".

Art. 10.Artikel VII.2, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De bepalingen van Boek VII, Titel 3, Hoofdstuk 11, regelen een aangelegenheid als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 2015/751.".

Art. 11.In artikel VII.3, § 3, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Franse versie worden de woorden "99, § 1," vervangen door de woorden "VII.99, § 1 er,"; 2° de woorden "VII.94," worden ingevoegd tussen de woorden "VII.89," en de woorden "VII.99, § 1".

Art. 12.In Boek VII, Titel 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt een Hoofdstuk 11 ingevoegd, luidende "HOOFDSTUK 1 1. - Afwikkelingsvergoedingen".

Art. 13.In Hoofdstuk 11, ingevoegd bij artikel 12 van deze wet, wordt een artikel VII.63/1 ingevoegd, luidende : "Art. VII.63/1. De Koning kan voor binnenlandse debetkaarttransacties van consumenten in de zin van Verordening (EU) nr. 2015/751 een maximumpercentage en/of een maximaalbedrag van afwikkelingsvergoedingen vaststellen, overeenkomstig artikel 3, paragrafen 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 2015/751.".

Art. 14.In Hoofdstuk 11, ingevoegd bij artikel 12 van deze wet, wordt een artikel VII.63/2 ingevoegd, luidende : "Art. VII.63/2. De Koning kan voor binnenlandse kredietkaarttransacties van consumenten in de zin van Verordening (EU) nr. 2015/751 een maximumpercentage en/of een maximaalbedrag van afwikkelingsvergoedingen vaststellen, overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) nr. 2015/751.". Afdeling 5. - Wijzigingen van Boek VIII van het Wetboek van economisch

recht

Art. 15.In Boek VIII van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 februari 2013, wordt een Titel 4 ingevoegd, luidende "Conformiteit".

Art. 16.In Titel 4, ingevoegd bij artikel 15, wordt een artikel VIII.57 ingevoegd, luidende : "Art. VIII.57. Met het oog op de omzetting of toepassing van technische communautaire harmonisatiewetgeving zoals bedoeld in Verordening (EG) 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008, kan de Koning : 1° de voorwaarden bepalen waaraan producten moeten voldoen om op de markt te worden aangeboden;2° de verplichtingen van marktdeelnemers bepalen; 3° de voorwaarden bepalen waaraan aangemelde instanties moeten voldoen.".

Art. 17.In artikel VIII.15 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 februari 2013, worden de woorden "van de federale regering" vervangen door de woorden "van de federale en regionale overheden". Afdeling 6. - Wijzigingen van Boek IX van het Wetboek van economisch

recht

Art. 18.In artikel IX.3, § 2, 6°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 april 2013, wordt in de Franse tekst het woord "consommateurs" vervangen door het woord "utilisateurs".

Art. 19.In artikel IX.12, 1°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 april 2013, wordt het woord "consumenten" vervangen door het woord "gebruikers".

Art. 20.In artikel IX.13 van hetzelfde Wetboek ingevoegd bij de wet van 25 april 2013, wordt het woord "consumenten" vervangen door het woord "gebruikers". Afdeling 7. - Wijzigingen van Boek XI van het Wetboek van economisch

recht

Art. 21.In artikel XI.82 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : " § 1. Onverminderd de toepassing van § 2 wordt de octrooiaanvraag, verricht volgens de bepalingen van het Europees Octrooiverdrag, ingediend bij het Europees Octrooibureau.".

Art. 22.Artikel XI.83 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt vervangen als volgt : "Art. XI.83. § 1. Het Europees octrooi zonder eenheidswerking, zoals verleend naar aanleiding van een aanvraag waarin België wordt aangewezen, of zoals in stand gehouden in gewijzigde of beperkte vorm door het Europees Octrooibureau, verleent aan de houder ervan, onafhankelijk van de officiële taal van het Europees Octrooibureau waarin het octrooi wordt verleend, en in voorkomend geval in stand gehouden, dezelfde rechten als die welke een Belgisch octrooi hem zou verlenen, te rekenen vanaf de datum waarop de vermelding van de verlening van het octrooi in het Europees Octrooiblad gepubliceerd wordt, of, in voorkomend geval, van de beslissing aangaande het behoud van het octrooi in de gewijzigde of beperkte vorm. § 2. De Dienst voor de Intellectuele Eigendom houdt een register van alle Europese octrooien zonder eenheidswerking bedoeld in paragraaf 1 die gevolgen hebben op het nationaal grondgebied. De Dienst stelt de tekst van het octrooi in de officiële taal van het Europees Octrooibureau waarin het octrooi werd verleend en, in voorkomend geval, in stand gehouden ter beschikking van het publiek. § 3. De Dienst voor de Intellectuele Eigendom ontvangt de nationale taksen voor de instandhouding van het Europees octrooi zonder eenheidswerking voor de jaren die volgen op het jaar waarin de publicatie heeft plaatsgehad van de vermelding van de verlening van het octrooi. § 4. De bepalingen van de Overeenkomst betreffende het eengemaakt octrooirecht zijn van toepassing op de Europese octrooien zonder eenheidswerking die op het Belgische grondgebied als een nationaal octrooi van kracht zijn geworden, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 83 (1) tot (3) en (5) van deze Overeenkomst. § 5. Wanneer de eenheidswerking van een Europees octrooi is geregistreerd krachtens de Verordening (EU) 1257/2012, wordt dit Europees octrooi geacht niet als een nationaal octrooi van kracht te zijn geworden op de datum van de publicatie van de vermelding van de verlening in het Europees Octrooiblad.".

Art. 23.Artikel XI.90 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt opgeheven.

Art. 24.In artikel XI.91 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : " § 1. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van § 2 treedt het Europees Octrooibureau op als ontvangend bureau in de zin van artikel 2 (xv) van het Verdrag van 19 juni 1970 tot samenwerking inzake octrooien, goedgekeurd bij de wet van 8 juli 1977. De instantie belast met het internationaal nieuwheidsonderzoek en desgevallend, de instantie belast met de internationale voorlopige beoordeling worden door de Koning aangewezen.".

Art. 25.De artikelen XI.226 en XI.227 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden opgeheven.

Art. 26.In artikel XI.228 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : " § 1. Indien er geen overeenkomst betreffende de toestemming voor doorgifte via de kabel kan worden gesloten, kunnen de partijen in onderling akkoord een beroep doen op drie bemiddelaars.".

Art. 27.In artikel XI.252, § 3, laatste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden de woorden "artikel XI.257, § 2" vervangen door de woorden "artikel XI.249, § 2".

Art. 28.In Boek XI, Titel 5, Hoofdstuk 10, van hetzelfde Wetboek, wordt afdeling 1, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, die de artikelen XI.274 tot en met XI.278 bevat, opgeheven.

Art. 29.In artikel XI.279 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : " § 1. De Controledienst oefent toezicht uit op de toepassing van deze titel en van de uitvoeringsbesluiten ervan door de beheersvennootschappen, alsmede op de toepassing van hun statuten en hun regels van tarifering, inning en verdeling.".

Art. 30.Artikel XI.286 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt vervangen als volgt : "Art. XI.286. § 1. Onverminderd de paragrafen 2 en 3 en artikel XI.288, zijn de ambtenaren van de Controledienst gehouden tot een vertrouwelijkheidsplicht ten aanzien van vertrouwelijke informatie waarvan zij kennis hebben in het kader van de uitoefening van hun functie. Zij mogen na de beëindiging van hun functie gedurende één jaar geen enkele functie uitoefenen in een vennootschap die onderworpen is aan de controle bepaald in hoofdstuk 9 of in een grote vennootschap in de zin van artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen waarvan meer dan de helft van de bedrijfsopbrengsten rechtstreeks voortvloeien uit de exploitatie in België van beschermde werken of prestaties. § 2. De Controledienst kan zich bij het verrichten van de opdrachten die hem zijn toegekend, laten bijstaan door onafhankelijke deskundigen die aan hem verslag uitbrengen. Deze deskundigen zijn gehouden tot een vertrouwelijkheidsplicht ten aanzien van vertrouwelijke informatie waarvan zij kennis hebben in het kader van de uitoefening van hun opdracht. § 3. De Controledienst kan : 1° vertrouwelijke gegevens meedelen in het kader van gerechtelijke procedures ingesteld nadat een rechtspersoon failliet is verklaard of een gerechtelijke reorganisatie heeft verkregen;2° vertrouwelijke gegevens meedelen over de rechtspersonen of de natuurlijke personen : a) op bevel van een rechtbank;b) aan de Belgische of Europese autoriteiten belast met het toezicht op de naleving van de wetgeving inzake de bescherming van de economische mededinging;c) aan de organen betrokken bij de vereffening en het faillissement van rechtspersonen of bij andere soortgelijke procedures;d) aan de personen belast met de wettelijke controle van de rekeningen van rechtspersonen;e) aan de autoriteiten belast met het toezicht op de organen betrokken bij de vereffening en het faillissement van rechtspersonen of bij andere soortgelijke procedures. Gegevens mogen slechts meegedeeld worden met het oog op de uitoefening door de ontvanger ervan van zijn wettelijke opdracht zoals omschreven in het eerste lid.

Voor zover dit voor de ontvanger van de informatie die meegedeeld werd door de Controledienst geen afbreuk doet aan de vervulling van zijn opdracht, wordt een kopie hiervan meegedeeld aan de betrokken rechtspersoon of natuurlijke persoon.".

Art. 31.In artikel XI.287, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt het derde lid opgeheven.

Art. 32.In artikel XI.288, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden de woorden ", een onderdeel "bemiddeling"," opgeheven.

Art. 33.In artikel XI.336, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt het laatste lid opgeheven.

Art. 34.In Boek XI, Titel 10, van hetzelfde Wetboek, wordt Hoofdstuk 3, ingevoegd bij de wet van 10 april 2014, dat de artikelen XI.340 en XI.341 bevat, opgeheven.

Art. 35.In artikel XI.343 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt het eerste lid vervangen als volgt : "De griffiers van de hoven en rechtbanken, die een op dit boek of een op Hoofdstuk 4 van Titel 1 van Boek XVII gegronde uitspraak, beschikking, vonnis of arrest hebben geveld of gewezen, doen uiterlijk binnen acht dagen na de datum van het in kracht van gewijsde treden van of het instellen van beroep, verzet of voorziening in cassatie tegen de uitspraak, beschikking, vonnis of arrest, een kosteloos afschrift ervan geworden aan de Dienst. Aangegeven wordt of de uitspraak, beschikking, vonnis of arrest in kracht van gewijsde is gegaan, dan wel of een beroep, verzet of voorziening in cassatie werd ingesteld.". Afdeling 8. - Wijzigingen van Boek XV van het Wetboek van economisch

recht

Art. 36.In artikel XV.3 van hetzelfde Wetboek ingevoegd bij de wet van 20 november 2013, wordt een bepaling onder 5° /1 ingevoegd, luidende : "5° /1. zich op eerste vordering door elke persoon gratis alle inlichtingen laten verstrekken die de identificatie mogelijk maken van personen die het voorwerp uitmaken van een onderzoek, voor zover de identificatie niet door andere middelen bekomen kan worden en het onderzoek kadert in het opsporen en vaststellen van de inbreuken op de bepalingen van het Wetboek van economisch recht die betrekking hebben op de informatieverplichtingen, de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen, de overeenkomsten op afstand, de oneerlijke handelspraktijken en beroepspraktijken, de ongewenste communicaties en de namaak en piraterij;".

Art. 37.In Boek XV, Titel 1, Hoofdstuk 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013, wordt een artikel XV.3/1 ingevoegd, luidende : "Art. XV.3/1. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, vastleggen voor welke inbreuken op de bepalingen van dit Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten, de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren de bevoegdheid hebben de onderneming te benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten, zonder dat zij hun hoedanigheid en de omstandigheid dat de bij deze gelegenheid gedane vaststellingen kunnen worden aangewend voor de uitoefening van het toezicht, moeten mededelen. Blijven vrij van straf, de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, die in dat kader strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen.

Zij kunnen daarbij de bevoegdheden uitoefenen bedoeld in de artikelen XV.3, 2°, en XV.4.

De betrokken persoon of personen waarbij vaststellingen worden gedaan mogen niet worden geprovoceerd in de zin van het artikel 30 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering.

Deze bevoegdheid kan enkel worden uitgeoefend indien het voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is om de reële omstandigheden die gelden voor gewone cliënten of potentiële cliënten te kunnen vaststellen.

De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen een proces-verbaal van waarschuwing of een proces-verbaal opstellen of een administratieve sanctie voorstellen die onder meer gesteund is op de overeenkomstig het eerste lid gedane vaststellingen.

Indien een proces-verbaal van waarschuwing, een proces-verbaal of een administratieve sanctie onder meer gesteund is op de overeenkomstig het eerste lid gedane vaststellingen dan wordt de onderneming hierover voorafgaandelijk geïnformeerd, hetzij bij de mededeling van het afschrift van het proces-verbaal van waarschuwing of het proces-verbaal, hetzij uiterlijk één maand voor het aanvatten van de procedure tot het opleggen van een administratieve sanctie.".

Art. 38.In artikel XV.8, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013, worden de woorden "de artikelen 196, 494, 496, 498 en 499 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "de artikelen 196, 299, 494 en Boek 2, Titel IX, Hoofdstuk II, afdeling III, van het Strafwetboek".

Art. 39.In Boek XV, Titel 1, Hoofdstuk 2, Afdeling 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013, wordt een artikel XV.16/1 ingevoegd, luidende : "Art. XV.16/1. Indien er voldoende aanwijzingen zijn dat een in de handel gebracht product : - niet voldoet aan de voorwaarden opgelegd door besluiten genomen in uitvoering van artikel VI.9, § 1, of - het voorwerp is van een misleidende handelspraktijk die gepaard gaat met onjuiste informatie omtrent zijn voornaamste kenmerken of de resultaten en wezenlijke kenmerken van erop verrichte tests of controles, of - het voorwerp is van een misleidende omissie, kan de minister of zijn gemachtigde de betrokken onderneming gelasten om dit product binnen een bepaalde termijn en op kosten van de onderneming te onderwerpen aan de ontleding of controle door een onafhankelijk laboratorium.

De onderneming vraagt bevestiging aan de minister of zijn gemachtigde omtrent de keuze voor een laboratorium.".

Art. 40.In Boek XV, Titel 1, Hoofdstuk 2, afdeling 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013, wordt een artikel XV.16/2 ingevoegd, luidende : "Art. XV.16/2. De minister of zijn gemachtigde kan een product uit de handel nemen en de terugname met het oog op de wijziging, de gehele of gedeeltelijke terugbetaling dan wel de ruil ervan gelasten wanneer is vastgesteld dat : - een onderneming niet binnen de in artikel XV.16 bepaalde termijn de bewijzen levert betreffende de materiële juistheid van de feitelijke gegevens die zij meedeelt in het kader van een handelspraktijk of - de ontleding of controle door een onafhankelijk laboratorium bedoeld in artikel XV.16/1 door de betrokken onderneming niet wordt uitgevoerd of - een ontleding of controle van het product door een onafhankelijk laboratorium aantoont dat het product niet voldoet aan voorwaarden opgelegd door de besluiten genomen in uitvoering van artikel VI.9, § 1.

De minister of zijn gemachtigde hoort vooraf de betrokken onderneming en licht haar in uiterlijk vijftien dagen na het nemen van de maatregelen.".

Art. 41.In artikel XV.25/4, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, worden de woorden "In afwijking van Hoofdstuk 1 mogen de ambtenaren van de Controledienst, aangesteld door de minister, evenals de ambtenaren van de Dienst Regulering, in de uitoefening van hun ambt bedoeld in de artikelen XI.275 en XI.279 :" vervangen door de woorden "In afwijking van Hoofdstuk 1, mogen de ambtenaren van de Controledienst, aangesteld door de minister, in de uitoefening van hun ambt bedoeld in artikel XI.279 :".

Art. 42.Artikel XV.31/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt opgeheven.

Art. 43.In artikel XV.61 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013, worden de woorden "de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2" vervangen door de woorden "de door de minister aangestelde ambtenaren".

Art. 44.Artikel XV.85 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013, wordt aangevuld met de bepalingen onder 3° en 4°, luidende : "3° de ondernemingen die de ontleding of controle door een onafhankelijk laboratorium bedoeld in artikel XV.16/1 niet doen uitvoeren; 4° de ondernemingen die een maatregel genomen in uitvoering van artikel XV.16/2 niet respecteren.". Afdeling 9. - Wijzigingen van Boek XVII van het Wetboek van economisch

recht

Art. 45.In artikel XVII.20 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt paragraaf 1 opgeheven.

Art. 46.In artikel XVII.21, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt het laatste lid opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 8 juli 1977 houdende goedkeuring van diverse internationale akten

Art. 47.In artikel 2, § 1, van de wet van 8 juli 1977 houdende goedkeuring van volgende internationale akten : 1. Verdrag betreffende de eenmaking van enige beginselen van het octrooirecht, opgemaakt te Straatsburg op 27 november 1963;2. Verdrag tot samenwerking inzake octrooien, en Uitvoeringsreglement, opgemaakt te Washington op 19 juni 1970;3. Verdrag betreffende de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag), Uitvoeringsreglement en vier Protocollen, opgemaakt te München op 5 oktober 1973;4. Verdrag betreffende het Europees octrooi voor de Gemeenschappelijke Markt (Gemeenschapsoctrooiverdrag), en Uitvoeringsreglement, opgemaakt te Luxemburg op 15 december 1975, worden de woorden "de Dienst voor de industriële eigendom" vervangen door de woorden "de Dienst voor de Intellectuele Eigendom".

Art. 48.Artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, wordt vervangen als volgt : "

Art. 5.§ 1. Het Europees octrooi zonder eenheidswerking, zoals verleend naar aanleiding van een aanvraag waarin België wordt aangewezen, of zoals in stand gehouden in gewijzigde vorm door het Europees Octrooibureau, verleent aan de houder ervan, onafhankelijk van de officiële taal van het Europees Octrooibureau waarin het octrooi wordt verleend, en in voorkomend geval in stand gehouden, dezelfde rechten als die welke een Belgisch octrooi hem zou verlenen, te rekenen vanaf de datum waarop de vermelding van de verlening van het octrooi in het Europees Octrooiblad gepubliceerd wordt, of, in voorkomend geval, van de beslissing aangaande het behoud van het octrooi in de gewijzigde vorm. § 2. De Dienst houdt een register van alle Europese octrooien zonder eenheidswerking bedoeld in paragraaf 1 die gevolgen hebben op het nationaal grondgebied. De Dienst stelt de tekst van het octrooi in de officiële taal van het Europees Octrooibureau waarin het octrooi werd verleend en, in voorkomend geval, in stand gehouden, ter beschikking van het publiek. § 3. De Dienst ontvangt de nationale taksen voor de instandhouding van het Europees octrooi zonder eenheidswerking voor de jaren die volgen op het jaar waarin de publicatie heeft plaatsgehad van de vermelding van de verlening van het octrooi.".

Art. 49.Artikel 6 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 6.De hoven en rechtbanken kunnen een volledige vertaling eisen van de aanvraag of van het verleend Europees octrooi zonder eenheidswerking, in de taal van de gerechtelijke procedure.".

Art. 50.In artikel 10 van dezelfde wet, worden de woorden "of om een advies over de beschermingsomvang bedoeld in artikel 78 van het Verdrag betreffende het gemeenschapsoctrooi" opgeheven. HOOFDSTUK 4. - Wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen

Art. 51.In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen, worden in de rubriek 32 Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, aangevuld bij de wet van 10 december 2009, gewijzigd bij de programmawet van 19 december 2014, in deelrubriek 32.20 de volgende wijzigingen aangebracht : 1° bij de aard van de toegewezen ontvangsten wordt de zin "Jaarlijkse bijdrage bestemd voor het financieren van de regulering van het auteursrecht en de naburige rechten, de controle op de beheersvennootschappen en de economische analyse van het auteursrecht en de naburige rechten, bij toepassing van de artikelen XI.274 tot XI.285 van Boek XI van het Wetboek Economisch recht." vervangen als volgt : "Jaarlijkse bijdrage bestemd voor het financieren van de controle op de beheersvennootschappen en de economische analyse van het auteursrecht en de naburige rechten, bij toepassing van de artikelen XI.279 tot XI.285 van Boek XI van het Wetboek Economisch recht."; 2° bij de aard van de toegestane uitgaven worden de woorden "de artikelen XI.274 tot XI.285" vervangen door de woorden "de artikelen XI.279 tot XI.285". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten

Art. 52.In artikel 4, § 1, derde lid, van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten, vervangen bij de wet van 4 juli 2005, worden de woorden "voor zover deze activiteiten betrekking hebben op producten of diensten voor een totale waarde van minder dan 250 euro per consument. De Koning kan afwijkingen verlenen op dit bedrag voor bepaalde noodwendigheden" opgeheven.

Art. 53.In artikel 6 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 4 juli 2005, wordt § 1 vervangen als volgt : " § 1. De Koning kan, om redenen van openbare orde of volksgezondheid, zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van Boek IX van het Wetboek van economisch recht, de verkoop van bepaalde producten en diensten of categorieën van producten of diensten tijdens de uitoefening van ambulante of kermisactiviteiten verbieden, hetzij in het algemeen, hetzij gedeeltelijk in functie van de plaats van de activiteit. Hij kan eveneens beperkingen opleggen die betrekking hebben op de uren van uitoefening van het geheel of van een gedeelte van die activiteiten.". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten

Art. 54.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten worden de woorden "alsook in artikel 3 van dit besluit" opgeheven.

Art. 55.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 56.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt opgeheven. HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen

Art. 57.In artikel 20, § 3, eerste lid, 1°, van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, laatst gewijzigd bij de wet van 26 december 2015, worden de woorden "aan Titel 4, Hoofdstuk 2" vervangen door de woorden "aan Titel 4, Hoofdstuk 4,". HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

Art. 58.In artikel 121, § 1, 4°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gewijzigd bij de wet van 1 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "artikel 82, § 1, eerste lid van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen" worden vervangen door de woorden "de artikelen 294, § 1, 1°, 295, § 1, 1°, 299, § 1, en 300, § 1, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen";2° de woorden "artikel 15bis of artikel 16, § 1, van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen," worden opgeheven.

Art. 59.In artikel 122 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 12° worden de woorden "artikel 21, § 1ter, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen" vervangen door de woorden "artikel 286, § 3, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen"; 2° een bepaling onder 12° /1 wordt ingevoegd, luidende : "12° /1 door de verzekeringsonderneming, tegen de beslissingen die de FSMA heeft genomen krachtens artikel 288, § 2, van voormelde wet van 4 april 2014;"; 3° in de bepaling onder 19° worden de woorden "artikelen 5, 9 en 13bis van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen" vervangen door de woorden "artikelen 262, 267 en 292 van voormelde wet van 4 april 2014". HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van de wet van 21 april 2007 houdende diverse bepalingen betreffende de procedure inzake indiening van Europese octrooiaanvragen en de gevolgen van deze aanvragen en van de Europese octrooien in België

Art. 60.Artikel 3 van de wet van 21 april 2007 houdende diverse bepalingen betreffende de procedure inzake indiening van Europese octrooiaanvragen en de gevolgen van deze aanvragen en van de Europese octrooien in België, gewijzigd bij de wet van 10 januari 2011, wordt vervangen als volgt : "

Art. 3.§ 1. Het Europees octrooi zonder eenheidswerking, zoals verleend naar aanleiding van een aanvraag waarin België wordt aangewezen, of zoals in stand gehouden in gewijzigde of beperkte vorm door het Europees Octrooibureau, verleent aan de houder ervan, onafhankelijk van de officiële taal van het Europees Octrooibureau waarin het octrooi wordt verleend, en in voorkomend geval in stand gehouden, dezelfde rechten als die welke een Belgisch octrooi hem zou verlenen, te rekenen vanaf de datum waarop de vermelding van de verlening van het octrooi in het Europees Octrooiblad gepubliceerd wordt, of, in voorkomend geval, van de beslissing aangaande het behoud van het octrooi in de gewijzigde of beperkte vorm. § 2. De Dienst houdt een register van alle Europese octrooien zonder eenheidswerking bedoeld in paragraaf 1 die gevolgen hebben op het nationaal grondgebied. De Dienst stelt de tekst van het octrooi in de officiële taal van het Europees Octrooibureau waarin het octrooi werd verleend of, in voorkomend geval, in stand gehouden ter beschikking van het publiek. § 3. De Dienst ontvangt de nationale taksen voor de instandhouding van het Europees octrooi zonder eenheidswerking voor de jaren die volgen op het jaar waarin de publicatie heeft plaatsgehad van de vermelding van de verlening van het octrooi.".

Art. 61.Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 4.De hoven en rechtbanken kunnen een volledige vertaling eisen van de aanvraag of van het verleend octrooi zonder eenheidswerking in de taal van de gerechtelijke procedure.".

Art. 62.In dezelfde wet wordt het artikel 9 opgeheven. HOOFDSTUK 1 0. - Wijzigingen van het Gerechtelijk wetboek

Art. 63.In deel II, boek II, titel I, hoofdstuk VIII, van Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 309octies ingevoegd, luidende : "

Art. 309octies.§ 1. De leden van het gerechtspersoneel kunnen door de Koning, op advies van de bevoegde korpschef, directeur, hoofdgriffier of hoofdsecretaris gemachtigd worden om opdrachten van algemeen belang te vervullen bij internationale, supranationale of buitenlandse instellingen. § 2. De Koning kan een postvergoeding en de voorwaarden waarbinnen deze opdrachten kunnen uitgeoefend worden, vaststellen.".

Art. 64.In artikel 323bis, § 1, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin : "Indien de opdracht een deeltijdse opdracht betreft waaraan een wedde is verbonden, behouden zij naar rata de aan hun ambt verbonden wedde met de daaraan verbonden verhogingen en voordelen."; 2° het derde lid wordt aangevuld met de volgende zin : "Indien de opdracht een deeltijdse opdracht betreft waaraan een wedde is verbonden, behouden zij naar rata de aan het adjunct-mandaat verbonden wedde of weddebijslag met de daaraan verbonden verhogingen en voordelen."; 3° in het vierde lid wordt de zin "Indien de opdracht een deeltijdse opdracht betreft waaraan een wedde is verbonden, behouden zij naar rata de aan het adjunct-mandaat verbonden wedde of weddebijslag met de daaraan verbonden verhogingen en voordelen." ingevoegd na de zin "Zij behouden de aan het adjunct-mandaat verbonden wedde of weddebijslag met de daaraan verbonden verhogingen en voordelen voor zover aan de opdracht geen wedde is verbonden."; 4° in het zesde lid wordt de zin "Indien de opdracht een deeltijdse opdracht betreft waaraan een wedde is verbonden, behouden zij naar rata hun wedde met de daaraan verbonden verhogingen en voordelen." ingevoegd na de zin "Zij behouden hun wedde met de daaraan verbonden verhogingen en voordelen voor zover aan de opdracht geen wedde is verbonden.".

Art. 65.Artikel 605quinquies van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 april 2014, wordt opgeheven.

Art. 66.In artikel 633quinquies van het Gerechtelijk Wetboek wordt paragraaf 7, ingevoegd bij de wet van 10 april 2014, opgeheven. HOOFDSTUK 1 1. - Wijzigingen van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen

Art. 67.In artikel 4 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In paragraaf 7 wordt de bepaling onder 5° opgeheven;2° een paragraaf 7/1 wordt ingevoegd, luidende : " § 7/1.Voor zover zij niet aan deze wet of aan de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zijn onderworpen voor het verrichten van andere activiteiten, zijn de artikelen 8, 9, 10, 11 en 26 van deze wet, niet van toepassing op ondernemingen die een hulpverleningsactiviteit uitoefenen die aan de volgende voorwaarden voldoet : a) de hulp wordt verleend bij een ongeval met of defect aan een wegvoertuig dat zich voordoet op het grondgebied van de lidstaat of het land van herkomst van de onderneming die dekking verleent;b) de verplichting tot hulpverlening blijft beperkt tot de volgende verrichtingen : i.technische hulp ter plaatse, waarvoor de onderneming in de meeste gevallen eigen personeel en uitrusting gebruiken; ii. het vervoer van het voertuig naar de plaats van reparatie die het dichtst bij is of het meest geschikt is voor het uitvoeren van de reparatie, alsmede het eventuele vervoer van bestuurder en passagiers, normaliter met hetzelfde hulpmiddel, naar de dichtstbijzijnde plaats van waaruit zij hun reis met andere middelen kunnen voortzetten.

In de onder b), in de punten i. en ii. bedoelde gevallen is de voorwaarde dat het ongeval of defect zich heeft voorgedaan op het grondgebied van de lidstaat of het land van herkomst van de onderneming die dekking verleent, niet van toepassing wanneer de onderneming een organisatie is waarvan de belanghebbende lid is en de hulpverlening of het vervoer van het voertuig enkel op vertoon van de lidmaatschapskaart, zonder betaling van een extra premie, wordt uitgevoerd door een soortgelijke organisatie van het betrokken land op grond van een reciprociteitsovereenkomst.".

Art. 68.Artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 26 oktober 2015, wordt aangevuld met de bepalingen onder 52°, 53° en 54°, luidende : "52° "EIOPA" : Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen bedoeld in de Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie; 53° "Verordening (EU) nr.1286/2014" : Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële informatiedocumenten voor verpakte retail beleggingsproducten en op verzekering gebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's); 54° "PRIIP" : een product zoals gedefinieerd in artikel 4.3 van de Verordening (EU) nr. 1286/2014.".

Art. 69.Artikel 16 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : "De verzekeraars die in België verzekeringsovereenkomsten commercialiseren en/of verzekeringsovereenkomsten afsluiten waarvan het risico dan wel de verbintenis in België is gelegen, moeten beschikken over passende systemen en structuren om aan alle conform deze wet of haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen vereiste informatieplichten en andere regels die loyale, billijke en professionele behandeling van de belanghebbende partijen moeten waarborgen, te voldoen. Het wettelijk bestuursorgaan van de verzekeraar superviseert de procedure tot publicatie of communicatie van alle conform deze wet of haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen vereiste informatie.".

Art. 70.In dezelfde wet wordt een artikel 16/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 16/1.De verzekeraars die in België verzekeringsovereenkomsten commercialiseren en/of verzekeringsovereenkomsten afsluiten waarvan het risico dan wel de verbintenis in België is gelegen, moeten beschikken over passende systemen en structuren om aan artikel 286, § 2, te voldoen, en over een door het wettelijk bestuursorgaan van de verzekeraar goedgekeurde schriftelijk vastgelegde beleidslijn die waarborgt dat de aan de FSMA overgemaakte informatie altijd correct is.".

Art. 71.In dezelfde wet wordt een artikel 16/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 16/2.§ 1. De verzekeraar die functies, activiteiten of operationele taken uitbesteedt, blijft volledig verantwoordelijk voor de nakoming van al haar verplichtingen krachtens deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen. De uitbesteding mag er niet toe leiden dat de continuïteit en het toereikend karakter van de dienstverlening aan de verzekeringnemers, de verzekerden en de begunstigden van verzekeringsovereenkomsten wordt ondermijnd.

Ze mag er niet toe leiden dat er afbreuk wordt gedaan aan het vermogen van de FSMA om na te gaan of de verzekeraar de verplichtingen nakomt die door of krachtens deze wet en haar uitvoeringsbesluiten of -reglementen zijn opgelegd. § 2. Indien de verzekeraar functies, taken of operationele activiteiten uitbesteedt die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op de verplichtingen uit deze wet of haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen, dient hij de nodige maatregelen te treffen opdat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : a) de gedelegeerde moet in verband met de uitbestede functie of activiteit samenwerken met de FSMA;b) de verzekeraars, de personen belast met de controle van de rekeningen en de FSMA moeten daadwerkelijk toegang hebben tot gegevens over de uitbestede functies of activiteiten;c) de FSMA moet daadwerkelijk toegang hebben tot de bedrijfsruimten van de gedelegeerde en moet haar toegangsrechten overeenkomstig artikel 286, § 2bis, daadwerkelijk kunnen uitoefenen. § 3. Indien de verzekeraar bij de verzekeringsverrichtingen die met een beleggingsfonds zijn verbonden het beheer van dit fonds uitbesteedt, dient bovendien aan de volgende voorwaarden worden voldaan : 1° de verzekeraar moet zijn hele delegatiestructuur met objectieve argumenten kunnen verklaren;2° het mandaat mag alleen worden verleend aan instellingen die, voor het beheer van activa, een vergunning hebben of zijn geregistreerd, en die aan toezicht zijn onderworpen, of, wanneer niet aan deze voorwaarde kan worden voldaan, uitsluitend op voorwaarde dat de FSMA daartoe vooraf toestemming heeft verleend;3° als de delegatie aan een onderneming uit een derde land is verleend, moet niet alleen worden voldaan aan de vereisten onder 2°, maar moet bovendien voor samenwerking worden gezorgd tussen de FSMA en de autoriteit die toezicht houdt op de onderneming;4° de verzekeraar moet kunnen aantonen dat de gedelegeerde gekwalificeerd is en in staat is om de betrokken taken te vervullen, dat de gedelegeerde met de grootste zorg is gekozen en dat de verzekeraar in staat is om de gedelegeerde taken efficiënt en voortdurend in het oog te houden, de gedelegeerde te allen tijde verdere instructies te geven en de delegatie met onmiddellijke ingang te herroepen wanneer dat in het belang van de verzekeringnemers of de begunstigden is.De verzekeraar onderwerpt de diensten van iedere gedelegeerde doorlopend aan een evaluatie.".

Art. 72.Artikel 19 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : " § 3. De Koning stelt, na advies van de FSMA, regels vast met betrekking tot de aard van het beleggingsfonds, de vaststelling van en de evolutie van de waarde van het beleggingsfonds, het beheerreglement van het beleggingsfonds en de financiële verslaggeving over het beleggingsfonds.".

Art. 73.In dezelfde wet wordt een artikel 20/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 20/2.Voor de controle op de naleving van de bepalingen uit artikel 20 van de wet 4 april 2014 betreffende de verzekeringen delen de verzekeringsondernemingen aan de FSMA de gedetailleerde lijst van activa mee met betrekking tot verzekeringen uit de groep activiteiten "leven" verbonden met beleggingsfondsen binnen de termijn die door haar is bepaald.".

Art. 74.Artikel 30 van dezelfde wet waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2. Voor alle verzekeringsproducten die een PRIIP zijn en die in België worden gecommercialiseerd, dient het essentiële informatiedocument dat moet worden opgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1286/2014 op voorhand te worden overgemaakt aan de FSMA door elke persoon die advies geeft over dit product, dan wel dit product verkoopt. De FSMA kan de verdere nadere regels hiervan bepalen bij reglement.".

Art. 75.Artikel 48 van dezelfde wet wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Indien de verzekeraar noch wettelijk, noch contractueel, verplicht is over te gaan tot winstdeling en/of indien het recht op winstdeling van een individuele overeenkomst afhangt van de discretionaire beslissingsbevoegdheid van de verzekeraar, mag de mogelijkheid tot winstdeling in reclame en andere op commercialisering gerichte documenten worden vermeld, maar slechts mits naleving van de volgende voorwaarden : 1° er moet uitdrukkelijk bij worden vermeld dat winstdeling niet gegarandeerd is en dat deze elk jaar kan wijzigen;2° de in het verleden gehaalde rendementen, noch de prognoses voor de toekomst mogen worden vermeld, noch mag hiernaar worden verwezen. De FSMA kan bij reglement de modaliteiten van het voorgaande lid nader preciseren.".

Art. 76.In artikel 49 van dezelfde wet wordt vóór het eerste lid een lid toegevoegd, luidende : "De Koning stelt, op advies van de FSMA en de Bank, de door de verzekeraars na te leven regels inzake deelneming in de winst, vast.".

Art. 77.Artikel 152 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "Recht van verhaal van de verzekeraar op de verzekeringnemer en de verzekerde «

Art. 152.De verzekeraar kan zich, voor zover hij volgens de wet of de verzekeringsovereenkomst de prestaties had kunnen weigeren of verminderen, een recht van verhaal voorbehouden tegen de verzekeringnemer en, indien daartoe grond bestaat, tegen de verzekerde die niet de verzekeringnemer is, ten belope van het persoonlijk aandeel in de aansprakelijkheid van de verzekerde.

De verzekeraar is op straffe van verval van zijn recht van verhaal verplicht de verzekeringnemer of, in voorkomend geval, de verzekerde die niet de verzekeringnemer is, kennis te geven van zijn voornemen om verhaal in te stellen zodra hij op de hoogte is van de feiten waarop dat besluit gegrond is.

De Koning kan het recht van verhaal beperken in de gevallen en in de mate die Hij bepaalt.".

Art. 78.Artikel 201, § 2, van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : "Onder het "moment van aansluiting" moet worden begrepen het moment waarop de hoofdverzekerde voor het eerst door de verzekeringnemer bij de ziekteverzekering wordt aangesloten, ongeacht latere wijzigingen aan deze verzekeringsovereenkomst of ongeacht het veranderen van verzekeraar.".

Art. 79.Artikel 211, 2°, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "wat betreft de ziektekostenverzekering, de elementen ter beoordeling van het risico, zoals die bestonden en beoordeeld werden op het ogenblik waarop de verzekerde is toegetreden tot een beroepsgebonden ziektekostenverzekerings-overeenkomst en voor zover hij ononderbroken aangesloten is gebleven bij een of meer opeenvolgende ziektekostenverzekeringsovereen-komsten; voor de andere ziekteverzekeringen, de elementen ter beoordeling van het risico, zoals die bestonden en beoordeeld werden op het ogenblik van het toetreden tot de voortgezette beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereen-komst;".

Art. 80.In artikel 284 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bestaande tekst zal paragraaf 1 vormen;2° in paragraaf 1 worden de woorden "de EIOPA," ingevoegd tussen de woorden "de Bank," en de woorden "de bevoegde autoriteiten";3° paragraaf 1 wordt aangevuld met twee leden, luidende : "De FSMA deelt de EIOPA onverwijld alle informatie mee die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken overeenkomstig Verordening (EU) nr.1094/2010.

De FSMA schenkt bij de uitoefening van haar taken aandacht aan de convergentie van de toezichtinstrumenten en -praktijken bij de toepassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig de Richtlijn 2009/138/EG worden vastgesteld. Te dien einde : a) neemt de FSMA deel aan de werkzaamheden van de EIOPA;en b) doet de FSMA al het mogelijke om zich te houden aan het overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr.1094/2010 door de EIOPA geformuleerde richtsnoeren en aanbevelingen, en verantwoordt zij een eventuele niet-naleving."; 4° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2.Onverminderd de andere rechten die aan de FSMA worden toegekend in het kader van haar activiteiten van toezicht, mag de FSMA met betrekking tot de transacties die in België door een verzekeringsonderneming uitgevoerd zijn in het kader van het recht van vestiging en/of in het kader van het vrij verrichten van diensten, bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van een verzekeringsonderneming, informatie vragen over het totale bedrag aan premies, schadevorderingen en commissies met betrekking tot deze transacties.".

Art. 81.In dezelfde wet wordt een artikel 286/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 286/1.Indien de vergunning van een verzekeringsonderneming wordt ingetrokken, dan wel van rechtswege vervalt, kan de FSMA, indien zij oordeelt dat de vrijwaring van de rechten van de verzekeringnemers, de verzekerden, de aangeslotenen en/of de begunstigden dit vereist, op kosten van de betrokken verzekeringsonderneming de intrekking of het verval van rechtswege van de vergunning bekendmaken op de wijze die zij bepaalt. In dat bericht wordt de datum vermeld waarop de intrekking of het verval van rechtswege van de vergunning uitwerking heeft.".

Art. 82.In artikel 291 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Voorts mag de FSMA de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr.1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dat geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden."; 2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende : " § 6.De FSMA verstrekt aan de Europese Commissie en EIOPA informatie over het aantal en de aard van de gevallen waarin maatregelen zijn genomen overeenkomstig de paragrafen 2 en 4.".

Art. 83.In artikel 292 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "deel 6 van" ingevoegd tussen de woorden "de bepalingen van" en "deze wet";2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "de bepalingen van deze wet, deel 6 uitgezonderd, of haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen, of dat een verzekering- of herverzekeringstussenpersoon niet werkt overeenkomstig" ingevoegd tussen de woorden "werkt overeenkomstig" en de woorden "de artikelen".

Art. 84.In artikel 311 van dezelfde wet wordt paragraaf 1 opgeheven. HOOFDSTUK 1 2. - Bepalingen betreffende het herstel in rechten Afdeling 1. - Herstel in rechten inzake uitvindingsoctrooien

Art. 85.§ 1. De houder van een Europees octrooi zonder eenheidswerking verleend door het Europees Octrooibureau als gevolg van een Europese octrooiaanvraag waarin België werd aangewezen, die de termijn van drie maanden die op dit octrooi van toepassing was overeenkomstig de geldende wetgeving, om aan de Dienst voor de Intellectuele Eigendom een vertaling van dit verleend, gewijzigd of beperkt Europees octrooi zonder eenheidswerking in één van de nationale talen te bezorgen, niet heeft gerespecteerd, kan met terugwerkende kracht herstel van zijn rechten als bedoeld in paragraaf 2 bekomen mits naleving van de volgende cumulatieve voorwaarden : 1° het Europees octrooi is verleend ten laatste op 21 september 2014 en de herstelprocedure bedoeld in artikel XI.83, § 2/3, in de versie ervan zoals ingevoegd in het Wetboek van economisch recht bij de wet van 19 april 2014, is niet van toepassing op dit octrooi; 2° het Europees octrooi is niet opgesteld in een nationale taal;3° het Europees octrooi wordt geacht in België geen gevolgen te hebben omwille van het verstrekken van een vertaling van dit octrooi aan de Dienst na het verstrijken van de termijn van drie maanden die op dit octrooi van toepassing was overeenkomstig de geldende wetgeving, en voor de inwerkingtreding van dit artikel; 4° de herstelprocedure bedoeld in voornoemd artikel XI.83, § 2, in de versie ervan zoals ingevoegd in het Wetboek van economisch recht bij de wet van 19 april 2014, is niet van toepassing op dit octrooi op de datum van inwerkingtreding van dit artikel rekening houdend met de vastgestelde termijnen op grond van paragraaf 2, 1°, van artikel XI.83 in de versie ervan zoals ingevoegd in het Wetboek van economisch recht bij de wet van 19 april 2014; en 5° het verzoek tot herstel wordt neergelegd bij de Dienst binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit artikel. § 2. De dienst herstelt de rechten van de houder ten aanzien van het octrooi wanneer : 1° in het verzoekschrift de redenen worden vermeld waarom de in paragraaf 1 bedoelde termijn van drie maanden niet in acht is genomen;2° de Dienst vaststelt dat het verzuim de termijn in acht te nemen heeft plaatsgevonden ondanks dat in het onderhavige geval de nodige zorg is betracht. Het verzoek tot herstel wordt in het Register ingeschreven.

Een verklaring of andere bewijzen ter ondersteuning van de onder 1° bedoelde redenen worden bij de Dienst ingediend vóór het verstrijken van een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van indiening van het verzoek tot herstel.

Het verzoek tot herstel zal pas behandeld worden nadat de voorgeschreven taks met betrekking tot dit verzoek is betaald.

Het verzoek tot herstel kan niet geheel of ten dele worden geweigerd zonder dat de verzoekende partij in de gelegenheid wordt gesteld opmerkingen te maken over de voorgenomen weigering binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van betekening van de voorgenomen weigering. § 3. Wanneer gevolg wordt gegeven aan het verzoek, worden de juridische gevolgen van het verzuim de termijn in acht te nemen, geacht zich niet te hebben voorgedaan.

De beslissing tot herstel of tot weigering wordt in het Register ingeschreven.

Wanneer gevolg wordt gegeven aan het verzoek tot herstel moet elke jaartaks die in de loop van de periode beginnend op de datum waarop het verlies van het recht zich voordoet en gaande tot en met de datum waarop de beslissing tot het herstel wordt ingeschreven in het register, zou vervallen zijn, worden gekweten binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf deze laatste datum. § 4. Degene die, tussen het moment waarop de rechten, als bepaald in artikel XI.83, § 1, van het Wetboek van economisch recht in de versie ervan zoals ingevoegd in dit Wetboek bij de wet van 19 april 2014, vervallen en dat waarop het herstel van deze rechten uitwerking heeft overeenkomstig paragraaf 3, in België te goeder trouw gebruik heeft gemaakt van de uitvinding die het voorwerp uitmaakt van het octrooi of daartoe de nodige maatregelen heeft getroffen, mag deze uitvinding blijven gebruiken tot nut van zijn eigen onderneming. Het recht erkend door deze paragraaf mag slechts overgedragen worden met de onderneming waaraan het verbonden is. § 5. Het verzoek tot herstel in rechten bedoeld in paragraaf 1 is niet ontvankelijk voor de termijnen bedoeld in de paragrafen 1 en 2. Afdeling 2. - Herstel in rechten inzake kwekersrecht

Art. 86.De procedure tot herstel in rechten bedoeld in artikel XI.148 van het Wetboek van economisch recht is met terugwerkende kracht van toepassing op de kwekerscertificaten verleend bij toepassing van de wet van 20 mei 1975, tot bescherming van kweekproducten die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen : 1° de houder van het kwekerscertificaat werd van zijn recht vervallen verklaard bij toepassing van artikel 33 van de voornoemde wet van 20 mei 1975;2° de niet-gestelde handeling binnen de termijn voorgeschreven bij toepassing van het voornoemde artikel 33, wordt verricht na het verstrijken van deze termijn en voor de datum van inwerkingtreding van dit artikel; 3° de herstelprocedure bedoeld in het voornoemde artikel XI.148 is niet van toepassing op dit kwekerscertificaat op de datum van inwerkingtreding van dit artikel rekening houdend met de termijnen vastgesteld op grond van paragraaf 2 van artikel XI.148; 4° het verzoek tot herstel wordt neergelegd bij de Dienst voor de Intellectuele Eigendom binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit artikel. HOOFDSTUK 1 3. - Oprichting van een lokale afdeling van het eengemaakt octrooigerecht

Art. 87.De ministers die bevoegd zijn voor intellectuele eigendom respectievelijk justitie, worden gemachtigd een verzoek tot oprichting van een lokale afdeling in België te richten aan de voorzitter van het administratief comité overeenkomstig artikel 7(3) van de Overeenkomst van 19 februari 2013 betreffende het eengemaakt octrooigerecht, waarmee werd ingestemd bij de wet van 27 mei 2014.

Deze lokale afdeling heeft haar zetel te Brussel.

Art. 88.In toepassing van artikel 49 van de voornoemde Overeenkomst, zijn de proceduretalen van de lokale afdeling, het Nederlands, het Frans, het Duits en het Engels. HOOFDSTUK 1 4. - Bepalingen inzake de tuchtmaatregelen ten aanzien van bedrijfsrevisoren

Art. 89.§ 1. Vanaf 17 juni 2016 is de sanctiecommissie van de FSMA bevoegd voor het nemen van tuchtmaatregelen ten aanzien van de bedrijfsrevisoren die belast zijn met de wettelijke controle van de jaarrekeningen van één of meer organisaties van openbaar belang in de zin van Verordening (EU) nr. 537/2014 en dit tot de datum van inwerkingtreding van de wet tot omzetting van Richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen. In afwachting van en tot de inwerkingtreding van de wet tot omzetting van Richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, delegeert deze wet, met ingang van 17 juni 2016, aan de Tuchtcommissie als bedoeld in artikel 58 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, de bevoegdheid om tuchtmaatregelen te nemen ten aanzien van de bedrijfsrevisoren die belast zijn met de wettelijke controle van de jaarrekeningen van één of meer organisaties van openbaar belang. De Tuchtcommissie voert die taken uit op de wijze en volgens de modaliteiten zoals bepaald in onderafdelingen 1, 3 en 4, van afdeling 3 van Hoofdstuk VIII van de bovenvermelde wet van 22 juli 1953. § 2. Vanaf 17 juni 2016 en tot de datum van inwerkingtreding van de wet tot omzetting van Richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen in Belgisch recht, wordt het beroep tegen de beslissingen die de Tuchtcommissie op basis van de in paragraaf 1 bedoelde delegatie neemt, ingesteld bij de Commissie van Beroep als bedoeld in artikel 63 van de bovenvermelde wet van 22 juli 1953. Hoofdstuk VIII, afdeling 3, onderafdelingen 2, 3 en 4 van bovenvermelde wet van 22 juli 1953 zijn van toepassing op die beroepsprocedures. HOOFDSTUK 1 5. - Wijzigingen aan het Wetboek van vennootschappen

Art. 90.In boek IV, titel VII, hoofdstuk 1 van het Wetboek van vennootschappen, wordt een afdeling I/1 ingevoegd, luidende : "Afdeling I/1. - Duur van het mandaat en aantal opeenvolgende mandaten".

Art. 91.In het Wetboek van vennootschappen wordt, in afdeling I/1 van Boek IV, titel VII, hoofdstuk 1, een artikel 132/1 ingevoegd, luidende : " § 1. De commissarissen worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van drie jaar. § 2. De commissaris belast met een opdracht van wettelijke controle van een organisatie van openbaar belang in de zin van de verordening (EU) nr. 537/2014 van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controle van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang, kan niet meer dan drie opeenvolgende mandaten bij dezelfde organisatie uitoefenen, hetgeen aldus een maximale duur van negen jaar omvat. § 3. In afwijking van paragraaf 2, kan de organisatie van openbaar belang in de zin van de verordening nr. 537/2014 beslissen om het mandaat van de commissaris te hernieuwen : a)om de wettelijke controle alleen te verrichten, voor zover de organisatie van openbaar belang zich kan baseren op een openbare aanbestedingsprocedure bedoeld in artikel 17, § 4, a) van de verordening nr. 537/2014; b) om de wettelijke controle samen met één of meerdere andere commissarissen te verrichten, die een college van van elkaar onafhankelijke commissarissen vormen belast met de gezamenlijke controle. De hernieuwingen bedoeld in het eerste lid laten een totale maximale duur toe van : a) achttien jaar, met name maximum drie bijkomende mandaten, wanneer beslist wordt om het mandaat van de commissaris in functie te hernieuwen;b) vierentwintig jaar, met name maximum vijf bijkomende mandaten, wanneer beslist wordt om meerdere commissarissen aan te stellen belast met de gezamenlijke controle. § 4. Na het verstrijken van de maximale termijnen bedoeld in de paragrafen 2 en 3, mogen noch de commissaris, noch, indien van toepassing, een lid van het netwerk in de Europese Unie waartoe hij behoort, de wettelijke controle van dezelfde organisatie van openbaar belang in de zin van de verordening nr. 537/2014 uitvoeren in de daaropvolgende periode van vier jaar.".

Art. 92.In artikel 135, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen door de wet van 17 december 2008, worden de woorden "De commissarissen worden" vervangen door de woorden "Overeenkomstig artikel 132/1, worden de commissarissen". HOOFDSTUK 1 6. - Slotbepalingen

Art. 93.De wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen wordt opgeheven.

Art. 94.§ 1. De bepalingen van artikel 22 zijn van toepassing op de Europese octrooien verleend vanaf de inwerkingtreding van artikel 22 op basis van octrooiaanvragen ingediend vanaf 22 september 2014, en op de Europese octrooien die in stand gehouden werden zoals gewijzigd of beperkt, vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 22, op basis van de octrooiaanvragen ingediend vanaf 22 september 2014. § 2. De bepalingen van artikel 48 zijn van toepassing op de Europese octrooien verleend vanaf de inwerkingtreding van artikel 48 op basis van octrooiaanvragen ingediend voor 13 december 2007, en op de Europese octrooien die in stand gehouden werden zoals gewijzigd door het Europees Octrooibureau, vanaf de inwerkingtreding van artikel 48 op basis van octrooiaanvragen ingediend voor 13 december 2007. § 3. De bepalingen van artikel 60 zijn van toepassing op de Europese octrooien verleend vanaf de inwerkingtreding van artikel 60 op basis van octrooiaanvragen ingediend tussen 13 december 2007 en 21 september 2014, en op de Europese octrooien die in stand gehouden werden zoals gewijzigd of beperkt, door het Europees Octrooibureau, vanaf de inwerkingtreding van artikel 60 op basis van octrooiaanvragen ingediend tussen 13 december 2007 en 21 september 2014. HOOFDSTUK 1 7. - Inwerkingtreding

Art. 95.De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 21 en 24.

Art. 96.De artikelen 22, 23, 47 tot 50, 60 tot 62 en 94 treden in werking op 1 januari 2017.

Art. 97.De artikelen 85 en 86 en dit artikel treden in werking op de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 98.De artikelen 87 en 88 treden in werking op de datum van het in werking treden ten aanzien van België van de Overeenkomst betreffende het eengemaakt octrooigerecht, gedaan te Brussel op 19 februari 2013.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 29 juni 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, K. PEETERS De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT De Minister van Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s, W. BORSUS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS ______ (1) Nota Kamer van volksvertenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 54 1861 Integraal Verslag : 16 juni 2016.

^