Etaamb.openjustice.be
Wet van 30 juli 2018
gepubliceerd op 10 augustus 2018

Wet houdende diverse bepalingen inzake inkomstenbelastingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2018031626
pub.
10/08/2018
prom.
30/07/2018
ELI
eli/wet/2018/07/30/2018031626/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

30 JULI 2018. - Wet houdende diverse bepalingen inzake inkomstenbelastingen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992

Art. 2.In artikel 21 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 14°, worden de woorden "416,50 EUR" vervangen door de woorden "512,50 euro";2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "De Koning wijzigt desgevallend het in het eerste lid, 14°, vermelde bedrag zodat het na toepassing van artikel 178 gelijk is aan 800 euro voor de inkomsten die worden betaald of toegekend in 2019. Onverminderd de toepassing van artikel 178, blijft het aldus gewijzigde bedrag van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2019 worden betaald of toegekend.".

Art. 3.In artikel 46, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 11 december 2008, 26 december 2015 en 9 februari 2017, worden de woorden "aftrekken voor risicokapitaal," ingevoegd tussen de woorden "aftrekken voor innovatie-inkomsten," en het woord "investeringsaftrekken" en worden de woorden "op de door de vroegere belastingplichtige afgestane activa" vervangen door de woorden "met betrekking tot de bij haar ingebrachte bestanddelen".

Art. 4.Artikel 185quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 juni 2008 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2009, 18 december 2015 en 26 december 2015, wordt opgeheven.

Art. 5.In artikel 194octies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2018, worden de woorden "Artikel 51, tweede lid, 5°, is" vervangen door de woorden "De artikelen 51, tweede lid, 5°, en 64ter zijn".

Art. 6.In artikel 205ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juni 2005 en gewijzigd bij de wetten van 23 december 2005, 22 december 2009, 14 april 2011, 26 juni 2013, 21 december 2013 en 25 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden " § § 2 tot 6" telkens vervangen door de woorden " §§ 2 tot 4" en worden de woorden "aan het eind" telkens vervangen door de woorden "aan het begin";2° in paragraaf 2, worden in de inleidende zin de woorden "aan het einde" vervangen door de woorden "aan het begin"; "3° paragraaf 2 wordt aangevuld met bepalingen onder 7°, 8° en 9°, luidende : "7° de fiscale nettowaarde van de vorderingen op een in artikel 227 vermelde belastingplichtige of op een buitenlandse inrichting die gevestigd is in een land waarmee België noch een akkoord of overeenkomst heeft gesloten, noch deelneemt aan een ander bilateraal of multilateraal gesloten juridisch instrument, die de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden mogelijk maken, tenzij de vennootschap bewijst dat de verrichting beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften; 8° de inbreng van kapitaal door een in artikel 227 vermelde belastingplichtige of een buitenlandse inrichting die gevestigd is in een land waarmee België noch een akkoord of overeenkomst heeft gesloten, noch deelneemt aan een ander bilateraal of multilateraal gesloten juridisch instrument, die de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden mogelijk maken, tenzij de vennootschap bewijst dat de verrichting beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften; 9° de inbreng van kapitaal door een verbonden vennootschap wanneer zij rechtstreeks of onrechtstreeks haar oorsprong vindt in leningen onderschreven door een verbonden vennootschap waarbij deze de intresten als kosten aftrekt."; 4° paragraaf 3 wordt opgeheven;5° de huidige paragraaf 4 wordt paragraaf 3; 6° de huidige paragraaf 5 wordt paragraaf 4.".

Art. 7.In artikel 205quinquies, derde lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 21 december 2013 en vervangen bij de wet van 25 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : "1° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "aan het einde van het belastbare tijdperk, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 205ter, §§ 2 tot 6" vervangen door de woorden "aan het begin van het belastbaar tijdperk, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 205ter, §§ 2 tot 4"; 2° in de bepaling onder 2°, worden de woorden "aan het einde van het vijfde voorgaande belastbare tijdperk, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 205ter, §§ 2 tot 6" vervangen door de woorden "aan het begin van het vijfde voorgaande belastbaar tijdperk, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 205ter, §§ 2 tot 4".

Art. 8.In artikel 206, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 6 augustus 1993 en gewijzigd bij de wetten van 4 april 1995, 22 december 1998, 11 december 2008 en 25 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "beroepsverliezen die de overnemende of verkrijgende vennootschap vóór die inbreng of die overneming heeft geleden" vervangen door de woorden "beroepsverliezen en de in artikel 205, § 3, bedoelde inkomsten die de overnemende of verkrijgende vennootschap vóór die inbreng of die overneming nog niet heeft kunnen aftrekken";2° in het tweede lid, worden de woorden "beroepsverliezen die een overgenomen vennootschap vóór die fusie heeft geleden" vervangen door de woorden "beroepsverliezen en de in artikel 205, § 3, bedoelde inkomsten die een overgenomen vennootschap vóór die fusie nog niet heeft kunnen aftrekken";3° in het vijfde lid, worden de woorden "beroepsverliezen die de overnemende of verkrijgende vennootschap vóór deze verrichting heeft geleden" vervangen door de woorden "beroepsverliezen en de in artikel 205, § 3, bedoelde inkomsten die de overnemende of verkrijgende vennootschap vóór deze verrichting nog niet heeft kunnen aftrekken";4° in het zesde lid, worden de woorden "beroepsverliezen door de overgenomen, gesplitste of inbrengende vennootschap geleden vóór de verrichting binnen haar Belgische inrichting" vervangen door de woorden "beroepsverliezen en de in artikel 205, § 3, bedoelde inkomsten die de overgenomen, gesplitste of inbrengende vennootschap vóór de verrichting binnen haar Belgische inrichting nog niet heeft kunnen aftrekken"; 5° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Voor de toepassing van deze paragraaf wordt de beperking van de aftrekbaarheid geacht eerst plaats te vinden op de beroepsverliezen en vervolgens op de in artikel 205, § 3, bedoelde inkomsten.".

Art. 9."In artikel 215, derde lid, 4°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en vervangen bij de wet van 25 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "één van hun bedrijfsleiders" worden vervangen door de woorden "één in artikel 32 bedoelde bedrijfsleider"; 2° de woorden "minstens gelijk zijn aan het resultaat van het belastbaar tijdperk" worden vervangen door de woorden "gelijk zijn of hoger zijn dan het belastbaar inkomen van de vennootschap".".

Art. 10.In artikel 217, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 29 maart 2012 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2012, 12 mei 2014, 19 december 2014, 18 december 2015, 3 augustus 2016 en 25 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "16,5 pct." vervangen door de woorden "12,5 pct."; 2° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "12,5 pct." vervangen door de woorden "15 pct.".

Art. 11.In artikel 218, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 30 juli 2013 en 1 december 2016 en gedeeltelijk vernietigd door het Grondwettelijk Hof met het arrest nr. 2018-024 van 1 maart 2018, worden de woorden "overeenkomstig de artikelen 215 tot 217, met uitsluiting van het in artikel 413/1, § 1, beoogd gedeelte van de belasting, wordt eventueel vermeerderd" vervangen door de woorden "overeenkomstig de artikelen 215 tot 217 en de afzonderlijke aanslag bedoeld in artikel 219quinquies, met uitsluiting van het in artikel 413/1, § 1, beoogd gedeelte van de belasting, worden eventueel vermeerderd".

Art. 12.In artikel 219quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "een van haar in artikel 32 bedoelde bedrijfsleiders" vervangen door de woorden "één in artikel 32 bedoelde bedrijfsleider"; 2° in paragraaf 2, worden de woorden "het bedrag van 45.000 euro of, indien dat lager is," ingevoegd tussen de woorden "het positieve verschil tussen" en de woorden "het in artikel 215, derde lid, 4°, bedoelde minimumbedrag van de bezoldiging enerzijds"; 3° in paragraaf 6, tweede lid, worden de woorden "met het hoogste belastbaar resultaat" vervangen door de woorden "die het hoogste bedrag aan belastbaar inkomen heeft aangegeven".

Art. 13.In artikel 233 van hetzelfde Wetboek, wordt in de plaats van het derde lid, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013 en vernietigd bij arrest nr. 24/2018 van het Grondwettelijk Hof, een lid ingevoegd, luidende : "Bovendien wordt een afzonderlijke aanslag gevestigd volgens de regels bepaald in artikel 219quinquies.".

Art. 14.In artikel 246, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, wordt in de plaats van de bepaling onder 3°, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013 en vernietigd bij arrest nr. 24/2018 van het Grondwettelijk Hof, een bepaling onder 3° ingevoegd, luidende : "3° onverminderd de toepassing van artikel 218, wordt de afzonderlijke aanslag vermeld in artikel 233, derde lid, berekend tegen 5 pct.".

Art. 15.In artikel 513, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 25 april 2014 en 22 oktober 2017, worden de woorden "verwezenlijkt vanaf 1 januari 1990" vervangen door de woorden "die ten laatste in een belastbaar tijdperk dat aanvangt vóór 1 januari 2020 zijn verwezenlijkt".

Art. 16.In artikel 536, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 december 2012, worden de woorden "in het tweede en het derde lid" vervangen door de woorden "in het tweede lid".

Art. 17.De artikelen 3, 6, 7, 11, 13, 14 en 16 zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2019 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt vanaf 1 januari 2018.

Artikel 8 treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt en is van toepassing op de verrichtingen die hebben plaatsgevonden vanaf 1 januari 2018.

Artikel 10, 1° treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt en is van toepassing op de verrichtingen die hebben plaatsgevonden vanaf 1 januari 2018.

Artikel 2 is van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2019 worden betaald of toegekend.

Artikel 10, 2° treedt in werking op 1 januari 2020 en is van toepassing op de verrichtingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2020.

De artikelen 4, 5 en 15 treden in werking op 1 januari 2020 en zijn van toepassing vanaf aanslagjaar 2021 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt vanaf 1 januari 2020.

Elke wijziging die vanaf 26 juli 2017 aan de afsluitingsdatum van het boekjaar wordt aangebracht, blijft zonder uitwerking voor de toepassing van de in dit hoofdstuk bedoelde bepalingen. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen

Art. 18.In artikel 1 van het Wetboek van de met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen, gewijzigd bij de wet van 22 mei 2001, wordt de bepaling onder 4°, vervangen als volgt : "4° de belasting en de aanvullende belasting op de werknemersparticipatie in het kapitaal van de vennootschap en op de winstpremie voor de werknemers.".

Art. 19.In het opschrift van titel VII van hetzelfde Wetboek ingevoegd bij de wet van 22 mei 2001, en vervangen bij de wet van 25 december 2017, worden in de Franse tekst de woorden "au capital et" vervangen door de woorden "au capital de la société et".

Art. 20.In artikel 113, § 1, 1°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 mei 2001 en vervangen bij de wet van 25 december 2017, worden de woorden "mits aftrek van de sociale bijdrage bedoeld in artikel 38, § 3septies, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers," ingevoegd tussen de woorden "uitbetaald in speciën" en de woorden "toegekend overeenkomstig de bepalingen".

Art. 21.Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2018. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting Afdeling 1. - Wijzigingen van bepalingen die de omzetting van

richtlijn (EU) 2016/1164 beogen

Art. 22.Deze afdeling heeft de gedeeltelijke omzetting tot doel van richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt.

Art. 23.Artikel 19 van de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting wordt vervangen als volgt : "

Art. 19.In titel III, hoofdstuk II, afdeling II, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 185/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 185/1.In afwijking van artikel 24 komt winst eveneens voort uit de overdracht van een of meerdere bestanddelen van het actief van een binnenlandse vennootschap naar haar buitenlandse inrichting waarvan de winst in België wordt vrijgesteld krachtens een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting.

In het geval van een in het eerste lid bedoelde overdracht wordt als winst aangemerkt, het positieve verschil tussen enerzijds de werkelijke waarde van deze bestanddelen en anderzijds de aanschaffings- of beleggingswaarde ervan, verminderd met de voorheen aangenomen waardeverminderingen en afschrijvingen.".".

Art. 24.Artikel 20 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 20.In titel III, hoofdstuk II, afdeling II, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 185/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 185/2.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 185, § 2, a, omvat winst eveneens de niet-uitgekeerde winst van de in paragraaf 2, eerste lid, omschreven buitenlandse vennootschap die voortkomt uit een kunstmatige constructie of een reeks van constructies opgezet met als wezenlijk doel een belastingvoordeel te verkrijgen.

De winst van de in het eerste lid bedoelde buitenlandse vennootschap komt in aanmerking met uitzondering van de bedragen die niet zijn voortgebracht door activa en risico's die verbonden zijn met de sleutelfuncties die door de belastingplichtige worden uitgeoefend.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "niet-uitgekeerde winst" de winst verstaan die door een in paragraaf 2 omschreven buitenlandse vennootschap wordt verworven in een belastbaar tijdperk dat wordt afgesloten in de loop van het belastbare tijdperk van de belastingplichtige en die niet wordt uitgekeerd in datzelfde belastbaar tijdperk aan de belastingplichtige of een andere binnenlandse vennootschap. § 2. De niet uitgekeerde winst van een buitenlandse vennootschap kan slechts in de winst van de belastingplichtige worden begrepen indien : - de belastingplichtige ofwel rechtstreeks of onrechtstreeks de meerderheid van de stemrechten verbonden aan het totaal van de aandelen van deze buitenlandse vennootschap bezit, ofwel rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming bezit van ten minste 50 pct. van het kapitaal van deze vennootschap, ofwel recht heeft op ten minste 50 pct. van de winst van deze vennootschap; en indien - de buitenlandse vennootschap krachtens de bepalingen van de wetgeving van de Staat of het rechtsgebied waar zij is gevestigd, aldaar ofwel niet aan een inkomstenbelasting is onderworpen ofwel onderworpen is aan een inkomstenbelasting die minder dan de helft bedraagt van de vennootschapsbelasting die verschuldigd zou zijn geweest indien deze buitenlandse vennootschap in België zou zijn gevestigd.

Voor de berekening van de vennootschapsbelasting, bedoeld in het eerste lid, tweede streepje, die verschuldigd zou zijn geweest indien deze buitenlandse vennootschap in België zou zijn gevestigd, wordt geen rekening gehouden met het resultaat van deze buitenlandse vennootschap dat werd behaald door middel van één of meerdere buitenlandse inrichtingen van deze buitenlandse vennootschap waarvan de winst wordt vrijgesteld in toepassing van een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting gesloten tussen het land of rechtsgebied waar deze buitenlandse vennootschap is gevestigd en het land of rechtsgebied waar deze buitenlandse inrichting is gelegen. § 3. In het geval de belastingplichtige een in het tweede lid bedoelde buitenlandse inrichting aanhoudt waarvan de winst in België wordt vrijgesteld of verminderd krachtens een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting, wordt de winst die voortkomt uit een kunstmatige constructie of een reeks van constructies die is opgezet met als wezenlijk doel een belastingvoordeel te verkrijgen niet toegerekend aan de buitenlandse inrichting.

Deze paragraaf is enkel van toepassing op de buitenlandse inrichtingen die krachtens de bepalingen van de wetgeving van de Staat of het rechtsgebied waar ze zijn gelegen, aldaar ofwel niet aan een inkomstenbelasting zijn onderworpen ofwel onderworpen zijn aan een inkomstenbelasting die minder dan de helft bedraagt van de supplementaire vennootschapsbelasting die verschuldigd zou zijn geweest door de belastingplichtige indien deze inrichtingen in België zouden zijn gelegen. § 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt een constructie of een reeks van constructies als kunstmatig aangemerkt in de mate dat de in paragraaf 2 omschreven buitenlandse vennootschap of de in paragraaf 3 omschreven buitenlandse inrichting geen eigenaar van de activa zou zijn, of niet de risico's op zich zou hebben genomen die al haar inkomsten, of een deel ervan, genereren indien deze vennootschap of deze inrichting niet onder de zeggenschap stond van de belastingplichtige waar de voor die activa en risico's relevante sleutelfuncties worden verricht, welke een essentiële rol vervullen bij het genereren van de inkomsten van de voormelde buitenlandse vennootschap of buitenlandse inrichting.".".

Art. 25.Artikel 34 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 34.In titel III, hoofdstuk II, afdeling III, onderafdeling VII, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 33, wordt een artikel 194sexies ingevoegd, luidende : "

Art. 194sexies.De winst wordt vrijgesteld ten belope van het totaal van het in artikel 198/1, § 2 bedoelde financieringskostensurplus dat in toepassing van artikel 198/1, § 1, in een van de voorgaande belastbare tijdperken niet als beroepskost werd aangemerkt en dat in toepassing van dit artikel niet als grondslag heeft gediend voor de vrijstelling van de winst in hoofde van de belastingplichtige.

De in het eerste lid bedoelde vrijstelling kan niet groter zijn dan het positieve verschil tussen het in artikel 198/1, § 3, bedoelde grensbedrag en het in artikel 198/1, § 2 bedoelde financieringskostensurplus.

De in het eerste lid bedoelde vrijstelling kan enkel worden verkregen indien de vennootschap bij haar aangifte in de vennootschapsbelasting een opgave voegt waarvan het model door de Koning wordt vastgesteld.".".

Art. 26.Artikel 35 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 35.In titel III, hoofdstuk II, afdeling III, onderafdeling VII, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 33 wordt een artikel 194septies ingevoegd, luidende : "

Art. 194septies.De winst wordt vrijgesteld ten belope van de in artikel 205/5, § 3, vierde lid, bedoelde vergoeding die in uitvoering van de in artikel 205/5, § 3, bedoelde groepsbijdrage-overeenkomst wordt verkregen in ruil voor de opname van het bedrag van de groepsbijdrage in de winst van het belastbaar tijdperk.".".

Art. 27.Artikel 36 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 36.In titel III, hoofdstuk II, afdeling III, onderafdeling VII, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 33, wordt een artikel 194septies ingevoegd, luidende : "

Art. 194septies.De winst wordt vrijgesteld : - ten belope van de in artikel 205/5, § 3, vierde lid, bedoelde vergoeding die in uitvoering van de in artikel 205/5, § 3, bedoelde groepsbijdrage-overeenkomst wordt verkregen in ruil voor de opname van het bedrag van de groepsbijdrage in de winst van het belastbaar tijdperk; - ten belope van de in artikel 198/1, § 4, vijfde lid, bedoelde vergoeding die wordt verkregen van de binnenlandse vennootschap of Belgische inrichting die deel uitmaakt van dezelfde groep van vennootschappen als de belastingplichtige, in ruil voor de overdracht van het in artikel 198/1, § 3, bedoelde grensbedrag.".".

Art. 28.In artikel 39 van dezelfde wet worden de bepalingen onder 8° en 9° vervangen als volgt : "8° in paragraaf 1, enig lid, wordt de bepaling onder 15° hersteld als volgt : "15° de in artikel 198/1, § 4, vijfde lid, bedoelde vergoeding;"; 9° paragraaf 1, enig lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 16° ingevoegd, luidende : "16° de in artikel 205/5, § 3, vierde lid, of de in artikel 205/5, § 4, vijfde lid, bedoelde vergoeding.".".

Art. 29.Artikel 40 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 40.In titel III, hoofdstuk II, afdeling IV, onderafdeling I, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 198/1 ingevoegd luidende : "

Art. 198/1.§ 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 54 en 55 wordt het in § 2 bedoelde financieringskostensurplus niet als beroepskosten aangemerkt in de mate dat het totale bedrag van deze interesten, hoger is dan het in § 3 bedoelde grensbedrag. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder financieringskostensurplus het positieve verschil verstaan tussen : - enerzijds het geheel aan interesten en andere door de Koning omschreven kosten die economisch gelijkwaardig zijn aan interesten, die overeenkomstig de artikelen 49, 52, 2°, 54 en 55 in het belastbaar tijdperk als beroepskost worden aangemerkt en die niet verbonden zijn met een vaste inrichting waarvan de winst wordt vrijgesteld krachtens een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting; - en anderzijds het geheel aan interesten en andere door de Koning omschreven opbrengsten die economisch gelijkwaardig zijn aan interesten, die in de winst van het belastbaar tijdperk zijn begrepen en die niet krachtens een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting worden vrijgesteld.

Indien aan de door de Koning vastgestelde modaliteiten wordt voldaan, worden de interesten van de volgende leningen niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van het financieringskostensurplus : - leningen waarvan de belastingplichtige heeft aangetoond dat het contract werd gesloten vóór 17 juni 2016 en waaraan vanaf deze datum geen fundamentele wijzigingen werden aangebracht; - leningen die worden gesloten in uitvoering van een project van publiek-private samenwerking gegund na inmededingingstelling overeenkomstig de reglementering inzake overheidsopdrachten, waarbij de uitvoerder van het project, de financieringskosten, de activa en de winst zich allemaal in de Europese Unie bevinden.

In het geval de belastingplichtige deel uitmaakt van een groep van vennootschappen, komen de interesten en andere door de Koning omschreven kosten of opbrengsten die economisch gelijkwaardig zijn aan interesten en die verschuldigd zijn aan of door een binnenlandse vennootschap of Belgische inrichting die deel uitmaakt van deze groep en die niet uitgesloten zijn van de toepassing van dit artikel, niet in aanmerking voor de vaststelling van het financieringskostensurplus. § 3. Het in dit artikel bedoelde grensbedrag is het hoogste van de volgende twee bedragen : a) 3 miljoen euro;b) 30 pct.van de overeenkomstig het tweede lid samengestelde EBITDA van de belastingplichtige.

De EBITDA wordt samengesteld door het resultaat van het belastbaar tijdperk te vermeerderen met : - de afschrijvingen en waardeverminderingen die voor het belastbaar tijdperk als beroepskosten worden aangemerkt; - het in paragraaf 2, bedoelde financieringskostensurplus, met uitzondering van het gedeelte dat overeenkomstig de eerste paragraaf niet als beroepskosten wordt aangemerkt; en te verminderen met : - het in artikel 205/5 bedoelde bedrag van de groepsbijdrage dat in mindering wordt gebracht van de winst van het belastbaar tijdperk; - de in artikel 202 bedoelde inkomsten van het belastbaar tijdperk die overeenkomstig de artikelen 203 tot 205, van de winst van het huidige of een volgend belastbaar tijdperk kunnen worden afgetrokken; - 85 pct. van de in artikelen 205/2 en 205/3 bedoelde inkomsten van het belastbaar tijdperk die overeenkomstig artikel 205/1, van de winst van het huidige of een volgend belastbaar tijdperk kunnen worden afgetrokken; - 80 pct. van de overeenkomstig artikel 543 bepaalde octrooi-inkomsten die in aanmerking worden genomen om van de winst van het belastbaar tijdperk te worden afgetrokken; - het deel van de winst van het belastbaar tijdperk dat krachtens een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting wordt vrijgesteld; - de winst die werd behaald in uitvoering van een project van publiek-private samenwerking gegund na inmededingingstelling overeenkomstig de reglementering inzake overheidsopdrachten, waarbij de uitvoerder van het project, de financieringskosten, de activa en de winst zich allemaal in de Europese Unie bevinden.

In het geval de belastingplichtige deel uitmaakt van een groep van vennootschappen : - wordt het in het eerste lid, a, bedoelde bedrag evenredig verdeeld, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde methode over de binnenlandse vennootschappen en de Belgische inrichtingen die tijdens het hele belastbaar tijdperk deel hebben uitgemaakt van deze groep en die niet zijn uitgesloten van toepassing van dit artikel; - wordt de in het eerste lid, b, bedoelde EBITDA van de belastingplichtige vermeerderd met de kosten die verschuldigd zijn aan of verminderd met de opbrengsten die verschuldigd zijn door een binnenlandse vennootschap of Belgische inrichting die tijdens het hele belastbaar tijdperk deel heeft uitgemaakt van deze groep van vennootschappen en die niet zijn uitgesloten van toepassing van dit artikel; - heeft de belastingplichtige de mogelijkheid om een interestaftrek-overeenkomst te sluiten met een andere binnenlandse vennootschap of een Belgische inrichting die tijdens het hele belastbaar tijdperk deel heeft uitgemaakt van deze groep van vennootschappen en die niet is uitgesloten van toepassing van dit artikel; - wordt het grensbedrag van de belastingplichtige naargelang hetgeen is overeengekomen verhoogd of verlaagd met het overgedragen grensbedrag dat in de interestaftrek-overeenkomst werd vastgelegd. § 4. Een overeenkomst komt slechts in aanmerking als interestaftrek-overeenkomst indien deze aan de voorwaarden van deze paragraaf voldoet en indien deze voorwaarden ook effectief door de partijen ten uitvoer worden gebracht.

De belastingplichtige en de binnenlandse vennootschap of de Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap die deel uitmaakt van dezelfde groep van vennootschappen worden als de twee partijen van de interestaftrek-overeenkomst geïdentificeerd.

In deze overeenkomst wordt het over te dragen grensbedrag vastgelegd.

In het geval de belastingplichtige een bedrag overdraagt dat groter is dan het grensbedrag van de belastingplichtige worden de uitgaven van de belastingplichtige verworpen voor een bedrag gelijk aan het positieve verschil tussen het overgedragen bedrag en het grensbedrag.

In deze overeenkomst verbinden beide partijen zich ertoe om het overgedragen grensbedrag in de aangifte van de vennootschapsbelasting of belasting van de niet-inwoners van het belastbaar tijdperk te verwerken dat verbonden is met het in de overeenkomst vermelde aanslagjaar.

In deze overeenkomst kunnen de partijen enkel voorzien in de betaling van een vergoeding die gelijk is aan de vennootschapsbelasting of de belasting van niet-inwoners die door één van de partijen verschuldigd was geweest indien geen overdracht zou hebben plaatsgevonden. § 5. Om een wijziging aan het grensbedrag te rechtvaardigen moet de belastingplichtige bij haar aangifte van de vennootschapsbelasting of de belasting van niet-inwoners de in paragraaf 4 bedoelde overeenkomst voegen waarvan het model door de door de Koning wordt vastgesteld. § 6. Dit artikel is niet van toepassing indien de belastingplichtige aantoont dat hij binnen het toepassingsgebied valt van een van de hiernavolgende definities : 1° de kredietinstellingen in de zin van artikel 1, § 3, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;2° de beleggingsondernemingen in de zin van artikel 3, § 1, van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;3° de beheerders van AICB's in de zin van artikel 3, 13°, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;4° de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 3, 12°, van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen;5° de verzekeringsondernemingen in de zin van artikel 5, 1°, van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;6° de herverzekeringsondernemingen in de zin van artikel 5, 2°, van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;7° de instelling voor bedrijfspensioen-voorziening in de zin van artikel 2, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;8° pensioeninstellingen die pensioenregelingen uitvoeren welke worden beschouwd als socialezekerheidsregelingen die onder Verordening (EG) nr.883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels vallen, alsook elke juridische entiteit die is opgericht met het oog op de beleggingen van die regelingen; 9° de alternatieve instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 3, 2°, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;10° de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG in de zin van artikel 3, 8°, van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen;11° een centrale tegenpartij als omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr.648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters; 12° een centrale effectenbewaarinstelling als omschreven in artikel 2, eerste lid, punt 1, van Verordening (EU) nr.909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012; 13° een vennootschap waarvan de enige activiteit bestaat in het uitvoeren van een project van publiek-private samenwerking gegund na inmededingingstelling conform de reglementering inzake overheidsopdrachten, waarbij de uitvoerder van het project, de financieringskosten, de activa en de winst zich allemaal in de Europese Unie bevinden;14° een vennootschap die geen deel uitmaakt van een groep van vennootschappen en die geen buitenlandse inrichtingen heeft en die geen : - rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming aanhoudt in een vennootschap die ten minste 25 pct.bedraagt van de stemrechten of kapitaalbezit van deze vennootschap of waarbij deze deelneming recht geeft op ten minste 25 pct. van de winst van deze vennootschap; - natuurlijke persoon of rechtspersoon als aandeelhouder heeft die rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhoudt in deze en in een andere vennootschap die elk op zich ten minste 25 pct. bedraagt van de stemrechten of kapitaalbezit van deze vennootschappen of waarbij deze deelnemingen elk op zich recht geven op ten minste 25 pct. van de winst van deze twee vennootschappen; 15° een vennootschap, waarvan de enige of hoofdzakelijke activiteit bestaat uit de financiering van onroerende goederen via de uitgifte van vastgoedcertificaten.Voor de toepassing van deze bepaling wordt verstaan onder vastgoedcertificaten, de schuldinstrumenten die rechten incorporeren op de inkomsten, op de opbrengsten en op de realisatiewaarde van één of meer bij de uitgifte van de certificaten bepaalde onroerende goederen, ongeacht of de certificaten openbaar werden aangeboden en al dan niet worden verhandeld op een gereglementeerde markt; 16° de vennootschappen erkend overeenkomstig artikel 2, § 1 van het koninklijk besluit nr.55 van 10 november 1967 tot regeling van het juridisch statuut der ondernemingen gespecialiseerd in financieringshuur of de vennootschappen waarvan de voornaamste activiteit bestaat uit factoring en dit binnen de financiële sector en voor zover de ontleende kapitalen effectief dienen voor factoringactiviteiten.".".

Art. 30.Aan artikel 44 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : "2° de bepalingen onder 4° en 5° worden hersteld als volgt : "4° de winst die wordt uitgekeerd door een in artikel 185/2, § 2, bedoelde buitenlandse vennootschap, voor zover en in de mate dat de belastingplichtige heeft aangetoond dat deze winst reeds in een vorig belastbaar tijdperk als niet uitgekeerde winst in toepassing van artikel 185/2 in hoofde van de binnenlandse vennootschap werd belast; 5° de niet vrijgestelde meerwaarde op aandelen van een buitenlandse vennootschap, voor zover en in de mate dat de belastingplichtige heeft aangetoond dat de winst van deze buitenlandse vennootschap in toepassing van artikel 185/2 in een vorig belastbaar tijdperk als niet uitgekeerde winst in hoofde van de binnenlandse vennootschap werd belast, en deze winst nog niet eerder was uitgekeerd en nog bestonden op een rekening van het passief op het tijdstip van de vervreemding van deze aandelen.";"; b) het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende : "3° de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende : "Voor de toepassing van het eerste lid, 4° en 5°, wordt de winst van de buitenlandse vennootschap die overeenkomstig artikel 185/2 in hoofde van de binnenlandse vennootschap werd belast, geacht eerst te zijn uitgekeerd."." Afdeling 2. - Wijzigingen van de aftrek van de groepsbijdrage

Art. 31.Artikel 18 van de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting, wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende : "4° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4. Indien de vennootschap in toepassing van de in artikel 205/5, § 3, bedoelde groepsbijdrage-overeenkomst van het aanslagjaar zich ertoe heeft verbonden het bedrag van de groepsbijdrage als winst van het belastbaar tijdperk op te nemen wordt dit bedrag van de groepsbijdrage opgenomen in de belastbare grondslag van het belastbaar tijdperk dat verbonden is met dat aanslagjaar.

Indien de vennootschap in toepassing van de in artikel 205/5, § 4, bedoelde groepsbijdrage-overeenkomst in een voorgaand belastbaar tijdperk een groepsbijdrage in aftrek heeft genomen en de activiteiten van de buitenlandse vennootschap waarmee de overeenkomst werd gesloten binnen drie jaar na de stopzetting ervan opnieuw worden opgestart, wordt in het belastbaar tijdperk waarin deze activiteiten opnieuw werden opgestart, een bedrag ter grootte van deze groepsbijdrage opgenomen in de belastbare grondslag.".".

Art. 32.Artikel 48 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 48.In titel III, hoofdstuk II, afdeling IV, onderafdeling IIIbis/1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 47, wordt een artikel 205/5 ingevoegd, luidende : "

Art. 205/5.§ 1. Bij de bepaling van het belastbaar inkomen wordt het in dit artikel omschreven bedrag van de groepsbijdrage in mindering gebracht van de winst van het belastbaar tijdperk. Deze vermindering wordt "aftrek van de groepsbijdrage" genoemd. § 2. Het bedrag van de groepsbijdrage wordt vastgesteld in een overeenkomstig paragraaf 3 of 4 bedoelde groepsbijdrage-overeenkomst die wordt gesloten tussen de belastingplichtige en een in aanmerking komende binnenlandse of buitenlandse vennootschap en die betrekking heeft op een bepaald aanslagjaar.

Er kan geen bedrag van de groepsbijdrage in mindering van de winst worden gebracht op basis van een groepsbijdrage-overeenkomst die betrekking heeft op een ander aanslagjaar.

Een in aanmerking komende binnenlandse of buitenlandse vennootschap is een vennootschap die gedurende een onafgebroken periode van 5 jaar, die aanvangt op 1 januari van het vierde kalenderjaar voor het kalenderjaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd, verbonden is met de belastingplichtige.

Indien de belastingplichtige of een binnenlandse of buitenlandse vennootschap die verbonden is met de belastingplichtige werd opgericht binnen de in het derde lid vermelde periode ingevolge een fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap, een splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen, een gemengde splitsing of een hiermee gelijkgestelde verrichting, mag voor de toepassing van dit derde lid de belastingplichtige of de met de belastingplichtige verbonden vennootschap gelijk worden gesteld met de vennootschap of met elke vennootschap waarin het totale vermogen van de belastingplichtige of van de hiermee verbonden vennootschap zich bevond voor de uitwerking van deze fusie, splitsing of hiermee gelijkgestelde verrichting.

Indien het vermogen of een deel van het vermogen van een vennootschap is overgegaan in het vermogen van de belastingplichtige of van een binnenlandse of buitenlandse vennootschap die verbonden is met de belastingplichtige binnen de in het derde lid vermelde periode ingevolge een fusie door overneming, splitsing door overneming of een hiermee gelijkgestelde verrichting, een inbreng van een tak van werkzaamheid of een inbreng van de algemeenheid van goederen, zal voor de toepassing van het derde lid elke vennootschap waarin een deel van het totale vermogen van de belastingplichtige of van de vennootschap die verbonden is met de belastingplichtige zich bevond voor de uitwerking van deze fusie, splitsing, inbreng of hiermee gelijkgestelde verrichting worden gelijkgesteld met de belastingplichtige of de binnenlandse of buitenlandse vennootschap die verbonden is met de belastingplichtige en zullen deze eveneens aan de toepassingsvoorwaarden van dit derde lid moeten voldoen.

Voor de toepassing van dit artikel is een binnenlandse of buitenlandse vennootschap die verbonden is met de belastingplichtige een vennootschap : - die beschikt over een rechtstreekse deelneming van ten minste 90 pct. in het kapitaal van de belastingplichtige; of - waarvan het kapitaal rechtstreeks voor ten minste 90 pct. wordt aangehouden door de belastingplichtige; of - waarvan het kapitaal rechtstreeks voor ten minste 90 pct. wordt aangehouden door een andere binnenlandse of buitenlandse vennootschap en voor zover deze andere binnenlandse of buitenlandse vennootschap beschikt over een deelneming van ten minste 90 pct. in het kapitaal van de belastingplichtige.

Een buitenlandse vennootschap wordt voor de toepassing van dit artikel enkel als een in aanmerking komende buitenlandse vennootschap aangemerkt indien deze gevestigd is in de Europese Economische Ruimte.

De in het eerste lid bedoelde overeenkomst kan niet worden gesloten indien één van beide partijen : - een vennootschap is die een onroerend goed of ander zakelijke recht met betrekking tot dergelijk goed ter beschikking stelt aan een of meerdere natuurlijke personen die in de vennootschap een opdracht of functies als bedoeld in artikel 32, eerste lid, uitoefenen, of aan de echtgenoot of kinderen van deze personen wanneer die personen of hun echtgenoot het wettelijk genot van de inkomsten van die kinderen hebben; - een in artikel 185bis bedoelde vennootschap is; - een zeescheepvaartvennootschap is die aan de belasting wordt onderworpen met toepassing van de artikelen 115 tot 120 of van artikel 124 van de programmawet van 2 augustus 2002; - een als diamanthandelaar geregistreerde vennootschap is die aan de belasting wordt onderworpen met toepassing van artikel 67 tot 71 van de programmawet van 10 augustus 2015; - een vennootschap is die in toepassing van artikel 342, § § 2 en 4, forfaitair wordt belast op de winst van het belastbaar tijdperk; - voor de toepassing van paragraaf 4, een in het buitenland gevestigde vennootschap is die, alhoewel ze in het land van haar fiscale woonplaats onderworpen is aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard als die belasting, in dat land een belastingregeling geniet dat afwijkt van het gemeen recht. § 3. Een overeenkomst komt slechts in aanmerking als groepsbijdrage-overeenkomst indien deze aan de voorwaarden van deze paragraaf voldoet en indien deze voorwaarden ook effectief door de partijen ten uitvoer worden gebracht.

De belastingplichtige en de in aanmerking komende binnenlandse vennootschap of de Belgische inrichting van een in aanmerking komende buitenlandse vennootschap worden als de twee partijen van de overeenkomst geïdentificeerd.

In deze overeenkomst verbindt deze binnenlandse vennootschap of Belgische inrichting zich ertoe om het in de overeenkomst opgenomen bedrag van de groepsbijdrage overeenkomstig artikel 185, § 4, eerste lid, in de aangifte van de vennootschapsbelasting of belasting van de niet-inwoners als winst van een belastbaar tijdperk op te nemen dat verbonden is met het aanslagjaar waarop de overeenkomst betrekking heeft.

In deze overeenkomst verbindt de belastingplichtige zich ertoe aan deze binnenlandse vennootschap of Belgische inrichting een vergoeding te betalen die gelijk is aan de vennootschapsbelasting of belasting van de niet-inwoners die verschuldigd zou zijn indien het in de overeenkomst opgenomen bedrag van de groepsbijdrage niet in mindering was gebracht van de winst van het belastbaar tijdperk. § 4. In het geval een in aanmerking komende buitenlandse vennootschap haar activiteiten definitief heeft stopgezet en deze activiteiten door een andere vennootschap die deel uitmaakt van dezelfde groep van vennootschappen als deze buitenlandse vennootschap niet worden overgenomen binnen drie jaar na de stopzetting ervan, kan de belastingplichtige een groepsbijdrage-overeenkomst met deze buitenlandse vennootschap sluiten indien deze aan de voorwaarden van deze paragraaf voldoet en indien deze voorwaarden ook effectief door de partijen ten uitvoer worden gebracht.

De belastingplichtige en de in het eerste lid bedoelde in aanmerking komende buitenlandse vennootschap worden als de twee partijen van de overeenkomst geïdentificeerd.

In deze overeenkomst wordt het bedrag van de groepsbijdrage opgenomen.

Dit bedrag kan niet hoger zijn dan het overeenkomstig de bepalingen van dit Wetboek vast te stellen beroepsverlies dat in hoofde van de in het eerste lid bedoelde in aanmerking komende buitenlandse vennootschap in het belastbaar tijdperk wordt geleden waarin de activiteiten definitief werden stopgezet.

In het geval het voormelde beroepsverlies geheel of gedeeltelijk door de buitenlandse vennootschap of door een andere persoon in aftrek kan worden genomen, wordt het in het vorige lid bedoelde beroepsverlies, beperkt tot het deel van het beroepsverlies dat niet door de buitenlandse vennootschap of door een andere persoon in aftrek kan worden genomen.

In deze overeenkomst verbindt de belastingplichtige zich ertoe aan deze buitenlandse vennootschap een vergoeding te betalen die gelijk is aan de vennootschapsbelasting of belasting van de niet-inwoners die verschuldigd was geweest indien het in de overeenkomst opgenomen bedrag van de groepsbijdrage niet in mindering zou zijn gebracht van de winst van het belastbaar tijdperk. § 5. Ten einde het voordeel van de aftrek van de groepsbijdrage te rechtvaardigen, moet de belastingplichtige bij haar aangifte van de vennootschapsbelasting of belasting van niet-inwoners vennootschappen de in paragraaf 3 of 4 bedoelde overeenkomst voegen waarvan het model door de Koning wordt vastgesteld.".".

Art. 33.In dezelfde wet wordt een artikel 53/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 53/1.In artikel 207 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd door artikel 53, wordt tussen het zevende lid en het achtste lid, een lid ingevoegd, luidende : "Geen van de in de artikelen 199 tot 206, 536 en 543 bepaalde aftrekken mag worden verricht op het bedrag van de in artikel 185, § 4, eerste lid, bedoelde groepsbijdrage dat in de belastbare grondslag wordt opgenomen.".".

Art. 34.Artikel 73 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 73.Artikel 292 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1993 en 4 mei 1999, wordt aangevuld met twee leden, luidende : "De in het eerste lid bedoelde verrekenbare sommen worden niet verrekend met het bedrag van de in artikel 185, § 4, eerste lid, bedoelde groepsbijdrage dat in de belastbare grondslag wordt opgenomen.

In afwijking van het eerste lid wordt het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting slechts verrekend tot het aandeel van de vennootschapsbelasting dat betrekking heeft op de belastbare netto-inkomsten die voortkomen uit een hybride overdracht. Die netto-inkomsten bestaan uit het verschil tussen de inkomsten die zijn verkregen in het kader van die hybride overdracht en de eventuele betalingen die eveneens in het kader van die hybride overdracht moesten gedaan worden.".". Afdeling 3. - Diverse wijzigingen

Art. 35.In artikel 84 van de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting wordt de bepaling onder c) vervangen als volgt : "c) paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende bepalingen : "3° met betrekking tot de belastbare opnemingen op de in artikel 190bis bedoelde vrijgestelde bedragen die bestonden op het einde van het laatste belastbare tijdperk dat afsluit vóór 1 januari 2017; 4° met betrekking tot de overeenkomstig artikel 193quater, § 2, derde lid, belastbare opnemingen, die zijn verricht op de overeenkomstig artikel 67 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, zoals het bestond voordat het door artikel 87 van de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting werd opgeheven, in een belastbaar tijdperk dat afsluit vóór 1 januari 2017 vrijgestelde winst; 5° met betrekking tot de belastbare opnemingen op de in een belastbaar tijdperk dat afsluit vóór 1 januari 2017 gevormde investeringsreserve bedoeld in artikel 194quater zoals het bestond voor het is opgeheven bij artikel 31, 2°, van de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting, voor zover § 4, tweede lid, van dat artikel geen toepassing meer kan vinden.".

Art. 36.In titel 2, hoofdstuk 1, van dezelfde wet wordt een artikel 20/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 20/1.In artikel 185bis, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 december 2015, worden de woorden "slechts belastbaar op het totaal van de ontvangen abnormale of goedgunstige voordelen en van de niet als beroepskosten aftrekbare uitgaven en kosten andere dan waardeverminderingen en minderwaarden op aandelen" vervangen door de woorden "slechts belastbaar op het totaal van de ontvangen abnormale of goedgunstige voordelen en van de niet als beroepskosten aftrekbare uitgaven en kosten andere dan waardeverminderingen en minderwaarden op aandelen en het in artikel 198/1 bedoelde ook niet als beroepskosten aangemerkte financieringskostensurplus".

Art. 37.In titel 2, hoofdstuk 1, van dezelfde wet wordt een artikel 73/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 73/1.Artikel 307, § 1/2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 december 2017, wordt aangevuld met drie leden, luidende : "De belastingplichtigen onderworpen aan de vennootschapsbelasting of, overeenkomstig artikel 227, 2°, aan de belasting van niet-inwoners, zijn eveneens gehouden aangifte te doen van : - het bestaan van een in artikel 185/2, § 1 bedoelde buitenlandse vennootschap waarvan de winst geheel of gedeeltelijk in toepassing van dat artikel in hoofde van de belastingplichtige wordt belast; - het bestaan van een in artikel 185/2, § 3 bedoelde buitenlandse inrichting waarvan de winst in toepassing van dat artikel geheel of gedeeltelijk niet wordt toegerekend aan deze buitenlandse inrichting.

In het geval in de aangifte het bestaan wordt gemeld van een in artikel 185/2, § 1 bedoelde buitenlandse vennootschap wordt eveneens de volledige naam, de rechtsvorm, het adres en in voorkomend geval het identificatienummer van deze buitenlandse vennootschap vermeld.

In het geval in de aangifte het bestaan wordt gemeld van een in artikel 185/2, § 3, bedoelde buitenlandse inrichting wordt eveneens het adres en in voorkomend geval het identificatienummer van deze buitenlandse inrichting vermeld.".".

Art. 38.In artikel 86 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder B1 worden de woorden "18, 1° en 2° " vervangen door de woorden "18, 1°, 2° en 4° ";b) in de bepaling onder B1 wordt het woord "44, 2° " vervangen door de woorden "44, 2° en 3° ";c) in de bepaling onder B1 worden de woorden "53, 2° en 73" vervangen door de woorden "53, 2°, 53/1, 73 en 73/1";d) in de bepaling onder B2 wordt het woord "20/1," ingevoegd tussen de woorden "18, 3°, " en het woord "21, 2° ";e) in de bepaling onder B2 worden de woorden "55, 2° en 4° " vervangen door het woord "55, 4° ";f) in de bepaling onder B2 wordt het woord "60," opgeheven.

Art. 39.Artikel 52, 2° tot 6°, van dezelfde wet wordt ingetrokken.

Art. 40.Artikel 55, 1° en 2°, van dezelfde wet wordt ingetrokken.

Art. 41.Artikel 60 van dezelfde wet wordt ingetrokken. HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten

Art. 42.Artikel 75 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Elke natuurlijke of rechtspersoon die de gegevens van het UBO-register kan raadplegen, betaalt bij elke raadpleging een vergoeding die niet meer bedraagt dan de administratieve kosten voor het beschikbaar stellen van de informatie, met inbegrip van de kosten voor het bijhouden en ontwikkelen van het register. De Administratie van de Thesaurie kan met de voornoemde natuurlijke of rechtspersonen een overeenkomst sluiten die bepaalt dat deze personen een jaarlijkse of trimestriële forfaitaire vergoeding betalen. De Koning bepaalt het bedrag en de betalingsmodaliteiten van de in dit lid bedoelde vergoeding.

In afwijking van het tweede lid betalen de toezichtautoriteiten bedoeld in artikel 85, de CFI en de overheidsorganen met als wettelijke opdracht de strijd tegen het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme of de daarmee verband houdende basisdelicten, de fiscale autoriteiten, de overheidsorganen belast met de inbeslagneming en verbeurdverklaring van vermogensbestanddelen van criminelen en de overheidsorganen die informatie krijgen over het vervoer of grensoverschrijdend vervoer van geld of verhandelbare instrumenten aan toonder geen vergoeding.".

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te L'Ile-d'Yeu, 30 juli 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT Met 's Lands zegel gezegeld : Voor de Minister van Justicie, afwezig : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, K. PEETERS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : K54-3147 Integraal verslag : 19 juli 2018.

^